Regeling vervallen per 24-09-2012

Subsidieverordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds van de gemeente Tholen

Geldend van 01-01-2002 t/m 23-09-2012

Intitulé

Subsidieverordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds van de gemeente Tholen

De raad van de gemeente Tholen;overwegende, dat per 1 januari 1994 de provinciale Verordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds Zeeland van kracht is geworden, waarin is bepaald dat 50% van de jaarlijks door het rijk uit te keren bijdrage uit het stadsvernieuwingsfonds rechtstreeks beschikbaar wordt gesteld aan gemeenten;dat in het kader van het nieuwe stads- en dorpsvernieuwingbeleid per 1994 met de provincie is overeengekomen dat elke gemeente (ten minste) één Verordening particuliere woningverbetering vaststelt, waarvan de uitvoering tevens bij de gemeenten ligt;overwegende, dat in verband met de invoering van de euro per 1 januari 2002 de daarvoor in aanmerking komende verordeningen aangepast moeten worden;overwegende, dat het de voorkeur geniet dat wijzigingen op verordeningen integraal worden opgenomen in de verordeningen, zodat deze bij de publicatie via internet goed leesbaar zijn;b e s l u i t :

  • I.

    tot intrekking van de Subsidieverordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds van de gemeente Tholen bij raadsbesluit van 27 juni 1994;

  • II.

    tot vaststelling van de navolgende verordening 'Subsidieverordening voor het stads- en dorpsvernieuwingfonds van de gemeente Tholen'.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit:

    iedere activiteit van een natuurlijk of rechtspersoon die in het belang is van de stadsvernieuwing en gelegen in het gebied van de bebouwde kom van voor 1971.

  • b.

    Beeldbepalend pand:

    panden die niet als monument zijn beschermd maar die naar oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormen van een beschermd stads- of dorpsgezicht krachtens artikel 20 van de Monumentenwet 1988 (Stbl. 638) of een op grond van artikel 3 aangewezen gebied.

  • c.

    Bouwtechnische gebreken:

    hetgeen hieronder verstaan wordt in de Kwalitatieve woningregistratie 1989-1991.

  • d.

    Subsidiabele kosten:

    de door burgemeester en wethouders vast te stellen direct met de activiteit waarvoor geldelijke steun wordt verleend samenhangende kosten.

  • e.

    Pand:

    een beeldbepalend pand als bedoeld onder b.

  • f.

    Stadsvernieuwing:

    hetgeen hieronder in de wet wordt verstaan.

  • g.

    Stadsvernieuwingsgebied:

    een door de gemeenteraad aangewezen gebied waarop deze verordening van toepassing is.

  • h.

    Wet:

    Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

  • i.

    Woning:

    een zelfstandige woonruimte, bestemd en te gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 2

De gemeenteraad neemt jaarlijks een verdeelbesluit waarin wordt aangegeven welke bedragen voor dat begrotingsjaar beschikbaar zijn in het belang van de stadsvernieuwing, waarbij in ieder geval het bedrag wordt genoemd voor de door de eigenaar bewoonde woning.

Artikel 3

  • 1. De gemeenteraad kan burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot nader door hem te bepalen grenzen, de bedragen als bedoeld in artikel 2 te wijzigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven geen toepassing aan het bepaalde in lid 1 dan na het horen van de commissie Gemeentelijke Ontwikkeling.

Artikel 4

  • 1. De gemeenteraad kan besluiten dat deze verordening of een deel daarvan slechts van toepassing is in een door hem aangewezen gebied.

  • 2. De gemeenteraad stelt de termijn vast waarvoor de aanwijzing geldt.

Artikel 5

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van de bedragen genoemd in artikel 2 aan natuurlijke of rechtspersonen geldelijke steun verlenen voor activiteiten in het belang van de stadsvernieuwing of een plan voordragen aan de provincie om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • 2. Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op grond van het eerste lid rekening met andere middelen die door de aanvrager van geldelijke steun voor dezelfde activiteiten op grond van enige regeling of anderszins, kunnen worden verkregen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van geldelijke steun voorwaarden verbinden.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen een aanvraag slechts in behandeling indien de op grond van artikel 2 vastgestelde bedragen toereikend zijn.

  • 2. Alle aanvragen om geldelijke steun worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de aanvraag aanhouden tot het volgende jaar, indien er geen middelen resteren als bedoeld in artikel 2.

  • 4. Een besluit tot aanhouding kan voor een aanvraag slechts eenmaal worden genomen.

