Regeling vervallen per 01-01-2012

Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Teylingen

Geldend van 19-02-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Teylingen

De raad van de gemeente Teylingen;

Overwegende dat op grond van:

  • -

    de inwerkingtreding van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning per 1 januari 2007;

  • -

    de intrekking van de Welzijnswet per 1 januari 2007;

gelezen:

  • -

    het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2008 december 2008, strekkende tot de herziening van het welzijnsbeleid;

gelet op

Besluit:

  • 1.

    De subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Teylingen vast te stellen;

  • 2.

    De subsidieverordening Welzijn Gemeente Teylingen van 28 september 2006 in te trekken;

ALGEMEEN DEEL

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Activiteit

De activiteit, zo mogelijk vertaald in meetbare prestaties en beoogde effecten, die door de instelling zal worden uitgevoerd en door de gemeente kan worden gesubsidieerd.

Activiteitenprogramma

  • a.

    een programma dat een overzicht geeft van de door de instelling voorgenomen activiteiten. Het programma bevat tevens de relatie van de voorgenomen activiteiten met het maatschappelijk ondersteuningsbeleid en vermeldt in ieder geval de benodigde personele en materiele middelen per activiteit;

  • b

    Het college kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de inhoud van een activiteitenprogramma.

Activiteitenverslag

  • a.

    Een verslag dat de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend beschrijft;

  • b.

    In het verslag wordt een vergelijking gemaakt tussen de nagestreefde prestaties uit het activiteitenprogramma en de gerealiseerde prestaties;

  • c.

    Bij een verschil in het onder b genoemde wordt een toelichting gegeven op de verschillen.

Algemene reserve

Het vrij besteedbare vermogen van een instelling, niet zijnde een bestemmingsreserve.

Beleidsregel

Een besluit, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, dat een algemene regel geeft voor het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan en is vastgesteld door het college.

Beschikking

Een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag.

Besluit

Een schriftelijke beslissing van het college of de gemeenteraad, inhoudende een publiekrechtelijke handeling.

Bestemmingsreserve

Het vermogen van de instelling dat met een specifiek doel, na goedkeuring door het college, in de balans is opgenomen.

Budgetsubsidie

Een subsidie aan een instelling, waarbij vooraf het aantal subsidiejaren, de objectieve subsidiecriteria, de uitgangspunten van het subsidiebeleid en de wijze waarop de bijstelling van het budget plaatsvindt, is bepaald voor van tevoren omschreven activiteiten en prestaties ter bewerkstelliging van gemeentelijke doelen.

College

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserves, de bestemmingsreserves en het gerealiseerde resultaat na bestemming.

Exploitatieomzet

Alle financiële handelingen die bedoeld zijn om de in het activiteitenprogramma opgenomen activiteiten uit te voeren.

Voor het bepalen van de hoogte van de exploitatieomzet gaat de gemeente uit van het netto resultaat van de afzonderlijke activiteiten zijnde het verschil tussen de uitgaven en de opbrengsten van de activiteiten.

Exploitatiesubsidie

Een subsidie ten behoeve van activiteiten van structurele aard ter bewerkstelliging van gemeentelijke doelen, waarbij de subsidie voorziet in (een deel van ) het tekort van de exploitatiebegroting.

Gelieerde rechtspersoon

Rechtspersoon waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel heeft de instelling financieel te ondersteunen of waarbij in geval van liquidatie van de gelieerde rechtspersoon gelden aan de instelling kunnen toevloeien.

Incidenteel subsidie

Een subsidie voor één of meerdere activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter

Instelling

Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zonder winstoogmerk, aantoonbare activiteiten ontplooit op het terrein van maatschappelijke ondersteuning voor de burgers van Teylingen.

Investeringssubsidie

Een subsidie ten behoeve van verbouw of nieuwbouw of eerste inrichting van een accommodatie.

Jeugdlid

Een persoon die op 1 januari van het desbetreffende subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar of lager heeft bereikt, contributie betaalt voor een lidmaatschap en actief lid is.

Maatschappelijke ondersteuning

Alle activiteiten die ten doel hebben om door middel van participatie van zoveel mogelijk burgers, de eigen verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid voor elkaar te laten toenemen zodat meer sociale cohesie ontstaat in buurten en wijken van Teylingen, minder mensen worden buitengesloten van deelname aan de samenleving en de leefbaarheid in Teylingen wordt bevorderd.

Professionele instelling

Een instelling die meer dan één beroepskracht in dienst heeft en waarvan de personeelslasten hoger zijn dan € 25.000,00 per jaar.

Subsidie

Een aanspraak op financiële middelen door de gemeenteraad of het college verstrekt aan een instelling met het oog op bepaalde activiteiten of prestaties van die instelling anders dan als betaling voor het aan de gemeente leveren van goederen of diensten.

Subsidieplafond

Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Het subsidieplafond wordt door het college vastgesteld binnen de financiële kaders die de gemeenteraad heeft vastgesteld.

Subsidievaststelling

Een schriftelijk besluit van het college waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

Subsidieverlening

een schriftelijk besluit van het college tot verlening van de subsidie waarbij het college aangeeft waarvoor de subsidie wordt verleend en onder welke voorwaarden.

