Regeling vervallen per 01-01-2008

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2007

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren.

De raad van de gemeente Terneuzen;

gezien het voorstel van het college d.d.

overwegende, dat deze verordening valt onder de werking van de Tijdelijke referendumwet (Trw) en dat dit inhoudt dat deze verordening eerst 6 weken na de publicatie in werking zal kunnen treden;

dat de inwerkingtreding, gelet op artikel 28 van de Wet algemene regels herindeling, dient plaats te vinden op uiterlijk 1 januari 2005;

dat daarom op grond van artikel 25 van de Trw wordt bepaald dat dit besluit in werking treedt alvorens de termijn, als vermeld in artikel 22, tweede lid, van de Trw is verstreken;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 2 en 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit vast te stellen op de navolgende verordening:

VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN PARKEERPLAATSEN EN DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN VOOR HET PARKEREN.

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel A

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb.459;

b. VOERTUIG:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met dien verstande dat fietsen en bromfietsen niet als voertuigen worden beschouwd;

c. PARKEREN:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

e. HOUDER:

degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register of ingeschreven in een buitenlands register, dat overeenkomstig van toepassing is, van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

f. PARKEERAPPARATUUR:

parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

g. PARKEERAPPARATUURPLAATS:

een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

h. BELANGHEBBENDENPLAATS:

een parkeerplaats die:

  • 1.

    is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

  • 2.

    gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

i. VERGUNNING:

een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

j. VERGUNNINGHOUDER:

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel B

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten of terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren door vergunninghouders is toegestaan.

Artikel C

  • 1. Het college kan op aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belang-hebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een voertuig wanneer deze:

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunning-houders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebouw staande in een gebied waar belang-hebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerappa-ratuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een voertuig te parkeren;

    • c.

      een ambulant beroep of bedrijf uitoefent in het onder a. bedoelde gebied;

  • 3. De eigenaar of houder van een voertuig die voldoet aan de in het tweede lid onder a en b gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen ook een vergunning verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6. Het college kan aan een vergunning ook andere voorschriften verbinden. Deze voor-schriften en beperkingen mogen alleen strekken tot het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel D

  • 1. Het college kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vergunning.

  • 3. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel E

  • 1. Een vergunning wordt verleend, hetzij tot wederopzegging, hetzij voor een bepaalde termijn.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken of een ander kenmerk van het voertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel F

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het uitgeoefende beroep of bedrijf aldaar beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor de verlening van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het desbetreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel G

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel H

Het is verboden parkeerapparatuur op een andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel I

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel J

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met een

hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel K

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.

Artikel L

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Parkeerverordening Terneuzen".

Artikel M

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de “Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren”, vastgesteld door de Raad van de voormalige gemeente Terneuzen op 26 januari 1995.

  • 3.

    De op basis van de in het tweede lid vermelde verordening genomen besluiten voor zover zij betrekking hebben op het aanwijzen van gebieden voor belanghebbendenparkeren en verleende vergunningen kunnen geacht worden genomen te zijn op grond van deze verordening, voorzover zij hiermee niet in strijd zijn.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 16 december 2004.
griffier, mr. A.W. de Feijter
voorzitter, J.A.H. Lonink

Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting bij de parkeerverordening 1995

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel A

VOERTUIG

Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerrechten niet alleen worden geheven voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, maar voor alle voertuigen. In deze verordening is gekozen voor het ruime begrip voertuig.

PARKEREN

In artikel 225 van de Gemeentewet is in hoofdzaak dezelfde definitie gehanteerd, die in de Wegenverkeerswetgeving voorkomt. In de parkeerverordening is de definitie van artikel 225 van de gemeentewet overgenomen.

PARKEERAPPARATUUR

Met de invoering van het RVV 1990 op 1 november 1991 is het niet meer noodzakelijk in de Parkeerverordening onderscheid te maken tussen parkeermeters en parkeerautomaten. Daarom word nu alleen nog het begrip parkeerapparatuur gebruikt.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel B

Algemeen

Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen worden uit gegeven op basis van de Parkeerverordening. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een dergelijke vergunning geparkeerd kan worden, dient daarom bij of krachtens deze verordening te gebeuren. Los daarvan staat het heffen van rechten voor het uitgeven van de vergunning. Dit gebeurt op grond van de Verordening Parkeerbelastingen.

Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij de burgemeester en wethouders neergelegd.

Artikel C

Algemeen

Omdat in deze verordening wordt gesproken over voertuigen, kunnen eigenaren en houders van ondermeer vrachtauto's en autobussen voor een vergunning in aanmerking komen. Om dat er evenwel geen sprake is van een gebonden beschikking (burgemeester en wethouders kunnen verlenen) hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid een vergunning voor dit soort voertuigen te weigeren. Het is denkbaar deze beperking in de verordening op te nemen. Een dergelijke inperking vooraf is echter af te raden. De toepassingsmogelijkheid van de verordening wordt daardoor ernstig belemmerd. Er zijn omstandigheden denkbaar dat het redelijk is een vergunning voor andere voertuigen dan personenauto's te verlenen. Wellicht ten overvloede moet er nog op gewezen worden dat bij een eventuele vergunningverlening voor 'grote' voertuigen rekening moet worden gehouden met de verboden die bijvoorbeeld in de APV zijn opgenomen.

Ook aan de eigenaren of houders van motorfietsen kan een vergunning worden verleend. Het reserveren van parkeerplaatsen voor motorrijders zal over het algemeen niet nodig zijn. Motorfietsen nemen relatief weinig ruimte in beslag en worden meestal op de stoep geparkeerd. Wanneer belanghebbendenparkeren voor motorvoertuigen wordt ingevoerd , moet een oplossing gevonden worden voor het aanbrengen van de vergunning. Bij een motorfiets kan deze niet achter de voorruit worden bevestigd. Overwogen moet worden een sticker te gebruiken of aan de controlerend ambtenaar een overzicht van de kentekens mee te geven.

Eerste lid

In dit lid word gesproken over 'kan ... verlenen'. Hiermee wordt aangegeven dat niet elke aanvraag gehonoreerd behoeft te worden. Het college moet de mogelijkheid hebben om de aanvraag te toetsen aan het gemeentelijk beleid. Er is dan ook sprake van een vrije beschikking. In praktijk zal worden bekeken hoeveel ruimte er beschikbaar is voor het parkeren door vergunninghouders, waarbij het belang van de bewoners boven het zakelijk belang van de personen gaat die een beroep of bedrijf uitoefenen.

Het vergunningparkeren bij parkeerapparatuur is op grond van deze verordening mogelijk. De houder van een dergelijke vergunning is het toegestaan om bij parkeerapparatuur te parkeren zonder betaling, mits hij in het bezit is van een vergunning. Wanneer het niet wenselijk wordt geacht om vergunningen uit te geven voor het parkeren bij parkeerapparatuur kan de betreffende zinsnede toch in de tekst van de verordening worden opgenomen. Indien later alsnog tot invoering wordt besloten, kan dit gebeuren zonder dat een wijziging van de verordening nodig is.

Tweede lid

Uit dit lid blijkt dat er drie soorten vergunningen (voor bewoners, zakelijk belanghebbenden en ambulante handelaren) kunnen worden verleend. Dit onderscheid is gewenst omdat voor de verlening van deze drie soorten vergunningen verschillende criteria worden aangelegd. Lid c is overigens toegevoegd met het oog op de weekmarkt.

Derde lid

De achterliggende gedachte achter deze bepaling is dat voor een bewonersvergunning meestal een lager tarief wordt gehanteerd. Onder de nieuwe wet is een dergelijke differentiatie in ieder geval toegestaan. Het is natuurlijk ook mogelijk om bij samenloop de aanvrager aan te merken als zakelijk belanghebbende.

Vierde lid

Hier moet worden gedacht aan het verlenen van een vergunningen aan eigenaren of houders die tijdelijk een voertuig in het betreffende gebied willen parkeren. Gedacht wordt aan bij voorbeeld aannemers, nutsbedrijven die werkzaamheden moeten uitvoeren, doch niet aan willekeurige personen die aan een dergelijke vergunning de voorkeur geven boven het normaal betalen van de verschuldigde parkeerbelasting.