  • 5. Naast het bepaalde in artikel 4 kan de gemeenteraad tevens jaarlijks bijzondere activiteiten aanwijzen waarop één of meer onderdelen van deze verordening al dan niet tijdelijk en eventueel bij voorrang van toepassing is.

Artikel 7

Indien toepassing van deze verordening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 8 Verbetering van door de eigenaar bewoonde woningen

Verbetering van door de eigenaar bewoonde woningen

Het belang van de geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen aan de door de eigenaar bewoonde woning is gelegen in het opheffen van bouwtechnische gebreken aan het casco van woningen met een matige tot slechte kwaliteit

Artikel 9

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder eigenaar-bewoner mede verstaan:

  • a.

    vereniging van eigenaren;

  • b.

    opstaller;

  • c.

    erfpachter;

  • d.

    gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en die op grond daarvan het uitsluitend gebruik heeft van een aan die coöperatie toebehorende woning;

  • e.

    de toekomstige eigenaar.

Artikel 10

  • 1. Aan de eigenaar-bewoner van een woning kan een bijdrage ineens worden toegekend ter tegemoetkoming in de door burgemeester en wethouders goed te keuren kosten voor het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken aan een woning.

  • 2. De hoogte van de subsidie wordt vastgesteld op 50% van de door burgemeester en wethouders vast te stellen subsidiabele kosten.

  • 3. De maximale subsidie per pand bedraagt € 11.344,51.

Artikel 11 Aanvragen van geldelijke steun

  • 1. Geldelijke steun wordt niet verleend, indien:

    • a.

      de woning jonger is dan veertig jaar;

    • b.

      de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van de voorzieningen lager zal zijn dan 1,3 m2K/W;

    • c.

      de te treffen voorzieningen uitsluitend of overwegend bestaan uit isolatiemaatregelen;

    • d.

      de woning waaraan voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van tien jaar te worden afgebroken of een andere bestemming zal krijgen op basis van een gemeentelijk plan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onder b, genoemde eis, indien:

    • a.

      de gevel niet geschikt is voor het daaraan aanbrengen van spouwmuurisolatie; of

    • b.

      het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen de dakbedekking en het dakbeschot; of

    • c.

      de desbetreffende woning een gemeentelijk monument is in de zin van deze verordening en voor het treffen van de in het vorige lid bedoelde maatregelen geen vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 (Stbl. 638) wordt verleend;

    • d.

      beeldbepalende panden of gemeentelijke monumenten esthetisch worden aangetast door deze voorziening.

Artikel 12 Het verlenen van geldelijke steun

Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun verlenen indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de subsidiabele kosten bedragen ten minste € 6.806,70 en ten hoogste € 34.033,52;

  • b.

    de gebruiksoppervlakte van de woning bedraagt na het treffen van de voorzieningen ten hoogste 125 m2 volgens de NEN 2580, mits hiermee niet in conflict wordt gekomen met het uitgangspunt van het leefbaar houden van de kleine kernen;

  • c.

    de woning voldoet na het treffen van de voorzieningen aan het Bouwbesluit, deel bestaande woningen;

  • d.

    de kosten van de voorzieningen staan in redelijke verhouding tot het te bereiken kwaliteitsniveau en de waarde van de woning

Artikel 13

Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun verlenen indien:

  • a.

    de activiteit in het belang van de stadsvernieuwing is;

  • b.

    de activiteit op een sobere en doelmatige wijze uitgevoerd wordt;

  • c.

    de voor het verrichten van de activiteiten noodzakelijke vergunningen zijn verleend;

  • d.

    niet reeds met de werkzaamheden een begin is gemaakt zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 14

Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van gegevens over het doel waarvoor geldelijke steun wordt gevraagd en een begroting van de kosten zoals is aangegeven op een door de gemeente te verstrekken aanvraagformulier.

Artikel 15

Burgemeester en wethouders verlenen geldelijke steun onder voorwaarde dat:

  • a.

    zonder toestemming van burgemeester en wethouders niet wordt afgeweken van het plan;

  • b.

    niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidbedrijven 1958;

  • c.

    binnen een termijn van een half jaar na het besluit tot verlenen van de geldelijke steun met de werkzaamheden wordt begonnen;

  • d.

    uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun de subsidie-aanvrager aan burgemeester en wethouders meldt dat de bedoelde werkzaamheden gereed zijn.

