Beleidsregels art. 13B Opiumwet Gemeente Terschelling

Geldend van 01-12-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels art. 13B Opiumwet Gemeente Terschelling

INLEIDING

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met drugshandel vanuit woningen* of

(niet-) openbare gelegenheden. Ook plattelandsgemeenten. Drugshandel tast vrijwel altijd het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers aan. Denk bijvoorbeeld aan de overlast van de aanloop van verslaafden en de intimiderende sfeer die daar vanuit kan gaan. Maar ook het brandgevaar bij hennepplantages is een reële bedreiging voor de veiligheid. Door het enorme stroomverbruik voor het dag en nacht in werking houden van de apparatuur, is er gevaar voor kortsluiting en kans op het uitbreken van een brand. Jaarlijks zijn er in Nederland 700 woningbranden die direct door een hennepplantage worden veroorzaakt. Bij het gros van de hennenplantages is er sprake van illegale stroom aftap. Dit kost de netbeheerders 20 miljoen per jaar. Een bedrag wat alle stroomafnemers uiteindelijk samen moeten ophoesten.

Daar waar de politie en het Openbaar Ministerie (OM) aan zet zijn om de strafbare feiten te onderzoeken en aan te pakken heeft de gemeente de regie op aanpak van overlast en brandveiligheid. Beiden zijn onlosmakelijk verbonden met de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) is het juridisch instrument om bestuurlijk op te treden tegen drugshandel. Omdat burgemeesters dit instrument steeds vaker gebruiken is het wenselijk beleidsregels vast te stellen voor het gebruik van deze bevoegdheid. Omdat de gemeenten uit het politieteam Noordwest samenwerken en daar waar mogelijk uniform willen optreden, worden dezelfde beleidsregels in de betrokken gemeenten van het basisteam Noordwest vastgesteld.

Naast dit beleidsdocument wordt er in Friesland ook gewerkt volgens het Hennepconvenant Fryslân 2015 waarvoor alle Friese burgemeesters hebben getekend.

* Met woning wordt ook bedoeld het daarbij behorende erf en daarop aanwezige opstallen. Onder woning kan ook een boot, caravan, woonwagen e.d. worden verstaan.

2. JURIDISCH KADER

2.1 Opiumwet

Artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Dit betekent dat de burgemeester bestuursdwang kan toepassen als de woning of het lokaal betrokken is bij drugshandel of hennepteelt. De burgemeester kan ten aanzien van deze bevoegdheid beleidsregels vaststellen op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

2.2 Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de handel en de handelaren. Het bestuursrechtelijk element uit deze wet, artikel 13b, is gericht op het stoppen of voorkomen van de overlast (herstelsanctie) door het tegengaan of beëindigen van handel vanuit de een lokaal of een woning, inclusief het daarbij horende erf (locatie). De sluiting van de locatie is gericht op het herstel van de situatie -van de openbare orde-, het berstellen van de brandveiligheid en het weren en/of terugdringen van drugshandel. De toepassing is dan ook vooral gericht op de locatie en in mindere mate op de belanghebbende. Het is namelijk niet aan de burgemeester om schuld of betrokkenheid van de handelaren en/of de pandeigenaar aan te tonen, het gaat de burgemeester erom dat de overlast of van de handel (vaak de aanloop) stopt of wordt voorkomen en, ongeacht wie voor de handel verantwoordelijk is.

2.3 Aantreffen handelshoeveelheid

Voor het toepassen van artikel 13b Opiumwet is uitdrukkelijk gesteld dat aantasting van de openbare orde of overlast niet hoeft te worden aangetoond. Wanneer er een handelshoeveel drugs op een bepaalde locatie wordt aangetroffen, wordt eigenlijk zonder meer aangenomen dat er sprake is van handel én dat er sprake kan zijn overlast en aantasting van de openbare orde. De openbare ordeverstoring hoeft niet door middel van feiten of omstandigheden te worden aangetoond.

2.4 Bestuursrapportage

Indien er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet rapporteert de politie door middel van een bestuursrapportage aan de burgemeester. Op grond van de Wet Politiegegevens worden politiegegevens aan de burgemeester verstrekt voor zover deze gegevens nodig zijn in het kader van de handhaving van de Openbare Orde (artikelen 16, 19 en 20).

MAATREGELEN

Reparatoire maatregel

Het inzetten van artikel 13b Opiumwet gebeurt in ernstige situaties en is bedoeld als herstelsanctie, niet als straf. Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in georganiseerd verband in of vanuit een locatie plaatsvindt, of als de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs hierop duidt. Uit jurisprudentie blijkt dat de burgemeester niet hoeft aan te tonen dat er sprake is van overlast.

Maatregelen bij aantreffen softdrugs

Hieronder volgt het overzicht van maatregelen bij de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van softdrugs (middel als bedoeld in lijst II bij de Opiumwet) in/vanuit panden en/of het bijbehorende erf:

Constatering

Sanctie

Handelshoeveelheid softsdrugs tot en met 500 gram

Varieert van waarschuwing tot sluiting voor een duur van maximaal 3 maanden

Handelshoeveelheid van meer dan 500 gram

Varieert van waarschuwing tot sluiting voor een duur van maximaal 6 maanden.