Voorziening

Een reservering van financiële middelen als bedoeld in artikel 374, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor naar verwachting onvermijdelijke uitgaven voorzover deze als zodanig door het college als redelijk is aangemerkt. Het college kan terzake beleidsregels vaststellen.

Waarderingssubsidie

Een subsidie die het college verstrekt als waardering indien het bepaalde activiteiten van belang acht zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden.

WMO Beleidsplan

Een besluit van de gemeenteraad waarin een samenhangend beleid op het terrein van maatschappelijke ondersteuning wordt vastgelegd voor een periode van 4 jaar, overeenkomstig artikel 3 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor activiteiten op het terrein van maatschappelijke ondersteuning, tenzij een bijzondere subsidieverordening van toepassing is.

Deze verordening is niet van toepassing op doelsubsidies of doeluitkeringen die worden verstrekt op basis van Rijksregelingen

Artikel 3 Algemene eisen

Alleen activiteiten die door rechtspersonen georganiseerd en uitgevoerd worden, komen in aanmerking voor subsidie.

In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan door het college subsidie worden verleend ten behoeve van activiteiten die door (een groep van) natuurlijke personen worden georganiseerd. De in deze verordening opgenomen bepalingen worden overeenkomstig toegepast.

De begroting van een instelling moet zijn gebaseerd op het prijspeil van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd en zijn voorzien van een toelichting.

Verlening van subsidie vindt niet plaats, indien een instelling zelf in de kosten van de activiteiten kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het vierde lid, worden ook verstaan de reserves en het batig exploitatiesaldo van gelieerde rechtspersonen.

Indien een instelling gebruik maakt van vrijwilligers verplicht dit de instelling in ieder geval om mogelijkheden op te nemen om vrijwilligers financieel tegemoet te komen met betrekking tot onkostenvergoedingen en een WA- en ongevallenverzekering voor hen af te sluiten.

Hoofdstuk II Het aanvragen van subsidie

Artikel 4 Subsidieaanvragen

Een aanvraag tot subsidieverlening dient vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar, of de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd, ingediend te worden tenzij het gaat om een incidenteel subsidie of investeringssubsidie. Deze dienen minimaal twee maanden voor de aanvang van de activiteit of beoogde investering te worden aangevraagd.

Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, laat het college deze buiten behandeling, tenzij de instelling naar het oordeel van het college een verschoonbare reden opgeeft.

In het geval een aanvraag tijdig maar niet correct is ingediend dan wel niet is voorzien van de vereiste bijlagen, zoals bepaald in artikel 4, geeft het college de aanvrager een redelijke termijn waarbinnen het verzuim kan worden hersteld. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan wordt besloten het verzoek niet in behandeling te nemen. Artikel 4:5 lid 4 van de Awb is hierbij van toepassing.

4. Bij de subsidieaanvraag worden in ieder geval overgelegd:

  • a.

    In het geval van exploitatiesubsidie:

    • -

      een duidelijke beschrijving van het activiteitenprogramma waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

    • -

      een begroting van baten en lasten;

    • -

      een toelichting op eventuele bestemmingsreserves;

    • -

      een jaarrekening en balans van het afgelopen subsidiejaar met een opgave van de opbouw en omvang van alle reserves.

  • b.

    In het geval van budgetsubsidie:

    • -

      een duidelijke beschrijving van de activiteiten (in het activiteitenprogramma) waarop de aangevraagde budgetten betrekking heeft;

    • -

      een begroting van baten en lasten, waarbij alle kosten zijn toegerekend/verdeeld over de verschillende activiteiten waarvoor budgetten worden gevraagd;

    • -

      een toelichting op eventuele bestemmingsreserves;

    • -

      een jaarrekening en balans van het afgelopen subsidiejaar met een opgave van de opbouw en omvang van de reserves.

  • c.

    In het geval van incidentele subsidie:

    • -

      een beschrijving van de activiteit(en), het doel van de onderscheiden activiteiten en de doelgroepen;

    • -

      het te verwachten aantal gebruikers/deelnemers;

    • -

      de locatie waar de activiteit(en) plaatsvindt;

    • -

      de begroting van baten en lasten (met specificatie van overige inkomsten);

    • -

      de balans van het afgelopen jaar met een opgave van de opbouw en omvang van de reserves (als aanwezig, anders anderszins aangeven over welke middelen/reserves men beschikt).

  • d.

    In het geval van investeringssubsidie:

    • -

      een beschrijving van wat met de investering wordt beoogd;

    • -

      een beschrijving voor wie de investering moet worden gepleegd;

    • -

      een financieel en materieel uitgewerkt investeringsplan;

    • -

      een overzicht van de budgettaire lasten.

  • e.

    In het geval van waarderingssubsidie:

    • -

      een beschrijving van de activiteit(en), het doel van de onderscheiden activiteiten en de doelgroepen;

    • -

      de locatie waar de activiteit(en) plaatsvindt;

    • -

      een begroting van baten en lasten;

    • -

      een jaarrekening en balans van het afgelopen subsidiejaar.

  • f.