Artikel 16

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 17

De aanvraag om geldelijke steun wordt niet in behandeling genomen indien:

  • a.

    de activiteit waarvoor geldelijke steun wordt gevraagd niet plaatsvindt in een gebied als bedoeld in artikel 4 of is aangewezen als bijzondere activiteit op grond van artikel 6, vijfde lid;

  • b.

    in een periode van vijftien jaar voorafgaand aan de aanvraag voor dezelfde activiteit geldelijke steun is verleend.

Artikel 18 Het vaststellen van geldelijke steun

Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen de termijn volgens artikel 15d meldt de subsidie-aanvrager aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden gereed zijn.

Artikel 19

  • 1. De gereedmelding is tevens de aanvraag om vaststelling en betaling van de geldelijke steun.

  • 2. De gereedmelding gaat vergezeld van een gespecificeerd overzicht van de werkelijk gemaakte kosten zoals aangegeven op een door de gemeente te verstrekken formulier. Tevens wordt op het formulier verklaard dat bij het treffen van de voorzieningen is of wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de geldelijke steun is verleend.

  • 3. De subsidie-aanvrager houdt alle rekeningen en betaalbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden gedurende vijf jaar na de gereedmelding ter controle beschikbaar.

Artikel 20

Indien de werkelijke kosten lager zijn dan de geraamde, bedraagt de geldelijke steun 50% van de door burgemeester en wethouders goed te keuren kosten tot het maximum van artikel 10, lid 3.

Artikel 21 Overige bepalingen

Met uitzondering van de sloop- en grondwerkzaamheden, alsmede het schilderwerk, dienen alle subsidiabele werkzaamheden te worden uitgevoerd door een erkend aannemingsbedrijf.

Artikel 22

Indien geldelijke steun wordt toegekend, kan aan de aanvrager in daartoe aanleiding gevende gevallen een voorschot worden verstrekt. Het voorschot wordt verrekend bij de uitbetaling van de bijdrage.

Artikel 23 Het intrekken van de geldelijke steun

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking tot verlening of tot vaststelling van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      een bijdrage op grond van deze verordening is verleend of vastgesteld op grond van gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Indien geldelijke steun verleend of vastgesteld is en gebleken dat de gegevens op grond waarvan de beschikking werd genomen onjuist waren terwijl de subsidie-aanvrager wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist waren, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking tot verlening of tot vaststelling van de geldelijke steun intrekken en kunnen zij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.

  • 3. Burgemeester en wethouders trekken de beschikking in ieder geval in, indien de subsidie-aanvrager meldt dat de activiteit geen doorgang zal vinden.

Artikel 24 Overige bepalingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende en gemotiveerde aanvraag van de subsidie-aanvrager ontheffing verlenen van een in deze verordening genoemde termijn. Een dergelijke aanvraag wordt voor het verstrijken van de desbetreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders een aanvraag als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij nieuwe termijnen aan.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de toestemming voor de in het tweede lid bedoelde nieuwe termijn nadere voorwaarden verbinden.

Artikel 25

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen betreffende de wijze waarop de aanvraag en de gereedmelding worden gedaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen op een gemotiveerde aanvraag ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 26

Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad over de verleende ontheffingen op grond van deze verordening en over de toepassing van artikel 7.

Artikel 27

Burgemeester en wethouders kunnen de in deze verordening genoemde bedragen jaarlijks aanpassen, gehoord de commissie Gemeentelijke Ontwikkeling.

Artikel 28 Verhuis- en herinrichtingsbijdragen

Het belang van de geldelijke steun is de bijdrage aan de huurders als gevolg van overlast in het huurgenot, indien in het belang van de stadsvernieuwing het treffen van voorzieningen aan of het slopen van een woning noodzakelijk is.

Artikel 29

Burgemeester en wethouders kunnen aan huurders van woningen waaraan voorzieningen worden getroffen of van woningen die gesloopt worden en die in de woning legaal hun hoofdverblijf hebben geldelijke steun verlenen in de verhuis- en herinrichtingskosten.

Artikel 30 Het aanvragen van geldelijke steun

Geldelijke steun wordt niet verleend indien voor dezelfde woning reeds eerder steun in de verhuis- en herinrichtingskosten werd verleend en zonder dat nadien voorzieningen zijn getroffen.

Artikel 31

De aanvraag om geldelijke steun moet worden ingediend op een door de gemeente beschikbaar te stellen formulier.

Artikel 32

  • 1. De aanvraag om geldelijke steun kan door de huurder worden gedaan nadat besloten is tot het treffen van voorzieningen of tot sloop.

  • 2. De aanvraag kan ook door de verhuurder voor huurders worden ingediend.

