Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Tholen houdende regels omtrent het bodembeheer

Geldend van 19-10-2012 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Tholen houdende regels omtrent het bodembeheer

De raad van de gemeente Tholen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 31 juli 2012, gelet op de artikelen 44 en 49 van het Besluit bodemkwaliteit en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht,

b e s l u i t :

de Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart (inclusief bodemfunctieklassenkaart) vast te stellen.

Samenvatting

Deze Nota bodembeheer (hierna: Nota) geeft, binnen de kaders van het Besluit bodemkwaliteit, de voorwaarden aan voor het grond- en baggerverzet binnen de gemeente Tholen. De Nota geeft uitvoering aan het onderdeel hergebruik van grond- en/of baggerspecie van het Bodembeleidsplan.

De gemeente Tholen heeft met deze Nota het doel om het hergebruik van gebiedseigen grond stimuleren en de (gewenste) bodemkwaliteit af te stemmen op de bodemfunctie.

Deze Nota vervangt het eerder vastgestelde Bodembeheerplan met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten.

Voor het bodembeheergebied van de gemeente Tholen is door CSO een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft de bodemkwaliteit weer voor de verschillende deelgebieden (zones). Daarnaast is door CSO een bodemfunctieklassenkaart opgesteld. Hierbij is het bodembeheergebied ingedeeld in drie (landelijk) voorgeschreven functies, namelijk "Wonen", "Industrie" en "Overig (Landbouw/Natuur)". Deze bodemfunctieklassenkaart maakt onderdeel uit van de bodemkwaliteitskaart en is opgenomen in bijlage 5.

Vanuit het Besluit bodemkwaliteit gelden generieke (landelijke) regels. Om grond- en of baggerspecie te mogen toepassen moet volgens deze regels worden getoetst aan zowel de functie als aan de kwaliteit. De strengste van de twee is hierin maatgevend (toepassingseis). De ontgravingskaart (bijlage 8) en toepassingskaart (bijlage 9) zijn de twee belangrijkste kaarten voor het verplaatsen en hergebruiken van grond.

De gemeente Tholen volgt voor een groot gedeelte het generieke beleid. Echter past dit op een aantal onderdelen niet bij de lokale situatie. De gemeente Tholen heeft er daarom voor gekozen om op een aantal onderdelen gebiedsspecifiek beleid vast te leggen en af te wijken van het generieke beleid:

  • 1.

    Het versoepelen van de regels voor het toepassen van gebiedseigen grond ter plaatse van voormalige stortplaats Tuttelhoek en Tholen Noord/Vestetuin door het vaststellen van Lokale Maximale Waarden.

  • 2.

    Het vaststellen van strengere eisen in het buitengebied (zone "Buitengebied en woonbebouwing na 1980") bij het toepassen van grond met bodemvreemd materiaal (maximaal 5%).

  • 3.

    Het vaststellen van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor Grootschalige bodemtoepassingen omdat het rekenkundig gemiddelde van alle zones voldoet aan de maximale waarde voor de klasse Industrie en aan de emissietoetswaarden.

  • 4.

    De bodemkwaliteitskaart wegbermen en Nota bodembeheer (2012) is op voorhand erkend, onder voorwaarde dat deze is opgesteld conform het Besluit bodemkwaliteit en bijbehorende Regeling en de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten.

  • 5.

    De gemeente Tholen verleend geen ontheffing van het doen van een bodemonderzoek bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit op grond van de bodemkwaliteitskaart.

  • 6.

    Gelet op de uitgevoerde risicobeoordeling en heterogeniteit van de zone "Oude kern Tholen, bovengrond" dient vrijkomende grond uit deze zone te worden voorzien van een aanvullend bewijsmiddel (bijvoorbeeld een partijkeuring of een bodemonderzoek) voordat deze grond mag worden hergebruikt.

De bodemkwaliteitskaart wordt in 2017 geëvalueerd. Indien de evaluatie van de bodemkwaliteitskaart niet leid tot wijzigingen of een herziening zal de gemeente de Nota na 10 jaar evalueren. De Nota heeft een geldigheid van maximaal 10 jaar (uiterlijk 2022).

1. Inleiding

Voor u ligt de Nota bodembeheer van de gemeente Tholen. Dit document geeft de voorwaarden aan voor het grondverzet binnen de gemeente Tholen. De Nota bodembeheer geeft uitvoering aan het onderdeel hergebruik van grond- en/of baggerspecie van het bodembeleidsplan van de gemeente Tholen.

In deze Nota wordt op een overzichtelijke manier de wet- en regelgeving en het beleid weergegeven voor grondverzet, alsmede de hieruit voortvloeiende procedures. Hieronder valt ook de landelijke regelgeving ten aanzien van melden en transport van verontreinigde grond.

1.1 Aanleiding/ waarom deze nota

De aanleiding voor het formuleren van nieuw beleid vormt de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit [3]. In dit Besluit zijn regels en normen opgenomen voor het hergebruik van grond en baggerspecie. Met de inwerkingtreding van dit Besluit zijn het Bouwstoffenbesluit [4] en de Vrijstellingsregeling grondverzet [5] komen te vervallen.

Uit het Besluit bodemkwaliteit volgt dat voor gebieden waar een bodemkwaliteitskaart en Bodembeheerplan is opgesteld volgens de Vrijstellingsregeling grondverzet deze nog gebruikt mag worden gedurende de duur waarvoor de bodemkwaliteitskaart geldt (tot maximaal vijf jaar na inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit). De gemeente Tholen heeft daarom haar Bodembeheerplan [1] met bijbehorende bodemkwaliteitskaart [2] in 2008 opnieuw vastgesteld, zodat maximaal gebruik is gemaakt van de overgangsperiode (tot 1 januari 2013).

Deze Nota bodembeheer vervangt het vastgestelde Bodembeheerplan [1] van de gemeente Tholen. Ook de eerder opgestelde bodemkwaliteitskaart [2] komt hiermee te vervallen.

De doelstelling van deze Nota bodembeheer is, om het hergebruik van gebiedseigen grond te stimuleren en de (gewenste) bodemkwaliteit af te stemmen op de bodemfunctie. Op deze manier kan efficiënt grondverzet plaatsvinden en worden aanzienlijk kosten bespaard. De gemeente Tholen geeft hierdoor uitvoering aan duurzaam grondstromenbeheer.

1.2 Bevoegd gezag

In het Besluit bodemkwaliteit is vastgelegd welke instanties bevoegd gezag zijn voor toepassingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Dit bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de handhaving. Voor toepassingen op de landbodem is in het algemeen de gemeente het bevoegd gezag. Binnen inrichtingen (zoals bedoeld in de Wet milieubeheer) is echter de vergunningverlener bevoegd gezag voor toepassingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Binnen inrichtingen met een provinciale omgevingsvergunning is dus de provincie Zeeland het bevoegd gezag. Voor toepassingen op de waterbodem is de waterkwaliteitsbeheerder het bevoegd gezag (waterschap danwel Rijkswaterstaat).

Als grens tussen de landbodem en de waterbodem geldt:

  • >

    Sloten (ook als deze een groot deel van het jaar droog staan) zijn waterbodem vanaf de bovenkant van de insteek van de sloot;

  • >

    De buitenkruin van de zeedijk geldt als grens tussen de landbodem en de waterbodem.

Bij grensgevallen die onder het bevoegd gezag van verschillende overheden vallen overleggen de bevoegde overheden wie de rol van bevoegd gezag voor de specifieke situatie op zich neemt.

Omdat in deze Nota bodembeheer gebiedsspecifiek beleid is opgenomen, ligt de bevoegdheid tot vaststellen van dit beleid bij de gemeenteraad. Hierbij dient een voorbereidingsprocedure conform artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is gevolgd (zie hoofdstuk 1.7).

1.3 Reikwijdte Nota bodembeheer

Om onder de reikwijdte van het Besluit bodemkwaliteit (en deze Nota) te vallen, moet worden voldaan aan de definitie voor grond en/of baggerspecie (artikel 1 van dit Besluit), mag niet te veel bodemvreemd materiaal aanwezig zijn en moet sprake zijn van een nuttige toepassing. Hieronder worden deze drie onderdelen nader toegelicht.

Definities

Aan één van onderstaande definities moet worden voldaan:

  • Grond : is vast materiaal en bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, met uitzondering van baggerspecie.

  • Baggerspecie : is materiaal, dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.

Wanneer geen sprake is van grond en bagger, dan kan het Besluit bodemkwaliteit (en deze Nota) niet van toepassing zijn. Hierop geldt echter een uitzondering en dat zijn bouwstoffen. Op bouwstoffen is het Besluit wel van toepassing, maar deze vallen buiten de reikwijdte van deze Nota en worden daarom verder niet behandeld.

Bodemvreemd materiaal

Het besluit stelt als aanvullende eis dat een partij grond en/of baggerspecie maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal mag bevatten. De gemeente hanteert in de zone "Buitengebied en woonbebouwing na 1980" specifiek beleid. In deze zone is een maximaal percentage bodemvreemde bijmengingen van 5% toegestaan (zie ook paragraaf 7.8). Voor de overige zones geldt het percentage van maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal.

Wanneer het percentage wordt overschreden, kan de partij niet worden toegepast. Door de partij bijvoorbeeld te zeven, kan de hoeveelheid bodemvreemd materiaal worden gereduceerd en kan de partij alsnog worden toegepast.

Nuttige toepassing

Als derde eis geldt dat partijen alleen mogen worden toegepast wanneer sprake is van een nuttige toepassing (zie ook paragraaf 7.3). Wanneer dit niet het geval is, dan is sprake van het storten van afvalstoffen (op grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen [6]) en dat is niet toegestaan.

Deze nota heeft betrekking op het nuttig toepassen van grond en baggerspecie op of in de landbodem binnen de grenzen van de gemeente Tholen (bodembeheergebied), inclusief de drogere oevergebieden die zijn aangewezen in het waterbesluit.

Uitzondering op de reikwijdte

Het Besluit bodemkwaliteit is niet van toepassing wanneer grond en/of bagger gevaarlijke afvalstoffen bevatten.

Het Besluit bodemkwaliteit is ook niet van toepassing wanneer de toepassing van grond en/of bagger plaatsvindt in een inrichting volgens de Wet milieubeheer, zoals bijvoorbeeld grondbanken en baggerspecie-inrichtingen. Hiervoor worden bij vergunning of Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) regels gesteld aan de opslag van grond en/of baggerspecie op grond van de Wet milieubeheer.

Wanneer sprake is van een bodemverontreiniging of een verontreiniging van baggerspecie boven het saneringscriterium is het Besluit bodemkwaliteit niet van toepassing. Hierop is de Wet bodembescherming van toepassing. Dit geldt ook voor partijen waarop het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) van kracht is.

1.4 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

De verantwoordelijkheid voor de naleving van de regels bij het toepassen van grond en baggerspecie ligt bij degene die de grond en/of baggerspecie toepast. Deze is dan ook verplicht deze toepassing te melden (zie ook hoofdstuk 9). Deze zorgplicht betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van een toepassing, maatregelen moet nemen om verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

De verantwoordelijkheid van de eigenaar/erfpachter ligt verankerd in de wettelijke zorgplicht:

  • >

    Algemene zorgplicht in het kader van de Wet milieubeheer (artikel 1.1.a): het achterwege laten van handelingen, die nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken.