    Bij een eerste aanvraag om subsidie dient de instelling tevens in:

    • -

      een afschrift van de statuten van de instelling;

    • -

      een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

    • -

      een opgave van de bestuursleden door middel van een actueel uittreksel uit het stichtingsregister van de Kamer van Koophandel;

    • -

      opgave van aan de instelling gelieerde rechtspersonen, onder toezending van de statuten van die gelieerde rechtspersonen;

    • -

      een verslag van de tot dan toe gehouden activiteiten;

    • -

      een meerjaren activiteitenprogramma, tenzij het college expliciet aangeeft hier geen behoefte aan te hebben;

    • -

      de laatst opgemaakte jaarrekening (inclusief balans);

    • -

      een opgave van subsidieaanvragen bij derden en subsidieverleningen door derden.

Het indienen van een exploitatiesubsidieaanvraag door niet-professionele instellingen of organisaties geschiedt in overeenstemming met de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde formulieren.

Het college kan nadere voorschriften geven voor de inrichting van activiteitenprogramma’s.

Hoofdstuk III Het verlenen van subsidie

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1.

    Subsidieverlening geschiedt door het college.

  • 2.

    Voorzover een subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld kan door het college een voorbehoud worden gemaakt, dat voldoende financiële middelen bij de vaststelling van de begroting door de gemeenteraad beschikbaar worden gesteld.

  • 3.

    Het college maakt het subsidieplafond bekend vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Bij de bekendmaking wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging van het subsidieplafond en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen indien deze verlaging voortvloeit uit de vaststelling van de gemeentebegroting.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college weigert een subsidie die op wettelijk voorschrift berust of een incidenteel subsidie of investeringssubsidie wegens het ontbreken van voor verlening beschikbare middelen, indien het subsidieplafond bij verlening zou worden overschreden.

  • 2.

    Het college weigert een subsidie indien de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van het college niet passen in het gemeentelijk maatschappelijk ondersteuningsbeleid, zoals vastgelegd in het WMO Beleidsplan.

  • 3.

    Het college kan een subsidie weigeren indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • 1.

      de aanvrager dan wel gelieerde rechtspersonen ook zonder subsidieverlening over eigen middelen beschikt om de activiteiten uit te voeren;

    • 2.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • 3.

      de aanvrager in strijd met de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorschriften zal handelen;

    • 4.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • 5.

      de gelden niet of niet geheel besteed zullen worden voor het doel;

    • 6.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, de openbare orde of het maatschappelijk ondersteuningsbeleid van de gemeente.

    • 7.

      het hier handelt om activiteiten die worden verricht in het belang van een politieke partij, een vakorganisatie of religieuze genootschappen.

Artikel 7 Meerjarig subsidie

  • 1.

    Het college kan aan niet professionele instellingen voor een periode van maximaal vier jaar subsidie verlenen. De periode waarvoor de subsidie wordt verleend loopt gelijk aan de zittingsperiode van de gemeenteraad.

  • 2.

    Indien aan een instelling een subsidie voor twee of meerdere jaren wordt verleend dan dient een instelling alleen voor het eerste subsidiejaar de bescheiden als genoemd in artikel 4 te overleggen.

  • Voor de subsidiejaren die daarna volgen kan worden volstaan met een activiteitenprogramma en een activiteitenverslag. In het laatste subsidiejaar wordt conform het gestelde in artikel 4 een door het bestuur van de instelling gewaarmerkte jaarrekening ingediend.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de gegevens die de instelling krachtens het tweede lid moet verstrekken alsmede op welke tijdstippen.

  • 4.

    Professionele instellingen kunnen een meerjarensubsidie-overeenkomst met de gemeente afsluiten doch dienen jaarlijks te voldoen aan het bepaalde in artikel 4.

Artikel 8 De subsidiebeschikking

  • 1.

    De beschikking op de subsidieaanvraag, met uitzondering van incidentele subsidies en investeringssubsidies, wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd genomen.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening staat in ieder geval vermeld:

    • -

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend met vermelding van aard, omvang en intensiteit;

    • -

      het maximale subsidiebedrag dat is verleend en de wijze waarop dit bedrag is bepaald of het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden verleend;

    • -

      de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • -

      het voorschotbedrag en het aantal betalingstermijnen.

  • 3.

    Als de subsidie wordt verleend in de vorm van een periodieke aanspraak op subsidie, wordt in de beschikking het tijdvak vermeld waarvoor de subsidie wordt verleend.

Artikel 9 Intrekking, wijziging en beëindiging

Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen indien:

  • 1.

    de activiteiten van de instelling waarvoor subsidie is verleend niet of geheel niet hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • 2.

    de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juist of volledige gegevens tot een andere beschikking tot subsidie verlening zou hebben geleid;

  • 3.

    met toepassing van artikel 5 lid 2 een beroep wordt gedaan op het voorbehoud dat voldoende middelen ter beschikking worden gesteld;

  • 4.

    de instelling bij rechtelijk vonnis wordt ontbonden;

  • 5.

    aan de instelling surseance van betaling is verleend;

  • 6.

    het faillissement van de instelling is uitgesproken.

Artikel 10 Voorschriften

  • 1.