Artikel 33 Het verlenen van geldelijke steun

Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun verlenen indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de huurder gedurende een tijdvak van ten minste één jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken de woning heeft bewoond; en

  • b.

    aan de woning voorzieningen worden getroffen, waardoor de huurder overlast ondervindt; of

  • c.

    aan de woning voorzieningen worden getroffen en het noodzakelijk is dat de huurder verhuist naar een andere woning of de aard van de voorzieningen het noodzakelijk maakt dat de huurder kosten maakt voor herinrichting; of

  • d.

    de woning wordt gesloopt.

Artikel 34 Het vaststellen van geldelijke steun

De hoogte van de geldelijke steun is:

  • a.

    bij verhuizen naar een tijdelijke woonruimte maximaal € 1.588,23;

  • b.

    bij verhuizen terwijl geen sprake is van terugkeer van de huurder naar de woning maximaal € 680,67;

  • c.

    indien er voorzieningen worden getroffen, welke enkel de buitenkant van de woning betreffen en de huurder behoeft niet te verhuizen maximaal € 113,45;

  • d.

    indien er voorzieningen worden getroffen, die zowel aan de buitenkant alsmede in de woning plaatsvinden en de huurder behoeft niet te verhuizen, maximaal € 272,27;

  • e.

    als d, waaronder mede het aanpassen van de douche, maximaal € 340,34.

Artikel 35

  • 1. De bijdrage wordt betaald:

    • a.

      direct nadat de huurder burgemeester en wethouders heeft medegedeeld dat hij de woning heeft verlaten;

    • b.

      indien de huurder de woning niet verlaat direct nadat de huurder heeft medegedeeld dat de voorzieningen zijn getroffen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een gedeelte van de geldelijke steun betalen aan de medehuurder.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde gedeelte is een overeenkomstig aandeel in de verschuldigde huur en overige betalingsverplichtingen.

Artikel 36 Overgangs- en slotbepalingen

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Subsidieverordening voor de stads- en dorpsvernieuwing van de gemeente Tholen".

Artikel 37

De onder I genoemde Subsidieverordening Stads- en dorpsvernieuwing van de gemeente Tholen, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 juni 1964, eindigt 31 december 2001.

De onder II genoemde "Verordening stads- en dorpsvernieuwing van de gemeente Tholen" treedt in werking 1 januari 2002.

Artikel 38

Aanvragen die zijn ingediend voordat deze verordening in werking trad, worden afgehandeld op basis van de regels die golden op het moment van de ontvangst van de aanvraag.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 27 augustus 2001.
, voorzitter.
, secretaris.

Toelichting op de Subsidieverordening voor het stads- en dorpsvernieuwingsfonds

Artikel 1

  • a.

    Geldelijke steun wordt in de stadsvernieuwing vooral verleend ten behoeve van bouwactiviteiten. Andere activiteiten kunnen ook voor geldelijke steun in aanmerking komen, zoals welzijnsvoorzieningen of bewonersondersteuning. Om deze reden wordt over "activiteiten" gesproken. Daaronder vallen zowel bouwactiviteiten als andere activiteiten.

    Als definitie in de wet hanteert het rijk voor de bepaling van de rijksbijdrage aan de stadsvernieuwing: Een zodanig geïntensiveerde aanpassing aan het woon-, werk- en leefmilieu (in de bebouwde kom van voor 1971) aan de huidige wensen en normen, dat de thans nog aanwezige achterstand sprongsgewijze wordt ingelopen. In deze verordening is om die reden ook gekozen voor activiteiten die plaatsvinden in het gebied van de bebouwde kom van voor 1971.

    Met dit artikel wordt zo ook voorkomen dat individuele woningen in het buitengebied voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

  • b.

    Het gemeentebestuur kan bepalen dat deze verordening of onderdelen daarvan slechts in aangewezen gebieden van kracht is. In het systeem van deze verordening is de monumentensubsidie aanvullend op woonhuisverbetering.

  • c.

    De Kwalitatieve woningregistratie (ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 1993) definieert bouwtechnische achterstand als de herstelkosten die gemaakt moeten worden om de woning weer op nieuwbouwpeil te krijgen. In deze verordening wordt rekening gehouden met eigen woningen van matige tot slechte kwaliteit. Slechte en zeer slechte woningen zijn woningen waarvan de herstelkosten meer dan 30% van de nieuwbouwwaarde bedragen. Bij matige woningen ligt dit percentage tussen de 20 en 30.

  • d.

    Onder kosten van een bouwplan worden in elk geval de investeringskosten verstaan volgens NEN 2631 (1979): "Investeringskosten van gebouwen". Deze omvatten een omschrijving van de grondkosten, de bouwkosten, de inrichtingskosten en de bijkomende kosten. De bijkomende kosten hebben onder meer betrekking op voorbereidings- en begeleidingskosten.

    De subsidiabele kosten omvatten uitsluitend de kosten die te maken hebben met het treffen van voorzieningen aan het casco van de woning. De subsidiabele kosten zullen het niveau van een sobere en doelmatige uitvoering niet te boven gaan.

  • f.

    De definitie in de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing luidt: "Onder stadsvernieuwing wordt verstaan de stelselmatige inspanning, zowel op stedenbouwkundig als op sociaal, economisch en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied".

    De definitie van de wet is zodanig geformuleerd dat alle gangbare stadsvernieuwingsactiviteiten hier- onder kunnen vallen. Onderhoud en beheer van woningen en woonomgeving vallen uitdrukkelijk niet onder het begrip van stadsvernieuwing.

  • g.

    De gemeenteraad kan de werkingssfeer van deze verordening naar gebied en bereik beperken door het aanwijzen van stadsvernieuwingsgebieden.

  • i.

    Tweede woningen en recreatiewoningen kunnen niet voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2

Dit artikel is gebaseerd op artikel 41 van de wet. Het besluit betreft het zogenaamde "volumebesluit" of "verdeelbesluit" waarin de gemeenteraad aangeeft of en hoeveel geld hij ten behoeve van verschillende activiteiten (in de wet "sectoren van de samenleving" genoemd) ter beschikking stelt. De gemeenteraad kan daarnaast in enig begrotingsjaar de bijdrage voor een onderdeel van deze verordening op nul stellen. Aanvragen voor dat onderdeel worden dan niet in behandeling genomen.

 

Onder de aan te wijzen activiteiten wordt onder meer verstaan:

  • a.

    het verbeteren van door de eigenaar bewoonde woningen;

  • b.

    het restaureren van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden;

  • c.

    het rehabiliteren van woonwijken, verplaatsen of beëindigen van een bedrijf;

  • d.

    het saneren van een milieuhinderlijk bedrijf;

  • e.

    bijdragen in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • f.

    overige door de gemeenteraad aan te wijzen activiteiten.

De keuze van de aan te wijzen activiteiten wordt mede bepaald door de provinciale Subsidieverordening voor de stads- en dorpsvernieuwing. In ieder geval moeten op grond van de wet de bewoners van eigen woningen worden genoemd.

Artikel 5

  • 1.

    Dit artikel draagt de uitvoering van de verordening op aan burgemeester en wethouders.

    Wat het belang van de stadsvernieuwing is, is ter beoordeling van de gemeenteraad zolang de van de provincie ontvangen middelen maar binnen de definitie van de stadsvernieuwing worden besteed.

  • 2.

    Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om andere middelen die kunnen worden verkregen voor hetzelfde doel in mindering te brengen op de bijdrage op grond van deze verordening uit het stadsvernieuwingsfonds, bijvoorbeeld provinciale middelen voor restauratie van monumenten. Ook verzekeringspenningen die voor hetzelfde doel verkregen kunnen worden, kunnen hiertoe gerekend worden. Het artikel biedt een mogelijkheid zonder dat deze dwingend voorgeschreven wordt ("rekening houden met"). De stadsvernieuwingsbijdrage is sluitpost in de financiering. Indien andere middelen kunnen worden verkregen, gaan deze voor.

Artikel 6

  • 3.

    Aanhouding van een aanvraag kan plaatsvinden indien op grond van artikel 2 het deelbudget als gevolg van toekenning overschreden zou worden en het plan overigens wel aan de criteria voldoet.

    Indien een aanvraag past binnen de prioriteiten kan het in het belang van de stadsvernieuwing zijn om de aanvraag aan te houden. De aanvraag hoeft dan niet opnieuw gedaan te worden, maar wordt op een later moment beoordeeld.

  • 4.

    Om te voorkomen dat de aanvraag keer op keer aangehouden wordt, is bepaald dat aanhouding slechts eenmaal kan plaatsvinden. Daarna wordt hij afgewezen of gehonoreerd.

  • 5.

    Dit lid is van toepassing voor bijvoorbeeld monumenten die niet in aangewezen stadsvernieuwingsgebieden gelegen zijn maar wel behoudenswaard zijn of voor bewonersondersteuning in stadsvernieuwingsgebieden.

