Regeling functioneringsgesprekken voor het gemeentelijk onderwijspersoneel

1. Bevoegd gezag:

het college van burgemeester en wethouders;

2. Werknemer:

een persoon benoemd aan een onder het bevoegd gezag ressorterende school;

3. Gespreksfunctionaris:

de door het bevoegd gezag aangewezen functionaris, die het functioneringsgesprek voert met de werknemer, zijnde de direct leidinggevende;

4. Functioneringsgesprek:

een gesprek tussen werknemer en de gespreksfunctionaris aan de hand van een functionerings-formulier waarin alle aspecten die het functioneren van de werknemer betreffen aan de orde komen;

5. Functioneringsformulier:

het binnen de school gehanteerde formulier waarop de gespreksonderwerpen zijn genoemd en waarop de tijdens het functioneringsgesprek gemaakte afspraken worden vermeld.

1. Functioneringsgesprekken zijn gericht op het optimaliseren van het functioneren van de werknemer, van de omstandigheden waarin de werkzaamheden worden of zullen worden verricht en van het functioneren van de organisatie.

2. Een functioneringsgesprek kan leiden tot het maken van afspraken met betrekking tot het gestelde in het eerste lid van dit artikel.

3. Een functioneringsgesprek is toekomstgericht en vindt plaats op basis van gelijkwaardigheid van de gesprekspartners.

4. Aan een functioneringsgesprek kunnen geen rechtstreekse rechtspositionele consequenties worden verbonden.

1. Met elke werknemer wordt minstens eenmaal per jaar een functioneringsgesprek gevoerd, tenzij sprake is van een korttijdelijke aanstelling.

2. Met werknemers met een aanstelling in tijdelijke dienst wegens proeftijd wordt in ieder geval drie maanden na indiensttreding een functioneringsgesprek gevoerd.

1. Ten minste tien werkdagen tevoren bepalen de gespreksfunctionaris en de werknemer in onderling overleg datum en tijdstip van het functioneringsgesprek.

2. Functioneringsgesprekken worden gevoerd aan de hand van de op het functioneringsformulier vermelde onderwerpen.

3. Naast de op het functioneringsformulier vermelde onderwerpen kunnen aanvullende onderwerpen aan de orde worden gesteld.

4. De aanvullende gespreksonderwerpen kunnen zowel door de gespreksfunctionaris als door de werknemer worden voorgesteld.

5. De aanvullende gespreksonderwerpen worden tijdig, voordat het functioneringsgesprek wordt gehouden, aan elkaar medegedeeld.

6. Tijdens het functioneringsgesprek worden tijdens een eerder functioneringsgesprek gemaakte afspraken beknopt geëvalueerd.

7. De tijdens het functioneringsgesprek gemaakte afspraken worden binnen één week na het gesprek op het functioneringsformulier vastgelegd.

8. Het functioneringsformulier wordt gedateerd en door de gespreksfunctionaris en de werknemer ondertekend, waarna aan de werknemer een afschrift van het formulier wordt verstrekt.

9. Het ingevulde functioneringsformulier wordt vertrouwelijk behandeld en blijft onder beide gesprekspartners. Slechts voor het bevoegd gezag relevante conclusies (waaronder niet nagekomen of niet na te komen afspraken) worden aan het bevoegd gezag ter kennis gebracht. Deze conclusies worden door beide gesprekspartners gezamenlijk geformuleerd.

10. Binnen één week na het functioneringsgesprek stellen de gesprekspartners het bevoegd gezag via het meldingsformulier er van op de hoogte dat er een functioneringsgesprek heeft plaatsgevonden.

1. Bij functioneringsgesprekken met een werknemer, met uitzondering van de directeur, is de gespreksfunctionaris een door het bevoegd gezag aangewezen direct leidinggevende.

2. Indien het functioneringsgesprek de directeur betreft, geschiedt het functioneringsgesprek door een door het bevoegd gezag aangewezen gespreksfunctionaris.

1. Tijdens een functioneringsgesprek met een werknemer komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde:

• a.

  afspraken die tijdens het vorig gesprek zijn gemaakt;

• b.

  wijze waarop de zaak wordt verricht;

• c.

  taaktoedeling en eventuele wensen op dit gebied;

• d.

  taakbelasting en eventuele wensen op dit gebied;

• e.

  ambities en wensen ten aanzien van de loopbaan;

• f.

  werkomstandigheden;

• g.

  samenwerking met en functioneren binnen het team;

• h.

  samenwerking met de direct leidinggevende(n);

• i.

  samenwerking/contacten met de ouders/verzorgers van de leerlingen;

• j.

  behoefte aan, noodzaak tot en mogelijkheden van scholing;

• k

  doelen voor de komende periode.

2. Tijdens een functioneringsgesprek met een lid van de directie komen naast de in het eerste lid van dit artikel genoemde onderwerpen in ieder geval de volgende gespreksonderwerpen aan de orde:

• a.

  het leidinggeven aan de school;

• b.

  het onderhouden van externe contacten met ouders/verzorgers van de leerlingen, de medezeggenschapsraad, de ouderraad en overige externe contacten;

• c.

  samenwerking met het bevoegd gezag;

• d.

  samenwerking binnen de directie;

• e.

  voorbereiden en (mede) uitvoeren van beleid, al dan niet gemandateerd;

• f.

  eventuele overige aspecten van de directietaken.

1. De gespreksfunctionaris bewaart de functioneringsformulieren van de twee laatstgehouden functioneringsgesprekken.

2. De gespreksfunctionaris vernietigt de formulieren:

• a.

  van het gesprek gehouden voor de twee laatstgehouden gesprekken;

• b.

  in het geval de medewerker uit dienst treedt.