Regeling vervallen per 01-07-2022

Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten

Geldend van 11-11-1999 t/m 30-06-2022 met terugwerkende kracht vanaf 27-09-1999

Intitulé

Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

gelet op de artikelen 13a en 13b van Wet Inschakeling Werkzoekenden;

Besluit:

vast te stellen de volgende 'Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten' met de daarbij behorende toelichting.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet REA: de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;

  • b.

    Wiw: de Wet inschakeling werkzoekenden;

  • c.

    Buf: het Besluit uitvoering en financiering Wet inschakeling werkzoekenden;

  • d.

    arbeidsgehandicapte: een persoon als bedoeld in artikel 2 en artikel 12 van de Wet REA;

  • e.

    subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget: een subsidie voor werkgevers als bedoeld in artikel 13b, eerste lid van de Wiw juncto artikel 7a van het Buf;

  • f.

    subsidie in de vorm van een pakket op maat: een subsidie voor werkgevers als bedoeld in artikel 13b, tweede lid van de Wiw juncto artikel 7b van het Buf;

  • g.

    subsidie voor werknemersvoorzieningen: een subsidie voor arbeidsgehandicapte werknemers als bedoeld in artikel 13a, derde lid van de Wiw juncto artikel 8b, 8c en 8d van het Buf;

  • h.

    subsidie voor voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking en op een proefplaats: een subsidie ten behoeve van arbeidsgehandicapten als bedoeld in artikel 13a, eerste lid van de Wiw juncto artikel 8a van het Buf;

  • i.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • j.

    dienstverband: een dienstbetrekking in de zin van artikel 1, eerste lid, onder p, van de wet REA, niet zijnde een Wiw-dienstbetrekking, aangegaan voor tenminste zes maanden;

  • k.

    Wiw-dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van artikel 1, eerste lid onder g van de Wiw;

  • l.

    proefplaats: een proefplaats in de zin van artikel 115, tweede en derde lid van de Algemene bijstandswet, artikel 38, tweede en derde lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 38, tweede en derde lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 2. Bevoegdheid van burgemeester en wethouders.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het nemen van besluiten over het verstrekken van subsidies op grond van de artikelen 13a en 13b Wiw en de daarop gebaseerde bepalingen in het Buf, met inachtneming van deze verordening.

Artikel 3. Plafond scholings- en activeringsbudget.

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidies die bekostigd worden uit het scholings- en activeringsbudget als bedoeld in artikel 14 en artikel 14a, eerste lid van het Buf.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks een budgetplafond vaststellen voor de overige uitgaven die bekostigd worden uit het scholings- en activeringsbudget als bedoeld in artikel 14 en 14a van het Buf.

  • 3. Aanvragen als bedoeld in het tweede lid kunnen worden geweigerd indien door het totaal van toezeggingen in dat jaar het budgetplafond is bereikt.

Artikel 4. Verdelen van de subsidie.

Het verdelen van het beschikbare budget als bedoeld in artikel 3 vindt plaats in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Een aanvraag wordt in deze volgorde opgenomen als zij volledig is.

Hoofdstuk 2. De aanvraag.

Artikel 5. De termijn van aanvraag.

Met uitzondering van de aanvragen waarvoor een wettelijke aanvraagtermijn geldt op grond van het bepaalde in artikel 7a, zesde lid en artikel 7b, tweede lid van het Buf worden de aanvragen voor subsidie binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband, de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats van de arbeidsgehandicapte bij burgemeester en wethouders ingediend.

Artikel 6. Gegevens bij de aanvraag.

  • 1. De werkgever verstrekt bij zijn aanvraag voor subsidie de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, woonplaats en sofinummer van de arbeidsgehandicapte;

    • b.

      een afschrift van de arbeidsovereenkomst met de arbeidsgehandicapte waaruit de aard, duur en omvang van het dienstverband blijkt;

    • c.

      gegevens waaruit blijkt op grond waarvan de arbeidsgehandicapte als zodanig wordt aangemerkt;

    • d.

      overige gegevens die burgemeester en wethouders nodig achten om te kunnen besluiten over de subsidieaanvraag.