Vijfde lid

In grotere gemeenten wordt er soms voor gekozen om de belanghebbendenplaatsen in zones (zie bijlage I) in te delen, waarbij de vergunning alleen geldt in de buurt van de woning of het bedrijf. Op die manier wordt voorkomen dat vergunninghouders overal elders in de stad gratis kunnen parkeren.

Ook is het zeer wel denkbaar dat een vergunning slechts geldt voor bepaalde gedeelten van het tijdvak waarop het betaald parkeren van kracht is. Op deze wijze wordt een effectief (meervoudig) gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte mogelijk gemaakt. Bij deze laatste beperking moet men in het oog houden of de belanghebbendenparkeerplaatsen in de buurt van horecagelegenheden liggen. Zou het parkeren voor vergunninghouders gelijk lopen met het tijdvak voor betaald parkeren dan zou dit problemen kunnen opleveren voor de bewoners in de buurt van deze horecagelegenheden.

Artikel D

Algemeen

De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Eerste lid

Het college heeft op grond van artikel D van de Parkeerverordening de bevoegdheid nadere regels te geven voor het aanvragen en verlenen van vergunningen. Deze regels hebben niet alleen betrekking op de procedure, maar ook op de criteria om voor een vergunning in aanmerking te komen.

Buiten de in het tweede en derde lid geregelde zaken kunnen bijvoorbeeld ook geregeld worden:

  • a.

    mandaat door het college aan één of meer ambtenaren van de bevoegdheid om vergunningen te verlenen;

  • b.

    dat aanvragen moeten worden ingediend op een door het college vast te stellen formulier. Dit kan nuttig zijn in verband met de informatie die door de aanvrager verstrekt moet worden;

  • c.

    het aantal te verlenen bewoners- en bedrijfsvergunningen voor belanghebbenden- en parkeerapparatuurplaatsen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het aantal parkeerplaatsen in het betreffende gebied. Omdat nooit alle vergunningen tegelijk gebruikt zullen worden, is het mogelijk iets meer vergunningen uit te geven dan er parkeerplaatsen zijn. Voorts dient rekening te worden gehouden met het gebruik dat van de parkeerplaatsen wordt gemaakt (woon/werk-parkeerders en bewoners kunnen vaak gecombineerd worden);

  • d.

    het stellen van een beperking van het aantal vergunningen dat aan een eenheid (huishouden of bedrijf) kan worden verleend.

  • f.

    een regeling voor het geval dat het aantal aanvragen het aantal beschikbare plaatsen overtreft. Bijvoorbeeld op grond van volgorde van binnenkomst of door het stellen van prioriteiten. Hier kan dan bijvoorbeeld het feit dat iemand een bewoner is meespelen bij de uitgifte van een vergunning.

Artikel E

Eerste lid

De termijn waarvoor de vergunning wordt verleend kan in de verordening worden vastgelegd. In deze verordening is er om praktische redenen voor gekozen de vergunning hetzij tot wederopzegging hetzij voor een bepaalde termijn te verlenen.

Tweede lid

De onder a en b opgenomen gegevens zijn in ieder geval noodzakelijk om te kunnen controleren. De onder c vermelde gegevens zijn, evenals andere informatie, voor de handhaving niet strikt noodzakelijk.

Artikel F

In de aanhef van dit artikel wordt gesproken over 'kan ... intrekken'. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning niet worden ingetrokken.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel G

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde voertuigen, op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert de normale gang van zaken op de genoemde plaatsen en doorkruist daarmee de beoogde regulering.

Artikel H

Algemeen

Dit artikel bevat verbodsbepalingen die in de verordening moeten worden opgenomen.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel J

Artikel 154 van de gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.

Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt het minder gewenst om daarop een geldboete van de tweede categorie te stellen. Het openbaar maken van de rechtelijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect valt te verwachten. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel M

Dit artikel spreekt voor zich.