  • >

    Zorgplicht uit de Wet bodembescherming (artikel 13): een ieder die handelingen verricht, die kunnen leiden tot bodemverontreiniging, is verplicht preventieve en zo nodig herstellende maatregelen te treffen.

  • >

    Zorgplicht voor handelingen inzake afvalstoffen. Met afvalstoffen wordt gedoeld op bijlage 1 van de EU-richtlijn afvalstoffen van 1975. In de Wet milieubeheer wordt hierop ingegaan in de artikelen 10.1 en 10.2.

De bodemkwaliteitskaart biedt geen harde garanties voor de kwaliteit van een partij grond. De kaart doet alleen een uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daar van afwijken. De eindverantwoordelijkheid voor de toepassing van de grond/en of baggerspecie blijft bij degene die de grond en/of baggerspecie toepast. De gemeente Tholen of CSO (opsteller van de bodemkwaliteitskaart) kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade die voortkomt uit een partijkwaliteit die afwijkt van wat de bodemkwaliteitskaart aangeeft.

1.5 Geldigheid

De Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart treden in werking direct nadat de bestuurlijke vaststelling hiervan door de gemeenteraad onherroepelijk is.

De Nota bodembeheer heeft alleen betrekking op toepassing van grond en/of baggerspecie op de landbodem. Bagger afkomstig uit watergangen binnen de gemeente Tholen is toepasbaar op de landbodem volgens de in deze Nota beschreven regels, mits de kwaliteit van de bagger is vastgelegd in een milieuhygiënische verklaring opgesteld conform één van de hiervoor geldende protocollen zoals vermeld in de Regeling bodemkwaliteit.

Naast deze Nota bodembeheer gelden de algemene regels zoals opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit. Bij het niet naleven van de regels uit deze Nota bodembeheer blijft het Besluit bodemkwaliteit, inclusief alle daarop van toepassing zijnde handhavingmogelijkheden en eventuele sancties onverminderd van kracht.

Daarnaast kan bij grondverzet andere regelgeving van belang zijn (zie ook paragraaf 2.1.5).

In artikel 53 van het Besluit bodemkwaliteit is vastgelegd dat een Nota bodembeheer een maximale geldigheid heeft van 10 jaar. Volgens het Besluit bodemkwaliteit is een bodemkwaliteitskaart een bijlage van de Nota bodembeheer. Volgens de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten, heeft een bodemkwaliteitskaart een geldigheid van 5 jaar.

Met de inwerkingtreding van deze Nota bodembeheer komt de bodemkwaliteitskaart uit 2007 [7] met het bijbehorende bodembeheerplan te vervallen.

1.6 Evaluatie

Bodembeheerplan (2007-2011)

Uit de evaluatie van het Bodembeheerplan wordt geconstateerd dat het een goed werkbaar en praktisch document is geweest. Dit blijkt mede uit het grote aantal meldingen (bijna 200) dat in de periode 2007 tot en met 2011 is ingediend en de grote hoeveelheid vrij grondverzet (zonder partijkeuring) dat heeft plaatsgevonden (ruim 200.000 m3!). Hieruit wordt geconcludeerd dat het Bodembeheerplan met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten een goede keuze is geweest en een aanzienlijke kostenreductie (voor zowel gemeente als externe partijen) met zich heeft meegebracht. Naar schatting is circa € 300.000,- aan onderzoekskosten bespaard in de afgelopen 5 jaar (200 partijkeuringen á € 1.500,-).

In het Bodembeheerplan zijn een tweetal keuzes opgenomen, welke op basis van de evaluatie en de huidige regelgeving worden gehandhaafd:

  • 1.

    Binnen de gemeente Tholen wordt een percentage van puin tot 5 % in de bodem geaccepteerd wanneer deze wordt toegepast als grond.

  • 2.

    De gemeente Tholen verleent geen ontheffing van het doen van een bodemonderzoek bij bouwen op grond van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart.

De keuze uit het Bodembeheerplan dat in gebieden met een relatief gevoelig bodemgebruik (wonen met tuin, onverharde kinderspeelplaatsen en volkstuinen) geen grond mag worden toegepast die meer dan 10 mg/kg gewogen asbest bevat, kan op basis van de nieuwe regelgeving niet worden gehandhaafd. Het is niet toegestaan om Lokale Maximale Waarden voor asbest vast te stellen. Wel is er voor gekozen om als gemeente een voorbeeldfunctie te laten innemen (zie hoofdstuk 7.9).

Nota Bodembeheer (2012-2022)

In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten 2007 is opgenomen dat in het gebiedspecifieke kader de vaststelling van de bodemkwaliteitskaart is gekoppeld aan het vaststellen van de Nota bodembeheer. De Nota bodembeheer heeft een geldigheid van maximaal 10 jaar (uiterlijk 2022).

Wanneer nieuwe gegevens binnen het bodembeheergebied beschikbaar komen worden deze in het gemeentelijke Bodem Informatie Systeem opgenomen. Hierdoor ontstaat een actueel gegevensbestand. Deze nieuwe gegevens kunnen aanleiding vormen tot een herziening van de bodemkwaliteitskaart.

Ook in het geval dat er echter geen wijzigingen in de bodemkwaliteitskaart optreden moet de bodemkwaliteitskaart periodiek (eens per 5 jaar) worden geëvalueerd. Bij deze evaluatie moet worden beoordeeld of de huidige bodemkwaliteitskaart nog wel voldoende in overeenstemming is met de werkelijkheid. De eerste evaluatie van de bodemkwaliteitskaart zal in 2017 plaatsvinden. Indien de evaluatie van de bodemkwaliteitskaart niet leid tot wijzigingen of een herziening zal de gemeente de Nota bodembeheer na 10 jaar evalueren.

1.7 Afstemming

Voor de vaststelling van de Nota bodembeheer is de openbare voorbereidingsprocedure gevolgd zoals beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Over deze Nota heeft afstemming plaatsgevonden met de volgende instanties:

  • >

    Intern: afdelingen RO, V&H en OW;

  • >

    ILB-adviseur (Impuls Lokaal Bodembeheer): de heer M. Mosselman;

  • >

    Waterschap Scheldestromen;

  • >

    Rijkswaterstaat;

  • >

    Provincie Zeeland;

  • >

    Dienst Landelijk Gebied;

  • >

    De gemeentes uit het Samenwerkingsverband Milieutaken Oosterschelderegio en de gemeente Schouwen Duiveland.

De ontwerp Nota bodembeheer heeft van 1 juni 2012 tot en met 12 juli 2012 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.

Deze Nota is samen met de bijbehorende bodemkwaliteitskaart vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tholen op 11 oktober 2012. De definitieve Nota bodembeheer heeft van 19 oktober 2012 tot en met 29 november 2012 ter inzage gelegen.

1.8 Leeswijzer

De wettelijke en beleidsmatige achtergronden, komen aan de orde in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 is een toelichting gegeven op de maatschappelijke opgave over het gemeentelijke grond- en baggerverzet. In hoofdstuk 4 wordt het Besluit bodemkwaliteit en de normering besproken. In hoofdstuk 5 wordt de bodemfunctiekaart besproken. De lokale bodemkwaliteit is weergegeven in hoofdstuk 6. Het gemeentelijke beleid voor de toepassing van grond- en baggerspecie is in hoofdstuk 7 en 8 uitgewerkt. De verbonden procedurele aspecten bij toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem zijn uitgewerkt in hoofdstuk 9. Toezicht en handhaving zijn beschreven in hoofdstuk 10. En ten slotte gaat hoofdstuk 11 in op de communicatie.

In bijlage 1 van deze Nota is een literatuurlijst van alle gebruikte literatuur opgenomen. Vermeldingen naar deze bijlage worden in de tekst vermeld als [..].

Omdat vakjargon niet geheel voorkomen kan worden is achterin deze Nota bodembeheer een begrippenlijst opgenomen in bijlage 2.

2. Wettelijke en beleidsmatige achtergronden

In dit hoofdstuk worden het wettelijke kader en de beleidsmatige achtergronden besproken ten aanzien van grond- en baggerverzet.

2.1 Wettelijk kader

2.1.1 Wet Bodembescherming

De Wet bodembescherming is geschreven met het oogmerk de bodem te beschermen. Op grond van de Wet bodembescherming is grondverzet ter plaatse van ernstig verontreinigde bodems alleen toegestaan als hiervoor een melding ingevolge artikel 28 of een melding ingevolge het Besluit Uniforme Saneringen is ingediend bij het bevoegde gezag. Aanvullend geldt daarbij als voorwaarde dat het grondverzet moet passen binnen een van te voren opgesteld en door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan.

In verband met het bovenstaande, dient men (d.m.v. een historisch onderzoek) vooraf te controleren of de leverende of ontvangende bodem ernstig verontreinigd is (zie ook hoofdstuk 7.1 en 9.1).

Onder alle omstandigheden is men verplicht bij het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen de wettelijke zorgplicht (zie hoofdstuk 1.4) in acht te nemen.

2.1.2 Besluit bodemkwaliteit

De basis voor deze Nota bodembeheer vormt het Besluit bodemkwaliteit en de daarbij behorende regeling. Vanaf 1 januari 2008 is dit Besluit gefaseerd in werking getreden en heeft betrekking op de kwaliteit van uitvoering (onderdeel Kwalibo) en het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen.

In het Besluit bodemkwaliteit staan de kwaliteitseisen waaraan grond, baggerspecie en bouwstoffen moeten voldoen, wanneer deze op of in de bodem of het oppervlaktewater worden toegepast.

In de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit is op verschillende onderdelen een nadere invulling aan het Besluit bodemkwaliteit gegeven. Het Besluit bodemkwaliteit biedt lokale bodemkwaliteitsbeheerders de mogelijkheid om aan te sluiten bij landelijk beleid en/of zelf op gebiedsniveau maatwerk te formuleren in de vorm van gebiedsspecifiek beleid.

2.1.3 Richtlijn bodemkwaliteitskaarten

De landelijke Richtlijn voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten [9] is voorgeschreven als een gemeente of waterschap een bodemkwaliteitskaart opstelt die wordt gebruikt voor hergebruik van grond- en/of baggerspecie onder het Besluit bodemkwaliteit. Met deze Richtlijn is ook een aantal andere procedures geregeld, waaronder de te hanteren normwaarden, omgaan met uitbijters, vergelijkbaarheid, omgaan met bijzondere omstandigheden en het in een kaart weergeven van de bodemkwaliteit en mogelijkheden tot grond- en baggerverzet.

2.1.4 Transport van verontreinigde grond en bagger

Voor het vervoer van verontreinigde grond en bagger is sinds 1 januari 2005 een landelijke regeling van kracht geworden: regeling melden van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen [9]. Deze regeling gaat over de inzameling van bepaalde categorieën afvalstoffen, waaronder verontreinigde grond en/of baggerspecie. De initiatiefnemer voor transport van verontreinigde grond moet zorgen dat bij het transport van de grond en/of baggerspecie over de openbare weg de vereiste documenten aanwezig zijn. Vervoerders, inzamelaars, handelaars en/of bemiddelaars dienen landelijk geregistreerd te zijn. Deze bedrijven krijgen een zogenaamd VIHBnummer. Als grond en/of baggerspecie wordt afgevoerd naar een meldingsplichtige inrichting (reiniger, stortplaats of depot voor het opslaan van verontreinigde grond), dan moet deze inrichting een afvalstroomnummer verstrekken voordat de grond getransporteerd mag worden. Tevens moeten zij een melding indienen bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA, www.lma.nl) in het AMICE meldsysteem. Daarnaast moet tijdens het transport een geldig transportgeleidebiljet aanwezig zijn.

