Regeling vervallen per 01-01-2021

Treasurystatuut 2011

Geldend van 01-04-2011 t/m 31-12-2020

Intitulé

Treasurystatuut 2011

1.1Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

-Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te

minimaliseren;

-Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

-Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

-Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

-Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

-Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde

verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

-Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

-Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

-Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

-Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

-Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

-Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

-Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

-Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

-Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

-Solvabiliteitsratio: Het solvabiliteitsratio wordt voorgeschreven door de bancaire toezichthoudende autoriteit in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (bijvoorbeeld ‘De Nederlandsche Bank’). Een solvabiliteitsratio van 0% (‘solvabiliteitsvrije status’) wordt toegekend aan het schuldpapier van een financiële instelling wanneer deze hiervoor geen reserves (0%) behoeft aan te houden (bijvoorbeeld schatkistpapier uitgegeven door de (centrale) overheden);

-Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

-Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

1.2.Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

1.Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

2.Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

3.Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

4.Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

5.Het genereren van informatie ten ondersteuning van het te voeren treasurybeleid en de af te leggen verantwoording over het gevoerde beheer.

1.3 Risicobeheer

1.3.1 Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

1.De gemeente mag leningen, rekening courantverstrekkingen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goed te keuren derde partijen, tegen acceptabele voorwaarden, waarbij vooraf advies van de afdeling

Financiën wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

2.De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het is verboden om enig risico te nemen bij het uitzetten van overtollige middelen. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

3.Het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van aandelen is verboden;

4.Het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van obligaties is onder voorwaarden toegestaan. Uitgangspunt moet zijn een belegging in staatsobligaties of bij triple A instellingen waarbij de terugontvangst van minimaal de hoofdsom plus een aanvaardbaar rendement is gegarandeerd;

5.Het beleid betreffende de financieringen is gericht op spreiding van toekomstige renterisico’s. Hierdoor wordt voorkomen dat een ongewenste budgettaire belasting kan ontstaan in een jaar waarin voor een substantieel deel van de leningenportefeuille hoog rentende leningen c.q. leningconversies moeten worden gesloten c.q. plaatsvinden;

6.Het gebruik van derivaten is niet toegestaan;

7.Het aanhouden van kassen, anders dan de legeskas op de afdeling Burgerzaken, zwembad “de Blinkerd” en de unit Ten Boer op de afdelingen Financiën en Bestuur en Managementondersteuning voor het doen van kleine betalingen, is verboden;

8.Het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van deelnemingen in rechtspersonen, maatschappen en verenigingen, zoals opgenomen in artikel 160 van de Gemeentewet, is alleen toegestaan op basis van een ontwerp-besluit waarop de Raad zijn wensen en bedenkingen vooraf heeft kenbaar gemaakt en de vereiste goedkeuring van de Provincie.

1.3.2 Renterisicobeheer

Artikel 4

1.Conform de Wet Fido wordt de kasgeldlimiet niet overschreden;

2.Conform de Wet Fido wordt de renterisiconorm niet overschreden;

3.Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

4.De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

5.Binnen de kaders, gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van financieringen en uitzettingen. Deze worden op elkaar afgestemd.

1.3.3 Koersrisicobeheer

Artikel 5

1.De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s en obligaties;

2.Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

1.3.4 Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1. 1.Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende

    uitgangspunten:

    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

    • a.

      instellingen, voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt;

    • b.

      financiële instellingen met ten minste een AAA-rating door gezaghebbende ratingbureau’s;

  • 2. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden, indien mogelijk, zekerheden of garanties geëist.

1.3.5 Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te

baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een

meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

In de meerjarige liquiditeitenplanningen worden onder meer opgenomen:

  • -

    alle interne en externe ontwikkelingen die op lange termijn van belang zijn;

  • -

    de verwachte geldstromen op basis van het bestaande beleid en meerjareninvesteringsplannen;

  • -

    de verwachte ontwikkeling van reserves en voorzieningen;

  • -

    de ontwikkelingen in de leningportefeuille op grond van de bij te houden vervalkalender;

  • -

    in de vervalkalender wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van vervroegde aflossingen waarmee financiële voordelen kunnen worden behaald.

1.3.6 Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

1.4 Gemeentefinanciering

1.4.1 Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

1.Financieringen worden slechts aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

2.Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

3.Onderhandse geldleningen zijn toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen;

4.Het aantrekken van financieringen met het oogmerk om deze winstgevend weg te zetten, is niet toegestaan;

5.Afwijkingen van bovenstaande punten dienen door de raad te worden goedgekeurd.

1.4.2 Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar of langer gelden de volgende uitgangspunten:

1.Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5, 6 en 8 genoemde voorwaarden;

2.De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op voordat een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd;

3.Er wordt per financiële instelling maximaal € 1.000.000 uitgezet in het kader van risicospreiding.

