Grondwaterplan Gemeente Terneuzen

Geldend van 01-01-2008 t/m heden

Intitulé

Grondwaterplan Gemeente Terneuzen

1 INLEIDING

Door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) is in 2004 het advies “Samen leven met Grondwater” uitgebracht. In dit advies wordt aangegeven hoe stedelijke grondwaterproblemen kunnen worden voorkomen en opgelost. Bovendien wordt aangegeven hoe de onderlinge taakverdelingen tussen burgers en overheid en tussen overheidspartijen onderling dient plaats te vinden.

  • a)

    de overheden

    • 1.

      de gemeente draagt zorg voor een “loket” waar vragen en klachten over grondwater binnenkomen. De gemeente is tevens trekker en regisseur voor de grondwateropgave. Daarnaast heeft de gemeente, de zorg voor de doelmatige inzameling en afvoer van overtollig grondwater. Deze zorg(-plicht) zal in de Wet gemeentelijke watertaken worden opgenomen.

    • 2.

      het waterschap is als watersysteembeheerder verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen in het oppervlaktewatersysteem als daarmee grondwaterproblemen kunnen worden opgelost of worden voorkomen. Daarnaast coördineert zij de inbreng van (grond)waterkennis in de grondwatertoets en in het gemeentelijke beleidskader

    • 3.

      de provincie heeft vooral een strategie (op hoofdlijnen) uitzettende , kennis leverende en faciliterende rol en zorgt daarnaast voor afstemming van de regionale activiteiten en ontwikkelingen enerzijds en de mogelijke effecten anderzijds.

    • 4.

      het rijk (ministeries van VROM en V&W) draagt er zorg voor dat de voorgestelde juridische, fiscale en financiële aanpassing ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.

  • b.

    overige partijen

    • 1.

      de perceelseigenaar heeft een eigen verantwoordelijkheid voor de ontwatering van het eigen terrein en de staat en onderhoud van zijn bouwwerk.

    • 2.

      van ontwerpers en uitvoerders mag worden verwacht dat zij meer dan tot nu toe het geval is geweest rekening houden met het grondwater. Zaak is dat iedereen weet waar hij/zij voor aan de lat staat en dat grondwater op een zorgvuldige wijze wordt meegenomen bij fysieke/ruimtelijke veranderingen in zowel nieuw als bestaand stedelijk gebied.

De Commissie Regionaal Waterbeheer, bestaande uit bestuurlijke vertegenwoordigers van gemeenten, waterschappen en provincie, heeft met dit advies ingestemd. Voor de nadere uitwerking van het advies inzake de loketfunctie werd vervolgens in opdracht van de projectgroep Waterbeheer 21e eeuw (WB21) door de provincie Zeeland een werkgroep ingesteld. De werkgroep werd samengesteld uit ambtelijke vertegenwoordigers van de gemeenten en waterschappen in Zeeland onder leiding van een vertegenwoordiger van de provincie Zeeland met als doel een uniforme aanpak door gemeenten te bevorderen door het geven van:

  • ·

    een handreiking voor de invulling van de taak

  • ·

    een processchema voor het afhandelen klachten

  • ·

    een handreiking voor informatievoorziening

Een vertaling naar onze eigen organisatie gaf aan dat het binnen onze gemeente ontbrak aan een beleid en gestructureerde aanpak van het grondwatervraagstuk. De provincie achtte het dan ook wenselijk dat wij hieraan een invulling zouden geven. Voor de invulling van deze zorgplicht moest een “loketfunctie” worden ingesteld en de aanpak voor de langere termijn worden bepaald.

Bij besluit van 22 december 2005 heeft het college van de gemeente Terneuzen ingestemd met een gestructureerde aanpak van de grondwatertaak binnen onze organisatie. Deze zal inhouden dat:

Voor de korte termijn

  • 1.

    het verzorgen van een informatieplan (informatieblad en website)

  • 2.

    het invoeren van een grondwaterloket (opzetten registratiesysteem)

Op de langere termijn na de wettelijke vaststelling van de zorgplicht

  • 3.

    het opstellen van een beleidsplan en vaststelling van dit plan door de raad

  • 4.

    het uitvoeren van een verdergaande inventarisatie

  • 5.

    het uitwerking van een beleidsplan

  • 6.

    indien noodzakelijk het uitvoeren van nader onderzoek in probleemgebieden

Door de aanname van de Wet gemeentelijke watertaken op 26 juni 2007 is de zorgplicht inmiddels vastgesteld. Dit houdt in dat de gemeente conform het collegebesluit van 22 december 2005 overgaat tot uitvoering van de 2e fase (punten 3 t/m 6) van het genoemde besluit. De beleidsvorming zal worden vastgelegd in het voorliggend grondwaterplan.

In dit grondwaterplan zal worden ingegaan op de bestaande kwantitatieve grondwaterproblematiek, de wettelijke regelgeving, de huidige aanpak, het beleid en de invulling hiervan en tenslotte de hiermede gepaard gaande kosten.

Het beleid uit het grondwaterplan zal worden opgenomen in een eerstvolgende herziening van in het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP). Het grondwaterplan zal alsdan ook aan een herziening worden onderworpen.

2 PROBLEEMSTELLING

2.1 Wat is grondwater

Onder grondwater verstaan we in dit verband het in de bodem aanwezige (niet gebonden) water. Het is op een hoogte onder het maaiveld aanwezig zoals we het aantreffen na het graven van een kuil. De hoogte wordt het grondwaterpeil genoemd.

Grondwater is altijd aanwezig, maar dat wil niet zeggen dat er dan ook overlast van wordt ondervonden. Zodra we echter hinder ondervinden (door een overschrijding in hoogte) spreken van een overlast.

Bij een onderschrijding (te lage grondwaterstand) spreken we van een onderlast. Deze situatie komt in onze gemeente binnen de bebouwde kom niet voor en zal daarom in dit grondwaterplan niet verder worden behandeld.

De hoogte van het grondwaterpeil is plaatsafhankelijk. Van invloed zijn de hoogte van de plaats, de aanwezigheid van naastgelegen wateren en de doorlatendheid van de grond.

Een bijzondere vorm van grondwater is kwelwater. Deze vorm kan voorkomen in gebieden langs hoger gelegen wateren. Door het drukverschil ontstaat een stroming naar het lager gelegen gebied. De mate waarin dit plaatsvindt, is mede afhankelijk van de doorlatendheid van de grond.

