Regeling vervallen per 17-03-2015

Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2012

Geldend van 25-03-2012 t/m 16-03-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2012

Hoofdstuk I Definities

Financiële beheersverordening Gemeente Tilburg 2012

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directie heeft;

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • c.

    financiële administratie: de financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • o

      - de financieel-economische positie;

    • o

      - het beheren van vermogenswaarden;

    • o

      - de uitvoering van de begroting;

    • o

      - het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • o

      - het afleggen van rekening en verantwoording.

  • d.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • e.

    financieel beheer: het uitoefenen van bestuur en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Tilburg.

  • f.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • g.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en doelen/effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of de mate waarin met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • h.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of effecten te bereiken.

  • i.

    planning en control(P&C): ontwikkelen, invoeren en beheren van beleids- en beheersingsinstrumentarium met betrekking tot het (strategisch) beleid alsmede het middelenbeleid.

Hoofdstuk II Begroting en Verantwoording

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het college de Programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad. De raad stelt de programmabegroting vast. De Programmabegroting is het contract tussen raad en college. De Jaarstukken jaar t-1 en de Perspectiefnota gemaakt in jaar t (over de periode t+1 t.m t+4) vormen de basis voor de Programmabegroting jaar t+1. Daarbij worden tevens betrokken de wensen en verlangens welke geuit zijn bij de behandeling/vaststelling van deze Jaarstukken en de Perspectiefnota door de raad. Immers dan wordt op integrale wijze verantwoording afgelegd aan de raad over de bereikte resultaten van het afgelopen jaar en de bijstelling naar de toekomst. De begroting gaat vergezeld van de meerjarenraming.

  • 2.

    De raad stelt tenminste bij de aanvang van elke nieuwe raadsperiode een indeling naar programma voor de eerstvolgende raadsperiode vast.

  • 3.

    Het budgetrecht van de raad is gekoppeld aan de doelen.

  • 4.

    De raad stelt per programma vast:

    • o

      de effecten en doelen (outcome)

    • o

      de te leveren goederen en diensten (output)

    • o

      de beschikbare middelen (input)

De raad stelt, op voorstel van het college, de indicatoren vast over de hierboven bedoelde informatie zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  • 5.

    De programmabegroting wordt uitgewerkt in de directie- en afdelingsplannen. Het directieplan is het contract tussen college en directie; de afdelingsplannen zijn de aangegane contracten tussen de directie en de afdelingshoofden.

  • 6.

    Voorafgaand aan de programmabegroting wordt de Perspectiefnota samengesteld. Hierin worden inhoudelijke en financiële kaders voor de programmabegroting uitgewerkt.

Artikel 3. Programma´s

  • 1. Bij iedere begroting wordt een overzicht gegeven van de programma´s.

  • 2. De onderverdeling van de 'programma´s staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen tot wijzigen zijn; dit wordt dan bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4. Uitvoering begroting

  • 1. Het college draagt zorg voor regels die bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat:

  • a. de budgetten uit de programmaramingen en voor investeringen eenduidig worden toegewezen aan de in de programma´s opgenomen doelen;

  • b. de lasten per programma niet worden overschreden;

  • c. de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komen.

  • 3. De in artikel 2 lid 4 en in artikel 4 lid 2a genoemde koppelingen van de budgetten aan de in de programma's opgenomen doelen vindt plaats vanaf het begrotingsjaar 2013.

Artikel 5. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatievoorziening waaronder de output en de rechtmatigheid van de beheerhandelingen.

  • 2. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 3. Het college draagt zorg voor de periodieke interne toetsing – eens in de vier jaar – van alle vitale processen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening en de rechtmatigheid van de beheershandelingen, vastgelegd in interne controleprogramma’s per afdeling.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages in het voorjaar (voorjaarsrapportage) en het najaar (najaarsrapportage) over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid de daarmee samenhangende baten en lasten per programma en doel.

  • 3. Bij de behandeling en vaststelling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

Artikel 7. De Jaarstukken

  • 1. Jaarlijks worden door het college de Jaarstukken aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2. De jaarstukken bestaan uit de volledige jaarrekening en het volledig jaarverslag, Dit is de integrale verantwoording van het college van de realisatie van de doelen en activiteiten en de middelen die daarvoor zijn ingezet ten opzichte van de voornemens uit de begroting.