  • 2. De werkgever verstrekt bij een aanvraag voor subsidie in de vorm van een pakket op maat, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens:

    • a.

      een verklaring omtrent het bestaan en de hoogte van een loonkostensubsidie die voor de arbeidsgehandicapte werknemer is ontvangen;

    • b.

      een gespecificeerde begroting met toelichting en onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 7b, eerste lid, onder a tot en met e van het Buf genoemde onderdelen.

  • 3. De werkgever verstrekt bij een aanvraag voor subsidie voor voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking en op een proefplaats, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens een gespecificeerde begroting met toelichting en onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 8a, tweede lid, onder a tot en met d van het Buf genoemde onderdelen.

  • 4. De arbeidsgehandicapte verstrekt bij zijn aanvraag voor subsidie voor werknemersvoorzieningen de volgende gegevens:

    • a.

      een afschrift van de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en omvang van het dienstverband blijkt;

    • b.

      gegevens waaruit blijkt op grond waarvan de arbeidsgehandicapte als zodanig wordt aangemerkt;

    • c.

      een onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 8b, eerste lid, onder a tot en met c van het Buf genoemde onderdelen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Hoofdstuk 3. Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen en weigeringsgronden.

Artikel 7. Geen subsidie voor algemeen gebruikelijke voorzieningen.

Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid van het Buf als de voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn.

Artikel 8. Geen subsidie bij geringe kosten.

Geen subsidie wordt verstrekt indien het totaal van de kosten van de voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd minder bedragen dan 1,85 maal het minimumloon per dag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c. van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 9. Op individu gerichte voorzieningen.

Een subsidie voor werknemersvoorzieningen en voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid onder a van het Buf wordt alleen toegekend indien de betreffende voorzieningen in overwegende mate op het individu zijn gericht.

Artikel 10. Hoogte van de subsidie.

  • 1. Een subsidie voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid en artikel 8b, onder a van het Buf is gelijk aan de werkelijke kosten van de voorzieningen, voor zover die naar het oordeel van burgemeester en wethouder noodzakelijk, sober en doelmatig zijn.

  • 2. Indien de werkelijke kosten van de voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd in de vorm van een pakket op maat hoger zijn dan f 50.000,-, kan bij de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag rekening worden gehouden met het bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever van de te treffen voorziening.

Artikel 11. Weigeren subsidie.

Met uitzondering van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget, kan de subsidie naast de in artikel 7a, derde lid van het Buf en artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • b.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het reïntegratiebeleid van de gemeente.

Hoofdstuk 4. Het beslissen op de aanvraag.

Artikel 12. Het besluit tot subsidieverstrekking.

  • 1. Voorafgaande aan het vaststellen van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget en in de vorm van een pakket op maat wordt een beschikking tot het verlenen van subsidie gegeven.

  • 2. Ten aanzien van subsidies voor respectievelijk werknemersvoorzieningen en voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking en op een proefplaats, stellen burgemeester en wethouders de subsidie vast zonder voorafgaande beschikking tot verlening van de subsidie.

Artikel 13. Beslistermijn.

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 5. Verplichtingen subsidieontvanger.

Artikel 14. Medewerking werkgever.

De werkgever verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats met de arbeidsgehandicapte in stand te houden.

Artikel 15. Medewerking arbeidsgehandicapte.

De arbeidsgehandicapte verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats met de werkgever in stand te houden.

Artikel 16. Toezicht en informatieplicht.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Subsidie op grond van deze verordening wordt verstrekt onder voorwaarde, dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 17. Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden.

  • 1. De subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan burgemeester en wethouders van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. Als feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval beschouwd wijzigingen in de aard, de duur en omvang van het dienstverband, Wiw-dienstbetrekking of proefplaats van de arbeidsgehandicapte.

Artikel 18. Bewaarplicht.