2.2 Wanneer is er grondwaterprobleem

Hoge grondwaterstanden door natuurlijke invloeden kunnen leiden tot schade aan gebouwen, tuinen en openbare gebieden en verhardingen.

Door vocht of water in gebouwen (kelders en kruipruimten) kan stank en schimmelvorming ontstaan en leiden tot een hoog energieverbruik.

In tuinen en openbare gebieden kan de aanwezige beplanting afsterven als gevolg van wortelrot of kan de draagkracht verminderen.

Ook bij verhardingen kan een verminderde draagkracht schade tot gevolg hebben.

Lage grondwaterstanden door natuurlijke invloeden geven in onze regio vaak minder aanleiding tot ontstaan van overlast, in dit geval onderlast genoemd. De onderlast beperkt zich in de vorm van een groeistoring door verdroging bij gewassen. Schade aan de in regio weinig aanwezige houten paalfundering is niet of nauwelijks van toepassing.

We spreken van overlast vanaf het moment dat we ergens hinder van ondervinden. Het aanduiden van overlast vindt plaats door een vergelijk te maken ten opzichte van een richtlijn of vergelijkingsvlak. Deze zal door de gemeente moeten worden aangegeven. Hiervoor zal zowel een technische als een kostenacceptabele benadering moeten worden gevolgd. We kunnen hierbij voor de gewenste grondwaterstand onderscheid maken in drie soorten gebieden te weten:

  • ·

    Bebouwd gebied

  • ·

    Onbebouwd gebied

  • ·

    Verhardingen

Van de actuele grondwatersituatie binnen onze gemeente is echter weinig informatie voorhanden. We kunnen enige informatie halen uit de meldingen die voor de instelling van het grondwaterloket zijn binnengekomen bij de afdeling Beheer en Onderhoud of uit de meldingen van het grondwaterloket na de instelling in 2006.

Een nader onderzoek zal hierin meer duidelijkheid moeten brengen.

2.3 Mogelijke oorzaken van grondwateroverlast

Grondwateroverlast kan verschillende oorzaken hebben. Er zijn echter twee hoofdlijnen te onderscheiden:

  • ·

    Bouwtechnisch

  • ·

    Waterbeheertechnisch

Bouwtechnisch

Veel klachten zijn niet direct het gevolg van een hoge grondwaterstand, maar van de bouwkundige staat van een gebouw. Als gevolg van de destijds toegepaste bouwmethoden en veroudering van materialen kunnen lekkages en scheurvorming in gebouwen gaan optreden. Bovendien kan de slechte ontwatering in oudere wijken hiertoe bijdragen.

Voor woningen die gebouwd zijn na 1993 geldt dat er door de gebruikte bouwvoorschriften in de woningen geen vochtoverlast ten gevolge van het grondwater mag of kan zijn. Deze woningen dienen op basis van de bouwvoorschriften zondermeer voor het grondwater dicht te zijn. Indien anders dan is er sprake van een bouwkundig gebrek.

Voor de overige woningen geldt dat de eigenaar verantwoordelijk is voor de ontwatering van zijn perceel.

Waterbeheertechnisch

Het regenwater dat tijdens een regenbui valt, stroomt af naar de riolering en/of naar het oppervlaktewater, zakt in de bodem of verdampt. In de bodem zal het gedeeltelijk naar een sloot of drainage stromen. Als de drainage niet (goed) meer functioneert of niet aanwezig is zal het grondwater niet (snel) worden afgevoerd, maar zal het grondwaterpeil stijgen.

Langdurige regenval of een wijziging in het peil van het oppervlaktewater kunnen het grondwaterpeil doen stijgen en een grondwateroverlast doen ontstaan.

Ook door technisch handelen zoals door rioleringswerken kan grondwateroverlast ontstaan. Door deze werken wordt vaak een lekke riolering (die onbedoeld als drainage heeft gewerkt) vervangen met als gevolg dat het grondwater niet meer wordt afgevoerd en het peil van het grondwater kan stijgen. Het hogere grondwaterpeil kan dan plots overlast veroorzaken via de hoger gelegen scheuren in de keldermuren van de omliggende kelders.

Een andere vorm van invloed op het grondwater kan worden veroorzaakt door de aanwezigheid van kwel. Deze vorm komt voor in situaties langs hoger gelegen water waardoor er een stroming van het grondwater kan ontstaan naar het lager gelegen gebied. In de gemeente Terneuzen is kwel aanwezig langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen en langs de Westerschelde. De mate waarin dit aanwezig is, is afhankelijk van de plaatselijke doorlatendheid van de grond en het aanwezige hoogteverschil.

Bij de uitvoering van nieuwbouwprojecten komt het vaak voor dat kort na de ingebruikname van de woningen bij regenval wateroverlast ontstaat in de tuinen. Deze vorm van overlast is vaak te herleiden tot een bodemkundig probleem. Door de bouwactiviteiten is de doorlatendheid van de bodem dan verstoord.

3 WETTELIJKE REGELING

3.1 Wet gemeentelijke watertaken

De Eerste Kamer heeft op 26 juni 2007 de Wet gemeentelijke watertaken aangenomen.

Op 1 januari 2008 is hij inmiddels inwerkingtreden.

In deze wet wordt de invulling en de wijze van kostenverhaal aangegeven van de gemeentelijke taak op het gebied van het grondwater. Het betreft een kwantitatieve taak in het stedelijk gebied. In dit grondwaterplan zullen dan ook uitsluitend kwantitatieve aspecten worden behandeld.

Met het wetsvoorstel “wetswijziging verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken”, ook wel de Wet gemeentelijke watertaken genoemd, worden de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer aangepast. Het waterbeleid wordt met deze wet verankerd in de regelgeving. De aanpassing vindt als volgt plaats in de volgende drie wetten:

  • ·

    Gemeentewet: de Gemeentewet wordt zodanig aangepast dat gemeenten betere mogelijkheden krijgen de kosten te verhalen die gepaard gaan met de gemeentelijke wateropgave.

  • ·

    Wet op de waterhuishouding: in de Wet op de waterhuishouding worden voor de gemeente twee zorgplichten opgenomen, een hemelwaterzorgplicht en een grondwaterzorgplicht.

