Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2009

Geldend van 26-09-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2009

De raad der gemeente Tiel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Tiel;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

besluit onder intrekking van de bestaande verordening:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2009

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

d. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijk opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

e. parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of vergunninghouderparkeerplaatsen;

f. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aan gemerkt:

    c. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    d. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

    1. als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

    2. als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt gegeven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. Op een met één of meerdere slagbomen ingericht parkeerterrein is de belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bij afloop van het parkeren verschuldigd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren; op een met één of meerdere slagbomen ingericht parkeerterrein dient de belasting bij afloop van het parkeren te worden betaald.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag is dadelijk en ineens invorderbaar.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 50,=.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening Parkeerbelastingen 2002”, vastgesteld d.d. 19 december 2001, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2009.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Parkeerbelastingen 2009".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 20 mei 2009
de griffier, de voorzitter

Bijlage Tarieventabel behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 2009

1.Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur bedraagt bij parkeerapparatuur, geschikt voor een

parkeertijd van maximaal:

45 minuten, € 0,10 per 5 minuten, in de volgende straten:

Damstraat, Gasthuisstraat, Hoogeinde, Oliemolenwal en Vleesstraat

60 minuten, € 0,10 per 10 minuten in het Molenstraatje

90 minuten, € 0,10 per 5 minuten, in de volgende straten:

Achterweg, Ambtmanstraat, Andreashage, Binnenmolenstraat, 1e Bleekveldstraat, Kalverbos,

Kromme Elleboog, Molenstraatje, St. Walburg, St. Walburgbinnensingel, St. Walburgkerkpad,

Waalstraat, Westluidensestraat, Zoutkeetstraatje.

2.Het college van burgemeester en wethouders kan jaarlijks 4 dagen aanwijzen waarop geen parkeerbelasting verschuldigd is voor het parkeren bij parkeerplaatsapparatuur.

3. a. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur bedraagt bij parkeerapparatuur, geschikt voor

een onbeperkte parkeertijd, € 0,10 per 7,5 minuten op de volgende parkeerterreinen:

1e Bleekveldstraat, Het Taluud, Koninginnestraat en Oude Haven; op genoemde parkeerterreinenis maximaal 6 uren per dag parkeerbelasting verschuldigd (€ 4,80).

b.Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur bedraagt bij parkeerapparatuur, geschikt vooreen onbeperkte parkeertijd, € 0,10 per 10 minuten op parkeerterrein: Veemarkt en Burgemeester Hasselmanplein.

4.Indien wordt geparkeerd op parkeerapparatuurplaatsen als bedoeld in onderdeel 3 vandeze tabel is, met uitzondering van het parkeerterrein aan de Oude Haven, geen parkeerbelasting verschuldigd indien een Europese gehandicaptenparkeerkaart van buitenaf duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het motorvoertuig is aangebracht.

5. Het tarief voor het verlenen aan bewoners van een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 3.3a van de Parkeerverordening Tiel 2009 (categorie I), bedraagt per jaar voor een:

5.1 eerste vergunning € 54,--

5.2 tweede vergunning € 81,--

5.3 vergunning voor een tweede auto, indien de eerste auto op eigen terrein, dan wel een terrein van een verhuurder, dan wel voor of op de uitrit van de woning van de aanvrager kan/mag worden geparkeerd € 81,--

6. Het tarief voor een vergunning voor ondernemers en werknemers, als bedoeld in artikel 3.3.b van de Parkeerverordening 2009 (categorie II), bedraagt per jaar: € 518,--

7. Het tarfief voor een vergunning voor het terrein aan de Konijnenwal voor ondernemers en werknemers , als bedoeld in artikel 3.3.c van de Parkeerverordening Tiel 2009 (categorie III) bedraagt per jaar € 259,--

8. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 3.3."g" van de Parkeerverordening Tiel 2009 (categorie VII Burg. Hasselmanplein)) voor ondernemers en werknemers in of nabij het centrum bedraagt € 518,--

9. Het tarief voor een vergunning voor (mede)werkers in de eerste lijnszorg, zoals bedoeld in artikel 3.3.e van de Parkeerverordening Tiel 2009 (categroie V), bedraagt € 259,--

10. Het tarief voor het verlenen van een tijdelijke parkeervergunning, als bedoeld in artikel 3.3.f van de Parkeerverordening Tiel 2009 (categorie VI) bedraagt voor een:

10.1 dagvergunning, per dag € 15,--

10.2 weekvergunning, per week € 48,--

11. Het tarief voor het aanbrengen van een wijziging in de vergunningen, zoals genoemd in deze tarieventabel, bedraagt € 10,--

12. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 3, lid 4 van de verordening, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de parkeerbelasting verschuldigd voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

13. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 3, lid 4 van de verordening in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de parkeerbelasting verminderd voor zoveel vollekalendermaanden als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Behoort bij het raadsbesluit van 20 mei 2009 tot vaststelling van de "Verordening parkeerbelastingen 2009".

Tiel, 15 mei 2009

De griffier,

06 - verordening - 20 mei 200