Als grond wordt getransporteerd met de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de grond, dan moet op het transportgeleidebiljet het meldingsnummer van het Landelijke meldpunt bodemkwaliteit worden vermeld.

2.1.5 Overige wet en regelgeving

Vanuit overige wet- en regelgeving kunnen bij grond- en baggerspecie verzet (zowel ontgraven als toepassen) aanvullende voorwaarden worden gesteld. Hierbij moet onder andere worden gedacht aan:

  • >

    Wet ruimtelijke ordening (Wro), een aanlegvergunning in het kader van het bestemmingsplan;

  • >

    Ontgrondingenwet, de ontgrondingenwet en -verordening regulieren de winning van oppervlaktedelfstoffen als zand, klei en grond;

  • >

    Wet milieubeheer, voor de opslag van grond binnen inrichtingen;

  • >

    Waterwet, bij toepassing van grond of baggerspecie in oppervlaktewater of het hergebruik van baggerspecie op de landbodem;

  • >

    Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor het bouwen op verontreinigde bodem;

  • >

    Monumentenwet, verdrag van Malta. Bij grondverzet dient rekening te worden gehouden met archeologische waarden.

  • >

    Flora en faunawet, bij planvorming dient te worden gehouden met de aanwezige flora en fauna.

Voorafgaand aan het grondverzet, dient men te controleren of deze regelgeving van toepassing is en er aanvullende eisen worden gesteld.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Provinciale milieuverordening Zeeland

In de Provinciale Milieuverordening Zeeland (PMV) zijn milieubeschermingsgebieden aangewezen waarin restricties gelden ten aanzien van bijvoorbeeld gedragingen en activiteiten. De provincie heeft binnen de gemeente Tholen milieubeschermingsgebieden aangewezen. Ten aanzien van deze gebieden zijn eisen met betrekking tot rust en stilte opgenomen. Deze gebieden zijn te vinden op de digitale kaart (http://zldags.zeeland.nl/geoweb/geowebinternet/web/Viewer.aspx?Site=PMV). In deze kaart kunnen de verschillende milieubeschermingsgebieden zichtbaar worden gemaakt, alsmede het geluidsbeschermings-regime dat voor deze gebieden al dan niet van toepassing is.

Daarnaast zijn voor de gemeente Tholen Provinciale Ecologische Hoofdstructuur gebieden (PEHS), archeologisch waardevolle gebieden en Natura 2000 gebieden aangewezen. Deze kaarten zijn te vinden op http://zldags.zeeland.nl/geo/. Wanneer men grond wil ontgraven en/of toepassen in deze gebieden dan dient men dit altijd af te stemmen met de provincie Zeeland.

De provincie Zeeland heeft voor de gemeente Tholen geen waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden vastgesteld in de PMV.

3. Maatschappelijke opgaven

De gemeente Tholen verwacht de komende 5 tot 10 jaar een constante stroom grondverzet (ontgraven, toepassen en hergebruik van grond) bij locatieontwikkelingsprojecten, herinrichtingprojecten en regulier onderhoud aan wegbermen, rioleringen en groenvoorzieningen. Bij het grondverzet wil de gemeente verantwoord omgaan met de grond. Bijvoorbeeld door vrijkomende grond bij het ene project weer nuttig toe te passen in een ander project: werk met werk maken. Hierdoor hoeft de gemeente geen extra grond aan te kopen maar kan grond vanuit het bodembeheergebied nuttig worden hergebruikt.

Uit een uitgevoerde verkenning van de gebiedsopgaven ten aanzien van grond- en baggerspecieverzet [10] in relatie tot de opgestelde bodemkwaliteitskaart van CSO blijkt dat met de generieke regels van het Besluit bodemkwaliteit in Tholen gebieden zijn waar gebiedseigen grond niet kan worden hergebruikt of waar de toepassingseisen strenger zijn dan is toegestaan bij de huidige bodemfunctie. Hierdoor kan veel ontgraven grond niet worden hergebruikt en moet worden afgevoerd naar een bevoegd verwerker. Ook moet hierdoor grond van elders, die wel voldoet aan de toepassingseisen, worden aangekocht.

Door voor een aantal locaties gebiedspecifiek beleid op te stellen kan de gemeente Tholen grond vanuit de ene zone weer nuttig hergebruiken in de andere zone.

Deze toepassingen van grond zijn nuttig en milieuhygiënisch verantwoord en brengen bij het huidige/beoogde bodemgebruik geen risico’s met zich mee. Het gebiedsspecifieke beleid is in deze Nota bodembeheer onderbouwd en beschreven.

4. Normering volgens het Besluit bodemkwaliteit

In dit hoofdstuk worden de normen voor de toepassing op landbodem beschreven volgens het Besluit bodemkwaliteit.

4.1 Introductie

Het Besluit bodemkwaliteit kent afzonderlijke normen voor toepassingen van grond en bagger op de landbodem en toepassingen in oppervlaktewater. Deze Nota bodembeheer handelt alleen toepassingen op de landbodem.

Voor toepassingen op de landbodem gelden verschillende normen en regels voor:

  • >

    Het toepassen van grond en bagger op de landbodem;

  • >

    Het verspreiden van bagger op aangrenzende percelen;

  • >

    Grootschalige bodemtoepassingen;

  • >

    Tijdelijke opslag van grond en bagger.

Het Besluit bodemkwaliteit maakt voor het hergebruiksbeleid onderscheid tussen:

  • >

    Generiek beleid;

  • >

    Gebiedsspecifiek beleid.

De generieke normen voor het toepassen en verspreiden van grond en bagger zijn opgenomen in Bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit.

4.2 Normen voor de toepassing op landbodem

In de Regeling bodemkwaliteit zijn de landelijke Achtergrondwaarden vastgelegd. Deze gelden als toetsingskader om te bepalen of grond “schoon” is. Wettelijk gezien mogen geen strengere normen worden gesteld dan de Achtergrondwaarden.

Het Besluit bodemkwaliteit relateert het beleid voor het toepassen van grond en bagger aan zowel de kwaliteit als de functie van de ontvangende bodem. Voor de bodemfunctie gelden de klassen "Wonen" en "Industrie". Daarnaast zijn er bodemkwaliteitsklassen "Wonen" en "Industrie" met bijbehorende maximale waarden.

Voor toepassingen op de landbodem gelden derhalve de volgende normen:

  • >

    Achtergrondwaarde (AW2000)

  • >

    Maximale waarden voor Wonen (MaxWonen)

  • >

    Maximale waarden voor Industrie (MaxIndustrie)

Voor de meeste stoffen is MaxIndustrie gelijk aan de interventiewaarde. Met name voor veel organische verbindingen waaronder minerale olie, PCB’s en diverse bestrijdingsmiddelen is MaxIndustrie lager dan de interventiewaarde.

Figuur 1 geeft de normstelling aan voor toepassingen van grond- en baggerspecie in het generieke kader.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: Normstelling voor toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem in het generieke kader. Bron: Handreiking Besluit bodemkwaliteit door Bodem+.

Door gebruik te maken van het gebiedsspecifiek beleid kan men normen vaststellen die optimaal aansluiten bij de functies, kwaliteit en ontwikkelingen van een gebied. Deze normen worden ook wel de Lokale Maximale Waarden (LMW) genoemd. Dit houdt in dat, met het oog op bescherming van de bodemkwaliteit, het bevoegd gezag LMW mag vast stellen die soepeler of strenger zijn dan de landelijke generieke normen. Een voorwaarde hierbij is dat sprake moet zijn van standstill op gebiedsniveau. Indien de kwaliteit van de bodem wordt verslechterd, dient elders (binnen het bodembeheergebied) de kwaliteit van de bodem te worden verbeterd. Niet elke LMW mag worden vastgesteld. Hieraan zijn grenzen verbonden. LMW mogen namelijk geen onaanvaardbaar risico opleveren voor mens, plant of dier. De grens voor het vaststellen van LMW ligt tussen de Achtergrondwaarden en het zogenaamde saneringscriterium. Deze normstelling is weergegeven in figuur 2.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2: Normstelling voor toepassen van grond- en baggerspecie op of in de bodem in het gebiedsspecifieke kader. Bron: Handreiking Besluit bodemkwaliteit door Bodem+.

Voor het verspreiden van bagger op aangrenzende percelen geldt een apart normenkader. Hierbij wordt niet getoetst aan de bodemkwaliteitsklasse of functieklasse van de ontvangende bodem. Het kader voor het verspreiden van bagger op aangrenzende percelen valt buiten de reikwijdte van deze Nota bodembeheer en wordt daarom niet behandeld.

5. Bodemfunctiekaart

De bodemfuncties spelen in het Besluit bodemkwaliteit een belangrijke rol. De bodemfunctie is in het generieke beleid één van de twee "pijlers" voor het vaststellen van de toepassingseis. Een bodemfunctieklassekaart deelt het gebied in naar het gebruik "Wonen", "Industrie" en "Overig (landbouw en natuur)". De bodemfunctieklassekaart is in samenwerking met CSO opgesteld en maakt onderdeel uit van de opgestelde bodemkwaliteitskaart. De bodemfunctieklassekaart is opgenomen in bijlage 5.

5.1 Overwegingen

De bodemfunctieklassekaart is opgesteld volgens de Regeling bodemkwaliteit [11]. Daarnaast is gebruik gemaakt van recente plattegronden van de gemeente en een projectinventarisatie van toekomstige ontwikkelingen. Uit deze inventarisatie blijkt waar de komende jaren bedrijfsterreinen en woonwijken worden ontwikkeld. Deze toekomstige ontwikkelingen zijn ook meegenomen in de bodemfunctieklassenkaart.

Toekomstige uitbreidingsgebieden zijn ingedeeld naar de toekomstige bodemfunctieklasse (Wonen of Industrie) en niet op hun huidige bodemfunctie (meestal landbouw). Hiermee wordt voorkomen dat bij indeling van nieuwe woongebieden in de bodemkwaliteitsklasse wonen geen grondverzet zou kunnen plaatsvinden. Hetzelfde geldt ook voor nieuw te ontwikkelen industrieterreinen. Wanneer wordt gekozen voor de bodemfunctieklasse landbouw/natuur bestaat de zekerheid dat alleen schone grond mag worden toegepast en dat is niet in elke situatie noodzakelijk.

Om te voorkomen dat er te veel "postzegels" ontstaan binnen het gebied is de keuze gemaakt om voor de woonkernen de contouren aan te houden van de bebouwingsgrenzen, gebaseerd op historische kennis en topografische kaarten en luchtfoto's. Woningen in het buitengebied zijn niet apart benoemd als functie wonen.

De functie Industrie is toegewezen aan bedrijven die geclusterd zijn en/of van dusdanige omvang zijn dat ze duidelijk in het landschap aanwezig zijn. Bedrijven die her en der verspreid zijn, zijn niet opgenomen als functie Industrie. Een uitzondering hierop vormen het gronddepot aan de Oudelandseweg te Sint-Maartendijk, het gronddepot Welgelegen te Tholen en de voormalige stortplaats Tuttelhoek (tevens groencomposteerbedrijf) aan de Gatweg te Scherpenisse. Deze locaties zijn ingedeeld in de functie Industrie om grondtoepassingen (en opslag) van industriegrond (afkomstig uit het beheergebied van de gemeente Tholen) op deze locaties in de toekomst te waarborgen.