De subsidieontvanger bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen, tenminste gedurende drie jaar na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking voor controledoeleinden.

Hoofdstuk 6. Vaststellen van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget of een pakket op maat.

Artikel 19. De aanvraag tot vaststellen.

Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de werkgever bij burgemeester en wethouders een aanvraag tot het vaststellen van subsidie in binnen drie maanden na de afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 20. Gegevens bij de aanvraag tot vaststellen van de subsidie.

Bij de aanvraag tot vaststellen van de subsidie wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de datum van aanvang van het dienstverband;

  • b.

    indien van toepassing, de datum van beëindiging van het dienstverband, de reden daarvan en een overzicht van de aantoonbaar gemaakte kosten voor de arbeidsgehandicapte;

  • c.

    indien van toepassing, wijzigingen in de duur en omvang van het dienstverband gedurende de subsidieperiode en de datum waarop deze wijzigingen hebben plaatsgevonden.

Artikel 21. Aanvullende gegevens bij de aanvraag tot vaststellen subsidie in de vorm van een pakket op maat.

Bij de aanvraag van de beschikking tot vaststelling van de subsidie in de vorm van een pakket op maat worden, naast de in artikel 20 genoemde gegevens, eveneens de volgende stukken verstrekt:

  • a.

    een gespecificeerde rekening van de gemaakte kosten;

  • b.

    een overzicht van de verrichte activiteiten dan wel de getroffen voorzieningen.

Artikel 22. Vaststellen van de subsidie in de vorm van een pakket op maat.

De subsidie in de vorm van een pakket op maat kan, naast de gevallen vermeld in artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf en artikel 4:46, tweede en derde lid Awb, lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    is gebleken dat de subsidie voor andere activiteiten of voorzieningen is aangewend dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel toegekend;

  • b.

    de werkgever verkeert in staat van faillissement casu quo surseance van betaling.

Artikel 23. Beslistermijn vaststellen van de subsidie.

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor subsidievaststelling als bedoeld in artikel 19 binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. De aanvrager wordt daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 7. Betaling en bevoorschotting.

Artikel 24. Voorschotten subsidie pakket op maat.

Burgemeester en wethouders kunnen de werkgever voorschotten voor het pakket op maat verlenen tot maximaal 80% van het verstrekte subsidiebedrag.

Artikel 25. Loonkostensubsidie.

Een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 7b, lid 1, onder a wordt op verzoek van de werkgever in maandelijkse voorschotten verstrekt.

Artikel 26. Betalingstermijn.

Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald binnen zes weken na deze vaststelling.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 27. Zaken waarin de verordening niet voorziet.

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 28. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar afkondiging en werkt terug tot 1 juli 1998.

Artikel 29. Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening (re)integratie arbeidsgehandicapten".

Algemene toelichting

Wet op de (Re)integratie van arbeidsgehandicapten (REA)

Op 1 juli 1998 is de wet op de (re)integratie van

arbeidsgehandicapten (REA) in werking getreden. Gemeenten

krijgen met deze wet de beschikking over een aantal

instrumenten om de reïntegratie van arbeidsgehandicapten

te bevorderen.

Het gedeelte van de wet REA dat de taken en bevoegdheden

van gemeenten regelt, is opgenomen in de Wet inschakeling

werkzoekenden (Wiw). De Wiw is uitgebreid met een nieuwe

paragraaf 4, bestaande uit de artikelen 13a en 13b. Beide

bepalingen zijn nader uitgewerkt in het Besluit uitvoering

en financiering Wiw (Buf). Het Buf is daartoe uitgebreid.

De artikelen 13a en 13b van de Wiw en het Buf geven het

kader aan waarbinnen gemeenten hun taken moeten uitvoeren.