Artikel 7

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat zich omstandigheden kunnen voordoen waarbij toepassing van de verordening tot onbillijkheden kan leiden. Om deze reden moet van de verordening kunnen worden afgeweken. Deze afwijkingen kunnen zowel in het voordeel als in het nadeel van de aanvrager zijn. Van deze clausule kan incidenteel ook gebruik worden gemaakt indien spoedshalve met de werkzaamheden moet worden begonnen en de subsidie nog niet is verleend.

Artikel 8

De verordening gaat uit van het verbeteren van matige en slechte woningen binnen de bebouwde kom van voor 1971 volgens de Kwalitatieve woningregistratie. Op basis van de provinciale verordening wordt uitgegaan van casco-verbeteringen.

Tot bouwkundige voorzieningen aan het casco zijn onder meer te rekenen:

  • 1.

    verbeteren van fundering;

  • 2.

    herstel dragende muren, gevels, buitenkozijnen met ramen en deuren;

  • 3.

    herstel vloerconstructies;

  • 4.

    dakconstructie inclusief dakbedekking en dakkapellen;

  • 5.

    rookkanalen, binnen- en buitendaks;

  • 6.

    riolering;

  • 7.

    buitenschilderwerk, alleen in samenhang met de punten 2 en 4.

Artikel 10

Op grond van artikel 5, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders subsidie verlenen indien dat in het belang van de stadsvernieuwing noodzakelijk is. Daartoe wordt gerekend de verbetering van matige en slechte eigen woningen. Onder verbetering wordt in deze verordening alleen verstaan het opheffen van bouwtechnische achterstanden.

Artikel 11

  • 1a.

    De verordening gaat uit van woningen ouder dan veertig jaar. Hierbij is afgeweken van de gebruikelijke leeftijdsgrens van 1945. Gekozen is voor veertig jaar om ook de bebouwing die te lijden heeft gehad van de Watersnoodramp van 1953 binnen de regeling te brengen.

  • 1b.

    De eis heeft betrekking op de gevel en het dak, ook als de aanvraag om geldelijke steun betrekking heeft op andere onderdelen van de woning.

    Dezelfde eis geldt namelijk ook voor huurwoningen indien daaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen en maakt onderdeel uit van het convenant dat rijk, woonbond en sociale verhuurders in september 1992 sloten. Wij menen dat in het belang van het milieu deze eis ook voor woningverbetering in het kader van de stadsvernieuwing moet gelden en past binnen het milieuwerkplan van de gemeente Tholen.

  • 1d.

    Met deze eis wordt voorkomen dat subsidie wordt verstrekt voor woningen die binnen een periode van tien jaar gesloopt moeten worden of die op basis van een gemeentelijk plan een andere bestemming zullen krijgen.

Artikel 12

  • a.

    Als grens voor de minimale kosten is een bedrag van € 6.806,70 (exclusief b.t.w.) gekozen. Het betreft de door burgemeester en wethouders goedgekeurde subsidiabele kosten (aannemersprijzen). De maximale grens is vastgesteld op € 34.033,52 (exclusief b.t.w.). Daarboven vervalt het recht op subsidie (ook als bij de gereedmelding blijkt dat de kosten hoger zijn).

  • b.

    Deze eis is een ruimtelijke vertaling van het begrip doelmatigheid. Woningen groter dan 125 m2 zijn te luxe in het kader van de stadsvernieuwing. Uitzonderingen kunnen zich voordoen in kleine kernen waarbij het voor de leefbaarheid van belang is dat een goede woning in stand blijft voor bewoning.

  • c.

    Als minimumniveau is gekozen voor het Bouwbesluit, bestaande woningen.

  • d.

    Burgemeester en wethouders beoordelen de kosten- kwaliteitverhouding van de ingreep zelf, maar beoordelen daarnaast ook of de kosten van de ingreep in verhouding staan tot de waarde van de woning.

Artikel 13

Dit artikel bevat de beoordelingscriteria om voor subsidieverlening in aanmerking te komen. Op geformuleerde weigeringgronden zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing (afdeling 3.2 Algemene wet bestuursrecht: zorgvuldigheid en belangenafweging):

  • a.

    Wat onder "het belang van de stadsvernieuwing" verstaan wordt, is gedefinieerd in artikel 1, onder g.

  • b.

    De subsidiabele kosten zullen het niveau van een sobere en doelmatige uitvoering niet te boven gaan.

  • c.