5.2 Wegbermen

Het gebruik van wegbermen van overige wegen (niet zijnde elementwegen zoals bijvoorbeeld klinkers) wordt ingedeeld in de bodemfunctieklasse Industrie. Hoewel langs wegen ook gewoond wordt, is toch gekozen om de functie Industrie aan te houden. Dit komt overeen met de verwachte kwaliteit van de vrijkomende grond uit deze bermen. In dit geval blijft keuringsvrij grondverzet tussen de bermen mogelijk wanneer gebruik wordt gemaakt van een bodemkwaliteitskaart (zie hoofdstuk 7.13).

De kwaliteit van de bermen van elementwegen zal naar verwachting voldoen aan de Achtergrondwaarde en zal niet afwijken van de omgevingskwaliteit. Om deze reden is ervoor gekozen om geen aparte functie toe te kennen.

5.3 Indeling

Gelet op de klasse indeling en de overwegingen zoals hierboven vermeld, is gekomen tot de functieklasse indeling zoals opgenomen in tabel 1.

Tabel 1: Indeling naar bodemfunctieklassen

Bodemfunctieklasse

(generiek beleid)

Voorbeelden*

Wonen

Woondoeleinden

Nieuwe uitbreidingsgebieden wonen

Maatschappelijke doeleinden (bijvoorbeeld scholen)

Centrumvoorzieningen

Sportcomplexen

Openbaar groen

Begraafplaatsen

Industrie

Bedrijfsterreinen

Nieuwe uitbreidingsgebieden bedrijfsterreinen

Overige wegen (niet zijnde elementwegen)

Overig (moet voldoen aan de Achtergrondwaarde)

Natuur

Bos

Akkerbouw

Landbouw

Elementwegen (bijvoorbeeld klinkers)

Boomgaarden

* Opmerking: het betreft de meest voorkomende functies uit de bestemmingsplannen. Niet alle functies zijn opgenomen.

5.4 Bodemfunctiekaart bij saneren/BUS

Voor standaard bodemsaneringen kan men op grond van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) een vereenvoudigde procedure volgen. Onder bepaalde voorwaarden kan dan worden volstaan met een BUS-melding van de sanering. Men hoeft dan geen beschikking over het saneringsplan bij de provincie aan te vragen.

Voor bodemsaneringen die op basis van een BUS-melding worden uitgevoerd, geldt sinds 1 oktober 2008 een terugsaneerwaarde en kwaliteitseis voor de leeflaag/aanvulgrond die gelijk is aan bodemfunctie (artikel 3.1.6 en 3.1.7 Regeling uniforme saneringen).

Tabel 2: Functieklasse indeling en de bijbehorende terugsaneerwaarde BUS

afbeelding binnen de regeling

Voor bodemsaneringen waarbij het bevoegde gezag Wet bodembescherming (Gedeputeerde Staten van Zeeland) een beschikking over het saneringsplan afgeeft, dient dit bevoegde gezag rekening te houden met de bodemfunctieklasse van de saneringslocatie. Het bevoegd gezag kan hier van afwijken en in een beschikking op een saneringsplan een andere terugsaneerwaarde vastleggen dan vermeld in tabel 2.

6. Bodemkwaliteitskaart

Voor het bodembeheergebied van de gemeente Tholen is door CSO een bodemkwaliteitkaart [12] opgesteld conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten [13]. Deze bodemkwaliteitskaart geeft de diffuse chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlagen van de boven- (0-50 cm-maaiveld) en de ondergrond (50-200 cm-maaiveld) van de verschillende bodemkwaliteitszones. De bodemkwaliteitskaart is vastgesteld voor het NEN 5740 standaard pakket (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, zink, PCB (som 7), PAK (10 VROM) en minerale olie). Op basis van de bodemopbouw, gebruikshistorie, geomorfologie, huidig en toekomstig gebruik en de gegevens uit de bodemkwaliteitskaart van 2006, is het bodembeheergebied ingedeeld in verschillende deelgebieden. Per deelgebied zijn de representatieve gegevens uit het gemeentelijke bodeminformatiesysteem verzameld, gekoppeld en zijn enkele datavoorbewerkingen uitgevoerd. Daarna is aanvullend veldwerk uitgevoerd en zijn statistische berekeningen uitgevoerd. Een uitvoerige beschrijving van de werkzaamheden is opgenomen in de rapportage van CSO behorende bij de bodemkwaliteitskaart.

Uiteindelijk zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:

Bovengrond (0-50 cm-maaiveld)

  • >

    Oude kern Tholen

  • >

    Overige woonbebouwing voor 1980

  • >

    Bedrijven en industrie

  • >

    Buitengebied en woonbebouwing na 1980

Ondergrond (50-200 cm-maaiveld)

  • >

    Oude kern Tholen

  • >

    Overige ondergrond.

Deze deelgebieden zijn opgenomen in bijlage 6. Voor meer informatie wordt verwezen naar de rapportage behorende bij de bodemkwaliteitskaart.

6.1 Ontgravingskaart

De ontgravingskaart geeft de kwaliteit aan van de te ontgraven grond op een niet van bodemverontreiniging verdachte locatie. Of een locatie verdacht is, moet blijken uit een historisch vooronderzoek (zie hoofdstuk 7.1). Dit onderzoek moet altijd worden uitgevoerd, voordat de grond wordt ontgraven. De ontgravingskaart mag vervolgens als bewijsmiddel worden gebruikt voor de te ontgraven grond op een niet van bodemverontreiniging verdachte locatie, als deze grond elders nuttig wordt toegepast. De ontgravingskaart is gebaseerd op de gemiddelde gehalten van een zone en getoetst aan de toetsingswaarden uit het Besluit bodemkwaliteit. De statistische parameters per zone zijn opgenomen in bijlage 3. De ontgravingskaart maakt in beginsel onderscheid in bovengrond (0-50 cm-maaiveld) en ondergrond (50-200 cm-maaiveld). Men mag aannemen dat wanneer sprake is van ontgravingen dieper dan 2 m-maaiveld de kwaliteit verbetert en minimaal eenzelfde kwaliteit heeft als de ondergrond. In tabel 3 is de ontgravingsklasse per zone weergegeven.

Tabel 3: Ontgravingsklassen per zone

afbeelding binnen de regeling

6.2 Toepassingskaart

Voor het bodembeheergebied is per zone de toepassingseis bepaald en hiervan is een definitieve toepassingskaart opgesteld en opgenomen in bijlage 9. De toepassingskaart wordt gebruikt om vast te stellen aan welke chemische kwaliteitseisen de nuttig toe te passen grond moet voldoen. Bij de toepassingskaart is gekeken naar de vastgestelde chemische bodemkwaliteit en de functie van de bodem. Hierbij is gebruik gemaakt van de bodemfuncties zoals opgenomen in hoofdstuk 5 en bijlage 5. Op basis van de dubbele toets, waarbij de strengste doorslaggevend is, wordt voor elke zone de toepassingseis vastgesteld. Deze toepassingseis is opgenomen in tabel 4.

Tabel 4: Toepassingseisen per combinatie bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklasse.

afbeelding binnen de regeling

* Uitzondering geldt voor een tweetal gronddepots en voormalige stortplaats “Tuttelhoek”

** Oude kern Tholen, bovengrond wordt in de bodemkwaliteitsklasse Wonen ingedeeld. Anders dan bij de ontgravingsklasse, is hier sprake van een aantal toegestane overschrijdingen (ter voorkoming van "normopvulling". Voor meer informatie over klasse indeling zie bijlage 2, begrippen bodemkwaliteitsklasse en ontgravingsklasse.

6.3 Bijzondere omstandigheden en uitgesloten gebieden

De bodemkwaliteitskaart doet geen uitspraak over de kwaliteit van de bodem ter plaatse van verdachte locaties, verontreinigde locaties of gesaneerde locaties, waaronder (vml.) boomgaarden en stortplaatsen. In bijlage 6C is een kaart opgenomen met daarop (voormalige) boomgaarden en voormalige stortplaatsen. Op deze locaties verwacht men een afwijkende (betere of juist slechtere) bodemkwaliteit dan in de omgeving.

Ook door de provincie aangewezen beschermingsgebieden vallen onder locaties met bijzondere omstandigheden voor grondverzet. Voorafgaand aan het grondverzet moet zowel voor de ontgravingslocatie als op de toepassingslocatie worden nagegaan of er naar aanleiding van de ligging in één of meerdere beschermingsgebieden er restricties zijn ten aanzien van het grond- en baggerspecieverzet. De provincie kan hier aanvullende eisen stellen. De ligging van deze gebieden is te vinden op de website van de provincie Zeeland, http://zldags.zeeland.nl/geo.

De volgende gebieden zijn uitgezonderd van de bodemkwaliteitskaart (dieptetraject 0-200 cm-maaiveld) :

  • >

    Locaties met, of die verdacht zijn voor, een sterke bodemverontreiniging, inclusief (voormalige) boomgaarden en stortplaatsen (bijlage 6C). Bij de boomgaardpercelen is de bodemlaag 0-30 cm-maaiveld de verdachte bodemlaag en moet aanvullend worden onderzocht op bestrijdingsmiddelen.

  • >

    Gesaneerde locaties in het kader van de Wet bodembescherming (voor wat betreft de

  • >

    ontgravingskaart).

  • >

    Het bodembeheergebied van de bodemkwaliteitskaart voor de wegbermen (hiervoor geldt de bodemkwaliteitskaart wegbermen, zie hoofdstuk 7.13).

  • >

    De buitendijkse gebieden met uitzondering van de drogere oevergebieden zoals gedefinieerd in de Waterregeling [14].

  • >

    Enkele eilandjes in de Krammer en het Zoommeer en het Thoolse deel van het schiereiland ten noorden van het Markiezaatsmeer (aan de oostzijde van het Schelde-Rijnkanaal).

  • >

    Overige waterbodems.

De bodemkwaliteitskaart geldt niet voor gesaneerde- en/of verdachte locaties, wegbermen, buitendijkse gebieden, drogere oevergebieden, de eilandjes in het Krammer en Zoommeer, schiereiland ten noorden van het Markiezaatsmeer en overige waterbodems.

6.4 Risicobeoordeling zone "Oude kern Tholen, bovengrond"

Van alle binnen de gemeente Tholen voorkomende zones blijkt alleen bij de zone "Oude kern Tholen, bovengrond" de 95-percentielwaarde (P95) voor lood de Interventiewaarde (I-waarde) te overschrijden. Als de P95 van de zone van herkomst groter is dan de Interventiewaarde moeten de risico's voor de betreffende bodemfunctie worden berekend. Dit is berekend door gebruik te maken van de landelijk vastgestelde rekenmethodiek (www.risicotoolbox.nl). Op deze manier dient vastgesteld te worden dat op de (toekomstige) locatie van toepassing bij die P95 geen overschrijding van het saneringscriterium plaats vindt.

Het saneringscriterium omvat een systematiek waarmee wordt bepaald of de verontreiniging van de bodem zorgt voor een zodanig risico voor mens, plant en dier, dat er spoedig moet worden gesaneerd. De waarden uit de bodemkwaliteitskaart mogen namelijk niet tot onaanvaardbare risico's (elders) leiden. In bijlage 4 zijn deze berekeningen opgenomen.

Bij de risico's met betrekking tot de bodemfunctie dient te worden opgemerkt, dat de functie van de bodem mede de blootstellingroute en het risico bepaald. De belangrijkste blootstellingroute van lood is via de gewasconsumptie.

