Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Langdurigeheidstoeslag Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Terneuzen;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 22 juni 2010

gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen;

  • b.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • d.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering;

  • e.

    bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

  • f.

    uitkeringsgrechtigde: persoon bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • g.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • h.

    referteperiode: de in artikel 2 lid 1 genoemde periode.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm, vermeerderd met het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 sub o, en die geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt:

    • a.

      voor gehuwden € 506,00;

    • b.

      voor alleenstaande ouders € 453,00;

    • c.

      voor alleenstaanden € 354,00.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande jaar. Deze aanpassing zal voor het eerst plaatsvinden per 1 januari 2011.

Artikel 4 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2010.

  • 2.

    De Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand, zoals deze is vastgesteld

door de raad op 18 december 2008, wordt ingetrokken per 1 januari 2010.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 6 juli 2010.

griffier, drs. T.A.M. Leeraert

voorzitter, J.A.H. Lonink

Nota-toelichting

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Met ingang van 1 januari 2009 is de uitvoering van de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar gemeenten. Voorheen vond de langdurigheidstoeslag zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin was omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking kwamen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag was, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd werd naar gemeenten. Artikel 36 van de wet is nog steeds de basis, maar daarnaast is in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin is bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

Bevoegdheid gemeenten

In artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34.”

In artikel 8 is bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Mogelijkheden voor eigen beleid

Op grond van de (nieuwe) bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Naast de genoemde onderwerpen, kan het daarbij ook gaan om de afstemming van het beleid op het gemeentelijke re-integratiebeleid. Hierna wordt op de respectieve onderwerpen nader ingegaan.

Doelgroep

De langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Voor de duidelijkheid wordt hier gesteld dat gemeenten zelf de keuze kunnen maken of werkenden onder de langdurigheidstoeslag komen te vallen.

In deze modelverordening is ervan uitgegaan dat werkenden tot de doelgroep behoren. Kiest de gemeente ervoor ze uit te sluiten, dan dient in verordening tot uitdrukking te komen dat de langdurigheidstoeslag alleen voor uitkeringsgerechtigden geldt.

Hoogte van de toeslag

Voor 2009 was de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen nu zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

Langdurig

De referteperiode was voor de wetswijziging vijf jaar. Door gemeenten is aangegeven dat deze periode te lang is. Veeleer wordt gedacht aan 3 jaar, een periode waarvoor ook door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden.

Laag inkomen

Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. Het ligt het meest voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd. In de meeste gevallen zal dit 110% van het sociaal minimum zijn, maar ook 120% komt voor. In deze verordening wordt aangesloten bij het gemeentelijk minimabeleid waarbij het inkomen niet hoger mag zijn dan de voor betrokkene geldende bijstandsnorm, vermeerderd met het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 sub o (op dit moment € 187,00)

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In dit model wordt uitgegaan van een vast bedrag dat jaarlijks wordt geïndexeerd. In deze verordening staan de in 2010 geldende bedragen genoemd.

Artikel 5

Bij de inwerkingtreding is gekozen voor de datum van 1 januari 2010. Dit betekent dat enkele aanvragen moeten worden herzien. Alle aanvragen in 2009 zijn behandeld conform de vorige verordening.