Hoofdstuk III Kaderstellingen

Artikel 8. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de toelichtende paragraaf over de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen;

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten; voor het opnemen van investeringen in de programmabegroting geldt:

  • a. voor programma-investeringen: een toereikende investeringsraming per programma;

  • b. voor investeringen in specifieke bedrijfsmiddelen: een toereikende investeringsraming per afdeling;

  • c. voor investeringen in algemene bedrijfsmiddelen: een toereikende investeringsraming per afdeling.

  • 3. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld, uitgaande van de laatst verstrekte saldobevestigingen.

Artikel 9. Reserves en Voorzieningen

  • 1. Het college geeft jaarlijks bij de programmabegroting (schriftelijk en/of digitaal) een overzicht van de reserves en voorzieningen. De bijbehorende bestedingsplannen worden opgenomen in de programmabegroting voor zover dit relevant is in het kader van de keuzemogelijkheden (door de raad).

  • 2. Het college neemt daarbij de volgende richtlijnen in acht:

  • · Een reserve en/of voorziening wordt ingesteld of opgeheven door een raadbesluit;

  • · Daarbij worden tevens spelregels vastgelegd over

  • a. de voeding en onttrekking van/aan de reserve of voorziening;

  • b. de normering en bandbreedte;

  • c. de rentetoerekening;

  • d. de looptijd.

  • 3. In de programmabegroting en de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van het weerstandsvermogen in relatie tot de risicomatrix; de definiëring van het weerstandsvermogen is het totaal van:

  • a. de reservecapaciteit bestaande uit: de Algemene Reserve, de Reserve grootschalige Investeringswerken, de Algemene Bedrijfsreserves en de egalisatiereserves van de gesloten exploitaties;

  • b. de onbenutte belastingcapaciteit.

Artikel 10. Activabeleid

  • 1.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen die altijd geactiveerd worden.

  • 2.

    Op gronden in eigendom van de gemeente Tilburg wordt niet afgeschreven.

  • 3.

    Het college neemt omtrent het waarderen, activeren en afschrijven van activa de volgende beleidskaders in acht:

    • 1.

      Investeringen worden onderscheiden in de hoofdcategorieën programma-investeringen en investeringen in bedrijfsmiddelen;

    • 2.

      Tot de programma-investeringen worden gerekend de investeringen in het kader van de grondexploitatie, binnenstad, betaald parkeren, verkeer en vervoer, verkeersregelinstallaties, groenstructuurplan, sociale veiligheid, infrastructuur wegen, recreatieve voorzieningen, riolering, sport-, cultuur- en wijkvoorzieningen en onderwijshuisvesting;

    • 3.

      Investeringen in bedrijfsmiddelen worden onderscheiden naar specifieke en algemene investeringen in bedrijfsmiddelen.

Specifieke investeringen: direct toe te rekenen, bijvoorbeeld containers voor huisvuil;

Algemene investeringen: overhead, bijvoorbeeld investeringen in computers en gemeentegebouwen.

  • 4.

    De kapitaallasten (rente en afschrijving) worden direct bij ingebruikname van het kapitaalgoed doorberekend (per de 1e van de maand).

  • 5.

    Een toename van de exploitatielasten als gevolg van investeringen wordt behandeld als nieuw beleid.

  • 6.

    Een investeringsaanvraag bestaat enerzijds uit het beschikbaar stellen van een krediet en uit de bijbehorende exploitatielasten (kapitaallasten) en de noodzakelijke dekking.

  • 7.

    Kapitaallasten van investeringen in programma-investeringen en specifieke bedrijfsmiddelen worden expliciet volledig in de begrotingsramingen opgenomen.

  • 8.

    Kapitaallasten van investeringen in algemene bedrijfsmiddelen (organisatiekosten) worden gedekt uit jaarlijkse afschrijvingen en/of herschikkingen binnen de bedrijfsvoering.

  • 9.