    De instelling is gehouden de activiteiten uit te voeren overeenkomstig het gestelde in de beschikking tot verlening van de subsidie;

  • 2.

    Voorschriften inhoudende verplichtingen die niet strekken tot het doel van de subsidieverlening kunnen aan de beschikking worden verbonden, voor zover in de verordening is bepaald en voor zover die voorschriften betrekking hebben op de wijze waarop middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 3.

    Indien het jaarlijks aan de rechtspersoon toegekende subsidie meer dan € 75.000,00 bedraagt, dient het financieel verslag (jaarrekening plus balans) voorzien te zijn van een accountantsverklaring, als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze verklaring strekt zich tevens uit inzake de vraag of de subsidiegelden zijn besteed waarvoor zij bedoeld zijn.

  • 4.

    Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de betrouwbaarheid van de bij de verzoeken om verlening en vaststelling ingediende bescheiden.

  • De administratie van de instelling dient zodanig te zijn ingericht dat deze controle mogelijk is.

  • De instelling is verplicht de door het college aangewezen persoon inzage te geven in haar boeken en andere bescheiden en deze desgewenst te verstrekken.

  • 5.

    De instelling is tevens verplicht medewerking te verlenen aan een Rekenkameronderzoek of aan door het college geïnitieerde doelmatigheid- en doeltreffendheidsonderzoeken (ex.art.213A Gemeentewet).

Hoofdstuk IV Het vaststellen van subsidie

Artikel 11 Vaststelling budgetsubsidies

  • 1.

    De beschikking tot subsidievaststelling stelt de hoogte van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 2.

    Het college stelt de subsidie vast na afloop het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend met inachtneming van het subsidieplafond zoals dit is opgenomen in de goedgekeurde gemeentebegroting.

  • 3.

    Ter vaststelling van de subsidie, niet zijnde een incidentele subsidie of investeringssubsidie, dient de instelling vóór 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar aan het college toe te zenden:

    • -

      een door het bestuur van de instelling gewaarmerkt activiteitenverslag, alsmede een toelichting daarop;

    • -

      professionele instellingen dienen daarnaast ook een door het bestuur gewaarmerkt financieel verslag (jaarrekening plus balans) met toelichting daarop. Het financieel verslag moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting.

  • 4.

    Indien de voor vaststelling van de subsidie in lid 3 genoemde bescheiden niet of niet tijdig worden ingediend treft het college een regeling die voorziet in (ambtshalve)vaststelling en/of terugvordering van de verleende subsidie.

  • 5.

    Het college stelt aan de hand van de in lid 3 genoemde bescheiden vast of de instelling de activiteiten tot stand heeft gebracht en heeft voldaan aan de voorschriften zoals deze in de beschikking tot subsidieverlening zijn vastgelegd.

  • 6.

    Voor instellingen die regionaal werken en door meerdere gemeenten worden gesubsidieerd, geldt dat daarvoor specifieke overeengekomen regels worden gehanteerd. Als die er niet zijn, gelden de bepalingen van deze verordening.

Artikel 12 Vaststellen van een lager bedrag

Vaststelling van de subsidie kan geschieden voor een lager bedrag dan de verlening indien:

  • -

    toepassing van de ter zake geldende subsidiesystematiek op basis van de in artikel 11 lid 3 ingediende bescheiden leidt tot een ander subsidiebedrag;

  • -

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • -

    de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • -

    de aanvraag tot vaststelling niet of niet tijdig is ingediend;

  • -

    de vermogenspositie van de instelling conform het bepaalde in artikel 13 een grens overschrijdt.

Artikel 13 Reservevorming

  • 1.

    Een subsidieoverschot kan niet achteraf worden aangewend om bestemmingsreserves aan te vullen. Wel kan een subsidieoverschot worden aangewend om de algemene reserve aan te vullen met inachtneming van het bepaalde in lid 2;

  • 2.

    Het college aanvaardt een algemene reserve van 10% van de jaarlijkse exploitatieomzet tot € 150.000,00 en voor het gedeelte boven de € 150.000,00 geldt een percentage van 5%;

  • Dit geldt niet voor regionaal opererende organisaties. De hoogte van de algemene reserve vindt dan plaats door afspraken met de subsidiënten.

  • 3.

    Voor instellingen die minder dan € 25.000,00 aan jaarlijkse exploitatieomzet hebben, is het mogelijk een algemene reserve te vormen van maximaal € 2.500,00.

Artikel 14 Vaststelling incidentele en investeringssubsidies

  • 1.

    Indien een incidentele subsidie is verleend, dient de instelling binnen 3 maanden na het plaatsvinden van de activiteit(en) waarvoor subsidie is verleend een verslag in te dienen van de activiteit(en), (inhoudelijk verslag, aantallen gebruikers/deelnemers, aantal bijeenkomsten) alsmede een gespecificeerde opgave van de werkelijke uitgaven en inkomsten.

  • 2.

    Indien een investeringssubsidie is verleend, dient de instelling binnen 3 maanden na voltooiing van de bouw of verbouw van de accommodatie c.q. de inrichting daarvan een gespecificeerde opgave van de werkelijke uitgaven en inkomsten aan het college te overleggen.

  • 3.

