Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tiel houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2019)

Geldend van 01-03-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tiel houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2019)

De raad van de gemeente Tiel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • -

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

    • -

      de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • -

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • -

      de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • -

      de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • -

      de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen: de Verordening Jeugdhulp Tiel 2019.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • b.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

    • c.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • d.

      individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 3 tweede lid van deze verordening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • e.

      overige voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • f.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • g.

      pgb-plan: het plan dat moet worden ingediend als de jeugdige en/of ouders de jeugdhulp zelf wenst in te kopen door middel van een pgb;

    • h.

      sociale netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt

    • i.

      Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • j.

      wet: Jeugdwet

    • k.

      Zzp-er: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

      • i.

        zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

      • ii.

        het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

      • iii.

        het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;

      • iv.

        bekendmaking van het ondernemerschap. Dit blijkt uit inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

      • v.

        het streven naar meerdere opdrachtgevers.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen

Artikel 2. Toegang andere of overige voorziening

Een andere of overige voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling. Dit betreft de lokale algemene en preventieve voorzieningen en de vrij toegankelijke jeugdhulp en integrale aanpak en casusregie op alle levensdomeinen (1Gezin-1Plan-1Casusregisseur) voor gezinnen met jeugdigen.

Artikel 3. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      informatie en advies m.b.t. opgroeien en opvoeden

    • -

      jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau, schoolarts, schoolverpleegkundige)

    • -

      ambulante integrale jeugd- en gezinshulp en casusregie door de wijkteams Jeugd

    • -

      schoolmaatschappelijk werk voortgezet onderwijs

    • -

      jongerenwerk

    • -

      jongerentrajecten Patch

    • -

      Kamers met Kansen

    • -

      Integrale Vroeghulp

    • -

      Kortdurende Jeugdhulp door praktijkondersteuners huisartsen Jeugd-GGZ

    • -

      Integrale gezinsondersteuning door vrijwilligers van Home-start

    • -

      Jeugdhulp door MBO jeugdteam op ROC Rivor

    • -

      gebiedsgerichte hulp bij jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Ambulante jeugdhulp persoonlijke verzorging

    • -

      Ambulante jeugdhulp begeleiding groep en begeleiding individueel

    • -

      Ambulante jeugdhulp behandeling groep en behandeling individueel

    • -

      Generalistische basis-jeugd-ggz

    • -

      Ambulante GGZ behandeling voor jeugdigen, waaronder EED (ernstige enkelvoudige dyslexie) en GGZ behandeling door kinderartsen

    • -

      Jeugdhulp met verblijf logeren

    • -

      Wonen zonder behandeling (pleegzorg, begeleiding zelfstandig wonen)

    • -

      Behandeling met verblijf (residentieel)

    • -

      Jeugdhulp Plus (gesloten verblijf)

    • -

      Crisisopvang en ambulante spoedhulp

    • -

      Jeugdbescherming

    • -

      jeugdreclassering

    • -

      vervoer van en naar een jeugdhulpaanbieder onder bepaalde voorwaarden

  • 3. Het college kan nadere regeling vaststellen over welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn en waar ouders en jeugdigen informatie over de toegang tot jeugdhulp kunnen verkrijgen.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Als een jeugdige of ouder de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij daartoe een pgb-plan in zoals bedoeld in artikel 9 van deze verordening. Het pgb-plan geldt als een aanvraag voor een pgb.

  • 3. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts en via gecertificeerde instelling

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Het college geeft na de verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder een beschikking af als de jeugdige en/of ouders dat wensen.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop een huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een jeugdige of zijn ouders behandelen, het college in kennis stellen van hun verwijzing naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 2. Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag, het onderzoek en het daaruit volgende ondersteuningsplan.

  • 3. In spoedeisende gevallen beslist het college na een aanvraag, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en het opstellen van een ondersteuningsplan, bedoeld in het tweede lid van dit artikel. Artikel 7, lid 2 t/m 5 is niet van toepassing.

  • 4. Het college stelt bij nadere regeling regels over het onderzoek en het ondersteuningsplan als bedoeld in lid 2 van dit artikel. Het college geeft daarbij ook aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

Artikel 7. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is, welke jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de toekenning van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze berekend is;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld.

  • 4. Bij het besluit wordt informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige en zijn ouders op grond van de wet, de verordening en de nadere regels.

  • 5. Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hierover nadere regels stellen.