    Bij vervangingsinvesteringen dient als uitgangspunt te gelden dat de bijbehorende kapitaallasten niet als "extra" last worden opgevoerd immers, de structurele kapitaallasten zijn daarbij al op basis van de bestaande investering verwerkt, vrijval van kapitaallasten geldt slechts voor zover ook bij de initiële investering kapitaallasten als budget beschikbaar zijn gesteld.

  • 10.

    De raad autoriseert de investeringen door vaststelling van de programmabegroting.

  • 11.

    Restantkredieten voor programma-investeringen en investeringen in specifieke bedrijfsmiddelen blijven gehandhaafd, mits dat noodzakelijk is voor de uitvoering van investeringen waarvoor de betreffende kredieten beschikbaar zijn gesteld. Hiervoor hoeven geen ontwerpbesluiten te worden opgenomen. Indien restantkredieten voor investeringen in algemene bedrijfsmiddelen nog in een volgend jaar moeten worden ingezet, worden daarvoor afzonderlijke ontwerpbesluiten aan het college voorgelegd. Als geen ontwerpbesluiten worden opgenomen vervallen de betreffende restantkredieten;

  • 12.

    In de programmarekening wordt een lijst opgenomen met alle nog openstaande kredieten. In deze lijst worden opgenomen het krediet, de datum van votering, het totaalbedrag, de voortgang, (verwachte) maand en jaar van afronding en het restant van het krediet.

  • 13.

    Kredieten die 2 jaar na de geplande realisatiedatum nog niet volledig zijn benut worden afgesloten. Dit geldt niet voor onderdelen die een lange doorlooptijd hebben (Meerjarenprogramma Openbare ruimte).

  • 14.

    Materiële activa met een economisch nut en een aanschafwaarde > € 5.000 worden altijd geactiveerd.

  • 15.

    In mindering brengen van investeringsbijdragen van derden blijft wettelijk toegestaan maar in de gemeente Tilburg verdient het de voorkeur: behandeling als ware het een bijdrage uit de reserve (bruto-verantwoording).

  • 16.

    Op investeringen in (onder)grond wordt de afschrijving op nihil gesteld;

  • 17.

    Als afschrijvingsmethode wordt gekozen voor de lineaire afschrijvingsberekening; een uitzondering wordt gemaakt voor onderdelen waarbij door derden een andere methode van afschrijven voorgeschreven is (bijv. rijksvoorschriften) of productfinanciering die een andere methode vereist in verband met tariefsberekeningen; specifieke projectfinanciering kan slechts nadat dit aan de raad is voorgelegd;

  • 18.

    De afschrijving (en rente) wordt berekend vanaf het tijdstip van ingebruikname van het goed; daar waar geen sprake is van een echte ingebruiknamedatum wordt voor investeringen in de eerste helft van het jaar 1/7 als datum aangehouden en voor investeringen in de tweede helft 31-12; in voorkomende gevallen kan van een gemiddelde ingebruiknamedatum worden uitgegaan.

  • 19.

    Als afschrijvingsduur gelden de in de afzonderlijke bijlage opgenomen termijnen.

  • 20.

    Als het voornemen bestaat om af te wijken van deze richtlijnen (termijnen en methode van afschrijving) moet dit vooraf aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd worden; ontwerpbesluit formuleren als: Het college besluit, anders dan de gebruikelijke afschrijvings methode / termijn, tot afschrijving …en vervolgens via de rapportages aan de raad voorgelegd worden.

  • 21.

    Bij voorkeur worden investeringen met een meerjarig maatschappelijk, maar geen economisch nut, niet geactiveerd omdat ze geen middelen genereren en/of niet verkoopbaar zijn;

  • 22.

    De in de huidige systematiek in de begroting opgenomen jaarlijkse (instandhoudings)- investeringen welke betrekking hebben op groot onderhoud en renovatie van kapitaalgoederen blijft gehandhaafd voor de bestaande onderdelen; voor nieuwe onderdelen wordt deze methode niet meer toegepast;

  • 23.

    Als rentepercentage voor de kapitaallasten wordt het jaarlijks vastgestelde toe te rekenen omslagpercentage gehanteerd.

Artikel 11. Grondslagen kostentoerekening

  • 1. Voor het bepalen van de kostprijs van producten en diensten van de gemeente Tilburg wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd, met als uitgangspunt dat tarieven kostendekkend en marktconform dienen te zijn.