  • ·

    Wet milieubeheer (Wm): de Wm wordt op een aantal punten aangepast. Zo worden een aantal begripsbepalingen en de gemeentelijke zorgplicht uit de Wm (artikel 10.30) verduidelijkt en wordt de gemeente de mogelijkheid geboden om bij verordening regels te stellen aan het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater. Daarnaast wordt het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verbreed met grond-en hemelwater.

(Voor nadere informatie betreffende genoemde wetten zie bijlage 1)

3.2 Samenvatting wetgeving in het kader van het stedelijk grondwater:

  • 1.

    Gemeenten worden voor het stedelijk grondwater aangewezen als het centrale aanspreekpunt voor informatie en meldingen (loketfunctie).

  • 2.

    Gemeenten geven informatie en zorgen zonodig voor begeleiding voor het integraal oplossen van het probleem met andere instanties

  • 3.

    Eigenaren zijn verantwoordelijk voor de waterhuishouding op hun eigen perceel.

  • 4.

    Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het openbare gebied en zijn verplicht tot het nemen van maatregelen in dit gebied om overlast bij derden te verminderen of te voorkomen.

  • 5.

    Gemeenten moeten zorgdragen voor de mogelijkheid van het afvoeren van het door derden af te voeren (grond)water.

  • 6.

    Gemeenten kunnen maatregelen voor de verwerking van regenwater en overtollig grondwater bekostigen uit de verbrede rioolheffing

Bij de aanpak van grondwaterproblemen staat een probleemgerichte aanpak centraal en blijven de bestaande verantwoordelijkheden van andere overheden in stand.

De gemeente wordt niet resultaatsverantwoordelijk voor het grondwaterpeil in bebouwd gebied. Wel wordt van de gemeente verwacht dat ze aanspreekpunt is voor de burger met problemen en regisseur is bij de probleemverkenning en het zoeken naar mogelijke oplossingen voor structurele problemen eventueel in samenspel met de andere overheden.

4 HUIDIGE AANPAK

Gezien het ontbreken van een gestructureerde aanpak van het grondwatervraagstuk bij de gemeente Terneuzen achtte de provincie het wenselijk dat hieraan een invulling werd gegeven.

De huidige aanpak vindt plaats op basis van het door het college genomen besluit van

22 december 2005. Hierin werd besloten om ter uitvoering van de zorgplicht een “loketfunctie” in te stellen en na de wettelijke vastlegging de aanpak voor de langere termijn te bepalen (zie paragraaf 1).

De loketfunctie houdt in dat binnen onze gemeentelijke organisatie één vast aanspreekpunt voor het grondwater is aangewezen en dat het melden van klachten daardoor op één centraal punt kan plaatsvinden.

De invulling van het aanspreekpunt vindt plaats door het lid dat namens onze gemeente heeft deelgenomen aan de provinciale werkgroep Grondwater in Stedelijk Gebied en werkzaam is binnen het cluster Civiele Techniek. Hier worden de klachten volgens het door de provincie Zeeland aangegeven processchema geregistreerd en ook verder afgehandeld. Indien noodzakelijk wordt een nader onderzoek ingesteld eventueel door of in samenwerking met de afdeling Beheer en Onderhoud of een andere overheidsinstantie.

Indien uit het onderzoek blijkt dat de verantwoordelijkheid voor de afhandeling van het grondwaterprobleem bij een andere overheid ligt dan de gemeente, wordt de melder doorverwezen naar deze betreffende instantie. De gemeente behoudt echter de coördinerende taak.

Aan de instelling van het “grondwaterloket” is aan de inwoners van onze gemeente bekendheid gegeven middels de gebruikelijke wegen, zoals internet, gemeentelijke infoblad en het Zeeuws Vlaams Advertentieblad.

De meldingen gebeuren centraal via het callcenter door het invullen van een meldingsformulier of via internet. Backoffice worden de klachten afgehandeld.

In vergelijking tot de lager gelegen gemeenten in de provincies Noord- en Zuid-Holland kent onze gemeente geen grootschalige structurele grondwaterproblemen. De binnen onze gemeente momenteel bekende gevallen van grondwateroverlast zijn tot heden kleinschalig. De meeste voorkomende meldingen zijn te herleiden tot bouwkundige gebreken. Deze vorm komt voornamelijk voor bij oudere woningen. Uit de meldingen bestaat echter het vermoeden dat ook binnen onze gemeente mogelijk een aantal structurele overlastlocaties aanwezig zijn. Om hierin een duidelijker beeld te krijgen zal nader onderzoek moeten worden ingesteld.

In de bijlage 2 wordt een overzicht aangegeven van de meldingen die zijn binnengekomen vanaf het moment van instelling van het “grondwaterloket” over de jaren 2006 en 2007. Bovendien is er een tabel toegevoegd waarin de meldingen per kern per jaar zijn ingedeeld.

Een visie voor de aanpak op langere termijn van de waargenomen problemen is opgenomen in de Visienota van het Stedelijk Waterplan. De hieruit voortvloeiende maatregelen zijn opgenomen in het Maatregelenplan 2007-2010 van het Stedelijk Waterplan.

De nadere uitwerking van het beleid zal plaatsvinden in een Grondwaterplan en te zijner tijd worden opgenomen in het GRP.

5 BELEID

5.1 Algemeen

Het beleid in het kader van dit plan richt zich in algemene zin op het beperken van structurele overlast door grondwater en niet op het beheren van het grondwater.

Zowel in bestaande als in nieuwe situaties zal overlast zoveel als mogelijk moeten worden beperkt of voorkomen. De gemeente heeft hierin een inspanningsverplichting en dient maatregelen te treffen die doelmatig zijn en die niet behoren tot de zorg van het waterschap of provincie, te weten:

  • ·

    In de bestemmingsfase het uitvoeren van onderzoek naar de grondwatersituatie bij nieuwbouwplannen (Grondwatertoets). Indien noodzakelijk het opnemen van waterbeheerstechnische maatregelen in het ontwerp(eisen)

  • ·

    In de inrichtingsfase het treffen van maatregelen bij het bouw- en woonrijpmaken

  • ·

    In de beheersfase het treffen van maatregelen in openbaar gebied om de overlast bij burgers te verminderen of te voorkomen en het onderhouden van de reeds getroffen

  • ·

    voorzieningen.

