Regeling vervallen per 01-07-2017

Algemene subsidieverordening Terneuzen 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 30-06-2017

Intitulé

vaststelling Algemene subsidieverordening 2008

De raad van de gemeente Terneuzen;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 5 november 2007;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.1 en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het streven van de raad om de regelgeving voor burgers, instellingen en organisaties zoveel mogelijk te beperking;

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

Algemene subsidieverordening Terneuzen 2008

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeente : de gemeente Terneuzen;

  • b.

    raad : de Raad van de gemeente Terneuzen;

  • c.

    college : het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente

    Terneuzen;

  • d.

    activiteitenplan : een omschrijving van de te organiseren activiteiten;

  • e.

    begroting : een raming van de uitgaven en inkomsten;

  • f.

    activiteitenverslag : een inhoudelijk verslag van de activiteiten die hebben plaats-

    gevonden;

  • g.

    financieel verslag : een overzicht van de werkelijke uitgaven en inkomsten.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening geldt in alle gevallen waarin de subsidiëring van de organisatie van activiteiten aan de orde is, met uitzondering van die activiteitensoorten waarvoor door de raad een separate verordening is vastgesteld.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor een activiteit die bijdraagt aan de realisering van een gemeentelijke beleidsdoelstelling in de programmabegroting en specifieke beleidsnota’s.

  • 3. Subsidie kan zowel worden toegekend aan natuurlijke als aan rechtspersonen.

Artikel 3 Bevoegd orgaan

  • 1. Het college is bevoegd te beslissen omtrent de verlening van subsidies ten laste van de budgetten opgenomen in de door de gemeenteraad vastgestelde begroting en ten laste van de post onvoorzien tot een bedrag van maximaal € 25.000,00 per geval en omtrent subsidievaststelling.

  • 2. De raad neemt een besluit over subsidieverlening indien daarmee een besteding ten laste van de post onvoorzien van meer dan € 25.000,00 is gemoeid.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

  • 1. Het tot subsidieverlening bevoegde orgaan kan een subsidieplafond vaststellen met betrekking tot de subsidiëring van bepaalde activiteiten.

  • 2. De wijze waarop het beschikbare bedrag verdeeld zal worden, maakt deel uit van het in het eerste lid genoemde besluit.

Artikel 5 Evaluatie subsidiebeleid

Om de vier jaar, voor het eerst in het jaar 2012, wordt een verslag voorgelegd aan de raad waarin het subsidiebeleid op de verschillende beleidsterreinen wordt geëvalueerd en voorstellen zijn opgenomen tot continuering, wijziging of opheffing van de subsidiemogelijkheden.

Hoofdstuk 2 De aanvraag

Artikel 6 Tijdstip indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag om periodieke subsidie moet vóór 1 september van het voorafgaande jaar schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2. Een aanvraag om een eenmalige subsidie moet ten minste drie maanden voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 3. In een op een bepaalde activiteitensoort betrekking hebbende beleidsregel of –notitie kan een termijn opgenomen zijn die afwijkt van de in lid 1 en lid 2 genoemde termijnen.

  • 4. Het college kan besluiten de aanvraag toch in behandeling te nemen ook al is deze niet op het in een van de vorige leden bedoelde tijdstip ingediend.

Artikel 7 Bij de aanvraag over te leggen stukken

  • 1. De aanvrager van subsidie moet bij de indiening van het verzoek de gegevens benodigd voor de beoordeling van de aanvraag overleggen waartoe in principe behoren een activiteitenplan en een begroting.

  • 2. Het college kan bij bepaalde activiteitensoorten voor het indienen van de aanvraag een formulier hanteren.

  • 3. Bij een eerste aanvraag kan het college de instelling verzoeken over te leggen:

    • a.

      een afschrift van haar statuten;

    • b.

      een opgave van haar bestuurssamenstelling;

    • c.

      een beschrijving van haar organisatievorm, voor zover deze al niet in haar statuten is opgenomen;

    • d.

      een overzicht van haar financiële situatie op het moment van de aanvraag;

    • e.

      andere gegevens die nodig worden geacht voor de beoordeling van het verzoek.

