Regeling vervallen per 02-04-2021

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2015

Geldend van 01-01-2017 t/m 01-04-2021

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel;

gelet op de artikelen2, 7, vierde lid, 8, vijfde lid, en 10, vierde lid

van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2015;

besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2015.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.1.1 van de wet en artikel 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Aanbieder: rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of maatwerkvoorziening te leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • b.

    Dienstverlening: hulp die een persoon, instantie of onderneming biedt aan de cliënt.

  • c.

    Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.

  • d.

    Regiotaxi: een groepsmaatwerkvoorziening gericht op het bieden van collectief vervoer van deur tot deur in de regio Rivierenland met een vervoersbereik van vijf reiszones.

  • e.

    Kortdurend verblijf: logeren gedurende maximaal drie etmalen per week met als doel het overnemen van de zorg ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de cliënt biedt.

  • f.

    Tarief of kostprijs: het bedrag dat de gemeente aan een aanbieder moet betalen voor de verstrekking van een voorziening in natura.

  • g.

    Zzp’er: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

    • ·

      zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

    • ·

      het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

    • ·

      het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;

    • ·

      bekendmaking van het ondernemerschap;

    • ·

      het streven naar meerdere opdrachtgevers.

Hoofdstuk 1. Procedureregels

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Procedure beschermd wonen en opvang

De bevoegdheden ten behoeve van beschermd wonen en opvang worden namens het college uitgevoerd door het college van de gemeente Nijmegen met inachtneming van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Nijmegen 2015 en de daarop gebaseerde besluiten.

Artikel 4. Cliëntondersteuning

Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kostenloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

Artikel 5. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende 7 dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 6. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon met wie hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Als de cliënt tekent voor gezien, geeft hij daarbij aan wat de reden is waarom hij niet akkoord is. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens de cliënt schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Hoofdstuk 3. Kostprijs maatwerkvoorziening; bijdrage in de kosten

Artikel 9. Kostprijs maatwerkvoorziening

De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald:

  • a.

    door een aanbesteding;

  • b.

    na een consultatie in de markt, of

  • c.

    in overleg met de aanbieder

Artikel 10 Eigen bijdrage in de maatwerkvoorziening "vervoer door Versis"

  • 1. Iedere inwoner die gebruik maakt van de maatwerkvoorziening "vervoer door Versis" dient te beschikken over een geldige Versis vervoerspas

  • 2. De aanschafkosten en kosten van vervanging van de vervoerspas bedragen € 7,50 per pas en zijn voor rekening van de inwoner.

  • 3. In afwijking van artikel 8, derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2015 wordt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening “vervoer door Versis” als volg berekend:

    • a.

      per enkele rit is een instaptarief verschuldigd van € 0,89;

    • b.

      het instaptarief wordt vermeerderd met € 0,107 per kilometer tot en met de 25ste kilometer;

    • c.

      vanaf de 26ste kilometer wordt het instaptarief vermeerderd met € 1,73 per kilometer.

Artikel 11. Vaststelling en inning bijdrage opvang

In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of PGB door de opvangorganisatie vastgesteld en geïnd.

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget

Artikel 12. De wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld

  • 1. De hoogte van een PGB:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het PGB gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2. In het PGB is een vrij besteedbaar bedrag opgenomen van 2% van het totale PGB op jaarbasis tot een maximum van € 500,=.

  • 3. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het PGB worden betaald.

Artikel 13. PGB voor een hulpmiddel of woningaanpassing

  • 1. De hoogte van een PGB voor een hulpmiddel of woningaanpassing wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

  • 2. Als de in natura verstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 3. Als de in natura verstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waar de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Artikel 14. PGB voor dienstverlening - algemeen

  • 1. De hoogte van een PGBvoor dienstverleningis opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en reiskosten.

  • 2. Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een aanbieder betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

  • 3. Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een zzp-er betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

  • 4. Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk dan is de hoogte van het PGB 50% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt tot een maximum van € 20,= per uur.

Artikel 15. PGB voor huishoudelijke hulp

In afwijking van het bepaalde in artikel 13 bedraagt de hoogte van een PGB voor huishoudelijke hulp:

  • a.

    75% van het producttarief HH1 of HH2 voor huishoudelijke hulp in natura.

  • b.

    50% van het producttarief HH1 of HH2 voor huishoudelijke hulp in natura als deze dienstverlening wordt uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk van de cliënt.

Artikel 16. PGB voor kortdurend verblijf door persoon uit sociaal netwerk

In afwijking van het bepaalde in artikel 13 bedraagt de hoogte van een PGB voor kortdurend verblijf door een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt € 30,= per etmaal.

Artikel 17. Persoonlijk plan bij PGB aanvraag

  • 1. Een cliënt die een aanvraag doet voor maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB heeft de verplichting een persoonlijk PGB-plan in te dienen bij de aanvraag. Het persoonlijk PGB-plan wordt in het dossier gevoegd en wordt gebruikt bij de beoordeling of de cliënt in aanmerking komt voor een PGB.

  • 2. De cliënt geeft - al dan niet tezamen met zijn sociaal netwerk - in het persoonlijk PGB-plan tenminste het volgende aan:

    • a.

      wat de motivatie is om een aanvraag voor een PGB in te dienen;

    • b.

      hoe hij de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit gaat voeren;

    • c.

      welke ondersteuning hij zou willen inkopen met het PGB;

    • d.

      het gewenste resultaat van het verzoek om het PGB;

    • e.

      hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd.

Hoofdstuk 5. Melden van calamiteiten en geweld

Artikel 18. Verplichting tot melden

  • 1. Aanbieders, natuurlijke personen en zzp-ers die een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen calamiteiten te melden aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 2. De melding aan de toezichthoudende ambtenaar dient onverwijld, maar uiterlijk binnen 3 werkdagen na de calamiteit te geschieden.

Artikel 19. Inhoud melding

Een melding als bedoeld in artikel 18 bevat:

  • a.

    De dagtekening van de melding;

  • b.

    Gegevens over de aanbieder en betrokken zorgverleners, zoals de naam van de aanbieder, de locatie of de afdeling, de naam en hoedanigheid van de melder, de naam van de betrokken zorgverlener(s);

  • c.

    Gegevens over de betrokken cliënt(en) en/of jeugdige(n), zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en)/jeugdige(n), geslacht, verblijfplaats;

  • d.

    Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene);

  • e.

    Gegevens over de inhoud van de calamiteit;

  • f.

    Informatie over de actuele veiligheid van de jeugdige/cliënt en eventuele anderen;

  • g.

    Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of, en zo welke, belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthoudend ambtenaar;

  • h.

    Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is.

Artikel 20. Feitenrelaas

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.

Artikel 22. Verzoek tot het doen van onderzoek

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen 3 weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit interne onderzoek van verantwoord niveau zijn.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit, indien toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tiel 2015.