Algemene subsidieverordening Terneuzen 2017

Geldend van 01-07-2017 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Terneuzen 2017

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening verstaan we onder:

  • a.

    gemeente: de gemeente Terneuzen;

  • b.

    raad: de Raad van de gemeente Terneuzen;

  • c.

    college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Terneuzen;

  • d.

    activiteitenplan: een omschrijving van de te organiseren activiteiten;

  • e.

    begroting: een raming van de uitgaven en inkomsten;

  • f.

    activiteitenverslag : een verslag van de uitgevoerde activiteiten;

  • g.

    financieel verslag: een overzicht van de werkelijke uitgaven en inkomsten.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening geldt in alle gevallen waarin de subsidiëring van de organisatie van activiteiten aan de orde is. Dit met uitzondering van die soorten activiteiten waarvoor de raad een aparte verordening heeft vastgesteld.

  • 2. We stellen alleen subsidie beschikbaar voor activiteiten die bijdragen aan de realisering van gemeentelijke doelstellingen. We hebben het dan over doelstellingen die staan in de programmabegroting en beleidsnota’s.

  • 3. We kunnen zowel aan natuurlijke personen als aan rechtspersonen subsidie beschikbaar stellen.

Artikel 3 Bevoegd orgaan

  • 1. Het college beslist over:

    • a.

      het beschikbaar stellen van subsidies uit de budgetten in de door de raad vastgestelde begroting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van subsidies uit de post onvoorzien tot een bedrag van maximaal € 25.000,00 per geval;

    • c.

      het definitief vaststellen van subsidies.

  • 2. De raad beslist over het beschikbaar stellen van subsidies uit de post onvoorzien van meer dan € 25.000,00.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

  • 1. Voor de subsidiëring van bepaalde activiteiten kan het bevoegd orgaan besluiten een subsidieplafond in te stellen.

  • 2. Onderdeel van dat besluit is de manier waarop we het beschikbare bedrag verdelen.

Artikel 5 Evaluatie subsidie-beleid

Om de vier jaar beziet het college het subsidie-beleid opnieuw. Het college legt een verslag daarvan voor aan de raad. In dat verslag neemt het college voorstellen op voor voortzetting, wijziging of opheffing van de subsidie-mogelijkheden.

Hoofdstuk 2 De aanvraag

Artikel 6 Tijdstip indienen aanvraag

  • 1. Een subsidie voor meer jaren: vóór 1 september van het jaar voorafgaand aan het subsidie-jaar.

  • 2. Een eenmalige subsidie: minimaal drie maanden voordat de activiteit begint.

  • 3. Voor bepaalde soorten activiteiten kan een tijdstip gelden dat afwijkt. Dan hebben we dat opgenomen in een beleidsregel of -notitie.

  • 4. Het college kan niet voor de in de vorige leden genoemde termijn ingediende aanvragen toch in behandeling nemen.

Artikel 7 Bij de aanvraag over te leggen stukken

  • 1. De aanvrager moet de aanvraag bij voorkeur digitaal indienen bij het college.

  • 2. Bij de aanvraag moet de aanvrager de gegevens voegen, die we nodig hebben om de aanvraag te beoordelen. In de regel hebben we het dan over een activiteitenplan en een begroting.

  • 3. Het college kan bij bepaalde soorten activiteiten een formulier gebruiken voor de aanvraag.

  • 4. Bij een eerste aanvraag kan het college de aanvrager vragen om de volgende stukken over te leggen:

    • a.

      een afschrift van de statuten

    • b.

      een overzicht van de samenstelling van het bestuur

    • c.

      een beschrijving van de organisatievorm, voor zover dat al niet in de statuten staat

    • d.

      een overzicht van de financiële situatie op het moment van de aanvraag

    • e.

      andere gegevens nodig voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 5. Als we onvoldoende gegevens hebben ontvangen vragen we die nog op bij de aanvrager. Die moet die gegevens dan in de regel binnen twee weken alsnog toesturen.

  • 6. Als we die gegevens dan nog niet hebben ontvangen, kunnen we de aanvraag niet in behandeling nemen.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 8 Beoordeling van de aanvraag

We beoordelen de aanvraag aan de hand van het beleid van de gemeente voor de activiteitensoort.

Artikel 9 Weigering subsidieverlening

  • 1. We kunnen subsidieverlening weigeren als we reden hebben om aan te nemen, dat:

    • a.

      de aanvrager de activiteiten niet richt op onze gemeente

    • b.

      de activiteiten niet ten goede komen aan de inwoners van onze gemeente

    • c.

      de aanvrager het subsidie niet of niet geheel zal besteden aan het doel waarvoor we het beschikbaar stellen

    • d.

      de aanvrager doelstellingen heeft die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde

    • e.

      de activiteiten van de aanvrager in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde

    • f.

      de aanvrager niet heeft aangetoond dat subsidie nodig is voor het organiseren van de activiteiten

    • g.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente

    • h.

      de activiteiten van de aanvrager niet algemeen toegankelijk zullen zijn

  • 2. Kosten voor consumpties subsidiëren we in de regel niet.