Uit de toetsingsresultaten van de uitgevoerde berekening komt duidelijk naar voren dat lood een parameter is waar rekening mee gehouden moet worden bij grondafvoer uit de zone "Oude kern Tholen, bovengrond". Bij toepassing elders kan namelijk sprake zijn van een overschrijding van het saneringscriterium op de toepassingslocatie. Dit is geen wenselijke situatie. Toepassing van grond elders, is alleen toegestaan wanneer een aanvullend bewijsmiddel beschikbaar is waaruit blijkt dat de grond geschikt is voor het beoogde gebruik.

Conclusie risicobeoordeling

Op basis van de uitgevoerde risicobeoordeling van de zone “Tholen oude kern, bovengrond” wordt geconcludeerd dat grond uit deze zone niet kan worden toegepast op toepassingslocaties met de volgende bodemfunctie(s):

  • >

    "moestuin/volkstuin" (humaan risico);

  • >

    "natuur" bij toepassingen van > 50 m2 (ecologisch risico);

  • >

    "wonen met (moes)tuin", "plaatsen waar kinderen spelen", "groen met natuurwaarden" en "landbouw" bij toepassingen van > 5.000 m2 (ecologisch risico);

  • >

    "ander groen", "infrastructuur", "bebouwing en industrie" bij toepassingen van > 500.000 m2 (ecologisch risico).

Om risico’s uit te sluiten op de toepassingslocatie dient een partijkeuring te worden uitvoerd voor grond afkomstig uit deze zone. De kwaliteit is bepalend voor de toepassingseis.

De toetsing van risico's door verspreiding zijn voor deze beoordeling achterwege gelaten omdat Sanscrit alleen de risico's door verspreiding toetst van verontreinigd grondwater. Met deze risicobeoordeling wordt alleen gekeken naar bodem/grond. Gelet op het soort verontreiniging (immobiel), wordt het niet aannemelijk geacht dat de verontreiniging (lood) zal uitlogen naar het grondwater.

6.5 Grondstromenmatrix

Op basis van het Besluit bodemkwaliteit en de bijbehorende Regeling is vastgesteld tussen welke zones grondverzet mogelijk is. Tabel 5 geeft de mogelijkheden tussen de zones weer (grondstromenmatrix). Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze matrix alleen geldt voor grondverzet tussen niet van bodemverontreiniging verdachte locaties.

Tabel 5: Grondstromenmatrix van de bodemkwaliteitszones

afbeelding binnen de regeling

6.6 Bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel

De bodemkwaliteitskaart is een milieuhygiënische verklaring in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. De algemene voorwaarde voor het gebruik van een bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring geldt, dat moet worden onderbouwd dat op de herkomstlocatie geen sprake is van een uitzonderingslocatie zoals opgenomen in hoofdstuk 6.3. Dit betekent dat altijd een historisch onderzoek (vooronderzoek) moet worden uitgevoerd voordat de bodemkwaliteitskaart zonder verdere analyses als milieuhygiënische verklaring kan dienen.

De bodemkwaliteitskaart kan als milieuhygiënische verklaring dienen als:

  • >

    Geen sprake is van een uitzonderingslocatie (zie hoofdstuk 6.3);

  • >

    De gemiddelde kwaliteit van de herkomstzone voldoet aan de toepassingseisen (zie bijlage 9 voor de toepassingseis);

  • >

    Er geen ander bewijsmiddel beschikbaar is (paragraaf 4.3 Regeling bodemkwaliteit).

Wanneer de gemiddelde kwaliteit van de herkomstzone niet voldoet aan de toepassingseis van de ontvangende bodem, dan kan de bodemkwaliteitskaart niet dienen als milieuhygiënische verklaring (voor de toepassing) en dient men één van de andere milieuhygiënische verklaringen uit de Regeling bodemkwaliteit te gebruiken.

Voor de bovengrond van de zone "Oude kern Tholen", geldt dat aanvullend een partijkeuring en/of een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd (zie hoofdstuk 8.10).

In bijlage 11 is een stappenplan grondverzet opgenomen die gebruikt kan worden om systematisch alle benodigde stappen te doorlopen.

7. Uitwerking gemeentelijk beleid grondverzet

In dit hoofdstuk worden de mogelijkheden voor hergebruik van grond- en baggerspecie besproken. Tevens wordt aangegeven waarom de gemeente in een aantal gevallen toestaat dat de bodemkwaliteit mogelijk verslechterd ten opzichte van de huidige kwaliteit (specifiek beleid).

7.1 Historisch onderzoek

Het historisch onderzoek (vooronderzoek) vormt altijd het vertrekpunt voor grondtransport. Het doel van een vooronderzoek is het verzamelen van relevante informatie over de herkomst- en toepassingslocatie. Door het opvragen van informatie bij de opdrachtgever, de eigenaar en gemeente, het houden van interviews, uitvoeren van terreininspectie en archiefonderzoek wordt informatie over de herkomst- en toepassingslocatie achterhaald. Zonder een goed en gedegen vooronderzoek, is het niet mogelijk om een goede uitspraak te doen over enige vorm van vervolgonderzoek. Ook is een vooronderzoek nodig voor een juiste interpretatie van de resultaten van een bodemonderzoek of de gegevens van een bodemkwaliteitskaart. Op basis van het vooronderzoek dient ook bepaald te worden of de locatie verdacht is.

Voordat grondverzet mag plaatsvinden dient ter plaatse van de herkomst en toepassingslocatie een historisch onderzoek plaats te vinden.

De volgende locaties gelden mogelijk als verdachte locatie (niet limitatief):

  • >

    Dammen en kavelpaden;

  • >

    Locaties die op basis van het Historisch bodembestand (HBB) zijn opgenomen in het gemeentelijke bodem informatiesysteem;

  • >

    Huidige bedrijfslocaties;

  • >

    Olietanks (onder- en bovengronds)

  • >

    (voormalige) stortlocaties;

  • >

    (voormalige) boomgaarden;

  • >

    Huiskavels van boerderijen (boerenerf);

  • >

    Dempingen.

Een kaart met boomgaarden en voormalige stortplaatsen is opgenomen in bijlage 6C.

Bij de toepassing van grond kan alleen gebruik worden gemaakt van een milieuhygiënische verklaring op basis van de bodemkwaliteitskaart, indien bij de melding de historische gegevens van de herkomstlocatie is toegevoegd.

7.2 Standstill-principe

Voorwaarde bij gebiedsspecifiek beleid is dat men het "standstill-principe" hanteert. Het stand-still principe houdt in dat grondverzet niet mag leiden tot een verslechtering van de bodemkwaliteit. Hiermee wordt bedoeld dat het lokaal verminderen van de bestaande bodemkwaliteit alleen is toegestaan wanneer dit plaatsvindt met gebiedseigen grond. Op deze manier blijft de binnen het gebied al aanwezige bodembelasting namelijk gelijk, oftewel, er wordt geen nieuwe bodembelasting gecreëerd.

De gemeente gaat uit van het stand- stillprincipe op gebiedsniveau binnen het bodembeheergebied (grondgebied van Tholen) met gebiedseigen grond. Voor grond afkomstig van buiten de gemeente geldt het generieke beleid.

Samenvattend betekent dit dat bij het toepassen van partijen grond die van buiten de gemeente worden aangevoerd, dan wel bij het toepassen van baggerspecie, altijd van de generieke toepassingseisen moet worden uitgegaan. De gebiedsspecifieke toepassingseisen gelden namelijk alleen voor partijen grond die vrijkomen uit het bodembeheergebied en opnieuw worden toegepast.

De gemeente probeert zoveel mogelijk ruimte te creëren om grond- en baggerspecie binnen het bodembeheergebied te hergebruiken, waarbij risico's voor mens en milieu worden uitgesloten en de bodemkwaliteit op gebiedsniveau niet verslechtert.

Zoals ook in het Besluit bodemkwaliteit is opgenomen, blijft de zorgplicht van kracht. Dit betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van een toepassing, maatregelen moet nemen om een verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

Wanneer in de praktijk zich situaties voordoen waarin deze nota niet voorziet, dan gelden de regels uit het generieke beleid. Daarnaast blijft de wettelijke zorgplicht van kracht.

7.3 Nuttige toepassingen

Partijen grond en baggerspecie mogen binnen de kaders van het Besluit bodemkwaliteit alleen worden toegepast wanneer sprake is van een nuttige toepassing. Is dat niet het geval, dan wordt de toepassing gezien als het zich ontdoen van afvalstoffen en gelden op grond van de Kaderrichtlijn afvalstoffen strengere regels. Om deze reden geeft het Besluit in artikel 35 exact aan wanneer sprake is van een nuttige toepassing. In bijlage 14 is een overzicht opgenomen met daarin alle nuttige toepassingen. Voor deze verschillende soorten toepassingen, gelden verschillende normen en eisen.

7.4 Vrijstelling voor particulieren en agrariërs

Particulieren en agrariërs zijn vrijgesteld van de volgende verplichtingen:

  • >

    De onderzoeksplicht naar de kwaliteit van kleinschalige hoeveelheden toe te passen grond/baggerspecie en toets ontvangende bodem;

  • >

    De meldingsplicht voor het toepassen van grond en baggerspecie.

Voor agrariërs geldt de vrijstelling voor de onderzoeks- en meldingsplicht alleen indien de grond/baggerspecie afkomstig is van een tot datzelfde landbouwbedrijf behorende perceel grond waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld. Voor particulieren geldt dat het op niet-bedrijfsmatige hoeveelheden (<50 m3) betrekking heeft.

De zorgplicht blijft wel van kracht. Bovengenoemde vrijstelling ontslaat particulieren en agrariërs niet van de plicht om te voldoen aan de kwaliteitseisen uit het Besluit bodemkwaliteit. Indien er vermoedens bestaan dat de kwaliteit van een partij grond of baggerspecie niet voldoet aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit, dan kan het bevoegd gezag handhavend optreden.

7.5 Grootschalige bodemtoepassing

Een grootschalige bodemtoepassing is een toepassing waarbij meer dan 5.000 m3 grond en/of baggerspecie meer dan twee meter hoog wordt toegepast. Voorbeelden hiervan zijn een terp van baggerspecie of een geluidswal langs een snelweg. Het Besluit maakt op de maximale dikte van twee meter enkele uitzonderingen, zoals voor (spoor)wegen.

Bij een grootschalige bodemtoepassing kan licht verontreinigde grond en baggerspecie worden gebruikt zonder rekening te houden met de kwaliteit en de functie van de bodem. Wel moeten de grond en baggerspecie voldoen aan de maximale emissiewaarde en moet de samenstellingswaarde voldoen aan de klasse Industrie. Op deze toepassing komt een leeflaag van minimaal een halve meter die wel aan de kwaliteit en functie van de onderliggende bodem voldoet of een laag bouwstoffen die contact met de grond of baggerspecie voorkomt. Voor grootschalige toepassingen in oppervlaktewater geldt de interventiewaarde voor waterbodems als bovengrens.

Het Besluit bodemkwaliteit heeft voor een grootschalige bodemtoepassing een aantal toepassingsvoorwaarden opgenomen. Zo moet een grootschalige bodemtoepassing altijd worden gemeld bij het bevoegd gezag via het landelijk meldpunt [15] en moet de toepassing herkenbaar zijn. Verder moet deze toepassing worden afgedekt met een laag bouwstoffen dan wel een leeflaag van 0,5 meter die voldoet aan de omgevingskwaliteit. Ook moet de toepassing blijvend worden beheerd. Dit betekent dat er een aanwijsbare beheerder moet zijn die de toepassing in stand houdt in de vorm en hoeveelheid waarin deze is toegepast en geregistreerd.