1.4.3 Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

1.Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de vier jaar beoordeeld;

2.Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

3.Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

4.Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

1.5 Kasbeheer

1.5.1 Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

1.Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen.

Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

2.Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

1.5.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

1.De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één

rentecompensatiecircuit (gecombineerde renteberekeningen van meerdere

bankrekeningen om de rentekosten te minimaliseren en de rentebaten te maximaliseren) bij de bank met de gunstigste condities;

2.Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

3.Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

4.Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

5.Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn uitsluitend de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

1.6 Administratieve organisatie en interne beheersing

1.6.1 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne beheersing

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne beheersing:

1.De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

2.Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd door het college;

3.Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

  • a.

    iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vierogen-

    principe);

  • b.

    de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

1.6.2 Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

·Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het gevoerde treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Het college van B&W

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

·Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Controller

·Het toetsen op de toepassing van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury, zoals weergegeven in dit statuut;

·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W;

·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het MT en het college van BenW.

·Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

·Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

·Het rapporteren en afleggen van verantwoording aan respectievelijk Regieteam (RT) en het college van Burgemeester en Wethouders (B & W) over de uitvoering van het treasurybeheer.

De beleidsregisseurs

·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun sector aanlevert aan de afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De beleidsregisseurs en/of budgethouders

·Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën;

·Het fiatteren van betalingen ten laste van hun budgetten.

De medewerker Financieel beheer

De medewerker Financieel beheer voert de volgende taken uit binnen de kaders van het treasurystatuut:

·Het in de dagelijkse praktijk uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd;

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

·Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

·Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

·Het aanleveren van tijdige, volledige, betrouwbare en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie;

·Het opstellen van de liquiditeitenplanning;

De externe accountant

·Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

1.6.3 Bevoegdheden

Artikel 16.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door (tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het aangaan van overeenkomsten tot het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekening

Medewerker Financiën

Wethouder Financiën

2.Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Medewerker Financiën

Wethouder Financiën

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker Financiën

Gemeentesecretaris

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Medewerker Financiën

Wethouder Financiën

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Medewerker Financiën

Wethouder Financiën

Financiering en uitzetting

6.Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Medewerker Financiën

Wethouder Financiën

7.Het aantrekken van onderhandse leningen

Medewerker Financiën

Wethouder Financiën

8.Het beleggen van middelen conform artikel 10 van dit statuut

Medewerker Financiën

Wethouder Financiën

9.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B & W

Gemeenteraad

10.Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak

College van B & W

Gemeenteraad

11.Het verstrekken van rekening courant aan derden

College van B & W

Gemeenteraad

1.7 Informatievoorziening

Artikel 17.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

2 x

Beleidsregisseurs

Medewerker Fin.

2.Liquiditeitenplanning

2 x

Beleidsregisseurs

Medewerker Fin.

3.Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

jaarlijks

Controller

Gemeenteraad

4.Evaluatie/verantwoording treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van de jaarrekening

jaarlijks

Controller

Gemeenteraad

5.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet FIDO

kwartaal begroting rekening

Medewerker Fin

Provincie / CBS

1.7.1 Inwerkingtreding en slotbepaling

Artikel 18.

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 april 2011.

Dit treasurystatuut kan worden aangehaald als “ Treasurystatuut 2011”.

Op de datum van het in werking treden van het Treasurystatuut 2011 vervalt het Treasurystatuut 2002.

2.Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De treasuryparagraaf in de begroting, geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer.

Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en

uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn

opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven,hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken).De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het

beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit

rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten c.q. zo laag mogelijk rentekosten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut dient evenwel te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de

publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het

gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente .

Artikel 3 lid 6

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 3 lid 8

In artikel 160 lid 2 van de Gemeentewet wordt aan het College de bevoegdheid toegekend te besluiten tot het oprichten en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlingen waarborgmaatschappijen. Deze handelingen mogen alleen in het kader van de behartiging van het openbaar belang worden verricht. De bevoegdheid is bij het college neergelegd, maar het College moet voor het nemen van een dergelijk besluit, het ontwerpbesluit aan de raad toezenden en de raad de gelegenheid geven om vooraf zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld

(schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van

spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan en financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals een huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd tenminste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een

spaarrekening). Obligaties zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”. Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van

leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een

liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het

effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 lid 3

Met het spreiden van gelden over financiële instellingen door middel van het maximeren van de hoogte van het bedrag wat weggezet mag worden, wordt beoogd het risico te beperken.

Artikel 11

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 2

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer.

Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (- courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken,

verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige

functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de

administratie en controle op financiële transacties. Rekening is gehouden met de verstrekte (onder)mandaten zoals vastgesteld in het mandaatregeling gemeente Ten Boer 2007.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven.