Regeling vervallen per 12-12-2019

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Texel 2017

Geldend van 27-04-2017 t/m 11-12-2019

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Texel 2017

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Texel:

Gelet op

De Wet maatschappelijke ondersteuning

Verordening maatschappelijke ondersteuning Texel 2016

Overwegende

dat het voor de uitvoering van zijn taken vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning wenselijk is nadere regels te stellen

Besluit

vast te stellen de:

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Texel 2017

Hoofdstuk 1 Definities en begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Texel 2016, dan wel in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

     

    ADL-clusterwoning

    Een zelfstandige woning voor mensen met een ernstige lichamelijke handicap of chronische aandoening waar 24 uur per dag hulp en assistentie ingeroepen kan worden bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)

    Algemeen gebruikelijke voorziening

    Voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, die voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon.

    Bezoekbaar maken van een woning

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woning, de woonkamer en het toilet. Wanneer de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een in de gemeente gelegen Wlz-instelling kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt bezoekbaar gemaakt worden. Onder het bezoekbaar maken van een woning wordt niet verstaan het gebruik kunnen maken van de woning.

     

    Goedkoopst adequate voorziening

    Adequaat gaat over een kwalitatief goede en het best bij de ondersteuningsbehoefte passende voorziening. Wanneer er meerdere adequate voorzieningen beschikbaar zijn, wordt vervolgens naar de prijzen van deze voorzieningen gekeken en wordt de goedkoopste van deze adequate voorzieningen gekozen.

    Maatwerkvoorziening

    Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van:

    zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. Het noodzakelijke vervoer valt hier ook onder, met uitzondering van vervoer voor kortdurend verblijf;participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;beschermd wonen en opvang.

    Persoonsgebonden budget (Pgb)

    Bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.

    Verordening

    Verordening maatschappelijke ondersteuning Texel 2016

    Wet

    Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Hoofdstuk 2 Afwegingskader voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening

Artikel 2 Algemene afwegingscriteria

  • 1. De hulp- of ondersteuningsvraag valt binnen de reikwijdte van de Wmo 2015.

  • 2. De cliënt staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Texel en heeft zijn hoofdverblijf op Texel. Bovendien moet de woning een permanente woonbestemming hebben. Een recreatiewoning is dan ook geen hoofdverblijf.

  • 3. Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. In geval van dreigende overbelasting kan een voorziening aan de mantelzorger worden toegekend.

  • 4. De hulp kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), tenzij expliciet anders vermeld in deze nadere regels.

  • 5. Wanneer er meerdere oplossingen mogelijk zijn, wordt gekozen voor de goedkoopste adequate voorziening, waarbij geldt dat het criterium ‘de goedkoopste’ alleen een criterium is bij gelijke kwaliteit van verschillende voorzieningen.

Artikel 3 Afwijzingsgronden maatwerkvoorziening

  • Het college wijst een verzoek voor een maatwerkvoorziening af, indien:

    • a.

      voor de noodzakelijke ondersteuning een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór de datum van de beschikking heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • c.

      voor zover er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie;

    • d.

      deze als gevolg van de beperkingen van de cliënt voor zichzelf of voor derden onveilig is;

Artikel 4 Herbeoordeling maatwerkvoorziening

De cliënt is verplicht het college medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het tijdig kunnen uitvoeren van de herbeoordeling van de maatwerkvoorzienig. Hierbij geldt dat:

  • a.

    de cliënt de schriftelijke aanvraag voor een maatwerkvoorziening in natura uiterlijk 4 weken voor de afloop van de duur van de verstrekte voorziening indient bij de gemeente;

  • b.

    de cliënt de schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening in de vorm van een pgb uiterlijk 8 weken voor de afloop van de duur van de verstrekte voorziening indient bij de gemeente.

Artikel 5 Beëindiging maatwerkvoorziening

De maatwerkvoorziening wordt beëindigd op verzoek van de cliënt, of wanneer:

  • a.

    de cliënt verhuist naar een andere gemeente;

  • b.

    de cliënt overlijdt;

  • c.

    de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • d.

    de cliënt aangeeft dat zijn situatie is veranderd en (de gemeente) vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • e.

    de doelen van de ingezette hulp/ondersteuning zijn bereikt;

  • f.

    de cliënt die een pgb voor zijn maatwerkvoorziening ontvangt geen verantwoording over de besteding van het pgb aflegt;

  • g.

    de cliënt zijn pgb laat omzetten in Zorg in Natura of vice versa.

Hoofdstuk 3 Ondersteuning bij het voeren van een huishouding

Artikel 6 Algemeen

  • 1. De maatwerkvoorziening ondersteuning bij het voeren van een huishouden kan zowel in natura als in de vorm van een pgb worden verstrekt. Het tarief voor een pgb bedraagt maximaal 80% van het laagste gehanteerde tarief voor respectievelijk Schoonmaakondersteuning en signalering, Praktische thuisondersteuning en Hulp bij het huishouden 2.

  • 2. Er wordt geen pgb verstrekt voor kortdurende ondersteuning bij het voeren van een huishouden. Onder kortdurende ondersteuning wordt in dit geval verstaan ondersteuning van maximaal drie maanden.

  • 3. Ondersteuning bij het voeren van een huishouden omvat:

    • a.

      Schoonmaakondersteuning: gericht op het schoon en leefbaar maken van het huis;

    • b.

      Praktische thuisondersteuning: gericht op het structureren en op orde houden van het eigen huishouden;

    • c.

      Hulp bij het huishouden 2: gericht op het schoon en leefbaar maken van het huis en de organisatie van het huishouden.

  • 4. Een gestructureerd huishouden is een huishouden waarin:

    • a.

      Iedereen gebruik kan maken van een opgeruimde en functionele huiskamer, entree/gang, slaapvertrek, keuken en douche/toilet;

    • b.

      Sprake is van een dagritme (opstaan, eten, drinken, plannen van taken, afspraken nakomen) dat past bij het huishouden;

    • c.