Een aanpak voor de langere termijn in de vorm van een beleidsplan ontbreekt vooralsnog en zal daarom worden aangegeven in dit grondwaterplan. Het beleid zal een invulling geven aan de gemeentelijke zorgplicht en bovendien een indicatie geven aan de hieraan verbonden kosten.Het zal bovendien te zijner tijd conform de Gemeentewet in het GRP moeten worden opgenomen.

Om in het kader van het grondwater te kunnen aangeven wat goed of slecht is, zal het noodzakelijk zijn dat door de gemeente een referentieniveau wordt vastgesteld. Dit kan door het aangeven van een gewenste ontwateringdiepte. Ook voor het openbare gebied.

5.2 Uitgangspunten:

Het grondwaterbeheer dient te worden afgestemd op de gebruiksfunctie van de grond. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen drie gebruiksfuncties, te weten bebouwd gebied, ongebouwd gebied en verhardingen. Elke functie wenst een andere grondwaterstand. In de onderstaande tabel zijn de doelstellingen voor de gewenste grondwaterstand per gebruiksfunctie aangegeven

GEBRUIKSFUNCTIE

Doelstelling

Laagste grondwaterstand

Hoogste grondwaterstand

Bebouwd gebied

Boven niveau waarbij funderingsschade kan optreden

Beneden niveau waarbij grondwateroverlast optreedt

Onbebouwd gebied

Boven niveau waarbij verhoogde bodemdaling en verdroging kan optreden

Beneden niveau waarbij gebruik wordt belemmerd

Verhardingen

Boven niveau waarbij schade aan fundering kan optreden

Beneden niveau waarbij weglichaam onstabiel wordt of vorstschade kan optreden

Bebouwd gebied

Binnen deze gebruiksfunctie is de overlastvorm in de gemeente Terneuzen beperkt tot een gevolg van te hoge grondwaterstanden. De hoogte is van het grondwater heeft zijn invloed in kruipruimten en onder funderingen. Bij een te hoge grondwaterstand kan wateroverlast of vocht in kruipruimten ontstaan Bij te lage grondwaterstanden kan schade aan funderingen optreden als gevolg van ongelijkmatige zettingen.

Onbebouwd gebied

De hoogte van het grondwater is van invloed op de toegankelijkheid en gebruik van tuinen en openbaar gebied. Een te hoge grondwaterstand beperkt de toegankelijkheid en de aanwezige lucht in de bovenste bodemlaag die noodzakelijk is voor de groei van beplanting.

Verhardingen

Voor de aanwezige verhardingen zoals wegen en fietspaden is het van belang dat een niet te hoge grondwaterstand aanwezig is om een voldoende draagkracht te garanderen. Bij een te hoge grondwaterstand kan schade optreden door onstabiliteit of vorstschade, terwijl bij een te lage grondwaterstand schade kan optreden door zetting.

Richtlijn gewenste grondwaterstand

Als richtlijn voor de gewenste grondwaterstand worden landelijk de volgende waarden gehanteerd:

  • ·

    Bebouwd gebied 70 cm onder maaiveld

  • ·

    Onbebouwd gebied en sportvelden 70 cm onder maaiveld

  • ·

    Verhardingen 100 cm onder de kruin van de weg

De aanwezige grondwaterstand is echter afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden zoals waterhuishouding, grondstructuur, seizoen, neerslag, kwel, etc. Als gevolg van deze omstandigheden zullen er door het jaar heen altijd schommelingen aanwezig zijn. Er zal dus nooit sprake zijn van een vast grondwaterpeil. Voor een bepaald gebruik kan wel een gewenst peil worden aangegeven. Dit peil kan in het landelijk gebied middels het peilbeheer van het waterschap wel worden benaderd. In het bebouwde gebied is echter niet direct sprake van een peilbeheer. Vooral in oudere bestaande gebieden is een peilbeheer meestal niet of moeilijk uitvoerbaar en is men afhankelijk van het dichtbijgelegen peil in het aangrenzende buitengebied. In nieuw te ontwikkelen gebieden kan hier wel rekening mee worden gehouden. Hier kan een peilbeheersing worden gerealiseerd door de aanleg van een open afvoerstructuur in de vorm van waterlopen gecombineerd met vijverpartijen en door de aanleg van een drainagestelsel.

Afbakening verantwoordelijkheid

Eigenaren

Volgens de huidige wetgeving is een perceelseigenaar zelf verantwoordelijk voor de ontwatering van zijn perceel en voor de bouwkundige staat van de aanwezige gebouwen. Maatregelen om vochtproblemen te voorkomen dienen dan ook door de perceelseigenaar zelf worden genomen.

Gemeente

De Wet gemeentelijke watertaken regelt de verantwoordelijkheden voor het ondiepe grondwater. Niet alleen voor bij derden, maar ook met betrekking tot de gemeentelijke percelen. Het uitgangspunt is dat ieder verantwoordelijk is voor de ontwatering van zijn of haar eigen perceel. Dit geldt ook dus ook voor de gemeentelijke eigendommen.

Gemeenten hebben door aanwijzing van de loketfunctie een informerende en sturende rol gekregen. Gemeenten dienen te bepalen wie verantwoordelijk is in geval van overlast. Indien de verantwoordelijkheid niet ligt bij de gemeente maar bij de perceeleigenaar of bij een andere overheidsinstantie dient de gemeente deze partij hierop te wijzen. In geval van een andere overheidsinstantie heeft de gemeente hierin een begeleidende rol.

De zorgplicht houdt in dat gemeenten een inspanningsverplichting hebben tot het beperken of voorkomen van overlast door grondwater. Er vindt echter geen actief grondwaterbeheer plaats! Wel dienen gemeenten maatregelen te treffen om overlast bij derden te beperken of te voorkomen en zorg te dragen dat de middelen aanwezig zijn om het van derden vrijkomende grondwater af te kunnen voeren.

Waterschap

De Gemeente Terneuzen is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen. Dit waterschap voert voor dit gebied een actief peilbeheer uit maar heeft momenteel in het stedelijke gebied geen actieve (grondwater)beheerstaken. Het peilbeheer van het buitengebied kan echter wel van invloed zijn op het grondwater in het bebouwd gebied. De gemeente blijft in eerste instantie verantwoordelijk voor het grondwater binnen het bebouwd gebied. Echter bij situaties waarbij het peil duidelijk aantoonbaar wordt beïnvloed door het peilbeheer van het nabijgelegen buitengebied is, ligt de verantwoordelijkheid bij het waterschap.