    Als algemene eis geldt dat noodzakelijke vergunningen zijn verleend. In de verordening is de eis opgenomen dat het bouwplan sober en doelmatig is (artikel 13, onder b) en dat de woning na het treffen van de voorzieningen voldoet aan het Bouwbesluit, bestaande woningen. Om te voorkomen dat verleende subsidies pas na lange tijd besteed kunnen worden of zelfs in het geheel niet besteed kunnen worden, is de voorwaarde opgenomen dat de noodzakelijke vergunningen zijn verleend. Daarbij kan gedacht worden aan de bouwvergunning, de milieuvergunningen of een vergunning op grond van de Monumentenverordening. Deze vergunningen worden eveneens door de gemeente verleend en behoeven niet bij de aanvraag te worden meegestuurd. Indien geen vergunning zal worden verleend, is het niet zinvol subsidie te verlenen.

  • d.

    Er mag niet met de werkzaamheden worden begonnen voordat burgemeester en wethouders hebben ingestemd met de aanvraag om geldelijke steun tenzij zij daar afzonderlijk en schriftelijk toestemming voor hebben verleend.

Artikel 14

In algemene zin bepaalt de Algemene wet bestuursrecht dat de aanvrager de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing nodig zijn. In de afzonderlijke artikelen en op de door de gemeente te verstrekken formulieren wordt een specificatie gegeven van gegevens die in elk geval moeten worden verstrekt. Ze hebben onder meer betrekking op de eigendomssituatie, de bouw- en woontechnische toestand van de woning, de offerte van de aannemer en de afrekeningen.

Artikel 15

  • a.

    De afwijkingen van het bouwplan zijn slechts mogelijk met toestemming van burgemeester en wethouders.

  • b.

    Artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidbedrijven bepaalt dat aannemersbedrijven bij de Kamer van Koophandel moeten zijn ingeschreven.

  • c.

    Deze termijn is ten opzichte van de thans geldende subsidieverordening ruimer geformuleerd in verband met het beoogde integrale karakter van de woningverbetering.

Artikel 16

Ook de Woningwet maakt controle op de bouwplaats mogelijk. Deze controle beperkt zich tot hetgeen krachtens de bouwvergunning is bepaald. De hier bedoelde controle is breder en richt zich op de naleving van de subsidievoorwaarden.

Artikel 18

Er is voor gekozen om de gereedmelding tevens de aanvraag tot betaling te laten zijn. Op de gereedmelding volgt de toets aan de subsidievoorwaarden en vervolgens vaststelling van de hoogte van de steun. De gereedmelding en het verzoek tot vaststellen en betalen van de subsidie zijn door artikel 19, tweede lid, aan elkaar gekoppeld.

Artikel 19

De vaststelling (van de hoogte van de geldelijke steun) volgt op de gereedmelding en is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Om te voorkomen dat ieder uitgevoerd plan gedetailleerd moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen om een verklaring te geven dat aan de voorwaarden is voldaan. Indien later alsnog zou blijken dat dit niet het geval is, kan betaalde subsidie worden teruggevorderd. Deze bepaling heeft onder meer betrekking op niet goedgekeurde afwijkingen van het bouwplan.

Artikel 21

Op grond van de provinciale verordening wordt uitgegaan van cascoverbeteringen. Wij huldigen de opvatting dat het van groot belang is dat het casco van een woning goed moet zijn. Daarom hechten wij eraan dat alle aan het casco te treffen voorzieningen worden uitgevoerd door een aannemingsbedrijf.

De andere uit te voeren voorzieningen, welke niet subsidiabel zijn en verbeteringen van het woongerief tot gevolg hebben, mogen wel in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd.

Artikel 22

Het vooruitbetalen van een deel van de subsidie kan, indien geen andere financieringsmogelijkheden beschikbaar zijn, een stimulans zijn voor belanghebbenden om een aanvraag in te dienen dan wel mede te werken aan de stadsvernieuwing.

Zowel de beschikking tot verlenen als de beschikking tot vaststelling kan worden ingetrokken als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Een verleend voorschot moet dan worden terugbetaald.

Artikel 23

  • 1.

    Het onderscheid tussen het eerste en tweede lid betreft de verwijtbaarheid.

  • 2.

    Indien er geen sprake is van verwijtbaarheid wordt de subsidie vastgesteld op grond van de juiste gegevens. Is er wel sprake van verwijtbaarheid dan kunnen burgemeester en wethouders het gehele bedrag terugvorderen met vergoeding van de wettelijke rente.

  • 3.

    Het derde lid zorgt ervoor dat de subsidieverplichting vervalt indien de activiteit waarvoor geldelijke steun werd gevraagd en verleend geen doorgang vindt.