    Indien de vaststelling positief is, dan stelt het college de subsidie vast conform het daadwerkelijke tekort zoals dat blijkt uit de gespecificeerde opgave van de werkelijke uitgaven en inkomsten tot de hoogte van de maximale subsidieverlening. Het eventuele subsidieoverschot moet worden terugbetaald aan de gemeente.

  • Indien genoemde vaststelling negatief is, dan stelt het college de subsidie evenredig lager vast. Het subsidieoverschot moet worden terugbetaald aan de gemeente.

Artikel 15 Vaststelling waarderingssubidies

  • 1.

    Het college stelt een waarderingssubsidie in principe vast op het verleende bedrag.

  • 2.

    De instelling dient voor een waarderingssubsidie voor het eerste jaar een begroting in en in het vierde jaar een financieel overzicht. In de tussenliggende jaren wordt voorzien met een activiteitenverslag.

Artikel 16 Betaling en voorschotten

  • 1.

    Het college betaalt de subsidie uit in voorschotten. Professionele instellingen ontvangen de subsidie in maandelijkse voorschotten en niet professionele instellingen ontvangen de subsidie aan het begin van ieder kwartaal;

  • 2.

    Waarderingssubsidies worden ineens uitbetaald.

  • 3.

    Bij de subsidievaststelling worden betaalde voorschotten verrekend met het bedrag van de subsidie.

  • 4.

    De verplichting tot betaling van de subsidie of een voorschot wordt opgeschort indien het college het voornemen bekend heeft gemaakt de subsidieverlening of -vaststelling ten nadele van de instelling in te trekken of te wijzigen.

Hoofdstuk V Bijzondere bepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 18 Onvoorzien

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college in overeenstemming met de intentie en strekking van deze verordening.

Artikel 19 Overgangsbepaling

Op subsidies die voor bekendmaking van deze verordening zijn verstrekt en op aanvragen tot vaststelling die betrekking hebben op subsidies die zijn verleend op grond van de Algemene Subsidieverordening Welzijn Teylingen, blijven de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Welzijn Teylingen van toepassing.

Hoofdstuk VI Leefbaarheid

Artikel 20 Leefbaarheid

  • 1.

    Dit hoofdstuk heeft betrekking op de instellingen die activiteiten uitvoeren op het gebied van leefbaarheid.

  • 2.

    Leefbaarheid is het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten.

Artikel 21 Reikwijdte leefbaarheid

Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:

  • -

    Ontmoetingsprogramma’s Jeugd- en jongerenwerk;

  • -

    Kindervakantiewerk;

  • -

    Speeltuinwerk;

  • -

    Kunst- en cultuur (incl. Openbaar Bibliotheekwerk);

  • -

    Buurt- en wijkwerk;

  • -

    Beheer en exploitatie van gemeentelijke accommodaties.

Artikel 22 Ontmoetingsprogramma’s voor jeugd en jongeren

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder ontmoetingsprogramma voor jeugd en jongeren de activiteiten die de mogelijkheid bieden voor creatieve en recreatieve ontplooiing van jongeren tot 25 jaar in groepsverband onder leiding van een daartoe gekwalificeerde beroepskracht of vrijwilligers.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een vaste bijdrage per dagdeelactiviteit.

Artikel 23 Kindervakantiewerk

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder kindervakantiewerk de activiteiten die de mogelijkheid bieden voor recreatieve en creatieve ontplooiing van basisschoolschoolkinderen gedurende zomervakantie.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een bijdrage per dagdeelactiviteit.

Artikel 24 Speeltuinwerk

  • 1.

    Speeltuinwerk behelst het aanbieden van een voorziening waarbij het spelen door kinderen in de buitenlucht centraal staat. Daarnaast is de speeltuin een ontmoetingsplek waar verbindingen ontstaan tussen kinderen en volwassenen van verschillende achtergronden in de wijk.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een bijdrage per gezin dat lid is van de instelling.

Artikel 25 Kunst en Cultuur

  • 1.

    Kunst en cultuur behelzen alle activiteiten die een bijdrage leveren aan beeldende vorming, muzikale vorming, dramatische vorming, dansante vorming en audiovisuele vorming alsmede educatieve projecten (kunsteducatie) die op bovenstaande werkvormen betrekking hebben.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt als volgt plaats:

    • -

      bibliotheekwerk: vaste bijdrage per functie plus exploitatietekort backoffice;

    • -

      instrumentele verenigingen: vaste bijdrage per jeugdlid;

    • -

      creatieve vorming:vaste bijdrage in huurkosten;

    • -

      oudheidkundige instellingen: vaste waarderingssubsidie;

    • -

      theaterprogrammering:vaste bijdrage per seizoensprogramma;

    • -

      kunst en cultuurprojecten: vaste bijdrage per evenement.

Artikel 26 Buurt en wijkwerk

  • 1.

    Buurt en wijkwerk behelzen alle activiteiten die gericht zijn op ontmoeting tussen wijk- en buurtbewoners en de integratie in de buurt en of wijk van mensen met een beperking.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 27 Het beheer en exploitatie van accommodaties

  • 1.