Hoofdstuk 4. Beoordeling

Artikel 8. Criteria individuele voorzieningen

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder wordt verstaan:

      • i.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • ii.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten;

    • b.

      door gebruik te maken van een overige voorziening, of;

    • c.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Een jeugdige kan slechts in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening van en naar een jeugdhulpaanbieder als de afstand naar de jeugdhulpaanbieder ten minste 6 kilometer bedraagt en:

    • a.

      het vervoer noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of

    • b.

      de jeugdige niet in staat is om op eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid (al dan niet gedeeltelijk en/of met behulp van de ouders en het sociale netwerk) het vervoer te organiseren of

    • c.

      het langdurige en/of intensieve hulp betreft, waardoor niet van ouders verlangd kan worden het vervoer te organiseren.

  • 3. Als de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • c.

      de termijn waarvoor de kosten voorafgaand aan de aanvraag met terugwerkende kracht kunnen worden vergoed is maximaal 3 maanden.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 9. Aanvullende criteria persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Als een jeugdige of ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening en de jeugdhulp zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een pgb-plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het pgb-plan is opgenomen:

    • a.

      de motivering waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;

    • b.

      hoe de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze worden uitgevoerd;

    • c.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • d.

      het gewenste resultaat van het verzoek om het pgb;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

    • f.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering;

    • c.

      de kosten voor het voeren van een pgb-administratie.

  • 3. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      voor zover het niet gaat om ggz-behandeling of behandeling jeugdhulp;

    • b.

      voor zover dat niet tot overbelasting zou leiden.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 10. Kwaliteitseisen inzet persoonsgebonden budget

  • 1. Voor de jeugdhulp die met een pgb wordt ingekocht bij een formele jeugdhulpaanbieder, gelden de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.

  • 2. Voor de jeugdhulp die met een pgb verleend wordt door een informele hulpverlener zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:

    • a.

      de persoon verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van een goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig, en cliëntgerichtheid wordt verleend en die is afgestemd op de ontwikkelingsbehoefte van de jeugdige;

    • b.

      de kwaliteit van de jeugdhulp moet voldoende zijn om de gestelde doelen in het pgb-plan te kunnen realiseren;

    • c.

      de geleverde jeugdhulp is afgestemd op de persoonlijke situatie van de jeugdige en de eventuele andere vormen van hulp en/of zorg in het gezin.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van pgb zorgverleners, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid.

Artikel 11. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de jeugdige:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2. Als de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de jeugdige, is altijd sprake van informele hulp.

  • 3. Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

Artikel 12. Hoogte pgb

  • 1. De hoogte van het pgb voor formele hulp is gebaseerd op het tarief voor gecontracteerde zorg in natura, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt passende en toereikende dienstverlening voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 2. De hoogte van het pgb voor formele hulp wordt bepaald aan de hand van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon die werkzaam is bij een instelling betreft het tarief per uur, per dagdeel of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur, per dagdeel of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt;

    • b.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een Zzp-er betreft het tarief per uur, per dagdeel of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur, per dagdeel of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

  • 3. Indien het op basis van lid 1 en 2 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen ondersteuning te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.

  • 4. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan maximaal 103% van het wettelijk minimumloon inclusief vakantiegeld, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

  • 5. Het pgb voor logeeropvang, uitgevoerd door een informele hulpverlener, niet zijnde bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad zijn van cliënt, bedraagt maximaal € 30,- per etmaal. Indien cliënt begeleid moet worden gedurende de logeeropvang, dan dient hiervoor afzonderlijk een aanvraag maatwerkvoorziening te worden ingediend.

  • 6. De hoogte van het pgb voor kosten van vervoer is gelijk aan maximaal € 0,19 per kilometer.

  • 7. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

Hoofdstuk 5. Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Degene aan wie op grond van deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden te doen, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een beslissing aangaande een individuele voorziening beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening in natura of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening in natura of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening in natura of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening in natura of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken kan het college de geldswaarde van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb terugvorderen.

  • 4. Een beslissing tot verstrekking van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 14. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 3. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Hoofdstuk 6. Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 15. Afstemming met gezondheidszorg

  • 1. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 5 van deze verordening, plaatsvindt.

  • 2. Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 16. Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de overige en andere voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de individuele voorzieningen.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

Artikel 17. Afstemming met het justitiedomein

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

  • 2. Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

Artikel 18. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1. Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het toegangsteam van de gemeente.

  • 2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

  • 3. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 19. Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar overige en andere voorzieningen en naar de individuele voorzieningen.

Artikel 20. Afstemming met Wmo‐voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 21. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Hoofdstuk 7. Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 8. Vertrouwenspersoon, klachten en medezeggenschap

Artikel 23. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 24. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de Klachtenverordening van de gemeente Tiel.

Artikel 25. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onrecht wordt gedaan.

Artikel 27. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Het college rapporteert over de bevindingen aan de gemeenteraad.

Artikel 28. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2018 wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening 2019.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2019.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Tiel 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 maart 2019

De griffier,

de voorzitter,