Provincie

Het beheer van het diepere grondwater wordt ingevolge de Grondwaterwet door de provincie uitgevoerd. Een actief beheer vindt niet plaats. Het passieve beheer bestaat uit het verlenen van vergunningen voor het ontrekken van grondwater.

In de vierde nota Waterhuishouding wordt het GGOR (het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime) als taak genoemd van de provincie. De provincie kent op dit moment nog geen regelgeving voor het grondwaterpeil in het bebouwd gebied.

Rijksoverheid

Het Rijk heeft voor het stedelijk waterbeheer een sturend, toezichthoudende en strategische taak.

In de derde nota Waterhuishouding krijgt de gemeente de taak voor de ontwatering van het openbaar terrein in het stedelijk gebied terwijl het waterschap moet zorgen voor de afwatering.

In de vierde nota Waterhuishouding wordt een betere taakverdeling voorgesteld middels een aanpassing in de Wet op de waterhuishouding.

Inmiddels is de zorgplicht toegewezen aan gemeenten door opname in de Wet op de Waterhuishouding. Gemeenten dienen in openbare gebieden de gewenste waterstand zoveel als mogelijk handhaven. Bij nieuwbouw- locaties moeten gemeenten rekening houden met de waterhuishoudkundige geschiktheid.

6 INVULLING BELEID

6.1 Onderzoek

Voor het afhandelen van klachten en vragen is het noodzakelijk een inzicht te hebben in de grondwatersituatie. Voor de beoordeling van een situatie zijn gegevens noodzakelijk. Deze zijn van de actuele grondwatersituatie in onze gemeente niet of nauwelijks (structureel) aanwezig. Er zal derhalve onderzoek moeten plaatsvinden.

Voor de goede invulling van de zorgtaak is het van belang dat er een gemeentelijk breed grondwatermeetnet aanwezig is. Dit kan door het plaatsen van peilbuizen en door het in beeld brengen van de laaggelegen gebieden.

Het uit te voeren onderzoek kunnen we qua doelstelling onderscheiden in 2 fasen te weten: het verkennende onderzoek en het oplossinggerichte onderzoek:

Verkennend onderzoek

Het verkennende onderzoek is gericht op geohydrologische aspecten en het bepalen van de gebieden met overlast. Hierbij zijn de meldingenregistratie en de metingenregistratie van belang.

Meldingen

Hierbij kan naast gegevens van de meldingenregistratie ook gebruik gemaakt worden van de gegevens vanuit het eigen wegen- en groenbeheer.

Metingen

Metingen geven een onafhankelijk en objectief beeld van de grondwaterstand in het gebied. Voor een goede invulling van de grondwaterzorgtaak is een goede beeldvorming van de optredende grondwaterstanden van essentieel belang. Zonder metingen kan niet objectief worden beoordeeld in hoeverre er sprake is van een structureel grondwaterprobleem. Daarom is een grondwatermeetnet hiervoor een eerste vereiste.

De meetgegevens kunnen worden gebruikt voor het opzetten van een gemeentelijke ontwateringkaart. Door de ontwateringkaart te combineren met een analyse van meldingen kunnen potentiële overlastgebieden worden onderscheiden. Zo kunnen ook gebieden worden onderscheiden met meldingen van een grondwateroverlast terwijl het grondwater voldoende diep staat. In deze situaties is dan sprake van een regenwaterprobleem en geen grondwateroverlast.

De verzamelde gegevens kunnen tevens worden gebruikt voor het opstellen van een grondwatermodel. Een grondwatermodel geeft direct inzicht voor gevolgen van een bepaald gebeuren of voornemen.

Oplossingsgericht onderzoek

Deze fase van onderzoek is om te komen tot doelmatige maatregelen om de overlast aan te pakken. Een oplossing op maat voor de plaats waar het probleem zich voordoet.

Grondwateroverlast in bebouwd gebied kan vele oorzaken hebben Het is niet altijd aan te geven dat het daadwerkelijk ook om grondwater gaat. Doorlatende muren en storende bodemlagen kunnen ook voor een vorm van overlast zorgen.

Detailinformatie over de grondwatersituatie, de bodemopbouw, de hoogteligging van het gebied, de woningen, de wijze van bouwrijp maken enz. zijn nodig om de oorzaak te kunnen achterhalen.

Nadat de oorzaak is bepaald kan de juiste oplossingsrichting worden bepaald te weten bouwkundig of grondwatertechnisch en kan tevens worden aangegeven wie de maatregel zal moeten nemen.

Grondwatertoets in bestemmingsfase en bij rioolvervanging

Een onderdeel van de grondwatertoets is het vooraf nagaan wat de gevolgen zijn van het kiezen van een bestemming of een ingreep op de waterhuishoudkundige situatie. Zo ook voor een rioolvervanging! Een rioolonderzoek op lekkage van het vervangen riool kan reden zijn tot het aanbrengen van een drainage om een eventueel grondwaterprobleem te voorkomen. De gemeente is immers verplicht tot het nemen van maatregelen in openbaar gebied ten einde overlast bij derden te voorkomen.De werkwijze wordt reeds bij een aantal gemeenten in het werkproces meegenomen. Het voorstel is om ook deze toets voor de gemeente Terneuzen in te voeren.

6.2 Maatregelen

Maatregelen op basis van doelmatigheid

In artikel 9a van de Wet op de waterhuishouding wordt aangegeven dat de gemeentelijke zorgplicht inhoudt dat door de gemeente maatregelen worden getroffen om de structureel nadelige gevolgen van wateroverlast in een gebied zoveel mogelijk te beperken en voorzover het treffen van de maatregelen doelmatig is en voor zover het niet tot de taak van het waterschap of provincie behoort.Het begrip doelmatig geeft aan dat het treffen van maatregelen doelmatig moet zijn en zomogelijk tegen de laagst maatschappelijk kosten.

Maatregelen voor de overheid

Gemeenten dienen als gevolg van de zorgplicht maatregelen te treffen in openbaar gebied om grondwateroverlast in openbaar gebied en daardoor de overlast bij de (naastgelegen) percelen van burgers en bedrijven te verminderen tot een acceptabel niveau. Het zal hierbij voornamelijk (waterbeheerstechnische)maatregelen betreffen die bestaan uit het aanleggen van drainage.

Zowel de bestaande als de nieuw aangelegde drainage zal door de gemeente moeten worden onderhouden.

De maatregelen dienen worden opgenomen in het eerstvolgende GRP.

