Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening Subsidie Innovatie Jeugdzorg2015

Geldend van 23-12-2014 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 04-08-2014

Intitulé

Verordening Subsidie Innovatie Jeugdzorg2015

De raad van de gemeente Tiel,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

Overwegende dat:

  • -

    in het regionaal Transitiearrangement is opgenomen dat een deel van de middelen aan innovatie wordt besteed en deze middelen te besteden aan de versterking van het preventieve veld, het naar voren trekken van functies uit de 2e lijn (hulpverlening en consultatie) naar de 1e lijn en de samenwerking tussen de 0e, 1e en 2e lijn.

  • -

    in het beleidskader sturing, bekostiging en inkoop is opgenomen dat de inzet van innovatie is om met minder middelen meer en kwalitatief betere zorg te bieden aan de inwoners van de regio Rivierenland

  • -

    in het beleidskader sturing, bekostiging en inkoop tevens is opgenomen dat het innovatiebudget moet worden besteed aan een innovatieve wijze van begeleiding, ondersteuning of zorg aan cliënten en eventuele ontwikkel- of projectkosten voor rekening komen van de jeugdzorgaanbieder.

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene Subsidieverordening van de gemeente Tiel;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel.

Artikel 2 Doel van de innovatiesubsidie

  • 1. Het doel van de innovatiesubsidie is het realiseren van betere zorg met minder middelen, de versterking van het lokale preventieve veld, het naar voren trekken van functies uit de 2e lijn (hulpverlening en consultatie) naar de 1e lijn, de samenwerking tussen de nulde, eerste en tweede/derde lijn en het komen tot een vernieuwde manier van werken, een alternatief activiteitenaanbod.

  • 2. Subsidie kan door het college worden verleend voor innovatievoorstellen die met minder middelen meer en kwalitatief betere zorg bieden door de inzet van andere zorgproducten, werkwijzen of methodieken.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door de volgende doelgroepen die in 2014 gespecialiseerde en geïndiceerde zorg leverden of die in 2014 algemeen toegankelijke zorg leverden:

    • a.

      een individuele zorgaanbieder;

    • b.

      een rechtspersoon;

    • c.

      een samenwerkingsverband van de onder a en b genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien sprake is van een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c:

    • a.

      treedt een van de deelnemers op als penvoerder;

    • b.

      draagt de penvoerder zorg voor de aanvraag, de overige correspondentie, de inhoudelijke en financiële projectcoördinatie, alsmede de verantwoording aan de subsidieverstrekker;

    • c.

      draagt de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 4 Subsidieplafond en subsidiehoogte

  • 1. Het subsidieplafond voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 bedraagt voor:

    • a.

      jeugd- en opvoedhulp € 52.685,=;

    • b.

      jeugd-LVB € 100.905,-;

    • c.

      jeugd-GGZ € 84.384,-.

  • 2. De maximale subsidiehoogte is gelijk aan het bedrag bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het subsidiebedrag wordt als lumpsum bedrag beschikbaar gesteld aan de subsidieontvanger.

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvrager dient een subsidieaanvraag in met behulp van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier vanaf 4 augustus 2014 tot en met 8 september 2014.

  • 2. De subsidieaanvraag bevat het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen die tevens digitaal worden meegestuurd.

  • 3. Bij de subsidieaanvraag wordt tevens een projectvoorstel ingediend met de wijze waarop de subsidieaanvrager invulling geeft aan:

    • a.

      hoe middelen effectiever worden ingezet t.o.v. de huidige situatie in 2014. Daarbij een vergelijking makend per bereikt resultaat per cliënt van de kosten in 2014 en de kosten van het nieuwe aanbod, werkwijze of methodiek in 2015;

    • b.

      hoeveel cliënttrajecten worden gegarandeerd voor het aangevraagde subsidiebedrag;

    • c.

      de samenwerking tussen de 2e lijn, 1ste en nulde lijn;

    • d.

      het wegnemen of verkleinen van risicofactoren bij (risico)doelgroepen waarmee zorggebruik kan worden voorkomen of verminderd;

    • e.

      de lokale inzet, gericht op zorg en ondersteuning dicht bij huis;

    • f.

      hoe de cliënt en met zijn/haar netwerk het bereikte resultaat na intensieve zorg (2e/3e lijn) in de thuissituatie kan blijven vasthouden;

    • g.

      inzet van nieuwe media bij preventie, begeleiding, ondersteuning en zorg.

  • 4. De subsidieaanvrager vermeldt het bankrekeningnummer waarop de subsidie moet worden overgemaakt.

Artikel 6 Subsidieverlening en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college beslist uiterlijk op 15 december 2014 over de subsidieaanvraag.

  • 2. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden in de Awb en de ASV kan het college de subsidie weigeren indien:

  • a.

    het samenwerkingsverband bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, een projectvoorstel indient dat inhoudelijk overeen komt met een andere subsidieaanvraag van een samenwerkingsverband waarin één of meer dezelfde deelnemers deelnemen;

  • b.

    het product van het aantal punten en de wegingsfactor als bedoeld in artikel 9 lager is dan 4,5;

  • c.

    de subsidie niet aangewend wordt voor directe zorg aan cliënten.