Handel in softdrugs (hennepteelt)

Varieert van waarschuwing tot een sluiting voor een duur van maximaal 6 maanden.

2e constatering handel in softdrugs in dezelfde woning of lokaal dan wel door dezelfde overtreder binnen 3 jaar na 1e constatering

Sluiting voor een duur van maximaal 12 maanden

3e constatering handel in softdrugs in dezelfde woning of lokaal dan wel door dezelfde overtreder binnen 3 jaren na 2e constatering

Sluiting voor onbepaalde tijd

Maatregelen bij aantreffen harddrugs

Hieronder volgt het overzicht van maatregelen bij de verkoop, aflevering of verstrekking of het daartoe aanwezig hebben van harddrugs (middel als bedoeld in lijst I bij de Opiumwet) in/vanuit panden en/of het bijbehorende erf:

Constatering

Sanctie

Handelshoeveelheid harddrug

Sluiting voor een duur van 3 tot maximaal 12 maanden

2e constatering handel in harddrugs in dezelfde woning of lokaal dan wel door dezelfde overtreder binnen 3 jaar na 1e constatering Handelshoeveelheid van meer dan 500 gram

Sluiting voor een duur van maximaal 24 maanden.

3e constatering handel in softdrugs in dezelfde woning of lokaal dan wel door dezelfde overtreder binnen 3 jaren na 2e constatering Handel in softdrugs (hennepteelt)

Sluiting voor onbepaalde tijd

Overige overweging

Als uitgangspunt geldt dat de maximumsanctie wordt opgelegd, tenzij naar het oordeel van de burgemeester de omstandigheden van het concrete geval aanleiding zijn tot het opleggen van een lichtere sanctie.

Als een sluiting voor onbepaalde tijd is opgelegd kunnen belanghebbenden, na het verstrijken van 2 jaren sinds de sluiting is bevolen, de burgemeester om opheffing van de sluiting verzoeken.

Constateringen die langer dan 3 jaren na de eerdere constatering(en) worden gedaan worden benaderd overeenkomstig 1e constateringen, hoewel die eerdere constatering(en) wel meegenomen kan worden in de afweging van de op te leggen maatregel binnen de categorie.

Als sprake is van zowel handel in softdrugs als handel in harddrugs gelden de uitgangspunten zoals verwoord ten aanzien van de handel in harddrugs.

De burgemeester kan op basis van bepaalde feiten en/of omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bovenstaande maatregelen (art. 4:84 Awb). Afwijking van het beleid kan wenselijk zijn indien zich bijzondere feiten of omstandigheden voordoen. Bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkene, zoals de mate van zelfredzaamheid, kunnen meegewogen worden en leiden tot een mildere maatregel. Maar er kan zich ook een situatie voordoen die door de burgemeester als dermate ernstig wordt ervaren dat er een procedurestap wordt overgeslagen of tot een sluiting voor een langere periode wordt overgegaan.

PRAKTISCHE AFSPRAKEN

Voornemen en zienswijze

Voordat de burgemeester daadwerkelijk overgaat tot het sluiten van een woning of lokaal, wordt de belanghebbende of belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een mondelinge of schriftelijke zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. In geval van een particulier pand is de eigenaar en de eventuele particuliere huurder belanghebbende. Bij een huurpand is dat de woningcorporatie en de huurder van de woning. Alleen als de situatie zo spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk plaatsvinden nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31 lid 2 Awb).

Feitelijke sluiting

Bij effectuering van de maatregel zal in beginsel aan betrokkenen enige tijd gegund worden voordat de woning daadwerkelijk gesloten wordt. Zo worden betrokkenen in de gelegenheid gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen, huisraad, bederfelijke waar en dergelijke uit de woning te halen. Gelet op de ernst van de situatie ligt het in de rede dat dit niet langer kan zijn dan hooguit enkele dagen tot een week. Voor deze termijn kan aangesloten worden bij de termijn die ligt tussen het bekendmaken van het voornemen tot sluiting en het definitieve besluit. Dat betekent ook dat de termijn voor zienswijze kort kan zijn. Bij spoedeisendheid kan direct gesloten worden.

Bezwaar

Het bevel tot sluiting van een lokaal of woning is een besluit in de zin van artikel 1: 3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Alle belanghebbenden kunnen tegen het besluit bezwaar aantekenen en vervolgens, na beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter instellen.

Opvang/huisdieren

Betrokkene(n) dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

Registratie op grond van de WKPB

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende onroerende zaken bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.

Nieuwe huurder, zelfde pand

In het geval dat de burgemeester besluit om een huurpand of huurwoning voor een bepaalde tijd te sluiten en de verhuurder daarop besluit het huurcontract te ontbinden (welke mogelijkheid art. 7:231 lid 2 BW biedt) en er daarna vervolgens sprake is van een nieuwe huurder (van onbesproken gedrag), dan kan de last tot sluiting op verzoek worden opgeheven, wanneer de burgemeester van oordeel is dat de doelen die tot de sluiting hebben geleid zijn geëffectueerd.

Ondertekening

West-Terschelling 30 november 2018

De burgemeester van Terschelling

J.B. Wassink