Het Buf kent de volgende reïntegratie-instrumenten:

1.Subsidie aan de werkgever in de vorm van een

plaatsingsbudget

De voorwaarden voor het verstrekken van een

plaatsingsbudget zijn in artikel 13b, eerste lid van de

Wiw en artikel 7a van het Buf geregeld. Het

plaatsingsbudget moet worden toegekend als de werkgever

voldoet aan de voorwaarden die in de Wiw en het Buf zijn

gesteld. De kosten van deze subsidie kunnen volledig

worden gedeclareerd bij het rijk. Aanvullende voorwaarden

in een gemeentelijke subsidieverordening zijn voor het

plaatsingsbudget niet mogelijk, wel zijn een aantal

procedurele bepalingen opgenomen om de eventuele

terugvordering bij de werkgever te regelen.

2.Subsidie aan de werkgever in de vorm van een pakket op

maat

Het pakket op maat (artikel 13b, tweede lid Wiw en artikel

7b Buf) kan bestaan uit:

a.een loonkostensubsidie ten bedrage van ten hoogste 33

1/3% van het overeengekomen bruto-loon per jaar,

gedurende maximaal drie jaar

b.een eenmalige trainings- en begeleidingssubsidie van

ten hoogste f 4.000,-

  • c.

    een subsidie voor de kosten van scholing

  • d.

    een subsidie voor de kosten, die voortvloeien uit

noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en

toewijzing van arbeid, de inrichting van

arbeidsplaatsen, de productie- en werkmethoden en de

bij arbeid te gebruiken hulpmiddelen, alsmede de kosten

die voortvloeien uit de aanpassing van de inrichting

van het bedrijf, voorzover de behoefte daaraan wordt

opgeroepen door de deelneming van de

arbeidsgehandicapte aan de werkzaamheden of het daarmee

samenhangende verblijf in het bedrijf

e.een subsidie voor kosten van andere voorzieningen tot

behoud, herstel of ter bevordering van de

arbeidsgeschiktheid dan de voorzieningen als bedoeld in

de onderdelen b. c. en d.

Voor het verstrekken van een subsidie in de vorm van een

pakket op maat kan de gemeente met toepassing van de Awb

een subsidieplafond en verdeelregels vaststellen. Deze

verordening voorziet daarin.

3.Werknemersvoorzieningen

De gemeente kan gedurende maximaal een jaar op aanvraag

werknemersvoorzieningen verstrekken (artikel 13 a, derde

lid Wiw en artikel 8b Buf). De voorzieningen worden in

natura of in geld verstrekt aan de arbeidsgehandicapte.

Deze werknemersvoorzieningen zijn:

a.niet algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen die

er toe strekken dat de arbeidsgehandicapte zijn

werkplek kan bereiken

Deze voorzieningen kunnen samenvallen met de

(leef)vervoersvoorzieningen die gemeenten verstrekken

aan gehandicapten op basis van de Wet voorzieningen

gehandicapten (WVG). De WVG is dan voorliggend. Ten

laste van het scholings- en activeringsbudget kunnen

uitsluitend de werkvervoersvoorzieningen worden vergoed.

b.noodzakelijke persoonlijke ondersteuning van de

arbeidsgehandicapte bij het verrichten van de hem

opgedragen taken, indien die ondersteuning een

compensatie vormt voor de specifiek met de handicap

samenhangende beperking

Deze persoonlijke ondersteuning, ook wel begeleid

werken of jobcoaching genoemd, wordt nader uitgewerkt

in artikel 8c van het Buf.

c.communicatievoorzieningen voor doven

Deze voorzieningen worden nader uitgewerkt in artikel

8d Buf: onder deze voorzieningen worden uitsluitend

verstaan een dovengebarentolk, een dovenschrijftolk of

een notitiemaker die zijn erkend door het Lisv.

Zowel ten aanzien van de persoonlijke ondersteuning als de

communicatievoorzieningen voor doven zijn in het Buf de

voorwaarden geregeld. Voor de vervoersvoorzieningen kan

nog nadere regelgeving volgen, maar hier is vooralsnog

vanaf gezien.

4.Voorzieningen voor het verrichten van arbeid in

Wiw-dienstbetrekking of op een proefplaats.