      Post wordt geopend en rekeningen op tijd worden betaald.

  • 5. Schoonmaakondersteuning is noodzakelijk wanneer een cliënt beperkingen ondervindt bij het verrichten van de huishoudelijke taken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat mensen in staat zijn zelf structuur aan te brengen in hun huishouden en zaken te regelen.

  • 6. Praktische thuisondersteuning is noodzakelijk wanneer een cliënt beperkt is bij het voeren van regie op het eigen huishouden. Met de ondersteuning wordt de cliënt in staat gesteld om de regie daar waar mogelijk (deels) zelf en/of met zijn directe leefomgeving op te pakken. De ondersteuning richt zich vooral op het goed laten functioneren van het geheel en richt zich niet op het overnemen van de werkzaamheden.

  • 7. Hulp bij het huishouden 2 is noodzakelijk voor de cliënten die vóór 1 januari 2017 zijn geïndiceerd voor dit product om de continuïteit van het product Hulp bij het huishouden 2 voor hen te waarborgen.

Artikel 7 Schoonmaakondersteuning en signalering

  • 1. Bij het bepalen van de omvang van de schoonmaakondersteuning wordt gebruik gemaakt van de normtijden zoals opgenomen in het Indicatieprotocol huishoudelijke hulp van het CIZ (2006).

  • 2. Bij de vaststelling van de normtijden gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Alleen werkzaamheden die de aanvrager niet zelf kan doen en waarvoor geen mantelzorger(s) beschikbaar zijn of gebruikelijke hulp aanwezig is, worden gecompenseerd;

    • b.

      Bij het vaststellen van de omvang van de schoonmaakondersteuning worden de werkzaamheden die de aanvrager wel kan uitvoeren uitdrukkelijk meegewogen;

    • c.

      De cliënt bepaalt zelf de indeling van de werkzaamheden. De normtijden zijn inclusief een sociale component, zoals bijvoorbeeld koffie drinken;

    • d.

      De voorziening schoonmaakondersteuning wordt aangeboden vanaf een half uur per week en kan worden uitgebreid in tijdsperioden van 15 minuten op grond van maatwerk;

    • e.

      De uit te voeren werkzaamheden zijn noodzakelijk;

    • f.

      Er wordt maatwerk geleverd;

    • g.

      De aangeboden hulp betreft de woonkamer, keuken, wc, natte cel, in principe één slaapkamer en de gang;

    • h.

      De schoonmaakondersteuning en signalering omvatten de volgende werkzaamheden:

      • I.

        licht huishoudelijk werk: opruimen, stof afnemen, beddengoed rechttrekken, huishoudelijke afval opruimen;

      • II.

        zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, schrobben, dweilen, ramen wassen (binnen), sanitair en keuken schoonmaken, bedden verschonen;

      • III.

        wasverzorging: het sorteren en wassen van kleding met behulp van een wasmachine, ophangen  en afhalen van de was, in- en uitruimen wasdroger, vouwen en strijken en opbergen.

      • IV.

        het actief signaleren van veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de cliënt, alsmede vereenzaming van de cliënt. Indien nodig geeft de medewerker het signaal af bij een aanspreekpunt binnen de organisatie. De aanbieder informeert de gemeente direct (binnen een week) over relevante veranderingen in de situatie van de cliënt.

    • i.

      Voor de werkzaamheden ‘het actief signaleren van veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden, vereenzaming van de cliënt en de sociale omgeving van de cliënt’ wordt geen tijd geïndiceerd, omdat dit van de ingezette hulp verwacht mag worden.

Artikel 8 Praktische thuisondersteuning

  • 1. De inzet van praktische thuisondersteuning is gericht op het laten uitvoeren van handelingen door de cliënt zelf en/of door een steunend sociaal netwerk.

  • 2. Praktische thuisondersteuning wordt enkel ingezet indien er sprake is van een stabiele situatie in die zin dat de cliënt in staat is om zelf de nodige handelingen te (leren) verrichten.

  • 3. Tot de dienstverlening behoort:

    • a.

      het proactief signaleren en in de gaten houden van veranderingen van de zelfredzaamheid, gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de persoon;

    • b.

      het ondersteunen van de persoon bij het oefenen met het aanbrengen van (dag)structuur en/of het voeren van regie over eigen huishouden en/of de dagelijkse organisatie van het huishouden. Hieronder wordt verstaan de ondersteuning bij het organiseren en het plannen van huishoudelijke taken, alsmede het regelen van lichte administratieve ondersteuning;

    • c.

      maaltijdverzorging: ondersteuning bij en of zelf klaarmaken van per dag tweemaal broodmaaltijd en éénmaal warme maaltijd of opwarmen magnetronmaaltijd;

    • d.

      afstemming met ander ondersteuningsaanbod indien aanwezig;

    • e.

      het helpen benutten en uitbreiden van de mogelijkheden van het sociale netwerk, met als doel blijvende inzet te realiseren vanuit dat netwerk, waardoor de praktische thuisondersteuning (deels) kan worden afgebouwd. Hierbij is er oog voor (dreigende) overbelasting van de mantelzorger(s).

  • 4. Bij het bepalen van de omvang van de ondersteuning wordt gebruik gemaakt van de ‘Normering Praktische Thuisondersteuning’ zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze nadere regels.

  • 5. In uitzondering op het vierde lid wordt voor de zorg voor kinderen (bij tijdelijke uitval van ouders) gewerkt volgende de normtijden zoals opgenomen in het Indicatieprotocol huishoudelijke hulp van het CIZ (2006).

Artikel 9 Hulp bij het huishouden 2

  • 1. De voorziening Hulp bij het huishouden 2 blijft gehandhaafd voor de cliënten aan wie vóór 1 januari 2017 deze voorziening is toegekend tot uiterlijk 31 december 2018.

  • 2. Er worden geen nieuwe beschikkingen afgegeven voor Hulp bij het huishouden 2 vanaf 1 januari 2017.

  • 3. Hulp bij het huishouden 2 omvat de volgende werkzaamheden:

    • a.

      licht huishoudelijk werk: opruimen, stof afnemen, beddengoed rechttrekken, huishoudelijke afval opruimen;

    • b.

      zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, schrobben, dweilen, ramen wassen (binnen), sanitair en keuken schoonmaken, bedden verschonen;

    • c.

      was verzorging: het sorteren en wassen van kleding met behulp van een wasmachine, ophangen-afhalen van de was/in- en uitruimen wasdroger, vouwen en strijken en opbergen;

    • d.

      organisatie van het huishouden: organiseren, plannen van huishoudelijke taken;

    • e.

      het actief signaleren van veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de cliënt.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 10 Algemeen

  • 1. Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een geschikte woning (hoofdverblijf). Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook gelet op de toekomst (voorzienbaarheid).

  • 2. Een inwoner met een beperking kan voor een aanpassing van het hoofdverblijf in aanmerking komen indien een verhuizing naar een aangepaste of makkelijker aan te passen woning niet te realiseren of niet de goedkoopst adequate oplossing is en ook een algemene voorziening geen oplossing kan bieden. Hierbij dient de cliënt langdurig van de voorziening afhankelijk te zijn voor het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen.

  • 3. Een woningaanpassing is erop gericht om de belemmeringen in en rond de woning te verminderen of op te heffen. Een woningaanpassing is enkel gericht op de essentiële woonruimten zoals benoemd in het vierde lid. Het is niet de bedoeling dat vanuit professionele oppas, of vanuit verzorgings- dan wel therapeutisch oogpunt hulpmiddelen en/of voorzieningen worden aangebracht of dat er belemmeringen worden opgeworpen.

  • 4. Bij een woonvoorziening dient nagegaan te worden wat voor de cliënt de essentiële woonruimten zijn. Onder essentiële woonruimte wordt verstaan:

    • a.

      een slaapgelegenheid die bereikt en gebruikt kan worden;

    • b.

      een toiletgelegenheid die bereikt en gebruikt kan worden;

    • c.

      een natte cel die gebruikt en bereikt kan worden;

    • d.

      een kookgelegenheid/keuken die gebruikt en bereikt kan worden;

    • e.

      een woonkamer die gebruikt en bereikt kan worden;

    • f.

      één toegang tot de woning die gebruikt en bereikt kan worden.

  • 5. Of de cliënt in aanmerking komt voor een woonvoorziening en welke vorm deze voorziening heeft (een onroerende, roerende of financiële voorziening of een combinatie hiervan), hangt af van de ondervonden beperkingen en belemmeringen, van de bouwkundige situatie van de woning, de aanwezigheid van alternatieve oplossingen en van de goedkoopst adequate oplossing.

  • 6. Bij het verstrekken van een woonvoorziening in de vorm van een aanpassing in de keuken of badkamer wordt aangesloten bij de afschrijvingstermijnen zoals gehanteerd door woningbouwverenigingen.

  • 7. Een aanbouw wordt alleen overwogen als dit leidt tot een langdurig adequate oplossing voor de cliënt en essentiële woonruimtes niet op een andere manier bereikbaar kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld door een inpandige aanpassing of verhuizing, en een losse woonunit geen goedkopere en meest adequate oplossing is. Ook het feit dat de verhuurder de huurwoning niet beschikbaar wil houden voor personen met een beperking of geen toestemming wil geven voor de verbouwing kan een reden zijn om een losse woonunit te verstrekken.

  • 8. Bij een aanvraag voor een mantelzorgwoning zijn de betrokkenen in eerste instantie zelf (financieel) verantwoordelijk voor het hebben van een woning. Uitgangspunt is dat de woonkosten van de mantelzorger ook in een nieuwe situatie aan wonen besteed kunnen worden.

  • 9. In geval van woningsanering in verband met COPD worden de Nibudnormen gehanteerd voor zeil, linoleum en gordijnen. Dit wordt verstrekt in de vorm van een pgb van maximaal € 1.500,-.

  • 10. Voor het kwaliteitsniveau van de aanpassingen wordt aangesloten bij de eisen zoals deze in het bouwbesluit zijn geformuleerd.

Artikel 11 Kosten voor woonvoorzieningen

  • 1. Woonvoorzieningen kunnen zowel in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen bedraagt 100% van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. De cliënt vraagt hiertoe minimaal twee offertes aan.

  • 3. Voor het bezoekbaar maken van een woning zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van deze regeling wordt een pgb van maximaal € 3.000,- verstrekt. De cliënt vraagt hiertoe minimaal twee offertes aan.

  • 4. Woonvoorzieningen kunnen in eigendom worden verstrekt als de cliënt gedurende de rest van zijn leven afhankelijk is van de voorziening en de verwachte gebruiksduur van de voorziening meer dan 10 jaar is. Andere woonvoorzieningen worden in bruikleen verstrekt, met uitzondering van aanbouwen.

  • 5. Wanneer de woning meer waard wordt door de woningaanpassing en de woning wordt verkocht, dient (een deel van) de meerwaarde terug te worden betaald. De meerwaarde van de woning, die een gevolg is van de woningaanpassing, wordt volgens onderstaand afschrijvingsschema terugbetaald. Hierbij wordt gemeten vanaf het moment dat de woningaanpassing gereed is. Voor een woonunit geldt dat het terugbetalen van de meerwaarde wordt gekoppeld aan de levensduur van de woonunit.

     

    Aanbouw:

    Verkoop binnen 1 jaar

    100% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 1 en 2 jaar

    90% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 2 en 3 jaar

    80% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 3 en 4 jaar

    70% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 4 en 5 jaar

    60% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 5 en 6 jaar

    50% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 6 en 7 jaar

    40% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 7 en 8 jaar

    30% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 8 en 9 jaar

    20% van de meerwaarde

    Verkoop tussen 9 en 10 jaar

    10% van de meerwaarde

    Verkoop na 10 jaar

    0% van de meerwaarde

Artikel 12 Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Kosten van onderhoud, reparatie en keuring van woonvoorzieningen worden vergoed door de gemeente. Hiervan uitgezonderd zijn kosten voor onderhoud, reparatie en keuring van permanente aanbouw en van voorzieningen die in eigendom zijn verstrekt.

  • 2. De reparatiekosten ten gevolge van schade die aan de schuld van de gebruiker te wijten zijn, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. Reparatiekosten, behalve die worden genoemd in lid 2 van dit artikel, kunnen alleen worden vergoed, wanneer de reparatie door een door de gemeente goedgekeurde reparateur wordt uitgevoerd.

Artikel 13 Verhuizen

  • 1. Als verhuizen (naar een reeds aangepaste woning of een woning die goedkoper en makkelijker aan te passen is) goedkoper is dan het aanpassen van de huidig bewoonde woning, gaat het verhuizen voor het aanpassen van de woning. In de afweging wordt tevens rekening gehouden met de sociale omstandigheden van de cliënt, de woonlasten en financiële draagkracht, en de snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost.

  • 2. Het primaat van verhuizen geldt niet voor woningaanpassingen tot € 7.000,- die leiden tot een langdurige en adequate oplossing voor de belemmeringen in en rond de woning.

  • 3. Indien er sprake is van een plotseling optredende situatie en het noodzakelijk is om te verhuizen naar bijvoorbeeld een aangepaste woning, kan de gemeente een verhuiskostenvergoeding verstrekken. Als de verhuizing te verwachten of te voorspellen was, wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend.

  • 4. De verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt in de vorm van een pgb van maximaal € 3.000,-, gebaseerd op een door het college geaccepteerde offerte. De cliënt vraagt hiertoe minimaal twee offertes aan.

  • 5. Voor verhuizing is het noodzakelijk dat op het moment van de beslissing een aangepaste of gemakkelijk aan te passen woning beschikbaar is of dat binnen één jaar een dergelijke woning beschikbaar zal komen. De medische situatie van de cliënt is hierbij leidend.

  • 6. Lid 1 van dit artikel is zowel van toepassing bij huurwoningen als bij koopwoningen. Bij een koopwoning zal een afweging gemaakt moeten worden of het kopen van een andere geschikte of gemakkelijk aan te passen woning gezien kan worden als de meest goedkope en adequate oplossing. Met de verhuizing zijn immers meer kosten gemoeid dan alleen de kosten van het aanpassen. Het kopen van een andere duurdere woning kan onevenredige kosten opleveren voor de persoon met een beperking of het gezin waartoe hij/zij behoort. In overleg met de betrokken partijen zal bezien moeten worden welke keuze de voorkeur heeft. In de belangenafweging zullen alle feiten en omstandigheden – financiële en niet financiële – gewogen moeten worden. De verwachting voor wat betreft de bruikbaarheid van de woning in de toekomst kan ook een rol spelen.

  • 7. Ook als er een geschikte huurwoning beschikbaar is, geldt het primaat van verhuizen naar die woning voor de eigenaar van de koopwoning. Er kan en mag worden verwacht dat de eigen woning wordt verkocht, met inachtneming van de financiële, medische en sociale situatie.

Artikel 14 Geen recht op een woonvoorziening

Geen maatwerkvoorziening in verband met wonen wordt verstrekt:

  • a.

    in het geval de beperkingen bij het normaal gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • b.

    als de aangevraagde voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • c.

    ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie‐ en recreatiewoningen, ADL‐clusterwoningen en gehuurde kamers, waaronder ook kamers in een verpleeghuis dan wel zorginstelling;

  • d.

    indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van de beperkingen en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

  • e.

    als de aanvraag betrekking heeft op kosten die bij gerealiseerde nieuwbouw of reeds uitgevoerde renovatie meegenomen hadden kunnen worden.

Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 15 Algemeen

  • 1. De vervoersvoorziening richt zich op het vervoer in de directe woon- en leefomgeving. Het gaat hierbij dan om verplaatsingen die de gemiddelde inwoner in zijn/haar eigen woonomgeving maakt, sociaal-culturele instellingen. De vervoersvoorziening mag tevens gebruikt worden voor vervoer naar het ziekenhuis in Den Helder. De kosten voor de boot van Texel naar Den Helder en vice versa zijn hiervan uitgezonderd.

  • 2. Het vaststellen van het maximaal te hanteren pgb bedrag voor vervoersvoorzieningen (incl. scootmobiel) en rolstoelen gebeurt op navolgende manier:

    • a.

      Op basis van het indicatieadvies, het passingsverslag of de offerte wordt de categorie waar het hulpmiddel binnen valt, door de gemeente vastgesteld.

    • b.

      Aan de hand van het pgb-referentiebedrag per categorie wordt het maximaal te vergoeden pgb-bedrag vastgesteld (dit is de bruto consumentenprijs minus de korting van de gemeente bij de aanbieder). Dit is het bedrag wat maximaal door de gemeente vergoed wordt als de klant het hulpmiddel zelf aanschaft.

    • c.

      Het daadwerkelijk te vergoeden bedrag is het factuurbedrag met een maximum van het bovengenoemde pgb-referentiebedrag, eventueel vermeerderd met het bedrag van geïndiceerde, noodzakelijke aanpassingen aan het hulpmiddel.

    • d.

      Vervolgens wordt het per jaar te vergoeden ROB-bedrag (reparatie, onderhoud en verzekering) vastgesteld. Voor handbewogen hulpmiddelen is dit, als vuistregel, 5% van het pgb-bedrag en voor gemotoriseerde hulpmiddelen is dit 7% van het pgb-bedrag, op basis van het standaard hulpmiddel.

    • e.

      Eenmaal per jaar kunnen kan op basis van werkelijk gemaakte kosten, met overlegging van de originele nota’s, bij de gemeente de ROB-kosten gedeclareerd worden.

    • f.

      Het totale ROB-bedrag, voor de duur van 7 jaar, geldt als maximaal te declareren bedrag gedurende deze 7 jaar.

Artikel 16 Kilometer- / taxivergoeding

  • 1. Een inwoner komt in aanmerking voor een kilometer- of taxivergoeding indien deze langdurig niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken ten gevolge van lichamelijke, zintuigelijke en/of verstandelijke belemmeringen.

  • 2. De kilometervergoeding bedraagt € 0,22 per kilometer voor maximaal 1.500 kilometer per jaar en wordt als financiële tegemoetkoming verstrekt.

  • 3. De taxivergoeding bedraagt € 330,- per jaar. Indien beide partners een taxivergoeding ontvangen, bedraagt de vergoeding € 220,- per persoon per jaar.

  • 4. Indien een cliënt is aangewezen op rolstoeltaxivervoer, bedraagt de jaarlijkse vergoeding € 3.300,-. Indien beide partners een indicatie hebben, ontvangen deze € 2.200,- per persoon per jaar. Een onafhankelijk adviseur beoordeelt of er enkel per rolstoeltaxi gereisd kan worden.

Artikel 17 Autoaanpassing

  • 1. Een autoaanpassing wordt vergoed wanneer een cliënt is aangewezen op een eigen auto om verplaatsingen mogelijk te maken in de leefomgeving en op grond van een medisch advies dat een andere vervoersvoorziening niet voldoet.

  • 2. Deze autoaanpassingen kunnen betreffen:

    • a.

      de bediening en besturing van de auto;

    • b.

      het in en uit de auto komen;

    • c.

      de zithouding;

    • d.

      de verzorging van de cliënt;

  • 3. Een pgb voor een autoaanpassing dient te leiden tot een langdurig adequate oplossing. Verandering in de medische situatie kan aanleiding zijn tot aanpassing van het pgb.

Artikel 18 Rolstoel

  • 1. Een persoon met een beperking kan voor een rolstoel in aanmerking komen:

    • a.

      wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken; en

    • b.

      de hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van andere voorliggende voorziening of andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden; en

    • c.

      indien een algemene voorziening niet aanwezig is.

  • 2. Voor een rolstoel die aan het programma van eisen voldoet kan een pgb worden verstrekt.

  • 3. Een pgb voor een rolstoel wordt in principe eenmaal per zeven jaar verstrekt. Verandering in de medische situatie kan aanleiding zijn om af te wijken van deze termijn.

Artikel 19 Sportrolstoel

  • 1. De cliënt dient aan te tonen:

    • a.

      dat hij/zij regelmatig sport, en

    • b.

      dat de gebruiker zonder sportrolstoel zijn sport niet kan beoefenen, en

    • c.

      een rolstoelvoorziening voor dagelijks gebruik niet voldoet.

  • 2. Indien één rolstoelvoorziening voor zowel sport als dagelijks gebruik kan worden gebruikt, wordt slechts één voorziening verstrekt.

  • 3. Sportrolstoelen bestemd voor topsport worden niet verstrekt.

  • 4. De sportrolstoel kan zowel in natura als in de vorm van een pgb worden verstrekt..

  • 5. De hoogte van de pgb voor aanschaf, inclusief onderhoud en reparatie, van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 4.000,- voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 6 Begeleiding

Artikel 20 Algemeen

  • 1. Begeleiding omvat:

    • a.

      het bieden van ondersteuning die is gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en die strekt tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing.

    • b.

      het bieden van ondersteuning op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen.

    • c.

      het bieden van ondersteuning bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventie.

  • 2. Begeleiding extra omvat de activiteiten zoals omschreven in het eerste lid van dit artikel en wordt ingezet bij zwaarwegende gedragsproblematiek, ernstig tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen, of bij gevaar voor de aanvrager of zijn omgeving

  • 3. Persoonlijke Verzorging wordt waar nodig uitgevoerd in combinatie met begeleiding en voor zover er geen aanspraak is op de Zorgverzekeringswet vanwege een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop.

Artikel 21 Gebruikelijke hulp

  • 1. Alle begeleiding van de cliënt door de ouder, door partners onderling, door inwonende kinderen en/of andere huisgenoten is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende situatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat de maatwerkvoorziening begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal zes maanden.

  • 2. Hierop gelden de volgende uitzonderingen:

    • a.

      Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp ten behoeve van cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht;

    • b.

      Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorzieningen hiertoe te worden aangewend.

  • 3. Gebruikelijke hulp kan bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, bestaan uit:

    • a.

      Het geven van begeleiding aan een belanghebbende op het terrein van de maatschappelijke participatie;

    • b.

      Het begeleiden van belanghebbende bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort;

    • c.

      Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte belanghebbende werd uitgevoerd;

    • d.

      Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de belanghebbende.

Hoofdstuk 7 Dagbesteding

Artikel 22 Algemeen

  • 1. Dagbesteding is ondersteuning in een groep en kent diverse verschijningsvormen en zinvolle activiteiten. Algemeen uitgangspunt is dat activiteiten bijdragen aan de zelfredzaamheid en aansluiten op wat iemand (nog) kan (leren) en of bijdragen aan de samenleving.

  • 2. Dagbesteding kan ook dienen als tijdelijke ondersteuning voor mantelzorgers waardoor zij beter in staat blijven hun zorgtaken uit te voeren.

  • 3. Dagbesteding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de persoon actief wordt betrokken.

  • 4. Dagbesteding biedt mogelijkheden voor tijdsstructurering, zingeving en het aangaan van sociale contacten, waardoor bepaalde gedragsproblemen kunnen afnemen.

Artikel 23 Vervoer dagbesteding

  • 1. Het bieden van vervoer is verbonden aan dagbesteding voor zover de cliënt niet in staat is om zelf, met behulp van zijn netwerk of met vrijwillige inzet van en naar de dagbesteding te komen. In die gevallen neemt de aanbieder van de dagbesteding de organisatie van het vervoer op zich.

  • 2. Het vervoer omvat het vervoer van en naar de locatie van de dagbesteding.

  • 3. Toezicht tijdens het vervoer wordt niet geïndiceerd.

Hoofdstuk 8 Opvang en beschermd wonen

Artikel 24 Algemeen

  • 1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor opvang, wanneer bij de intake, voor beoordeling van de toegang aandacht wordt besteed aan:

    • a.

      de mate waarin de belanghebbende slachtoffer is van huiselijk geweld en vanwege ernstige dreiging en/of geweld niet op een andere plek dan de opvang veilig kan verblijven met eventuele kinderen;

    • b.

      de mate van dak- en thuisloosheid, met inachtneming van de contra-indicaties in verband met de sociale en psychische omstandigheden van de belanghebbende en de richtlijnen in verband met regiobinding.

  • 2. Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

    • a.

      de cliënt een psychiatrische aandoening heeft; en

    • b.

      de cliënt 18 jaar of ouder is en legaal in Nederland verblijft; en

    • c.

      de cliënt niet zelfstandig kan leven en een mogelijk gevaar voor zichzelf en anderen vormt als gevolg van de psychiatrische aandoening; en

    • d.

      er sprake is van regiobinding; en

    • e.

      de cliënt niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen; en

    • f.

      cliënt niet dakloos is, klinische behandeling niet voorliggend is en aanvrager niet voldoet aan de criteria voor de Wet langdurige zorg.

  • 3. De aanvraag om opvang of beschermd wonen wordt ingediend bij en beoordeeld door het college van de centrumgemeente, zijnde Den Helder.

Hoofdstuk 9 Kortdurend verblijf

Artikel 25 Algemeen

  • 1. Kortdurend verblijf is een tijdelijk verblijf in een instelling of een gezin, bedoeld om de mantelzorger(s) te ontlasten.

  • 2. Op kortdurend verblijf kan aanspraak worden gedaan indien dit voor de mantelzorger noodzakelijk is en het bijdraagt aan het langer thuis wonen van de cliënt.

  • 3. Voorafgaand wordt per situatie beoordeeld wat nodig is en daarin wordt meegenomen welke alternatieven er zijn (extra hulp in huis, vrijwillige respijthulp thuis of opname al dan niet vergoed door de Zorgverzekeringswet).

  • 4. Het kortdurend verblijf is in principe planbaar en bedoeld voor cliënten wier ondersteuningsbehoefte gepaard gaat met intensief toezicht.

  • 5. Toezicht tijdens kortdurend verblijf kan ook een vorm van actieve observatie zijn.

  • 6. Wanneer verpleging nodig is moet dit geregeld worden via de Zorgverzekeringswet. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf.

  • 7. De duur van het verblijf is maximaal drie etmalen per week. In specifieke situaties is een langere aaneengesloten periode mogelijk voor zover daarmee de maximale periode van 156 etmalen op jaarbasis niet wordt overschreden.

  • 8. De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de locatie van het verblijf.

Hoofdstuk 10 Persoonsgebonden budget

Artikel 26 Algemeen

  • 1. Een pgb wordt verstrekt op basis van een persoonlijk plan zoals bedoeld in artikel 2.3.2., tweede lid van de wet.

  • 2. Zorg in natura en een pgb kunnen naast elkaar bestaan, maar er wordt geen pgb verstrekt voor eenzelfde voorziening als waarvoor de cliënt ondersteuning in natura krijgt.

Artikel 27 Kwaliteitseisen

  • 1. Het college stelt in ieder geval de volgende kwaliteitseisen aan de met pgb in te kopen maatwerkvoorziening:

    • 1.

      Het is veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht;

    • 2.

      Het voldoet aan de noodzakelijke/ gebruikelijke professionele standaard zoals deze ook gelden voor gecontracteerde aanbieders van maatwerkvoorzieningen Wmo.

    • 3.

      Het is afgestemd op de behoefte van de cliënt en op andere ontvangen zorg;

    • 4.

      Het is verstrekt met respect voor de rechten van de cliënt;

    • 5.

      Het is proportioneel.

  • 2. De pgb-houder heeft op grond van de Wmo zelf de regie over de ondersteuning die hij met het pgb contracteert. Daarmee heeft hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.

  • 3. Het college toetst vooraf of de kwaliteit bij de pgb-houder voldoende is gegarandeerd. De aanvrager maakt dit inzichtelijk in het persoonlijk plan.

  • 4. In dit plan is vastgelegd bij wie de pgb-houder zijn ondersteuning, zorg of hulp zal inkopen, wat zijn motivatie is een pgb aan te vragen, op welke manier dit bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid, wat de beoogde resultaten zijn van de ondersteuning, zorg of hulp en hoe de kwaliteit van die hulp is gewaarborgd.

  • 5. De met pgb in te kopen hulp door personen uit het sociale netwerk voldoet aan de volgende criteria en/of voorwaarden:

    • 1.

      de zorginzet overstijgt de gebruikelijke hulp

    • 2.

      de inzet leidt aantoonbaar tot goede en effectieve ondersteuning

Artikel 28 Trekkingsrecht

  • 1. De gemeente stort de uit te betalen pgb’s op rekening van het Servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hiervan zijn uitgezonderd eenmalige pgb’s bestemd voor woon- of vervoersvoorzieningen.

  • 2. De pgb-houder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de zorgverlener.

  • 3. De niet bestede pgb-bedragen worden door SVB na afloop van het kalenderjaar of de ondersteuningsperiode terugbetaald aan de gemeente.

Artikel 29 Afwijzingsgronden

Het college weigert het persoonsgebonden budget op grond van één of meerdere van onderstaande redenen:

  • a.

    De cliënt heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt;

  • b.

    De cliënt voldoet niet aan de aan de pgb verbonden voorwaarden zoals omschreven in dit hoofdstuk;

  • c.

    De cliënt heeft in de afgelopen 3 jaar misbruik gemaakt van enige voorziening in het sociale domein, waaronder begrepen het niet voldoen aan de voorwaarden van een eerder verleend pgb;

  • d.