Artikel 24

Fasering van de werkzaamheden kan om verschillende redenen wenselijk zijn. Indien de werkzaamheden gefaseerd worden uitgevoerd, noemen burgemeester en wethouders tevens de nieuwe termijnen voor aanvang en gereedmelding van de werkzaamheden en van de aanvang van de verschillende fasen.

Fasering van de werkzaamheden is ook zonder uitdrukkelijke toestemming van burgemeester en wethouders geoorloofd, zolang de termijn van drie jaar voor gereedmelding niet wordt overschreden.

  • 2.

    De nieuwe termijnen behelzen zowel de termijn start werkzaamheden, als de gereedmeldingstermijn.

  • 3.

    Hierbij kan gedacht worden aan de voorwaarde dat de belangrijkste werkzaamheden in de eerste fase worden uitgevoerd.

Artikel 25

Dit is opgenomen om de uitvoering van de regeling zo efficiënt mogelijk te laten zijn. Het gaat hierbij slechts om regels die de uitvoering van de verordening vergemakkelijken.

Deze regels kunnen onder meer betrekking hebben op te hanteren formulieren. Afwijking van de regels is slechts bij uitzondering mogelijk en moet bij de aanvraag om geldelijke steun worden gemotiveerd.

Artikel 27

Jaarlijks kunnen de bedragen aanpassing behoeven, bijvoorbeeld vanwege de inflatie. De mogelijke aanpassingen betreffen onder meer:

  • -

    minimale en maximale investeringsgrenzen;

  • -

    maximale subsidie.

Artikel 28 - Verhuis- en herinrichtingskosten

De bijdrage kan uitsluitend ten behoeve van bewoners van huurwoningen worden uitgekeerd. De bijdrage is bedoeld ter stimulering van de woningverbetering. Is eenmaal een bijdrage voor verhuizen verleend, dan is het niet doelmatig om voor dezelfde woning aan de opvolgende huurder wederom een bijdrage te verlenen. De opvolgende bewoner weet immers dat de woning verbeterd gaat worden. Daarom is bepaald dat de huurder ten minste één jaar onafgebroken in de woning moet hebben gewoond.

Centraal staat de mate van overlast die de huurder ondervindt indien aan zijn woning voorzieningen worden getroffen.

Artikel 29

De bijdrage wordt verstrekt aan huurders van woningen waaraan voorzieningen worden getroffen of die in het belang van de stadsvernieuwing moeten worden gesloopt. Andere bijdragen, met name van de verhuurder, kunnen van de steun worden afgetrokken. De volgorde is dus: eerst de eigenaar (de verhuurder), dan de overheid. Om voor een bijdrage in aanmerking te komen, moet er duidelijk stadsvernieuwingsbelang aan de orde zijn.

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen sociale verhuurders en particuliere verhuurders. Beslissend is of er een stadsvernieuwingsbelang bij de steunverlening gemoeid is.

Artikel 32

De huurders kunnen onder meer de verhuurder machtigen om namens hen een aanvraag in te dienen.

Artikel 33

Het tijdvak van één jaar is gekozen omdat in een periode korter dan een jaar bekend zal zijn dat aan een woning werkzaamheden plaats gaan vinden. In dat geval dienen huurder en verhuurder zelf een afweging te maken.

Artikel 34

Centraal staat de mate van overlast die de huurder ondervindt bij het treffen van voorzieningen. Bij verhuis- en herinrichtingskosten gaat het om maximale bedragen. Liggen de daadwerkelijke kosten lager, dan wordt een bedrag verstrekt gelijk aan de werkelijke kosten.

Artikel 35

  • 1.

    De momenten van betaling zijn zodanig gekozen dat deze zo dicht mogelijk liggen bij het moment dat de kosten door de huurder worden gemaakt.

    De bijdrage kan aan de verhuurder betaald worden indien deze de aanvraag gedaan heeft als bedoeld in artikel 32, tweede lid. Burgemeester en wethouders machtigen in dat geval de verhuurder tot betaling aan de huurders. De voorwaarden van deze verordening blijven van kracht.

  • 2.

    Indien er sprake is van een medehuurder, en de medehuurder een deel van de huur betaalt, kan aan de medehuurder een overeenkomstig aandeel van de uit te keren geldelijke steun worden uitbetaald. De hoogte van de bijdrage wordt berekend op basis van artikel 34. De uit te betalen steun wordt verdeeld naar rato van het aandeel in de huur en de overige betalingsverplichtingen.