Maatregelen voor (perceels-)eigenaren

Het treffen van maatregelen waarbij de verantwoording ligt bij de betrokken perceeleigenaar zelf. Deze maatregelen kunnen zowel van bouwtechnische als van waterbeheerkundige aard zijn:

  • ·

    Bouwtechnische maatregelen (effectbestrijding)

  • ·

    Waterbeheerstechnische maatregelen (voorkomen)

Bouwtechnische maatregelen

Bouwtechnische maatregelen zijn maatregelen in de vorm van bestrijden van het effect van de overlast. Hierbij wordt de situatie (het gebouw) aangepast aan de grondwaterstand. Er kunnen verschillende soorten maatregelen worden genomen zoals het impregneren van muren waardoor ze waterdicht worden en het grondwater niet meer door of in de muren kan optrekken.

Gaten en kieren in de begane grondvloer afdichten en het kruipluik vochtdicht maken waardoor wordt voorkomen dat vochtige lucht vanuit de kruipruimte naar de woonruimte kan stromen.

Het verbeteren van de ventilatie van de woonruimte en/of kruipruimte (ventilatieroosters of mechanische ventilatie).

Het opvullen van te diepe kruipruimten met goed doorlatend materiaal. Het effect is dat het grondwater minder goed kan optrekken.

Het leggen van een folie op de bodem van de kruipruimte zodat verdamping van het grondwater wordt tegengegaan.

Waterbeheerstechnische maatregelen

Waterbeheerstechnische maatregelen zijn maatregelen om overlast te voorkomen door de grondwaterstand te wijzigen of te beheren. Ze worden meestal toegepast in de vorm van een drainagestelsel (rond een gebouw of in een tuin). Het aanleggen hiervan is redelijk eenvoudig en niet extreem duur.

De grondwaterstand kan ook worden verlaagd met hulp van een bemaling. Deze oplossing wordt meestal alleen als tijdelijke noodvoorziening toegepast. Het is een dure oplossing en bovendien aan vergunning gebonden.

Ook de afvoer van regenwater voor zowel van gebouwen als van open terrein is van groot belang. Een goed afvoersysteem zorgt voor een directe afvoer van het vrijkomende regenwater en voorkomt wateroverlast.

Het voorgaande geldt ook voor het openbaar gebied. Ook hier kan het aanbrengen (en onderhouden) van een drainage een verbetering brengen in de ontwateringtoestand van verhardingen en openbaar groen.

Bij nieuwbouwprojecten zullen eisen omtrent het grondwaterbeheer in het contract met de ontwikkelaar moeten worden opgenomen.

De genoemde maatregelen mogen echter nimmer van dien aard zijn dat als gevolg daarvan belangen van andere beleidsvelden nadelig worden beïnvloed. Hierbij valt te denken aan het aanwezige zoetwater en verontreinigingen in de bodem

6.3 Samenvatting beleidsuitgangspunten:

  • 1.

    De eigenaar is verantwoordelijk voor de waterhuishouding op zijn eigen perceel.

  • 2.

    De gemeente is verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het openbare terrein:

  • 2.1

    Bij een structureel grondwaterprobleem bij derden in bebouwd en onbebouwd gebied waarbij als richtlijn een peil van 70 cm onder het maaiveld wordt overschreden en waarbij de maatregelen van derden niet afdoende zijn, zal de gemeente in het kader van haar inspanningverplichting, waterbeheerstechnische maatregelen treffen om de overlast te verminderen.

  • 2.2

    Bij een structureel grondwaterpeil onder verhardingen van minder dan 100 cm onder het maaiveld zullen waterbeheerstechnische maatregelen worden getroffen. Dit is vooral van belang bij doorgaande wegen. De uitvoering kan plaatsvinden bij een renovatie.

  • 2.3

    Het aanleggen van de benodigde leidingen voor het ontvangen en afvoeren van het grondwater

  • 2.4

    Het opzetten en monitoren van een grondwatermeetnet.

    De uitvoering zal gefaseerd plaatsvinden. In eerste instantie (1e fase tot 2010) zullen peilbuizen worden geplaatst op de locaties die aan de hand van de meldingen een nader onderzoek vragen en op de locaties die in het Stedelijk Waterplan zijn vermeld met een hoog grondwaterpeil (zie bijlagen 3 en 4).

    Ook in de nieuwbouwplannen zullen peilbuizen worden geplaatst. De peilbuizen zullen zodanig worden uitgevoerd dat ze blijvend kunnen worden gebruikt en opgenomen in het grondwatermeetnet.

    In een 2e fase (2010-2015) zal het grondwatermeetnet worden uitgebreid om van alle kernen een grondwaterbeeld te krijgen. In totaal zullen dan aanvullend naar schatting nog 25 peilbuizen worden geplaatst. Uitgangspunt hierbij is om in de kleinere kernen minimaal 2 peilbuizen te plaatsen.

  • 2.5

    Het invoeren van een grondwatertoets om een mogelijke grondwateroverlast bij vervanging van riolering te voorkomen

Kostenvorm naar beleidsuitgangspunt:

  • 1.

    De eigenaar blijft verantwoordelijk op eigen terrein. Dit beleidsuitgangspunt is bij wet geregeld. Hieraan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden

  • 2.

    De gemeente is verantwoordelijk voor het openbaar terrein:

    2.1.De maatregelen bij overlast in openbaar terrein zijn een vertaling van de gemeentelijke zorgplicht zoals aangegeven in de Gemeentewet en in de Wet op de waterhuishouding.

De kosten voor dit onderdeel zijn afhankelijk van het aantal, de situatie en mate waarin de grondwateroverlast voorkomt. Als uitgangspunt voor de bepaling hiervoor worden de kosten aangehouden die naar alle waarschijnlijkheid gemaakt moeten worden voor het oplossen van de grondwateroverlast volgens de situaties zoals vermeld in het Stedelijk Waterplan Zeeuws-Vlaanderen. Hiervoor zal het noodzakelijk zijn om vanaf 2010 naar schatting een bedrag van € 10.000,00 per jaar te reserveren.

  • 2.2.