De gemeente kan op basis van artikel 13a, eerste lid Wiw

en artikel 8a Buf voorzieningen in natura of in geld

verstrekken voor het verrichten van arbeid in een

Wiw-dienstbetrekking of op een proefplaats. De

voorzieningen worden verstrekt aan de werkgever (in geval

van een Wiw-dienstbetrekking is dat de gemeente). Deze

voorzieningen zijn in ieder geval:

  • a.

    scholing, training en begeleiding van de werknemer

  • b.

    noodzakelijke aanpassingen van de samenstelling en

toewijzing van de arbeid

c.de inrichting van arbeidsplaatsen, de productie- en

werkmethoden en de bij de arbeid te gebruiken

hulpmiddelen

d.aanpassing van de inrichting van een bedrijf, voorzover

dit noodzakelijk is om bij dat bedrijf werkzaamheden te

verrichten.

Het kan hierbij zowel om werkgeversvoorzieningen gaan die

aan de werkplek zijn gebonden (bijvoorbeeld aangepast

meubilair) als om werknemersvoorzieningen die aan de

arbeidsgehandicapte gebonden zijn (bijvoorbeeld

werkvervoersvoorziening).

De werknemersvoorzieningen en de voorzieningen voor het

verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking of op een

proefplaats betreffen aanspraken van burgers. Daarom is in

artikel 13a, vierde lid Wiw met verwijzing naar artikel 3

Wiw bepaald dat gemeentebesturen bij verordening regels

moeten stellen voor het verstrekken van deze voorzieningen.

Deze verordening voorziet daarin.

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

De mogelijkheden voor gemeenten om nadere voorschriften te

stellen, worden niet alleen bepaald door de Wiw en het

daarop gebaseerde Buf, maar ook door de regels in de Awb

over subsidieverstrekking. De Awb bevat een groot aantal

dwingende voorschriften over subsidies. Van deze regels

mogen gemeenten niet afwijken. Daarnaast geeft de Awb ook

gangbare, aanvullende en facultatieve regels. In deze

verordening zijn de bepalingen opgenomen die gemeenten

kunnen stellen in aanvulling op de Wiw, het Buf en de Awb.

Voorzieningen in natura of in geld

Het Buf biedt de mogelijkheid de voorzieningen in geld of

in natura te verstrekken. In deze verordening wordt de

keuze gemaakt de verstrekkingen in geld te doen. Dit heeft

uitvoeringstechnisch grote voordelen. De gemeente

verstrekt de aanvrager een geldbedrag (subsidie) ter

hoogte van de werkelijke kosten van de aangevraagde

voorzieningen. Hierdoor is ook direct duidelijk welk

beslag er gelegd wordt op het beschikbare REA-budget. De

aangevraagde voorzieningen moeten dan natuurlijk wel

binnen de regelgeving van het Buf en het beleid van de

gemeente passen. Voorzieningen die in geld worden

verstrekt zijn subsidies in de zin van de Algemene wet

bestuursrecht, voorzieningen in natura zijn dat niet. In

deze verordening wordt consequent de term 'subsidie'

gebruikt. De subsidietitel van de Awb is van toepassing op

deze verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De definitie van arbeidsgehandicapte in deze verordening

betreft uitsluitend de arbeidsgehandicapten die onder de

doelgroep van de gemeente vallen, te weten

arbeidsgehandicapten die uitsluitend recht hebben op een

Abw-, IOAW- of IOAZ- uitkering en arbeidsgehandicapten met

een Wiw-dienstbetrekking.

De definitie van subsidie is niet de verordening opgenomen.

De reden hiervoor is dat de Awb in artikel 4:21 een

dwingende en algemeen geldende begripsomschrijving van

subsidie geeft. Op grond van artikel 4:21 is een subsidie:

"de aanspraak op financiële middelen, door een

bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde

activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling

voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten"

Artikel 2

De Wiw en het Buf dragen de uitvoering van de taken op aan

de gemeente (dit is de gemeenteraad). In dit artikel legt

de raad de bevoegdheid om over subsidieaanvragen te

beslissen neer bij burgemeester en wethouders.