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat in alle gebieden de gemiddelde waarde (beduidend) lager is dan de maximale waarde voor de klasse Industrie. Bovendien is in alle gebieden de gemiddelde waarde (beduidend) lager dan de voor grootschalige bodemtoepassingen geldende emissietoetswaarden uit het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit. Deze toetsing is opgenomen in bijlage 12. Op basis van de bodemkwaliteitskaart is er voldoende zekerheid dat de grond voldoet aan de eisen die het Besluit bodemkwaliteit stelt aan grootschalige bodemtoepassingen.

Aanvullend op de landelijke regelgeving geldt, dat het rekenkundig gemiddelde van alle zones voldoet aan de maximale waarde voor de klasse Industrie en aan de emissietoetswaarden . Voor alle zones kan de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel dienen voor toepassingen in een grootschalige bodemtoepassing.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat een toepassing in een grootschalige bodemtoepassing altijd moet worden gemeld. Voor grond uit verdachte locaties moet ook bij hergebruik in een grootschalige bodemtoepassing een partijkeuring en/of bodemonderzoek uitgevoerd worden en kan geen gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel.

7.6 Tijdelijke uitname

Een aantal verplichtingen uit het Besluit bodemkwaliteit zijn niet van toepassing op een tijdelijke uitname.

  • Tijdelijke uitname : het tijdelijk verplaatsen of uit toepassing nemen van grond of baggerspecie met het doel om deze vervolgens opnieuw, zonder dat deze is bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde conditie opnieuw in de toepassing aan te brengen.

Toetsing aan kwaliteit en functie kan in deze gevallen achterwege blijven omdat het tijdelijk uitnemen van grond of baggerspecie niet leidt tot (extra) aantasting van de bodem. De term "op" of "nabij" geeft enige speelruimte. Door Agentschap NL, is de memo "handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie [19]" opgesteld, waarin dieper wordt ingegaan op tijdelijke uitname. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen voor tijdelijke uitname gebruikt de gemeente de checklist uit deze memo. Indien de inhoud van deze memo verandert of komt te vervallen, dan wordt verwezen naar de op dat moment geldende normen en vervalt deze memo.

7.7 Tijdelijke opslag

Het Besluit bodemkwaliteit maakt tijdelijk opslag van grond- of baggerspecie mogelijk. Een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer of de Waterwet [16] is in de meeste gevallen niet meer noodzakelijk. Hiervoor zijn in het Besluit bodemkwaliteit aparte voorwaarden opgenomen. Het Besluit bodemkwaliteit maakt onderscheid tussen de verschillende vormen van tijdelijke opslag. In tabel 6 is een samenvatting opgenomen van de voorwaarden die bij de verschillende vormen van tijdelijke opslag horen. Wanneer men niet aan de voorwaarde voldoet (of kan voldoen) dan dient men een melding of vergunning in het kader van de Wet milieubeheer aan te vragen.

Tabel 6: Vormen van tijdelijke opslag en bijbehorende voorwaarden van het Besluit bodemkwaliteit

Maximale duur van de opslag

Kwaliteitseisen

Meldingsplicht

Kortdurende opslag

6 maanden

Geen (wel zorgplicht)

Ja

Tijdelijke opslag op landbodem

3 jaar

Kwaliteit moet voldoen aan de kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem

Ja,

met voorziene duur van opslag en eindbestemming

Weilanddepot

Opslag van baggerspecie over aangrenzend perceel

3 jaar

Alleen baggerspecie die voldoet aan de normen voor verspreiding over aangrenzende percelen

Ja,

met voorziene duur van opslag en eindbestemming

Opslag bij tijdelijke uitname

Looptijd van werkzaamheden

Geen (wel zorgplicht)

Nee

Verder moet men bij tijdelijke opslag de zorgplicht (artikel 13 Wet bodembescherming) in acht nemen (zie hoofdstuk 1.4).

7.8 Maximale bijmenging bodemvreemde materialen

Gemeentes kunnen in gebiedsspecifiek beleid een afwijkend percentage vaststellen. In de Regeling behorende bij het Besluit bodemkwaliteit is voor toe te passen partijen grond en bagger een maximaal gewichtspercentage bodemvreemde bijmengingen opgenomen van 20%. Onder bodemvreemde bijmeningen wordt verstaan: hout, puin, baksteenscherven, kooldeeltjes enzovoort. Ook oogstrestanten zijn een bodemvreemde bijmenging.

In de zone "Buitengebied en woonbebouwing na 1980" komen bodemvreemde bijmengingen normaliter niet of nauwelijks voor. Om deze reden kiest de gemeente ervoor, om voor deze zone een lager maximaal percentage bodemvreemde bijmengingen te hanteren van 5% (voor de toe te passen grond- en/of baggerspecie). Dit geldt ook voor grond afkomstig van buiten het bodembeheergebied van Tholen. Voor de overige zones geldt het percentage zoals generiek opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.

Aanvullend op de landelijke regelgeving geldt, in de zone "Buitengebied en woonbebouwing na 1980" een maximaal percentage aan bodemvreemde bijmengingen van 5% voor de toe te passen grond- en/of baggerspecie.

Wanneer het percentage in een partij wordt overschreden kan de partij niet worden toegepast. Eventueel kan men de hoeveelheid bodemvreemd materiaal reduceren (door bijvoorbeeld zeven) zodat de partij alsnog kan worden toegepast.

Voor asbest gelden de regels zoals opgenomen in hoofdstuk 7.9.

7.9 Asbest

Indien uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie mogelijk asbest verdacht is, dan dient een asbestonderzoek conform NEN5707 uitgevoerd te worden.

Bij het aantreffen van asbest dient rekening te worden gehouden met speciale maatregelen die moeten worden getroffen in het kader van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Beleidsbrief van VROM (3 maart 2004). Alleen grond met een gewogen gehalte van minder dan 100 mg/kg asbest mag worden hergebruikt.

Voor toepassing van grond binnen gevoelige bestemmingen (wonen met tuin, onverharde kinderspeelplaatsen en volkstuinen) heeft de gemeente sterk de voorkeur dat hierin geen asbest aanwezig is.

Aangezien de gemeente een voorbeeldfunctie heeft, zal zij voor bodemtoepassingen binnen deze gevoelige bestemmingen geen zintuiglijk of analytisch met asbest verontreinigde grond toepassen in concentraties boven de detectielimiet.

7.10 Lokale Maximale Waarden: Tuttelhoek

De komende 5 tot 10 jaar wordt een constante stroom grond- en baggerspecie verwacht met de bodemkwaliteitsklasse Industrie, zo blijkt uit de uitgevoerde verkenning van de gebiedsopgaven ten aanzien van grond- en baggerspecieverzet. Dit is gerijpte bagger uit het beheergebied en grond afkomstig uit de oude kern Tholen (herinrichtingsprojecten en regulier onderhoud aan rioleringen en groenvoorzieningen). Tijdens dit grondverzet wil de gemeente maatschappelijk verantwoord en duurzaam omgaan met deze grond. Bijvoorbeeld door vrijkomende grond bij het ene project weer nuttig toepassen in een ander project; werk met werk maken.

Uit de opgestelde bodemkwaliteitskaart blijkt dat met de generieke regels van het Besluit bodemkwaliteit in Tholen geen gebieden aanwezig zijn waar gebiedseigen grond (met de bodemkwaliteitsklasse Industrie) kan worden hergebruikt. Hierdoor kan veel ontgraven grond (en gerijpte bagger) niet worden hergebruikt en moet worden afgevoerd naar een erkende verwerker.

Door gebiedspecifiek beleid op te stellen voor het grondverzet kan de gemeente Tholen grond met de bodemkwaliteitsklasse Industrie weer nuttig hergebruiken. Deze toepassingen van grond zijn nuttig, milieuhygiënisch verantwoord en brengen bij het huidige/beoogde bodemgebruik geen risico’s met zich mee (zie hiervoor de toetsing met de Risicotoolbox bijlage 13). Het gebiedsspecifieke beleid is in deze Nota bodembeheer onderbouwd en beschreven.

Voor de locatie Tuttelhoek, aan de Gatweg te Scherpenisse, is de vastgestelde functie in de Bodemfunctieklassekaart “Industrie”. De locatie Tuttelhoek betreft een voormalige stortplaats. Voor dit gebied wordt als Lokale Maximale Waarde “Industrie” vastgesteld, voor de stoffen uit het standaard NEN-pakket en de bestrijdingsmiddelen zoals opgenomen in bijlage 13 onder invoergegevens. Deze Lokale Maximale Waarden gelden voor het traject 0 tot 200 cm-maaiveld. Hiermee wordt relatief meer verontreinigde grond geconcentreerd op één locatie en faciliteren zo afvoer van deze grond uit woongebieden.

Lokale Maximale Waarden locatie Tuttelhoek

Ter plaatse van de locatie " Tuttelhoek " is het specifieke beleid van toepassing en mag grond worden toegepast die voldoet aan de klasse Industrie, mits deze uit het bodembeheergebied van Tholen afkomstig is.

Grond afkomstig uit het bodembeheergebied van Tholen moet voldoen aan de generieke waarden voor “Industrie”. Grond van buiten het beheergebied moet voldoen aan de bestaande bodemkwaliteit. Dit betekent dat enkel grond van buiten het bodembeheergebied met de kwaliteit Achtergrondwaarde mag worden toegepast.

7.11 Lokale Maximale Waarden: Tholen Noord/Vestetuin

Voor de ontwikkelingslocatie Tholen Noord/Vestetuin is de vastgestelde functie in de bodemfunctiekaart "Wonen". De huidige kwaliteit betreft Landbouw/natuur (zone "bedrijven en industrie"). Voor dit gebied wordt als Lokale Maximale Waarde "Wonen" vastgesteld, voor de stoffen uit het standaard NEN-pakket. Deze Lokale Maximale Waarden gelden voor het traject 0 tot 200 cm-maaiveld. Hiermee concentreren we grond met de kwaliteit "Wonen" en faciliteren zo afvoer van deze grond uit woongebieden/natuurgebieden.

Grond afkomstig uit het bodembeheergebied van Tholen moet voldoen aan de maximale waarden voor "Wonen". Grond van buiten het bodembeheergebied moet voldoen aan de bestaande bodemkwaliteit. Dit betekent dat grond van buiten het bodembeheergebied moet voldoen aan de kwaliteit Achtergrondwaarde, wanneer deze wordt toegepast ter plaatse van deze ontwikkelingslocatie (stand-still principe).

Lokale Maximale Waarden locatie Vestetuin

Ter plaatse van de locatie "Tholen Noord/Vestetuin" is het specifieke beleid van toepassing en mag grond worden toegepast die voldoet aan de klasse Wonen, mits deze uit het bodembeheergebied van Tholen afkomstig is.

7.12 Wegbermen

Voor wegbermen in Zeeland geldt een afzonderlijke bodemkwaliteitskaart met een daarbij behorend bodembeheerplan [17]. In 2005 is deze bodemkwaliteitskaart opgesteld volgens de regels van de Vrijstellingsregeling grondverzet. De bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan worden in 2012 geactualiseerd zodat deze weer voldoen aan de huidige regelgeving. Tot een actualisatie heeft plaatsgevonden blijft deze derhalve ongewijzigd van kracht.