    Het verlagen van het grondwaterpeil onder verhardingen is geen gevolg van een wettelijke verplichting maar kan bij het opzetten van uitvoeringsprogramma worden meegenomen voor de beperking van grondwaterlast voor het gehele gebied als zodanig. Bij renovatiewerken kan als standaard in de procedure worden meegenomen om af te wegen of het aanbrengen van een drainage onder of nabij een verharding technisch een langere levensduur en daardoor op termijn een kosten besparend effect van de constructie zal inhouden. De kosten hiervoor worden te zijner tijd meegenomen als projectkosten en kunnen worden uitgedrukt in een gemiddelde prijs van € 20,00/m¹ voor het aanbrengen van een drainage.

  • 2.3.

    Het aanleggen van leidingen voor de afvoer van het (door derden aangeboden) grondwater. Dit beleidsuitgangspunt is bij wet geregeld in de Wet op de waterhuishouding artikel 9 lid 2. Gemeenten dienen te zorgen voor de mogelijkheid om het bij derden vrijkomende grondwater te kunnen ontvangen en af te voeren. Hierbij moeten de lozingen van grondwater in principe worden aangesloten op een HWA-riool. Is deze mogelijkheid niet aanwezig dan zal de gemeente voor een afvoermogelijkheid moeten zorgen door het aanleggen van een nieuwe afvoerleiding.

De kosten hiervoor zullen in voorkomende gevallen moeten worden aangewend uit de middelen die beschikbaar zijn voor de aanleg of renovatie van rioleringen.

2.4.Het opzetten van een grondwatermeetnet is noodzakelijk voor het verkrijgen van de benodigde gegevens om de burger te informeren en om situaties bij te kunnen beoordelen.

De kosten voor het opzetten van een meetnet 1e fase bij de te onderzoeken

locaties (8) worden geschat op € 12.000,00.

Bij een uitgebreider meetnet volgens de 2e fase zal voor de zorgplicht een gemeentebreed beeld ontstaan en kunnen de gegevens tevens worden gebruikt om de gevolgen van wijzigingen in grondwaterstanden, zoals bij de uitvoering van werken vooraf aan te geven. De uitvoering hiervan zal plaatsvinden in 2010 en zal naar schatting € 37.500,00 kosten.

De kosten voor het monitoren van de grondwaterstand bij de in de 1e fase geplaatste peilbuizen wordt voor de jaren 2008 en 2009 geschat op € 5.000,00 per jaar. Vanaf 2010 worden deze geschat op € 10.000,00 per jaar.

2.5.Het invoeren van de grondwatertoets zal inhouden dat vóór een rioolvervanging nader onderzoek moet plaatsvinden naar de invloed hiervan op de grondwaterstand. De mate van de lekkage van het te vervangen stelsel is hierbij een indicatie.

De kosten voor de rioolinspecties worden geschat op € 1,50/m¹ met een minimum van € 2.000,00 per (dag-)opname en kunnen in de projectkosten voor vervanging van de riolering worden meegenomen.

Voor een overzicht zie tabel in bijlage 5.

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: WETSWIJZIGINGEN

Gemeentewet Artikel 228a

  • 1.

    Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Wet op de waterhuishouding Artikel 9b

Met het van kracht worden van de Wet gemeentelijke watertaken zal de grondwaterzorgplicht worden geïntroduceerd. De grondwaterzorgplicht wordt verankerd in artikel 9b in de Wet op de waterhuishouding. Dit artikel zal er als volgt uit komen te zien:

  • 1.

    De gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort.

  • 2.

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater, en het afvoeren naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Overige van belangzijnde wetgeving: Woningwet / Bouwbesluit

Het bouwbesluit stelt eisen aan de vochtdichtheid/waterdichtheid van scheidingsconstructies van een verblijfsgebied, verblijfs-, toilet- of badruimte. Indien een dergelijke ruimte zich bevindt in de kelder dan gelden deze eisen ook voor de kelder. De verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit ligt, conform het bepaalde in de woningwet bij de eigenaar van het gebouw.

Daarnaast legt de Woningwet de staat van ervan/terreinen bij de perceeleigenaar. Ook in jurisprudentie wordt bevestigd dat de perceelseigenaar zelf verantwoordelijk is voor de wering van grondwater in, onder en om zijn woning. Derhalve is de perceelseigenaar verantwoordelijk voor het ontwateren van zijn perceel en dient hij zelf te zorgen voor de verwijdering van het overtollige water (regen- en/of grondwater)

BIJLAGE 2 OVERZICHT MELDINGEN

BIJLAGE 3: OVERZICHT NADER ONDERZOEK EN TE PLAATSEN PEILBUIZEN

OVERZICHT NADER ONDERZOEK EN TE PLAATSEN PEILBUIZEN

KERN

OMSCHRIJVING GEBIED

AANTAL PEILBUIZEN

KENMERKEN GEBIED

Terneuzen

Gebied ten noorden van oostelijk kanaalarm en ten oosten van Binnenvaartweg

1

Laag gelegen oude binnenstad

Gebied ten westen van Axelsestraat/Guido Gezellestraat/Mr. F.J.Haarmanweg /Kennedylaan

3

Laag gelegen zone langs kanaal

Gebied in de omgeving van de Grenulaan

2

Laag gelegen zone langs kanaal

Sluiskil

Gebied ingesloten tussen Kanaalweg/Middenstraat

1

Direct gelegen zone langs kanaal

Westdorpe

Omgeving St. Annastraat

1

Direct langs kanaal gelegen gebied

Totaal aantal peilbuizen

8

Bijlage 4: SITUATIES NADER ONDERZOEK

Kern Terneuzen

Kern Sluiskil

Kern Westdorpe

Bijlage 5: KOSTENOVERZICHT

7 KOSTEN

Om de beleidsuitgangspunten te bereiken zullen maatregelen getroffen moeten worden. Maatregelen waarvoor middelen beschikbaar gesteld zullen moeten worden. Door de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke watertaken kunnen volgens artikel 228A van de Gemeentewet de kosten worden verhaald op de inkomsten uit een (verbrede) rioolheffing.

Paragraaf 7.1 Kostenvorm naar beleidsuitgangspunt

  • 1.

    De eigenaar blijft verantwoordelijk op eigen terrein. Dit beleidsuitgangspunt is bij wet geregeld. Hieraan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden

  • 2.