    De cliënt neemt deel aan een schuldhulpverleningstraject in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp);

  • e.

    De cliënt is (volgens de rechtbank) handelingsonbekwaam verklaard;

  • f.

    De cliënt beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats;

  • g.

    De cliënt beschikt niet over een bankrekening;

Artikel 30 Verplichtingen en uitsluitingen pgb

  • 1. Het pgb mag niet besteed worden aan:

    • a.

      een voorziening die voor de cliënt algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      administratiekosten en feestdagenuitkering;

    • c.

      reiskosten;

    • d.

      administratieve bemiddelingsbureaus, tussenpersonen of belangenbehartigers.

  • 2. Een vrij besteedbaar budget maakt geen onderdeel uit van het pgb.

  • 3. In afwijking van het gestelde onder lid 1, sub d mogen de kosten voor arbeidsbemiddeling uit het pgb worden betaald, indien de betrokken partij een Per Saldo keurmerk heeft.

  • 4. De pgb-houder komt met de aanbieder in een schriftelijke zorgovereenkomst de hulpverlening overeen. In de zorgovereenkomst zijn ten minste afspraken opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de ondersteuning, zorg of hulp, de inschakeling van het type hulpverlener (medewerker van een zorgorganisatie of sociaal netwerk) en wijze van declareren.

  • 5. De pgb-houder volgt de wettelijke regels voor vakantie en verlof bij vakantie van de zorgverlener.

  • 6. De pgb-houder volgt de regels van de SVB bij (vervanging van) een zieke zorgverlener.

  • 7. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting bij een persoon uit het sociale netwerk vanwege het leveren van maatwerkvoorziening(en) met een pgb, dient de pgb-houder die overbelasting op te heffen door deze maatwerkvoorziening door (andere) personen/zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen vanuit het pgb.

Artikel 31 Hoogte van het tarief

  • 1. De hoogte van het pgb is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld persoonlijk plan over hoe hij het pgb gaat besteden en tegen welk tarief.

  • 2. Het pgb-tarief voor professionals, werkzaam conform aantoonbare professionele standaarden, bedraagt maximaal 80% van het laagste tarief van de door de gemeente gecontracteerde aanbieders, tenzij dit in deze nadere regels expliciet anders is bepaald.

  • 3. Tenzij dit in deze nadere regels expliciet anders is bepaald, bedraagt het pgb-tarief voor hulp door anderen en door personen uit het sociale netwerk maximaal 80% van het laagste tarief van de door de gemeente gecontracteerde aanbieders, op basis van een kostenberekening die is opgenomen in het persoonlijk plan.

Hoofdstuk 11 Eigen bijdrage in de kosten

Artikel 32 Algemeen

  • 1. Voor alle maatwerkvoorzieningen verstrekt vanuit de Wmo wordt een eigen bijdrage opgelegd. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

  • 2. De eigen bijdrage wordt geheven zolang gebruik wordt gemaakt van de maatwerkvoorziening.

  • 3. De bijdrage als bedoeld in het eerste lid is niet verschuldigd:

    • 1.

      voor een vervoersvoorziening in de vorm van een kilometer- / taxivergoeding;

    • 2.

      indien een uitzondering op de inning is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 5. Lid 3 is niet van toepassing op de berekening van de bijdrage in de kosten voor beschermd wonen of verblijf in opvang.

  • 6. Voor algemene voorzieningen wordt door de gemeente geen eigen bijdrage opgelegd. Aanbieders van algemene voorzieningen kunnen een eigen bijdrage vragen. Deze zal in ieder geval nooit hoger zijn dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 33 Verlaging van de eigen bijdrage

Inwoners met een laag inkomen van maximaal 120% van de geldende bijstandsnorm en een beperkt vermogen, zoals bepaald in de geldende bijstandsnorm, kunnen gebruik maken van de zogenaamde minimaregelingen uit het minimabeleid of hun zorgverzekering.

Ondertekening

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Texel 2017’ en treedt in werking 8 dagen na publicatie.
Vastgesteld in de vergadering van het college van
burgemeester en wethouders van Texel op 18 april 2017.
burgemeester en wethouders van Texel,
de secretaris, de burgemeester,
R.P. van Menen M.C. Uitdehaag

Bijlage 1 Algemene Afkortingenlijst

ADL

Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen

Awb

Algemene wet bestuursrecht

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

BRP

Basisregistratie personen

CAK

Centraal Administratie Kantoor

CIZ

Centrum Indicatiestelling Zorg

CRvB

Centrale Raad van Beroep

Pgb

Persoonsgebonden budget

SVB

Sociale Verzekeringsbank

Wao

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

WIA

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Wlz

Wet langdurige zorg

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

Wpg

Wet publieke gezondheid

Wsnp

Wet schuldsanering natuurlijke personen

Wvg

Wet voorzieningen gehandicapten

Wwb

Wet werk en bijstand

ZiN

Zorg in Natura

Zvw

Zorgverzekeringswet

Bijlage 2 Normering praktische thuisondersteuning

Nr.

Activiteiten

Minuten

Uren

2.1

Het proactief signaleren en in de gaten houden van veranderingen van de zelfredzaamheid, gezondheidssituatie, de leefomstandigheden, de leefomstandigheden en sociale omgeving van de cliënt.

5 min. per week

0,08 uur per week

2.1

Het ondersteunen (coachen) van de cliënt bij het oefenen met het aanbrengen (dag)structuur.

 

Het voeren van regie over eigen huishouden en/of de dagelijkse organisatie van het huishouden. Hieronder wordt verstaan de ondersteuning bij het organiseren, het plannen van huishoudelijke taken, het regelen van lichte administratieve ondersteuning

30 min. per week

 

30 minuten per week

0,5 uur per week

0,5 uur per week

 

2.3

Maaltijdverzorging:

- opstellen boodschappenlijstje en zorgen dat de boodschappen in huis komen (bestellen boodschappen via bezorgservice van de (lokale) supermarkt).