  • 4. In het geval de aanvrager onvoldoende gegevens en bescheiden verstrekt voor de beoordeling van de aanvraag, wordt hij in de gelegenheid gesteld deze alsnog binnen een termijn van in principe twee weken aan te vullen.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 8 Beoordeling aanvraag

Beoordeling van de aanvraag vindt plaats aan de hand van het beleid van de gemeente geldend voor de desbetreffende activiteitensoort.

Artikel 9 Weigering subsidieverlening

  • 1. Subsidieverlening kan worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen, dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan of zou kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • f.

      de activiteiten van de aanvrager niet algemeen toegankelijk zullen zijn of gericht zullen zijn op het uitdragen van een levensbeschouwing.

  • 2. Een kostenpost consumpties is in principe niet subsidiabel.

Artikel 10 Tijdvak periodieke subsidies

  • 1. Een periodieke subsidie wordt, met ingang van het jaar 2009, in principe verleend voor een periode van vier opeenvolgende jaren.

  • 2. Aan de hand van het in artikel 5 bedoelde evaluatieverslag wordt bezien of subsidiëring voor een volgende periode van vier jaar, al dan niet in gewijzigde vorm, wordt voortgezet.

Hoofdstuk 4 Betaling van subsidie

Artikel 11 Bevoorschotting en uitbetaling

  • 1. Subsidiebedragen tot € 5.000,00 kunnen in hun geheel betaalbaar worden gesteld bij aanvang van het dienstjaar.

  • 2. Subsidiebedragen van € 5.000,00 tot € 20.000,00 worden betaalbaar gesteld in twee termijnen van 50 procent en wel per 15 februari en per 15 augustus.

  • 3. Subsidiebedragen van € 20.000,00 en meer worden in vier termijnen van 25 procent betaalbaar gesteld en wel per 15 februari, per 15 mei, per 15 augustus en per 15 november.

  • 4. Het college kan afwijken van het gestelde in de leden 1 tot en met 3.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 12 Tijdstip indiening verantwoording subsidie

De subsidieontvanger is verplicht vóór 1 september van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend verantwoording af te leggen aan het college.

Artikel 13 Ter verantwoording over te leggen stukken

  • 1. De verantwoording bestaat in principe uit een activiteitenverslag en een financieel verslag van de georganiseerde activiteit(en).

  • 2. Het college kan bij bepaalde activiteitensoorten voor het indienen van de verantwoording een formulier hanteren.

  • 3. In het geval van gerede twijfel over de aanwending van de subsidie voor het bestrijden van de kosten van de activiteiten die in de subsidieaanvraag zijn aangegeven, kan het college de subsidieontvanger verplichten om alsnog nadere gegevens te doen toekomen.

  • 4. Het financieel verslag van de ontvanger van een subsidiebedrag vanaf € 100.000,00 gaat vergezeld van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. Het college kan bij behoefte een eigen accountantsonderzoek met betrekking tot het ontvangen financiële verslag doen plaatsvinden, waarbij de subsidieontvanger verplicht is tot het verlenen van de hiervoor benodigde medewerking.

Artikel 14 Definitieve vaststelling subsidie

  • 1. Aan de hand van de ontvangen verantwoording stelt het college het beschikbaar gestelde subsidie definitief vast.

  • 2. Toegekende subsidies van minder dan € 2.500,00 worden in principe bij de beschikbaarstelling reeds definitief vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Vergoedingsplicht bij vermogensvorming

Artikel 15

  • 1. Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming kan het college besluiten dat de subsidieontvanger daarvoor een vergoeding is verschuldigd aan de gemeente, indien:

    • a.

      de subsidieontvanger de voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van de voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • e.

      de instelling die de subsidie heeft ontvangen, wordt ontbonden.

  • 2. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte gekomen is of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievast-stelling.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat ingeval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies en beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schade-vergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 16

  • 1.

    Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het college afwijken van de bepalingen in deze verordening. Hiervan wordt door het college steeds mededeling aan de gemeenteraad gedaan.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene subsidieverordening Terneuzen 2008”.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008

  • 5.

    Op de in het vierde lid genoemde datum van inwerkingtreding vervalt de “Algemene subsidieverordening Terneuzen” vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad op 16 december 2004.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 20 december 2007.
griffier, voorzitter,
mr. A.W. de Feijter J.A.H. Lonink