    Onder accommodaties in deze verordening wordt verstaan die accommodaties die een functie hebben voor activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 1 en die in gemeentelijk eigendom zijn.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde accommodaties worden gesubsidieerd met een exploitatiebijdrage.

Hoofdstuk VII Actieve participatie en sociale cohesie

Artikel 28 Actieve participatie en sociale cohesie

Dit hoofdstuk heeft betrekking op de instellingen die activiteiten uitvoeren op het gebied van actieve participatie en sociale cohesie.

Dit hoofdstuk heeft betrekking op de instellingen die activiteiten uitvoeren op het gebied van actieve participatie en sociale cohesie; Actieve participatie de bevordering van de participatie in en betrokkenheid bij het maatschappelijk functioneren in het publieke domein (politiek, sociaal, cultureel en economisch), volgens de voor burgers gelijk geldende rechten en plichten.

Sociale cohesie is de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijk leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving.

Artikel 29 Reikwijdte actieve participatie en sociale cohesie

Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:

  • -

    Ouderenwerk (alleen informatie en belangenbehartiging);

  • -

    Gehandicaptenwerk;

  • -

    Zieken- en bejaardenomroepwerk;

  • -

    Maatschappelijk werk (exclusief JPP);

  • -

    Jeugd- en jongerenwerk (alleen informatie en belangenbehartiging);

  • -

    Vrijwilligerszorg.

  • -

    Vluchtelingenwerk;

Artikel 30 Ouderenwerk

  • 1.

    Ouderenwerk in dit hoofdstuk behelst activiteiten die gericht zijn op de verstrekking van adviezen en informatie alsmede de behartiging van belangen gericht op inwoners van 55 jaar en ouder.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een vaste bijdrage per lid van de instelling die deze activiteiten uitvoert.

Artikel 31 Gehandicaptenwerk

  • 1.

    Gehandicaptenwerk behelst activiteiten die gericht zijn op de verbetering van de mobiliteit en integratie van fysiek, verstandelijk en psychische gehandicapte inwoners van Teylingen.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 32 Zieken- en bejaardenomroepwerk

  • 1.

    Zieken- en bejaardenomroepwerk behelst activiteiten die de contacten bevorderen tussen inwoners die vanwege hun leeftijd of ziekte weinig of geen contact hebben met de buitenwereld.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 33 Algemeen maatschappelijk werk

  • 1.

    Algemeen maatschappelijk werk behelst activiteiten die mogelijkheden bieden tot actieve participatie van cliënten door deze te helpen en te stimuleren hun problemen op te lossen.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een vast bedrag per cliëntsysteem.

Artikel 34 Jeugd –en Jongerenwerk

  • 1.

    De onder dit artikel vallende activiteiten zijn gericht op het verstrekken van adviezen en informatie alsmede de behartiging van belangen voor inwoners van Teylingen van 0 tot 25 jaar.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 35 Vrijwilligerszorg

  • 1.

    De onder dit artikel vallende activiteiten zijn gericht op het ondersteunen van mensen in kwetsbare situaties, waarbij ‘meedoen' aan de samenleving centraal staat. Het gaat daarbij om zogenaamd 1-op-1-contact uitgevoerd door vrijwilligers.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een subsidie per contact.

Artikel 36 Vluchtelingenwerk

  • 1.

    Vluchtelingenwerk behelst de opvang en begeleiding van mensen met een vluchtelingenstatus, asielzoekers en nieuwkomers.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Hoofdstuk VIII Gezondheid

Artikel 37 Gezondheid

Onder gezondheid in dit hoofdstuk wordt verstaan alle activiteiten die

  • 1.

    zorgdragen voor de uitvoering van preventieve taken zoals opgenomen in de nota lokaal gezondheidsbeleid.

  • 2.

    het aanbieden van maatwerk in de integrale jeugdgezondheidszorg.

  • 3.

    het stimuleren van deelname aan sport.

Artikel 38 Reikwijdte gezondheid

Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:

  • -

    Verslavingszorg;

  • -

    Jeugdgezondheidszorg (maatwerk);

  • -

    Sport.

Artikel 39 Verslavingszorg

  • 1.

    Verslavingszorg is het geheel van activiteiten die gericht zijn op hulp en informatie aan mensen die verslaafd zijn geraakt aan drugs, alcohol, medicijnen of gokken.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 40 Jeugdgezondheidszorg

  • 1.

    Jeugdgezondheidszorg is het geheel van activiteiten die zijn gericht op het bevorderen, beschermen en bewaken van de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van jeugdigen tot 19 jaar.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 41 Sport

1. Sport is een fysiek spel dat op reglementaire wijze in competitieverband of op een recreatieve wijze gespeeld kan worden.

2. Subsidiering van deze activiteiten vindt als volgt plaats:

  • -

    binnensport: een vast bedrag per jeugdlid;

  • -

    buitensport: een vaste bijdrage in het groot onderhoud van de velden;

  • -

    zwemsport: een vaste bijdrage in de huurprijs.

Hoofdstuk IX Het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen

Artikel 42 Het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen

Onder het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen wordt verstaan:

  • -

    het beschikbaar stellen van informatie over maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    mensen met een beperking om die de mogelijkheid te bieden zelfstandig deel te nemen aan de samenleving.