  • 2. Aan retributieve heffingen worden slechts die kosten toegerekend die in directe relatie staan tot het te leveren product;

  • 3. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 4. De omslagrente voor de toerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

Artikel 12: Financieringsfunctie

1 Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor

  • a.

    het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

  • b.

    het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

  • c.

    het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

  • d.

    het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

  • a.

    het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%, zoals in de uitvoeringsregels (Ruddo) is bepaald;

  • b.

    overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is.

  • c.

    derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;.

  • d.

    voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;.

  • e.

    overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;.

  • f.

    voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • g.

    beleid is om beleggingen in de wapenindustrie niet toe te staan en indien praktisch uitvoerbaar, zullen geen gemeentelijke middelen worden belegd in ondernemingen die gebruik maken van kinderarbeid

  • h.

    indien gelden voor belegging in aanmerking komen dan gelden naast de gebruikelijke bepalingen, de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    de belegging geschiedt bij een partij met een verantwoorde omgang met het cultureel erfgoed, dierenwelzijn, ecosystemen, mensenrechten, natuurlijke hulpbronnen, sociale structuren en volksgezondheid;

  • 2.

    bij gelijk rendement heeft een substantieel deel duurzaam beleggen de voorkeur;

  • 3.

    bij het daadwerkelijk duurzaam beleggen wordt het selecteren en controleren van de betrouwbaarheid van duurzame fondsen niet zelf uitgevoerd maar berust bij de tussenpersonen (banken); de kwalificatie 'duurzaam' aan een product wordt geacht aan de criteria te voldoen die onder 1 verwoord zijn

  • 3.

    Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Artikel 13: Verbonden Partijen

Voor het deelnemen in een verbonden partij dienen de volgende kaderstellende regels dienen in acht te worden genomen:

  • 1.

    de gemeente gaat niet over tot de oprichting van of de deelneming in een privaatrechtelijke rechtspersoon, tenzij op deze wijze een publiek belang wordt behartigd dat niet op een andere wijze tot stand kan worden gebracht.

  • 2.

    de beslissing tot deelname aan een verbonden partij, en ook de aansturing ligt primair bij het college, de raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat de deelname in een verbonden partij een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort;.

  • 3.

    binnen de gemeente worden de rol van bestuurder/eigenaar en de rol van klant/opdrachtgever indien mogelijk bij verschillende wethouders belegd. Dit wordt per individuele verbonden partij beoordeeld waarbij de gemaakte keuze deugdelijk onderbouwd wordt.

  • 4.

    vooraf worden zoveel mogelijk concreet afspraken gemaakt over de doelen, prestaties, kosten en risico´s en beheersinstrumenten.

  • 5.

    raadsleden nemen niet als vertegenwoordiger van de gemeente plaats in het bestuur van een verbonden partij.

  • 6.

    ambtenaren nemen niet als vertegenwoordiger van de gemeente plaats in het bestuur van een verbonden partij.

  • 7.

    in de diverse producten van de budgetcyclus waar dit wettelijk vereist is, worden de gegevens over het vermogen en resultaat opgenomen zoals deze zijn opgenomen in de laatst vastgestelde jaarrekening van de verbonden partij.

  • 8.

    risico´s worden bij de verbonden partij zelf beheerst en waar nodig worden ook daar voorzieningen getroffen. Het mogelijke synergie-effect als gevolg hiervan bij de deelnemers is een aangelegenheid van elke individuele deelnemer.

Hoofdstuk IV Paragrafen in begroting en jaarstukken

Artikel 14. Paragrafen

A . Lokale heffingen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst bij de aanvang van het begrotingsjaar;

  • 2.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid, de ontwikkeling van de lokale lastendruk voor huishoudens en bedrijven.

B. Weerstandsvermogen

  • 1.

    Het college geeft bij de begroting, voortgangsrapportages en jaarstukken inzicht in de belangrijkste risico´s van materieel belang op concernniveau en een weergave van alle risico´s in een risicomatrix; de risicomatrix geeft inzicht in de omvang van het risico en de kans dat een bepaald risico zich daadwerkelijk voordoet; in de voortgangsrapportages wordt tevens de ontwikkeling van het risico ten opzichte van de laatste rapportage opgenomen;

  • 2.