Bij de actualisatie hiervan wordt de huidige praktijk voor de omgang met bermgrond zoveel mogelijk voortgezet.

De gemeente Tholen erkend de geactualiseerde bodemkwaliteitskaart met Nota bodembeheer voor wegbermen binnen de provincie Zeeland voor zover deze is opgesteld conform het Besluit bodemkwaliteit.

Vooruitlopend op het nieuwe beleid is aan "overige wegbermen" (niet zijnde elementwegen) de bodemfunctie Industrie toegekend zodat het grondverzet binnen deze zone niet wordt belemmerd.

Als definitie van bermgrond is de volgende definitie opgenomen:

Bermgrond is de grond vanaf de rand van de wegverharding van de weg tot aan de insteek van de sloot of tot aan de voet van de dijk/grondwal of tot aan de kruin van de dijk (bij een dijk) tot 50 cm onder maaiveld. Indien er geen sloot aanwezig is, wordt hiervoor een arbitraire afstand van 10 meter aangehouden (6 meter voor gemeentelijke wegbermen) vanaf de rand van de wegverharding van de weg. Indien een fietspad langs de weg aanwezig is, is de wegberm het gedeelte vanaf de rand van het asfalt van de weg tot aan de rand van het asfalt van het fietspad en het gedeelte vanaf de rand van het asfalt tot aan de insteek van de sloot.

7.13 Ontheffing op basis de bodemkwaliteitskaart voor bouwactiviteit

Op grond van artikel 11, eerste lid van de Woningwet bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de onderzoeksplicht. Volgens het derde lid van artikel 2.1.5. van de Modelbouwverordening bestaat de mogelijkheid een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Mor, indien reeds bruikbare of recente onderzoeksgegevens beschikbaar zijn. Onder recente onderzoeksgegevens wordt ook een bodemkwaliteitskaart verstaan.

Het bevoegd gezag heeft dus de mogelijkheid om ontheffing van de onderzoeksplicht te verlenen op basis van de bodemkwaliteitskaart.

De gemeente verleent geen ontheffing van het doen van een bodemonderzoek bij een aanvraag voor omgevingsvergunning van bouwactiviteit op grond van de bodemkwaliteitskaart.

Dit standpunt is in 2007 met het opstellen van het bodembeleidsplan ook ingenomen. De reden hiervan is, dat de bodemkwaliteitskaart een gemiddelde kwaliteit weergeeft op gebiedsniveau en niets zegt over de kwaliteit op perceelsniveau. Evenmin kan worden volstaan met het uitvoeren van een historisch bodemonderzoek. Vooralsnog zien wij (op basis van de opgedane ervaringen) geen reden om hiervan af te wijken.

8. Uitwerking beleid voor verschillende situaties

In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijke beleid voor verschillende situaties van grond en/of baggerspecieverzet uitgewerkt waarmee men in de praktijk te maken kan hebben.

8.1 Toepassing grond binnen een zone

Bij grondverzet binnen een zone moet altijd historisch onderzoek worden uitgevoerd. Grondverzet ter plaatse van onverdachte locaties mag zonder een partijkeuring worden hergebruikt. Een melding is hierbij verplicht. Een uitzondering hierop vormt de zone "Oude kern Tholen, bovengrond". Deze grond mag niet zomaar in dezelfde zone worden hergebruikt. Hiervoor is een partijkeuring en/of bodemonderzoek nodig waaruit blijkt dat de grond geschikt is voor hergebruik.

8.2 Grondverzet tussen zones

In bijlage 7 is een grondstromenmatrix (zie ook hoofdstuk 6.5) opgenomen. Hieruit kan men aflezen of de grond mag worden toegepast. Hiervoor zijn de ontgravingskaart en de toepassingskaart van belang. Bij grondverzet tussen verschillende zones moet altijd historisch onderzoek worden uitgevoerd. Grondverzet ter plaatse van onverdachte locaties mag zonder een partijkeuring en/of bodemonderzoek worden hergebruikt. Een melding is hierbij verplicht.

8.3 Toepassing grond buiten het bodembeheergebied

De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Tholen kan door andere gemeenten worden geaccepteerd als bewijsmiddel. In dat geval dient de betreffende gemeente, waar de grond wordt toegepast, de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Tholen bestuurlijk te hebben erkend. Voorafgaand aan de toepassing dient men daarom contact op te nemen met het bevoegd gezag van de toepassingslocatie.

8.4 Grond afkomstig van buiten het bodembeheergebied

De in het gebiedsspecifieke beleid vastgestelde Lokale Maximale Waarden gelden alleen voor zover het grond is afkomstig uit het eigen bodembeheergebied.

Grond- of bagger afkomstig van buiten het bodembeheergebied, kan binnen het bodembeheergebied worden hergebruikt, voor zover de gemiddelde kwaliteit van de hergebruikgrond voldoet aan de generieke toepassingseis van de zone waar de grond of bagger wordt toegepast. Dit dient te blijken uit een milieuhygiënische verklaring die is opgesteld conform paragraaf 4.3 van de Regeling bodemkwaliteit.

Bodemkwaliteitskaarten uit andere gemeentes in Zeeland kunnen als milieuhygiënische verklaring dienen. Dit is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voorafgaand aan de toepassing dient men contact op te nemen met de gemeentelijke bodem medewerker.

8.5 Toepassing op een (mogelijk) ernstig verontreinigde locatie

Het toepassen van hergebruikgrond op een ernstig verontreinigde locatie geldt als een saneringsmaatregel. In dit geval zijn de regels uit de Wet bodembescherming van toepassing. Hiervoor is een goedgekeurd saneringsplan danwel BUS melding noodzakelijk. Zonder toestemming van het bevoegde gezag Wet bodembescherming is toepassing van grond niet mogelijk.

8.6 Toepassing grond met zintuiglijke afwijking

Tijdens de grondwerkzaamheden dient de grond zintuiglijk te worden beoordeeld. Grond met afwijkende geuren (bijvoorbeeld brandstofgeur) danwel met bodemvreemde bijmeningen (bijvoorbeeld puin, koolas, asbest etc) mag niet zondermeer worden toegepast. De partij dient in depot te worden gezet. Door middel van monstername en analyses (partijkeuring) dient de kwaliteit van de partij grond te worden bepaald. Afhankelijk van de resultaten van de partijkeuring wordt bepaald of, en waar de grond mag worden toegepast.

8.7 Toepassing en het gebruik van dammenmateriaal

Het aanleggen, verwijderen of verplaatsen van een dam is aan voorwaarden gebonden. Als materialen zoals grond en bouwstoffen in of bij een watergang worden toegepast of hergebruikt is het waterschap Scheldestromen bevoegd gezag. Deze toepassingen vallen buiten de reikwijdte van deze Nota bodembeheer. Voor meer informatie wordt verwezen naar de "Nota opnieuw toepassen van dammenmateriaal [20]" opgesteld door het Waterschap Scheldestromen.

8.8 Hergebruik van grond dieper dan 2 meter-maaiveld

De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor de dieptetrajecten 0-0,5 meter-maaiveld en 0,5-2,0 meter-maaiveld. De algemene ervaring is, dat de diepere ondergrond een vergelijkbare, of betere kwaliteit heeft dan de bovenste 2 meter. Tenzij op basis van historische gegevens wordt verwacht dat dit niet het geval is.

Verwacht wordt dat in alle zones in de gemeente Tholen de diepere ondergrond een vergelijkbare of betere kwaliteit heeft dan het dieptetraject 0,5-2,0 meter-maaiveld.

Als toepassingseis voor grond die op een grotere diepte dan 2,0 meter-maaiveld wordt toegepast, geldt standaard de Achtergrondwaarde.

8.9 Hergebruik van grond van een verdachte locatie

Als na het uitvoeren van een historisch onderzoek, zoals bedoeld in hoofdstuk 7.1, blijkt dat sprake is van een van bodemverontreiniging verdachte locatie, dan dient de vrijkomende grond eerst te worden onderzocht conform de NEN5740. Er hoeven alleen analyses van grondmonsters te worden uitgevoerd voor de bodemlagen waaruit grond vrijkomt. Afhankelijk van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek kan men beoordelen waar de grond mag worden toegepast.

Indien de locatie asbestverdacht is, dient tevens een onderzoek conform de NEN5707 te worden uitgevoerd.

8.10 Hergebruik grond uit zone "Oude kern Tholen, bovengrond"

Uit de opgestelde bodemkwaliteitskaart blijkt, dat de voor de oude kern Tholen (bovengrond) sprake is van een sterke heterogeniteit. Wanneer een diffuse bodemverontreiniging in een zone zeer heterogeen verdeeld is, is de betrouwbaarheid van het gemiddelde gehalte in de zone kleiner.

Gelet op de heterogeniteit van de zone "Oude kern Tholen, bovengrond", en het risico dat bestaat dat grond boven de interventiewaarde wordt ontgraven (P95>interventiewaarde), geldt de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel voor deze zone. Een aanvullend bewijsmiddel is daarom noodzakelijk.

8.11 Dempen van oppervlaktewater

Bij het dempen van oppervlaktewater gaat waterbodem over in landbodem. In alle gevallen moet overleg plaatsvinden tussen gemeente en waterschap Scheldestromen. Als een geïsoleerde watergang (er is geen verbinding met ander oppervlaktewater) volledig wordt gedempt, is gedurende de demping de gemeente het bevoegd gezag (acceptatie melding, toezicht en handhaving). In alle overige situaties is het waterschap Scheldestromen gedurende de demping het bevoegd gezag. Na demping van een watergang waardoor nieuwe landbodem is ontstaan, valt de gedempte watergang onder het bevoegde gezag van de gemeente.

Bij demping van oppervlaktewater moet de kwaliteit van de aanvulgrond gelijk zijn of beter dan de kwaliteit van de omliggende bodem. Als een demping plaatsvindt van oppervlaktewater dieper dan 2 meter-maaiveld, moet de demping vanaf deze diepte plaatsvinden met grond die voldoet aan de kwaliteitseisen voor schone grond.

Uitgangspunt is dat de baggerlaag verwijderd moet worden voordat het oppervlaktewater wordt gedempt.

9. Meldingsprocedure voor grond- en baggertoepassingen

In dit hoofdstuk wordt de meldingsprocedure besproken voor grond- en baggertoepassingen. Daarnaast wordt behandeld wat, waar en hoe men moet melden.

9.1 Opvragen informatie vooraf

Voorafgaand aan het grond- en/of baggerverzet moet de meldingsplichtige (eigenaar of erfpachter van de locatie waar de grond wordt toegepast) of een hiertoe gemachtigde persoon (bijvoorbeeld een adviesbureau) zich op de hoogte stellen van de mogelijkheden van grond- en/of baggerverzet.

Voorafgaand aan het grond- en/of baggerverzet moet eerst worden vastgesteld of de ontgravings- en toepassingslocatie in een zone van de bodemkwaliteitskaart liggen en niet vallen in "niet gezoneerd" (zie bijlage 8 en 9 voor de ontgravingskaart en toepassingskaart). Daarna beoordeelt men of er gebiedsspecifiek beleid van toepassing is (bijlage 10). Is dat niet het geval, dan is het generieke beleid van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing met bodemkwaliteitskaart. Vervolgens moet de historische informatie van de ontgravings en toepassingslocatie worden achterhaald en bekeken of de locaties waar grond wordt ontgraven en toegepast liggen in gebieden met bijzondere omstandigheden (zie hoofdstuk 6.3). Ook moet worden vastgesteld of andere regelgeving van toepassing is (zie paragraaf 2.1.5).