Hoofdstuk 4 Betaling van subsidie

Artikel 10 Bevoorschotting en uitbetaling

  • 1. Subsidies tot € 5.000,00 maken we per 15 februari geheel over.

  • 2. Subsidies van € 5.000,00 tot € 20.000,00 maken we in twee delen van 50 procent over. We doen dat:

  • - per 15 februari

  • - per 15 augustus.

  • 3. Subsidies van € 20.000,00 en meer maken we in vier delen van 25 procent over.

  • 4. We doen dat:

    • -

      per 15 februari

    • -

      per 15 mei

    • -

      per 15 augustus

    • -

      per 15 november.

  • 5. Het college kan afwijken van het hierboven genoemde in lid 1 tot en met 3.

Hoofdstuk 5 Verantwoording subsidie

Artikel 11 Tijdstip indienen verantwoording

  • 1. De ontvanger van subsidie moet vóór 1 september van het volgende jaar een verantwoording indienen.

  • 2. Het college kan een niet voor het in lid 1 genoemde tijdstip ingediende verantwoording toch in behandeling nemen.

Artikel 12 Ter verantwoording over te leggen stukken

  • 1. De ontvanger moet de verantwoording bij voorkeur digitaal indienen bij het college.

  • 2. De verantwoording bestaat in de regel uit een activiteitenverslag en een financieel verslag van de activiteiten.

  • 3. Het college kan bij bepaalde soorten activiteiten een formulier gebruiken voor de verantwoording.

  • 4. Het college kan zo nodig aanvullende gegevens opvragen bij de ontvanger van subsidie. De ontvanger moet die dan aanleveren.

  • 5. Bij subsidies vanaf € 100.000,00 moet de ontvanger bij het financieel verslag een accountantsverklaring voegen. Behalve als het college anders met de ontvanger is overeengekomen in een overeenkomst gaat het om:

    • -

      een samenstellingsverklaring bij subsidies van € 100.000,00 tot € 500.000,00

    • -

      een controleverklaring bij subsidies vanaf € 500.000,00.

  • 6. Het college kan door een accountant een eigen onderzoek laten verrichten over het financieel verslag. De ontvanger van subsidie moet daaraan meewerken.

Artikel 13 Definitieve vaststelling subsidie

  • 1. Aan de hand van de verantwoording stelt het college het subsidie definitief vast.

  • 2. Subsidies van minder dan € 2.500,00 stelt het college in de regel bij de toekenning al definitief vast.

Hoofdstuk 6 Vergoedingsplicht bij vermogensvorming

Artikel 14 Vergoedingsplicht bij vermogensvorming

  • 1. Het college kan besluiten dat de ontvanger van subsidie een vergoeding moet betalen aan de gemeente. Dit in het geval het subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, doordat:

    • a.

      de ontvanger de goederen die hij gebruikt voor of bestemd had voor de gesubsidieerde activiteiten:

      • -

        vervreemdt

      • -

        bezwaart

      • -

        de bestemming ervan verandert.

    • b.

      de ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van de onder a bedoelde goederen

    • c.

      de ontvanger geheel of gedeeltelijk stopt met de activiteiten, waarvoor hij subsidie krijgt

    • d.

      de gemeente geen subsidie meer beschikbaar stelt

    • e.

      de instelling die subsidie heeft ontvangen ophoudt te bestaan.

  • 2. Het college stelt de vergoeding vast. En doet dat binnen een jaar nadat het kennis heeft gekregen van een gebeurtenis genoemd in lid 1. Maar in ieder geval binnen vijf jaar na definitieve vaststelling van het subsidie.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding gaat het college uit van:

    • -

      de waarde van de goederen op het moment van de gebeurtenis

    • -

      de waarde van andere vermogensbestanddelen op het moment van de gebeurtenis

    • -

      de hoogte van de schadevergoeding, die de ontvanger heeft gekregen.

  • 4. In het geval van onroerende zaken, laat het college de waarde bepalen door een onafhankelijk deskundige.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 15

  • 1.

    Als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het college afwijken van de bepalingen in deze verordening. Het college doet daarvan mededeling aan de raad.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 3.

    Deze verordening halen we aan als “Algemene subsidieverordening Terneuzen 2017”.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2017.

  • 5.

    Op 1 juli 2017 trekken we de “Algemene subsidieverordening Terneuzen 2008” in.

Besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Terneuzen op

1 juni 2017.

griffier, voorzitter,

mr. J.H.P. de Jong J.A.H. Lonink

Toelichting bij Algemene subsidieverordening Terneuzen 2017

Algemeen

De huidige subsidieverordening dateert van 2008. Op zich kunnen we nog steeds heel goed uit de voeten met die verordening. In deze nieuwe verordening hebben we dan ook geen grote wijzigingen opgenomen. Als we naar de inhoud kijken, hebben we het eigenlijk maar over één wijziging : de accountantsverklaring.