    De risicomatrix wordt gekoppeld aan het aanwezige weerstandsvermogen zoals dat door de raad is gedefinieerd, zie artikel 9 lid 3.

Het college geeft aan een inschatting in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico´s van materieel belang met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen;

C. Onderhoud Kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen;

D. Financiering

  • 1.

    Het college geeft in de treasuryparagraaf de actuele informatie voor het dagelijks beheer van de financieringsfunctie;

  • 2.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van:

  • ·

    de kasgeldlimiet;

  • ·

    de renterisiconorm;

  • ·

    de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen;

  • ·

    de omvang en samenstelling van de uitzettingen;

  • ·

    de huidige liquiditeitspositie;

  • ·

    de liquiditeitsplanning;

  • ·

    de toekomstige financieringsbehoefte;

  • ·

    de rentevisie;

  • ·

    de rentekosten en de renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

E. Bedrijfsvoering

In het onderdeel bedrijfsvoering van de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven; in het onderdeel bedrijfsvoering bij de jaarstukken wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering en over nieuwe ontwikkelingen.

F. Verbonden Partijen

In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen ingegaan op nieuwe participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande belangen en het aanwezig zijn van problemen bij bestaande participaties. Van elk van de verbonden partijen wordt bij de begroting en jaarstukken een opgave verstrekt van:

• het openbaar belang;

• het eigen en vreemd vermogen en het resultaat, voor zover bekend;

• het financieel belang en de zeggenschap.

G. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid wordt aandacht geschonken aan de geraamde meerjarige resultaten van de grondexploitatie en belangrijke beleidsmatige ontwikkelingen op het gebied van gemeentelijke grondverwervingen, de grondprijzen, de manier van samenwerking met marktpartijen e.d. Tevens worden de belangrijkste wettelijke ontwikkelingen op het terrein van de grondexploitatie geschetst.

Hoofdstuk V De financiële administratie en organisatie

Artikel 15. De financiële administratie

Het college zorgt er voor dat:

  • 1.

    De inrichting en de werking van de (financiële) administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording en andere relevante wetgeving.

  • 2.

    De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en binnen de afzonderlijke afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang vorderingen, schulden, voorraden etc;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en de geldende wet- en regelgeving;

Artikel 16. De financiële organisatie

Het college zorgt er voor dat er:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen is zoals vastgelegd in het Organisatiereglement;

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies en bevoegdheden, verantwoordelijkheden is, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie is gewaarborgd, en legt dit in besluiten vast;

  • 3.

    uitvoeringsregels en richtlijnen worden vastgelegd in een handboek Middelen, voor:

    • §

      de totstandkoming van de begrotings- als de verantwoordingsdocumenten;

    • §

      het binnen de door de raad vastgestelde kaders, uitwerken van het financiële beleid.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar afkondiging en werkt terug tot 1 januari 2012 en per genoemde datum vervalt de Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2007.

Artikel 18 Actualisering

Deze verordening wordt elke vier jaar geactualiseerd en aan de raad ter vaststelling voorgelegd. De "Financiële beheersverordening 2012" moet vooralsnog gezien worden als een verordening 'in opbouw' omdat de reorganisatie en de uitwerking van de raadsdiscussies aanleiding kunnen zijn om wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2012”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 maart 2012

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage: Afschrijvingstabel

Afschrijvingstabel

Toelichting:

Artikel 2. Programmabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

Om op verantwoorde wijze de kaders te kunnen uitzetten voor het volgende begrotingsjaar dient eerst een integrale verantwoording over de bereikte resultaten over het afgelopen jaar plaats te vinden.

Deze integrale verantwoording van het college aan de raad vindt plaats bij de behandeling van de Jaarstukken waarin het college verantwoording aflegt over de uitvoering van de begroting: welke projecten en activiteiten zijn uitgevoerd en welke doelen/effecten zijn gerealiseerd, mede in relatie tot de voornemens in de begroting. Daarnaast vormt de Perspectiefnota de belangrijke basis voor de nieuw samen te stellen begroting. Hierin worden de inhoudelijke en financiële kaders voor die nieuwe begroting uitgewerkt. Voor de samenstelling van de nieuwe programmabegroting wordt dan zoveel mogelijk rekening gehouden met de reacties en bevindingen uit de raadsbehandeling van de Jaarstukken en Perspectiefnota.