9.2 Meldingplicht voor toepasser

Met uitzondering van de hieronder vermelde situaties dient een toepassing van grond of baggerspecie minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden te worden gemeld. Deze meldingsplicht geldt ook voor tijdelijke opslag (zie paragraaf 7.8) en grootschalige bodemtoepassingen (zie paragraaf 7.7).

Voor de volgende toepassing van grond en bagger is volgens het Besluit bodemkwaliteit geen melding voorgeschreven:

  • >

    Toepassing van grond of bagger door particulieren, voor zover niet in uitoefening van een bedrijf of beroep;

  • >

    Toepassing binnen een landbouwbedrijf, mits de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot datzelfde landbouwbedrijf behorend perceel, waar de grond of baggerspecie wordt toegepast;

  • >

    Toepassing van schone grond (grond die voldoet aan de Achtergrondwaarde in een hoeveelheid van minder dan 50 m3);

  • >

    Verspreiding van baggerspecie uit een watergang over aan de watergang grenzende percelen;

  • >

    Tijdelijke uitname van grond of baggerspecie, indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde conditie opnieuw in die toepassing wordt aangebracht.

9.3 Waar moet worden gemeld?

De melding moet digitaal gedaan worden bij het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit via de website www.meldpuntbodemkwaliteit.nl. Op deze site kan de melder een digitaal formulier vinden en invullen met de vereiste gegevens. Rapportages van een partijkeuring en/of bodemonderzoek kunnen worden bijgevoegd.

Er kan niet meer rechtstreeks bij de gemeente worden gemeld.

Eventueel kan een melding ook schriftelijk worden gedaan. Hiervoor dient de toepasser contact op te nemen met de gemeente.

9.4 Afhandeling meldingen door gemeente

Het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit zendt de meldingen direct per e-mail door naar het bevoegd gezag (gemeente Tholen). De gemeente beoordeelt de melding en kan in geval van onduidelijkheden of onvolkomenheden in de melding, contact opnemen met de melder. Zonodig kan of moet de melder de melding aanpassen.

10. Toezicht en handhaving

In dit hoofdstuk wordt toezicht en handhaving besproken en hoe de gemeente hiermee om gaat.

10.1 Actoren

Het ontgraven van grond en het toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem zijn verschillende instanties betrokken. Voor het toepassen van grond en baggerspecie dient de melding plaats te vinden bij het landelijke meldpunt die de melding doorstuurt naar het bevoegd gezag van de toepassingslocatie. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de registratie van de melding en de controle en handhaving.

In tabel 7 is een overzicht opgenomen van de verantwoordelijkheden van de diverse actoren rond het toepassen van grond en bagger.

Tabel 7: Verantwoordelijkheden behorende bij de verschillende actoren

Betrokken actoren

Verantwoordelijkheden

Gemeente (algemeen)

Verstrekken van inlichtingen over o.a. de bodemkwaliteit. Voeren van vooroverleg met de initiatiefnemer.

Bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit.

Uitvoeren taken waaronder het in ontvangst nemen, registreren, archiveren, beoordelen en toetsen van de melding voor het toetsen van grond en/of baggerspecie.

Handhaving van de melding (administratief en in het veld)

Provincie Zeeland

Controle en handhaving van gevallen van (vermoedelijke) ernstige bodemverontreiniging en bij verplaatsen van verontreinigde grond op grond van art 28 van de Wet bodembescherming.

Handhaving grondverzet ter plaatse van beschermingsgebieden en inrichtingen met een provinciale milieuvergunning.

Leverancier (ontdoener) van de grond

Het afgeven van een bewijsmiddel omtrent de kwaliteit van de te leveren grond/baggerspecie en zorgen dat de (erkende) transporteur de doorslagen van de volledig ingevulde begeleidingsbrief krijgt.

Registratie van gegevens gedurende vijf jaar.

Transporteur

Tijdens het transport beschikken over een volledig ingevulde begeleidingsbrief met, indien noodzakelijk, een afvalstroomnummer. Overhandigen begeleidingsbrief op aanvraag van de handhaver (provincie, politie, gemeente).

Registratie van gegevens gedurende 5 jaar.

In overleg met de leverancier van de grond levert de transporteur van de grond het bewijsmiddel omtrent de kwaliteit van de te transporteren grond.

Partij die grond toepast (bijvoorbeeld eigenaar of erfpachter). Dit kan ook de gemeente zelf zijn.

Conform het Besluit bodemkwaliteit melden bij het landelijke meldpunt.

Nagaan of vanuit andere wetgeving voorwaarden worden gesteld en deze navolgen.

In overleg met de leverancier van de grond, levert de partij die de grond toepast het bewijsmiddel omtrent de kwaliteit van de toe te passen grond.

Milieupolitie

Controle en handhaving

Inspectie Leefomgeving en Transport (voorheen VROM-inspectie en inspectie Verkeer en Waterstaat)

Het uitvoeren van de handhaving op de keten van grond en bagger voorafgaand aan de aannemer.

Waterkwaliteitsbeheerder

(Waterschap Scheldestromen)

Zelfde als gemeente, maar dan bij het toepassen of verspreiden van grond/baggerspecie in oppervlaktewater.

Naast bovengenoemde actoren zijn er ook gespecialiseerde instellingen betrokken, waaronder adviesbureaus (bodemonderzoeken en/of partijkeuringen) en grondbanken (leveranciers en/of toepassers).

10.2 Controle en handhaving

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente is verantwoordelijk voor controle en handhaving van de toepassing van grond en baggerspecie op of in de bodem in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij toepassing van grond en baggerspecie kan controle plaatsvinden:

  • >

    Tijdens de melding;

  • >

    In het veld (tijdens transport of bij de toepassing);

  • >

    Na de toepassing.

De controle vindt plaats op:

  • >

    De wijze van toepassing (overeenkomstig gemeentelijk beleid);

  • >

    De tijdige, correcte en volledige melding van de toepassing;

  • >

    De kwaliteitsverklaringen.

De controle van de bij de melding aangeleverde stukken als ook de controle in het veld en (bestuursrechtelijke) handhaving vindt plaats door de gemeente Tholen.

10.3 Nota integrale handhaving

Voor het onderdeel handhaving wordt aangesloten bij Uitvoeringsnota integrale handhaving [18]. Deze uitvoeringsnota bevat het beleidsmatige kader voor de wijze waarop de gemeente Tholen de komende jaren invulling geeft aan haar toezichts- en handhavingstaak. De uitvoeringsnota heeft betrekking op het toezicht en de handhaving van regels met betrekking tot fysieke objecten en de fysieke omgeving. Binnen deze omschrijving valt het toezicht op en de handhaving van een breed scala aan landelijke en gemeentelijke regelgeving, waaronder de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit.

Voor de gemeente is het niet mogelijk om continu en overal op de naleving van alle regels toe te zien en daarom moeten keuzes worden gemaakt. Het zwaartepunt van de inzet ligt bij de handhaving van prioritaire onderwerpen (rood) die uit een risicoanalyse naar voren komen.

Voor wat betreft bodemtoezicht is een risicoanalyse opgesteld. Deze tabel geeft de uitkomsten van de risicoanalyse weer en zijn geordend op aflopend risico (rood-oranje-geel-groen). In tabel 8 zijn de onderwerpen weergegeven die te relateren zijn aan het Besluit bodemkwaliteit.

Tabel 8: Risicoanalyse bodemtoezicht mbt onderwerpen in relatie tot Besluit bodemkwaliteit

afbeelding binnen de regeling

In de nota integrale handhaving is per onderwerp het aantal beschikbare uren opgenomen.

Het toezicht en handhaving op het gebied van bodem (en Besluit bodemkwaliteit) is momenteel ondergebracht binnen de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Handhaving vindt plaats volgens de Handhavingsuitvoeringsmethode (HUM) van het Besluit bodemkwaliteit.

11. Communicatie

Na vaststelling van het beleid, komt het aan op uitvoering. Goede communicatie is daarbij belangrijk. Het communicatietraject richt zich niet alleen op eigen organisatie maar ook op partijen daarbuiten. Bij de totstandkoming van deze Nota bodembeheer zijn ook andere overheden en marktpartijen betrokken. Voor een goede implementatie is het noodzakelijk om de communicatie breed op te zetten. Hiervoor worden de doelgroepen actief benaderd en worden middelen ingezet zodat de doelgroepen de gegevens kunnen raadplegen.

11.1 Interne doelgroepen

Binnen de gemeente zijn verschillende afdelingen betrokken die zich bezig houden met grondverzet. Handhavers, beleidsmedewerkers en uitvoerders hebben allemaal hun eigen visie en belangen. Er zal een bijeenkomst worden georganiseerd waarin de verschillende disciplines worden geïnformeerd over het nieuwe grond- en baggerbeleid.

11.2 Externe doelgroepen

Voor externe organisaties (bijvoorbeeld adviesbureaus en aannemers) is het belangrijk dat informatie helder en begrijpelijk van internet kan worden gedownload. De bodemkwaliteitskaart en de Nota bodembeheer worden na vaststelling ontsloten via 't Zeeuws bodemvenster: www.zeeuwsbodemvenster.nl (initiatief van het Zeeuws Platform Bodembeheer). Op deze website worden alle Zeeuwse bodemkwaliteitskaarten en bijbehorende Nota's geplaatst, zodat een Zeelandbreed beeld van bodemkwaliteitskaarten ontstaat. Op de website van de gemeente Tholen wordt een korte toelichting met een verwijzing naar deze website geplaatst.

Inwoners (burgers) van de gemeente Tholen zijn over het algemeen slechts incidenteel betrokken bij grond- en baggerverzet. Deze groep hoeft slechts op hoofdlijnen het gemeentelijk beleid te kennen. Om deze reden wordt vanuit het Samenwerkingsverband Milieutaken Oosterschelderegio (SMO) een gezamenlijke folder ontwikkeld. Deze folder zal op de gemeentelijke internetsite worden geplaatst en desgewenst worden verstrekt.

Aanvullend worden op de gemeentelijke internetsite telefoonnummers, nuttige internetadressen en een link naar het landelijke meldpunt geplaatst.

11.3 Informeren

Naast de informatiefolder en de informatie op de gemeentelijke website, zal ook informatie worden verstrekt via de lokale bladen. In een artikel over het nieuwe grond- en baggerstormen beleid worden op hoofdlijnen de regels uitgelegd. In dit artikel wordt een verwijzing opgenomen naar de eerder genoemde internetsites.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 11 oktober 2012

Bijlagen

  • 1.

    Literatuur

  • 2.

    Begrippenlijst

  • 3.

    Statistische parameters per zone

  • 4.

    Resultaten toetsing Sanscrit "Oude kern Tholen, bovengrond"

  • 5.

    Bodemfunctieklassekaart

  • 6.

    Deelgebiedenkaarten en uitgesloten gebieden (boomgaarden en stortplaatsen)

  • 7.

    Grondstromenmatrix

  • 8.

    Ontgravingskaarten

  • 9.

    Toepassingskaarten

  • 10.

    Kaart met locaties gebiedsspecifiek beleid

  • 11.

    Stappenplan grondverzet

  • 12.

    Berekening toepassing grond in grootschalige bodemtoepassing (GBT)

  • 13.

    Risicotoolbox LMW Tuttelhoek

  • 14.

    Nuttige toepassingen volgens artikel 35 van het Besluit bodemkwaliteit