Artikel 8 Beoordelingsprocedure

Een ambtelijke beoordelingscommissie van regio Rivierenland adviseert het college bij de beoordeling van subsidieaanvragen.

Artikel 9 Beoordeling en wegingsfactor

  • 1. De subsidieaanvraag wordt beoordeeld op de volgende elementen met de bijbehorende puntenwaardering en wegingsfactor:

    Wegingsfactor

    Het project is een samenwerking tussen twee of meer zorgaanbieders vanuit de 2e/3e lijn enerzijds en de 1ste of nulde lijn anderzijds

    9 punten: aanvraag door zowel 0e, 1e als 2e/3e lijns instellingen

    7 punten: aanvraag door zowel 1e als 2e/3e lijns instellingen

    5 punten: aanvraag door vergelijkbare instellingen (dezelfde doelgroep, verschillende problematiek of verschillende doelgroep, dezelfde problematiek)

    2 punten: aanvraag door vergelijkbare instellingen (dezelfde doelgroep, dezelfde problematiek)

    0 punten: aanvraag door 1 instelling

    0,20

    Projectplan geeft aan hoe middelen effectiever worden ingezet t.o.v. de huidige situatie in 2014. Hoe wordt aantoonbaar met minder geld meer of kwalitatief beter resultaat bereikt. Daarbij een vergelijking maken per bereikt resultaat per cliënt van de kosten in 2014 en de kosten van het nieuwe aanbod, werkwijze of methodiek in 2015

    9 punten: minder geld, meer zorg (volume), meer kwaliteit

    7 punten: minder geld, meer zorg (volume), dezelfde kwaliteit

    5 punten: minder geld, dezelfde zorg, meer kwaliteit

    2 punten: minder geld, dezelfde zorg, dezelfde kwaliteit

    0 punten: minder geld, minder zorg en/of minder kwaliteit of niet aantoonbaar

    0.40

    Projectplan bevat een aanbod, werkwijze of methodiek gericht op het wegnemen of verkleinen van risicofactoren bij (risico)doelgroepen die nog niet in zorg zitten en waarmee zorggebruik kan worden voorkomen of verminderd.

    9 punten: het voorstel bevat de volgende 3 elementen: 1. goede omschrijving van de doelgroep 2. goede omschrijving van de risicofactoren 3. werkwijze uitgaande van effectieve methodieken waarbij rekening is gehouden met zowel de doelgroep als de risicofactoren

    7 punten: het voorstel bevat de volgende elementen: 1. goede omschrijving van de doelgroep 2. goede omschrijving van de risicofactoren 3. werkwijze waarbij rekening is gehouden met zowel de doelgroep als de risicofactoren

    5 punten: voorstel is onvoldoende concreet op 1 van de drie elementen

    2.punten: voorstel is onvoldoende concreet op 2 van de drie elementen

    0 punten: geen beschrijving op dit onderdeel

    0.10

    Projectplan bevat een aanbod, werkwijze of methodiek gericht op lokale inzet; zorg en ondersteuning dicht bij huis.

    9 punten: 100% van de begeleiding, ondersteuning en zorg wordt in de wijk/gemeente van de zorgvrager geboden.

    7 punten: 75% van de begeleiding, ondersteuning en zorg wordt in de wijk/gemeente van de zorgvrager geboden.

    5 punten: 50% van de begeleiding, ondersteuning en zorg wordt in de wijk/gemeente van de zorgvrager geboden.

    2 punten: 25% van de begeleiding, ondersteuning en zorg wordt in de wijk/gemeente van de zorgvrager geboden.

    0 punten: geen beschrijving op dit onderdeel

    0.10

    Projectplan bevat een aanbod, werkwijze of methodiek die zorgt dat de betrokken zorgverleners samen met de cliënt en zijn/haar netwerk het bereikte resultaat na intensieve zorg (2e/3e lijn) in de thuissituatie kan blijven vasthouden

    9 punten: het voorstel bevat de volgende 3 elementen: 1. omschrijving hoe, met welke effectief bewezen methode, het wordt gerealiseerd 2. met wie en 3. hoe het wordt gemonitord en bijgestuurd.

    7 punten: het voorstel bevat de volgende 3 elementen: 1. omschrijving hoe het wordt gerealiseerd 2. met wie en 3. hoe het wordt gemonitord en bijgestuurd.

    5 punten: voorstel is onvoldoende concreet op 1 van de drie elementen

    2 punten: voorstel is onvoldoende concreet op 2 van de drie elementen

    0 punten: geen beschrijving op dit onderdeel

    0.10

    Projectplan bevat een aanbod, werkwijze of methodiek waarbij nieuwe media wordt ingezet ten behoeve van preventie, begeleiding, ondersteuning en zorg.