In de huidige verordening gaat het om: een “accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek”. Die maakt bij subsidies van meer dan

€ 100.000,00 onderdeel uit van de verantwoording. We hebben het dan over een controleverklaring. Dat is de zwaarste vorm van accountantsverklaring. En de duurste.

In de nieuwe verordening moet het bij subsidies vanaf € 500.000,00 gaan om een controleverklaring. Voor subsidies van € 100.000,00 tot € 500.000,00 kan de ontvanger volstaan met een samenstellingsverklaring. Dat is de lichtste vorm van een accountantsverklaring. Dit geldt voor zover het college niet anders met de ontvanger is overeengekomen in een (exploitatie-)overeenkomst.

Verder hebben we bepalingen opgenomen voor het bij voorkeur digitaal indienen van aanvraag en verantwoording.

Voor het overige hebben we de verordening B1 gemaakt. B1 is een taalniveau met korte zinnen en zonder moeilijke woorden. En met een actief taalgebruik.

Toelichting per artikel

We geven alleen een toelichting bij die artikelen, waarbij we denken dat dat handzaam is.

Artikel 2 (reikwijdte verordening)

We stellen alleen subsidie beschikbaar voor de organisatie van activiteiten. En dan alleen voor activiteiten, die daarvoor in aanmerking komen. Voor de instandhouding van organisaties en instellingen stellen we dus geen subsidie beschikbaar. Ook de deelname aan activiteiten subsidiëren we niet.

Artikel 4 (vaststelling subsidieplafond)

Met dit artikel hebben we de mogelijkheid om een subsidieplafond vast te stellen, als we dat nodig vinden.

Onder subsidieplafond verstaan we het bedrag, dat:

  • -

    voor een bepaalde periode

  • -

    ten hoogste beschikbaar is

  • -

    voor subsidies voor een bepaald soort activiteiten.

Het vaststellen van een subsidieplafond kan een open-eind-regeling voorkomen. En dat is vooral handig als we niet weten hoeveel aanvragers gebruik zullen maken van een regeling.

We kunnen subsidie weigeren als we het plafond zouden overschrijden.

Artikel 7 (bij de aanvraag over te leggen stukken)

Bij de aanvraag moet de aanvrager de gegevens voegen, die we nodig hebben om de aanvraag te beoordelen. In de regel gaat het dan om een activiteitenplan en een begroting. Maar niet in alle gevallen hebben we die stukken nodig om de aanvraag te beoordelen.

Bijvoorbeeld bij een kleinere vrijwilligers-organisatie die subsidie vraagt voor een activiteit waarvoor we een bepaald vast bedrag hanteren. Dan zou het opvragen van die ontbrekende gegevens onnodig werk opleveren voor de aanvrager.

Of in het geval van een nieuwe aanvraag, waarvan duidelijk is dat er geen mogelijkheid is voor subsidie. Dan betekent het opvragen van die gevens vertraging in het proces van besluitvorming. Bovendien geven we de aanvrager misschien valse hoop.

In de regel moet de aanvrager de ontbrekende gegevens binnen twee weken alsnog toesturen. Maar die termijn kan ook langer of korter zijn. Dat is afhankelijk van de aard van de ontbrekende gegevens. En ook van de tijd die nodig is voor een besluit. Bovendien houden we bij vrijwilligers-organisaties rekening met de omstandigheden. Bijvoorbeeld de vakantieperiode of ziekte van een bestuurslid van die organisatie.

Artikel 9 (weigering subsidieverlening)

We geven geen subsidie als een aanvrager niet heeft aangetoond dat subsidie nodig is. Dat is bijvoorbeeld het geval als hij ook zonder subsidie voldoende geld heeft of kan hebben. Een activiteit die geldinzameling tot doel heeft komt daarom niet voor subsidie in aanmerking.

Een voorbeeld van een activiteit die niet algemeen toegankelijk is, is een reünie. De deelnemers vormen namelijk een besloten gezelschap.

Artikel 12 (ter verantwoording over te leggen stukken)

De verantwoording moet in de regel bestaan uit een activiteitenverslag en een financieel verslag. Maar niet altijd. Soms geeft een financieel verslag voldoende inzicht in de activiteiten die plaats hebben gevonden. Dan is een activiteitenverslag niet nodig.

Bij subsidies tot € 2.500,00 hoeft het in de regel alleen te gaan om een beknopt activiteitenverslag. Maar er zijn gevallen waarin we de vinger aan de pols willen houden. Dan vragen we toch een activiteitenverslag en een financieel verslag op.

Artikel 13 (definitieve vaststelling subsidie)

In de regel stelt het college subsidies van minder dan € 2.500,00 al bij toekenning definitief vast. Maar in de gevallen waarin we de vinger aan de pols willen houden doen we dat niet.