 

- ondersteuning bij en of het zelf klaarmaken van per dag 2x broodmaaltijd.

 

- ondersteuning bij en of het zelf klaarmaken van warme maaltijd of magnetronmaaltijd.

 

 

20 min. per week

 

15 minuten per dag

30 minuten per dag (maximaal 3x per week)

 

0,25 uur per week

0,25 uur per dag

0,5 uur per dag (maximaal 3 x per week

2.4

Afstemming met ander ondersteuningsaanbod indien aanwezig.

Maatwerk, wordt vastgelegd in gespreksverslag. Afhankelijk van het te bereiken resultaat.

Maatwerk

2.5

Het helpen benutten en uitbreiden van de mogelijkheden van het sociaal netwerk, met als doel blijvende inzet te realiseren vanuit dat netwerk, waardoor praktische thuisondersteuning deels kan worden afgebouwd. Hierbij is er oog voor (dreigende) overbelasting van de mantelzorgers.

Maatwerk, wordt vastgelegd in het gespreksverslag. Afhankelijk van het te bereiken resultaat.

Maatwerk

 

Bijlage 3 Gebruikelijke hulp

Voor gebruikelijke hulp worden al jaren door gemeenten protocollen toegepast bij de verstrekking van huishoudelijke hulp. Voor een beschrijving van gebruikelijke hulp sluiten we aan bij het door het CIZ ontwikkelde ‘Protocol gebruikelijke zorg (april 2005)’. Dit protocol wordt ook binnen de WLZ gehanteerd en door veel gemeenten ook voor de hulp bij het huishouden in de Wmo. Zie daarvoor ook www.ciz.nl.

Bijlage 4 Algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen

Er dient een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de belanghebbende, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen. Hierbij wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende. Daarbij wordt achterhaald wat de belanghebbende op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, dan wel het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. Als dit geen oplossing biedt voor de behoefte van de belanghebbende wordt beoordeeld of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of een maatwerkvoorziening nodig is. En er wordt beoordeeld of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt.

Onder algemene voorzieningen valt het aanbod van diensten of activiteiten dat algemeen toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Met algemeen toegankelijk wordt bedoeld dat er geen onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers wordt gedaan. Zoals dit bij een maatwerkvoorziening wel gebeurt.

Een aantal voorbeelden van algemene voorzieningen rond huis:

  • .

    Boodschappenservice en/of bezorgdienst.

  • .

    Maaltijdvoorziening en/of Kant- en klaar maaltijden.

  • .

    Was- en strijkservice.

  • .

    Inzet van een glazenwasser.

  • .

    Hondenuitlaatservice.

  • .

    Diensten van vrijwilligers/vrijwilligersorganisaties.

  • .

    Kook- of andere cursussen.

  • .

    (Senioren)cafés of open eettafels.

  • .

    Diverse vormen van kinderopvang etc.

 

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

  • .

    Het is niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking;

  • .

    Het is verkrijgbaar in de reguliere handel;

  • .

    Het kan voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon.

 

Een voorziening kan derhalve bestaan uit compensatie van noemenswaardige meerkosten ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke voorziening moet maken.

Enkele voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een fiets met lage instap of met elektrische trapondersteuning is een goed voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een dergelijke fiets wordt ook gebruikt door mensen zonder beperkingen (bijvoorbeeld door mensen die een lange afstand naar hun werk of school moeten fietsen), is gewoon bij de fietsenwinkel te koop, is duurder dan een gewone fiets maar is wel betaalbaar voor de meeste mensen.

  

Algemeen gebruikelijke voorzieningen in huis

  • .

    Verstrekking voor de eerste zes maanden via de tijdelijke uitleen van zorgwinkels.

  • .

    Verhoogde toiletpotten

  • .

    Thermostaat kranen/ mengkranen

  • .

    (Elektrische) zonwering

  • .

    Losse airco units

  • .

    Keramische/inductie kookplaat

  • .

    Inrichten en stofferen van een nieuw te betrekken woning

  • .

    Aanleg centrale verwarming

  • .

    Losse douchestoelen en/of krukken 

  • .

    Douchescherm, -stang en/of -gordijn 

  • .

    Drempelhulp

  • .

    Automatische deuropeners voor garagedeuren

  • .

    Ophogen bestrating na verzakking

 

Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

  • .

    Verstrekking voor de eerste zes maanden via de tijdelijke uitleen van zorgwinkels

  • .

    Openbaar vervoer

  • .

    Stalling scootmobiel

  • .

    Aanbrengen licht en/of elektriciteit in stalling voor de scootmobiel

  • .

    Aankoppelfiets voor kinderen

  • .

    Tandem (ook met hulpmotor) voor volwassenen

  • .

    Elektrische fiets/fiets met lage instap

  • .

    Algemene uitleen bij pretparken, warenhuizen, etc.

  • .

    Auto (ook automaat of met cruise control)

Criterium voorzienbaarheid

Een bijzondere vorm van algemeen gebruikelijke voorzieningen gaat over de zogenaamde voorzienbaarheid. Een oudere die een aantal jaren ingeschreven staat voor een appartement of serviceflat en op het moment van verhuizing een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wmo aanvraagt, had deze verhuizing kunnen zien aankomen en daarvoor kunnen reserveren.

Dit criterium kan ook gelden bij aanvragen voor huishoudelijke hulp en bepaalde woningaanpassingen. Bij het ouder worden mag van mensen gevraagd worden dat zij anticiperen op beperkingen die te maken hebben met ouderdom en daarvoor geld reserveren.

 

In sommige situaties is het echter zo dat de belanghebbende daartoe niet in staat is, bijvoorbeeld vanwege de hoogte van het inkomen of omdat er sprake is van een plotselinge ontstane situatie. In deze situaties kan de belanghebbende in aanmerking komen voor een vergoeding van de meerkosten voor de verhuizing. Het leveren van maatwerk is hierbij leidend.