    9 punten: bewezen effectieve methode van digitale ondersteuning op alle zorgvormen

    7 punten: bewezen effectieve methode van digitale ondersteuning op meerdere zorgvormen

    5 punten: bewezen effectieve methode van digitale ondersteuning op 1 zorgvorm

    2 punten: een methode op 1 of meer zorgvormen

    0 punten: geen inzet op dit onderdeel

    0.10

  • 2. Indien de binnen de tendertermijn ingediende volledige subsidieaanvragen het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, te boven gaan, wordt door het college een rangschikking bepaald waarbij als eerst in aanmerking komen voor subsidie de twee aanvragers met het hoogste en een na hoogste totaal aantal punten en wel naar rato van het aangevraagde subsidiebedrag, onder de voorwaarde dat de scores (punten x weging) tussen beide aanvragers niet meer dan 1,5 van elkaar afwijken. Indien de afwijking groter of gelijk aan 1,5 is, komt de subsidieaanvrager met het hoogst totaal aantal punten het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 3. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is transparant over de jeugdhulp en informeert maandelijks het college over:

    • a.

      de instroom, doorstroom en uitstroom per zorgvorm;

    • b.

      de lengte van de afgesloten trajecten;

    • c.

      de doelrealisatie per afgesloten traject;

    • d.

      de duur van de wachtlijst.

  • 2. Minimaal 2 keer per jaar vindt overleg plaats met een vertegenwoordiging van de gemeente waarbij de voortgang van de innovatie en de efficiëntie en effectiviteit van de geboden zorg onderwerp van gesprek zijn.

  • 3. De subsidieontvanger levert op 1 januari en 1 juni op cliëntniveau informatie aan de Routeervoorziening Beleidsinformatie Jeugd (RBJ) en is hiervoor aangesloten op deze landelijke voorziening.

  • 4. De subsidieontvanger verleent medewerking om informatie te leveren aan het nog te ontwikkelen provinciale monitor.

  • 5. Onverminderd de verplichtingen uit de ASV voldoet de subsidieontvanger in geheel 2015 aan de volgende wettelijke eisen zoals vastgelegd in de:

    • a.

      Jeugdwet

    • b.

      Kwaliteitswet Zorginstellingen

    • c.

      Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen

    • d.

      Wet BIG (Wet Individuele Beroepen Gezondheidszorg)

    • e.

      WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst)

    • f.

      WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens)

    • g.

      WMCZ (Wet Medezeggenschap Cliënten Zorgsector)

    • h.

      WBOPZ (Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen)

    • i.

      Geneesmiddelenwet

    • j.

      Mededingingswet

  • 6. De subsidieontvanger:

    • a.

      dient ingeschreven te zijn in het handelsregister;

    • b.

      is toegelaten op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen gedurende het jaar 2015;

    • c.

      dient te beschikken over een bewijs van goed gedrag van alle medewerkers en een aantoonbare Good Governance Code zorginstellingen;

    • d.

      heeft hoofdbehandelaren in dienst die BIG geregistreerd zijn en voldoen aan de eisen van de beroepsverenigingen;

    • e.

      beschikt over een geldig en extern getoetst geldigheidscertificaat.

  • 7. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat te allen tijde voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 8. De subsidieontvanger verleent aan het college dan wel aan de door het college aangewezen ambtenaren of deskundigen inzage in de administratie, indien dit naar het oordeel van het college nodig is voor de beoordeling van de besteding van de verstrekte subsidie.

  • 9. De subsidieontvanger dient onverwijld schriftelijk mee te delen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 10. De subsidieontvanger dient op de door het college in de beschikking aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 11 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na afloop van de subsidieperiode bij het college een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 van de Awb.

  • 3. Onverminderd artikel 4:75, tweede lid, van de Awb bevat de aanvraag tot vaststelling een jaarrekening.

  • 4. De subsidie kan lager worden vastgesteld met een maximum van 15% van het budget bedoeld in artikel 8 als de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de garantiestellingen met betrekking tot het volume, genoemd in artikel 5, derde lid onderdeel b.

Artikel 12 Vermogensvorming en tekorten

  • 1. De egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb die de subsidieontvanger vormt bedraagt niet meer dan 10% van het vastgestelde boekjaarsubsidiebedrag over hetzelfde subsidiejaar. Indien deze egalisatiereserve negatief komt te staan, wordt het meerdere bij de vaststelling voor het betreffende boekjaar afgetrokken.

  • 2. De egalisatiereserve komt niet eerder negatief te staan dan voordat het overige beschikbare eigen vermogen is aangewend. Indien de egalisatiereserve negatief komt te staan, wordt in de toelichting op de balans gemotiveerd weergegeven hoe deze weer positief wordt gemaakt.

Artikel 13 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Bevoorschotting vindt plaats op aanvraag.

  • 2. Aan de subsidieontvanger kan maandelijks vooraf een voorschot verstrekt worden.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt één dag na haar bekendmaking in werking en werkt terug tot en met 4 augustus 2014.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Subsidie Innovatie Jeugdzorg 2015 gemeente Tiel .

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 2014
de griffier de voorzitter
5c – raadsbesluit – 17 december 2014