    De gemeente is verantwoordelijk voor het openbaar terrein:

  • 2.1

    De maatregelen bij overlast in openbaar terrein zijn een vertaling van de gemeentelijke zorgplicht zoals aangegeven in de Gemeentewet en in de Wet op de waterhuishouding. De kosten voor dit onderdeel zijn afhankelijk van het aantal, de situatie en mate waarin de grondwateroverlast voorkomt. Als uitgangspunt voor de bepaling hiervoor worden de kosten aangehouden die naar alle waarschijnlijkheid gemaakt moeten worden voor het oplossen van de grondwateroverlast volgens de situaties zoals vermeld in het Stedelijk Waterplan Zeeuws-Vlaanderen. Hiervoor zal het noodzakelijk zijn om vanaf 2010 naar schatting een bedrag van € 10.000,00 per jaar te reserveren.

  • 2.2

    Het verlagen van het grondwaterpeil onder verhardingen is geen gevolg van een wettelijke verplichting maar kan bij het opzetten van uitvoeringsprogramma worden meegenomen voor de beperking van grondwaterlast voor het gehele gebied als zodanig. Bij renovatiewerken kan als standaard in de procedure worden meegenomen om af te wegen of het aanbrengen van een drainage onder of nabij een verharding technisch een langere levensduur en daardoor op termijn een kosten besparend effect van de constructie zal inhouden. De kosten hiervoor worden te zijner tijd meegenomen als projectkosten en kunnen worden uitgedrukt in een gemiddelde prijs van € 20,00/m¹ voor het aanbrengen van een drainage.

  • 2.3

    Het aanleggen van leidingen voor de afvoer van het (door derden aangeboden) grondwater. Dit beleidsuitgangspunt is bij wet geregeld in de Wet op de waterhuishouding artikel 9 lid 2. Gemeenten dienen te zorgen voor de mogelijkheid om het bij derden vrijkomende grondwater te kunnen ontvangen en af te voeren. Hierbij moeten de lozingen van grondwater in principe worden aangesloten op een HWA-riool. Is deze mogelijkheid niet aanwezig dan zal de gemeente voor een afvoermogelijkheid moeten zorgen door het aanleggen van een nieuwe afvoerleiding. De kosten hiervoor zullen in voorkomende gevallen moeten worden aangewend uit de middelen die beschikbaar zijn voor de aanleg of renovatie van rioleringen.

  • 2.4

    Het opzetten van een grondwatermeetnet is noodzakelijk voor het verkrijgen van de benodigde gegevens om de burger te informeren en om situaties bij te kunnen beoordelen. De kosten voor het opzetten van een meetnet 1e fase bij de te onderzoeken locaties (8) worden geschat op € 12.000,00. Bij een uitgebreider meetnet volgens de 2e fase zal voor de zorgplicht een gemeentebreed beeld ontstaan en kunnen de gegevens tevens worden gebruikt om de gevolgen van wijzigingen in grondwaterstanden, zoals bij de uitvoering van werken vooraf aan te geven. De uitvoering hiervan zal plaatsvinden in 2010 en zal naar schatting € 37.500,00 kosten. De kosten voor het monitoren van de grondwaterstand bij de in de 1e fase geplaatste peilbuizen wordt voor de jaren 2008 en 2009 geschat op € 5.000,00 per jaar. Vanaf 2010 worden deze geschat op € 10.000,00 per jaar.

  • 2.5

    Het invoeren van de grondwatertoets zal inhouden dat vóór een rioolvervanging nader onderzoek moet plaatsvinden naar de invloed hiervan op de grondwaterstand. De mate van de lekkage van het te vervangen stelsel is hierbij een indicatie. De kosten voor de rioolinspecties worden geschat op € 1,50/m¹ met een minimum van € 2.000,00 per (dag-)opname en kunnen in de projectkosten voor vervanging van de riolering worden meegenomen.

    Voor een overzicht zie tabel in bijlage 5.

Bijlage 1 Wetswijzigingen

Gemeentewet Artikel 228a

  • 1.

    Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Wet op de waterhuishouding Artikel 9b

Met het van kracht worden van de Wet gemeentelijke watertaken zal de grondwaterzorgplicht worden geïntroduceerd. De grondwaterzorgplicht wordt verankerd in artikel 9b in de Wet op de waterhuishouding. Dit artikel zal er als volgt uit komen te zien:

  • 1.

    De gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort.

  • 2.

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater, en het afvoeren naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Overige van belangzijnde wetgeving: Woningwet / Bouwbesluit

Het bouwbesluit stelt eisen aan de vochtdichtheid/waterdichtheid van scheidingsconstructies van een verblijfsgebied, verblijfs-, toilet- of badruimte. Indien een dergelijke ruimte zich bevindt in de kelder dan gelden deze eisen ook voor de kelder. De verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit ligt, conform het bepaalde in de woningwet bij de eigenaar van het gebouw.

Daarnaast legt de Woningwet de staat van ervan/terreinen bij de perceeleigenaar. Ook in jurisprudentie wordt bevestigd dat de perceelseigenaar zelf verantwoordelijk is voor de wering van grondwater in, onder en om zijn woning. Derhalve is de perceelseigenaar verantwoordelijk voor het ontwateren van zijn perceel en dient hij zelf te zorgen voor de verwijdering van het overtollige water (regen- en/of grondwater)

Bijlage 2 Overzicht meldingen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Overzicht nader onderzoek en te plaatsen peilbuizen

OVERZICHT NADER ONDERZOEK EN TE PLAATSEN PEILBUIZEN

KERN

OMSCHRIJVING GEBIED

AANTAL PEILBUIZEN

KENMERKEN GEBIED

Terneuzen

Gebied ten noorden van oostelijk kanaalarm en ten oosten van Binnenvaartweg

1

Laag gelegen oude binnenstad

Gebied ten westen van Axelsestraat/Guido Gezellestraat/Mr. F.J.Haarmanweg /Kennedylaan

3

Laag gelegen zone langs kanaal

Gebied in de omgeving van de Grenulaan

2

Laag gelegen zone langs kanaal

Sluiskil

Gebied ingesloten tussen Kanaalweg/Middenstraat

1

Direct gelegen zone langs kanaal

Westdorpe

Omgeving St. Annastraat

1

Direct langs kanaal gelegen gebied

Totaal aantal peilbuizen

8

Bijlage 4 Situaties nader onderzoek

afbeelding binnen de regeling Figuur 1. Kern Terneuzen

afbeelding binnen de regeling Figuur 2. Kern Sluiskil

afbeelding binnen de regeling Figuur 3. Kern Westdorpe

Bijlage 5 Kostenoverzicht

afbeelding binnen de regeling