  • -

    een toegang tot wonen, zorg en welzijn (zorgloket)

Artikel 43 Reikwijdte van het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen

Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:

  • -

    Mantelzorgondersteuning;

  • -

    Ouderenwerk;

  • -

    Rechtsbijstandsverlening;

  • -

    Vrijwilligerswerkondersteuning.

Artikel 44 Mantelzorgondersteuning

  • 1.

    Mantelzorgondersteuning is onbetaalde zorg die vanuit een persoonlijke band wordt geboden aan chronisch zieken, gehandicapte, en zorgbehoevende ouderen waarbij deze zorgondersteuning de gewone zorg van mensen voor elkaar overstijgt in duur, intensiteit en zwaarte.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een bijdrage per contact met mantelzorgers.

Artikel 45 Ouderenwerk

  • 1.

    Ouderenwerk in dit hoofdstuk behelst activiteiten die gericht zijn op het aanbieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen aan inwoners van 55 jaar en ouder.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 46 Rechtsbijstandsverstrekking

  • 1.

    Rechtsbijstandsverstrekking zijn activiteiten die gericht zijn op het verlenen van rechtshulp aan mensen met een inkomen tot 120 % van het sociaal minimum.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats op basis van aantallen cliënten uit Teylingen.

Artikel 47 Vrijwilligerswerkondersteuning

  • 1.

    Vrijwilligerswerkondersteuning zijn activiteiten die gericht zijn op:

    • -

      de promotie van vrijwilligerswerk in het algemeen.

    • -

      het verstrekken van informatie en advies aan vrijwilligersorganisaties in Teylingen.

    • -

      het vervullen van een netwerkfunctie.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Hoofdstuk X Preventief Jeugdbeleid

Artikel 48 Preventief jeugdbeleid

Preventief jeugdbeleid zijn activiteiten die gericht zijn

  • -

    op het verstrekken van advies en ondersteuning aan ouders met kinderen en aan beroepskrachten die werkzaam zijn in het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en onderwijs.

  • -

    het snel onderkennen van problemen bij kinderen en voorkomen dat dit probleem verergert.

Artikel 49 Reikwijdte van preventief jeugdbeleid

Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:

  • -

    Opvoedingsondersteuning;

  • -

    Peuterspeelzaalwerk;

  • -

    Jongerenwerk (preventieve activiteiten/JPP project)

Artikel 50 Opvoedingsondersteuning

  • 1.

    Opvoedingsondersteuning zijn activiteiten die zijn gericht op het verlenen van pedagogische hulp en adviezen aan ouders met kinderen (0-19 jaar) met opvoedingsproblemen.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een exploitatiesubsidie.

Artikel 51 Peuterspeelzaalwerk

  • 1.

    Peuterspeelzaalwerk richt zich het bevorderen van de ontplooiing van kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 4 jaar door hen in groepsverband samen te brengen onder deskundige leiding.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een vaste bijdrage per peuterplaats.

Artikel 52 Jongerenwerk

  • 1.

    Jongerenwerk in dit hoofdstuk behelst die activiteiten, uitgevoerd door beroepskrachten die gericht zijn op het voorkomen dat jongeren in de problemen geraken.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een vaste bijdrage per dagdeelactiviteit en volledig goedgekeurde salariskosten jongerenwerkers.

  • 3.

    Subsidiering van het JPP vindt plaat op basis van het aantal deelnemers en de kosten van de beroepskrachten.

Hoofdstuk XI Maatschappelijke opvang

Artikel 53 Maatschappelijke opvang

Maatschappelijke opvang is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Artikel 54 Reikwijdte van maatschappelijke opvang

  • 1.

    Dit hoofdstuk is van toepassing op instellingen die zich naar het oordeel van het college bezighouden met activiteiten op de terreinen van:

    • -

      daklozenzorg;

    • -

      verslavingszorg;

    • -

      opvang na huiselijk geweld;

    • -

      vrouwenopvang.

  • 2.

    Subsidiering van deze activiteiten vindt plaats met een budgetsubsidie.

Artikel 55 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Het algemene deel en de hiernavolgende deelverordeningen kunnen van deze verordening worden aangehaald als de “Subsidieverordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Teylingen”.

  • 2.

    Zij treedt in werking op de eerste dag na datum van publicatie.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van d.d. 5 februari 2009
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
R. van Dijk drs. S.W.J.G. Schelberg

Bijlage

Overwegingen voor de subsidieverordening Maatschappelijke ondersteuning

Inleiding

Subsidies worden aan instellingen verstrekt indien zij met het uitvoeren van activiteiten bijdragen aan verwezenlijking van doelen die zijn vastgesteld in gemeentelijk beleid.

Indien de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) het fundament wordt voor het te voeren beleid of beter, het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning, dan zullen de huidige vijf beleidsterreinen, jeugd- en jongerenwerk, peuterspeelzaalwerk en opvoedingsondersteuning, maatschappelijke zorg, kunst en cultuur en sport, moeten worden vervangen door iets anders.

In principe zouden dat de negen prestatievelden moeten zijn van de WMO. Immers iedere instelling die een bijdrage levert aan de gestelde doelen in deze prestatievelden komt in aanmerking voor subsidie.