In het “Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995” was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma´s van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma´s stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode.

Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Artikel 3. Programma´s

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productenraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productenraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma´s horen.

Artikel 4. Uitvoering begroting

In artikel 4 legt de raad het college een aantal verplichtingen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering moet waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de programmaraming. In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Het vaststellen van deze uitvoeringsregels is de bevoegdheid van het college.

Met nadruk willen wij er op wijzen dat er geen sprake zal zijn van 4 programma's met daaraan gekoppeld 4 budgetten. In de programma's zijn (ook al in de begroting 2012) immers de doelen in 2012 per programma opgenomen. De budgetten zijn/worden gekoppeld aan deze doelen. Daarnaast zijn de 'lopende zaken' ook benoemd. Er wordt daarmee een onderscheid aangebracht tussen growing en going. Natuurlijk is koppeling van de budgetten hieraan niet altijd eenvoudig. In overleg met de raad zal daarom ook hier nog nadere uitwerking aan gegeven worden om dit vervolgens ook in de begroting 2013 daadwerkelijk vorm te geven. Per doelstelling (growing of going) moet dat in de begroting 2013 gekoppeld zijn waarbij uiteraard het totaal weer gelijk moet zijn aan het totale budget per programma. Met nadruk wijzen we er daarom op dat het budgetrecht van de raad dus ligt op het niveau zoals dit al in de begroting 2012 uitgewerkt is in 'doelen' en 'lopende zaken'.

Artikel 5. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Als uitvloeisel van de verplichting van het college om behalve voor een rechtmatige uitvoering van de begroting zorg te dragen voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering, dient ook aandacht te worden besteed aan de controle van niet-financiële gegevens in de administraties (betrekking hebbend op de omvang van de activiteiten, prestaties, doelen, effecten, etc.). Deze controle dient ter borging van de betrouwbaarheid van deze gegevens, die immers de basis vormen voor beleidsprocessen, waaronder de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid. In de praktijk houdt dit de ambitie in dat de komende jaren de huidige sterk op het (financiële) rechtmatigheidsaspect gerichte interne controleprogramma’s uitgebreid of aangevuld worden met maatregelen ter verbetering van de betrouwbaarheid van niet-financiële gegevens welke mede nodig zijn voor onderzoeken zoals bedoeld in de “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Tilburg 2012”.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

Artikel 6 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Artikel 6 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma´s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen.

Artikel 7. Jaarstukken

Artikel 7 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. De Jaarstukken zijn ingedeeld overeenkomstig de in het BBV voorgeschreven indeling, waaraan wordt toegevoegd een verslag zoals bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet.

Artikel 8. De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma´s verantwoorde lasten.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen.

Artikel 10. Activabeleid

Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiële vaste activa worden onderverdeeld in materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met alleen maatschappelijk nut.

Artikel 11. Grondslagen kostentoerekening

In artikel 11 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Op grond van lid 3 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

Artikel 12. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft.

Artikel 13. Verbonden Partijen

Alhoewel het deelnemen in een verbonden partij, gelet op artikel 160 van de GW een bevoegdheid van het college is heeft de raad expliciet kaderstellende voorwaarden bepaald voor het aangaan van dergelijke overeenkomsten. Dit mede gelet op de uitspraak van het 'uitoefenen van de publieke taak' die enkel door de raad kan worden gedaan.

Artikel 14. Paragrafen

In dit artikel worden de verplicht voorgeschreven paragrafen nader uitgewerkt. Per onderdeel is aangegeven bij welk product waarover en in welke vorm moet worden gerapporteerd.

Artikel 15. De financiële administratie

In artikel 15 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 16. De financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden. De door het college te stellen regels worden in (college)besluiten vastgelegd.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Dit artikel bevat bepalingen over de feitelijke datum inwerkingtreding en welke verordening vervalt.

Artikel 19. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.