Bestaande subsidies moeten in het nieuwe beleidskader worden ingepast. Het jongerenwerk wordt tot op heden gesubsidieerd in het kader van de functie “ontmoeting en recreatie” en de functie “vorming en educatie”. Sportverenigingen worden gesubsidieerd omdat zij voldoen aan de functie” ontmoeting en recreatie en alle muziekverengingen weer voor de functie “cultuur en creativiteit”.

De doelstellingen van de WMO gaan het inhoudelijke kader vormen voor het subsidiebeleid.

Instellingen vragen subsidie aan omdat hun activiteiten/producten bijdragen aan de verwezenlijking van deze doelstellingen. Dus de toetsing vindt niet meer plaats op basis van een bijdrage aan “ontmoeting en recreatie”, maar aan leefbaarheid of een bijdrage aan sociale cohesie.

Uitgaande van de negen prestatievelden en het tot nu toe gevoerde subsidiebeleid is voorgesteld om het beleid maatschappelijke ondersteuning onder te verdelen in zes beleidsprogramma’s :

  • 1.

    Het bevorderen van de leefbaarheid in Teylingen.

  • 2.

    Het bevorderen van actieve participatie en sociale cohesie.

  • 3.

    Het bevorderen van de gezondheid.

  • 4.

    Het bieden van ondersteuning, diensten en voorzieningen.

  • 5.

    Het regisseren van een preventief jeugdbeleid.

  • 6.

    Het (regionaal) zorgen voor maatschappelijke opvang.

Aanvragen voor subsidie worden getoetst aan de doelstellingen van deze programma’s.

In de hoofdstukken VI tot en met XI worden deze zes beleidsprogramma’s ieder uitgewerkt.

Verschillen met de Algemene Subsidieverordening Welzijn

Behalve het bovenstaande beleidsinhoudelijke verschil, is een ander groot verschil met de vorige subsidieverordening dat nu in principe subsidie aan niet professionele instellingen kan worden verleend voor een hele collegeperiode. Let wel die wordt in de praktijk dus wel een periode van vier jaar waarbij het eerste jaar nog wordt gesubsidieerd onder regime van het vorige college omdat de begrotingen en programma’s altijd een jaar eerder worden ingediend dan het jaar waarvoor zij gelden. Dus voor de collegeperiode 2010-2014 geldt dat het jaar 2010 nog wordt gesubsidieerd door het college uit de periode 2006-2010. Overigens wel op basis van het nieuwe beleid.

De niet-professionele instellingen (lees vrijwilligersorganisaties) dienen aan het begin van een nieuwe collegeperiode hun begroting, activiteitenprogramma, jaarrekening van het jaar daarvoor en balans in en kunnen dan voor een periode van vier een subsidie ontvangen indien zij passen in het maatschappelijk ontwikkelingsbeleid van de gemeente Teylingen. De verenigingen dienen wel elk jaar een activiteitenverslag in omdat wel moet worden vastgesteld of het geld daadwerkelijk is besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend.

De subsidiebudgetten worden voor een periode van vier jaar vastgesteld. Dat betekent niet alleen zekerheid voor de organisaties, maar ook voor de gemeente die weet waaraan zij tot is voor wat betreft de subsidiering van organisaties. Het moet ook duidelijk zijn dat tussentijds de budgetten niet worden aangepast dan behalve aan de inflatiecorrectie. Stijging van het aantal jeugdleden of uitbreiding van de activiteiten levert niet een hoger subsidiebudget op.

Aan het einde van de collegeperiode wordt een afrekening met jaarverslag ingediend. Dan kan de gemeente nagaan hoe de vereniging er financieel voorstaat.

De hierboven geschetste verandering levert niet alleen veel tijdwinst op voor de vrijwilligersorganisaties (niet ieder jaar begroting, jaarrekening etc.) en de gemeente zelf, maar het schept ook een duidelijkheid naar de organisaties toe. Men voert activiteiten uit die passen binnen het gemeentelijk beleid en aangezien het beleid niet ieder jaar zal wijzigen (wel per collegeperiode) is het overbodig dat ieder jaar opnieuw een subsidieaanvraag wordt ingediend.

De binnensportverenigingen vragen ieder jaar uitvoerig een subsidie aan terwijl de activiteiten passen in het gemeentelijk beleid en deze activiteiten ieder jaar hetzelfde zijn. Dat geldt overigens ook voor veel jongereninstellingen en de amateuristische kunstbeoefening sector.

De professionele instellingen dienen wel ieder jaar een begroting en jaarrekening in te dienen alsmede een activiteitenprogramma en jaarverslag. Dat is niet alleen gedaan vanwege de hogere subsidiebudgetten die deze instellingen ontvangen maar ook vanwege het feit dat de gemeente graag jaarlijks afspraken maakt over de inzet van beroepskrachten.

Tot slot wordt opgemerkt dat door de voorgenomen wijzigingen ook het jaarlijkse welzijnsprogramma komt te vervallen. De subsidiebudgetten worden jaarlijks opgenomen in de Programmabegroting, voor het eerst in de programmabegroting 2010-2014.