Artikel 3

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de

aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald bedrag.

Hierdoor wordt een open-einde regeling voorkomen.

Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde

weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is

uitgeput, is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan

om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een

subsidieplafond wordt dit probleem opgelost.

Op basis van artikel 3, eerste lid stellen Burgemeester en

wethouders het subsidieplafond jaarlijks vast. Op grond

van artikel 4:25, tweede lid, Awb moeten subsidieaanvragen

worden afgewezen als de verstrekking zou leiden tot

overschrijding van het subsidieplafond. Het pakket op maat

en voorzieningen die worden verstrekt in geld zijn

subsidies in de zin van de Awb.

Voorzieningen in natura en toeleidingstrajecten (waaronder

de REA-beoordeling) zijn geen subsidies in de zin van de

Algemene wet bestuursrecht en vallen dus niet onder het

subsidieplafond. Daarom is in het tweede lid voor de

overige aanvragen geregeld dat hier een budgetplafond voor

kan worden vastgesteld. In het derde lid is opgenomen dat

ook de overige aanvragen (niet-subsidies) kunnen worden

geweigerd als daarmee het budgetplafond wordt overschreden.

Het opnemen van het tweede en het derde lid, heeft tot

gevolg dat zowel aanvragen voor subsidies en

toeleidingstrajecten (waaronder de REA-beoordeling) kunnen

worden geweigerd als het vastgestelde budget wordt

overschreden.

Omdat de gemeente de kosten van de subsidie in de vorm van

een plaatsingsbudget volledig bij het Ministerie kan

declareren, loopt zij bij deze subsidie geen enkel

financieel risico. Om deze reden hoeft voor deze subsidie

geen subsidieplafond te worden vastgesteld.

Het subsidieplafond en het budgetplafond is gelijk aan het

bedrag dat op de begroting voor de desbetreffende taak is

gereserveerd. Het vaststellen van een plafond is dus een

louter administratieve aangelegenheid die door

burgemeester en wethouders kan worden verricht. Het

subsidieplafond moet vóór het begin van de periode

waarvoor het geldt worden bekendgemaakt (artikel 4:27 lid

1 Awb). In deze verordening wordt gekozen voor de periode

van een begrotingsjaar. Dit sluit aan bij de periode

waarvoor het scholings- en activeringsbudget door het rijk

wordt verstrekt. Op grond van artikel 4:34, eerste lid Abw

kan een subsidie worden verleend ten laste van een

begroting die nog niet is goedgekeurd of vastgesteld onder

de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden

gesteld (begrotingsvoorbehoud).

Bij het vaststellen van het REA-subsidieplafond moet het

beschikbare REA-budget worden verminderd met het verplicht

besteedbare deel bij Arbeidsvoorziening, dit deel kan

immers niet aan subsidies worden uitgegeven. Om deze reden

wordt in artikel 3, eerste lid verwezen naar artikel 14a,

eerste lid Buf. Het tweede lid van artikel 14a gaat immers

over de verplichte inkoop bij Arbeidsvoorziening. Het is

wel mogelijk een deel van het Wiw-scholings- en

activeringsfonds te gebruiken voor subsidies op grond van

de wet REA. Het plafond kan dus hoger worden vastgesteld

dan het vrij besteedbare REA-budget. Om deze reden is aan

artikel 3, eerste lid ook een verwijzing naar artikel 14

van het Buf opgenomen.

Het budgetplafond in het tweede en derde lid is van

toepassing op het totale scholings- en activeringsbudget,

daarom wordt verwezen naar artikel 14a en 14 van het Buf.

Ook hier is de verwijzing opgenomen naar artikel 14 van

het Buf (totale WIW-scholings- en activeringsbudget).

Artikel 4

Artikel 4:26, tweede lid, Awb schrijft voor dat als een

subsidieplafond wordt vastgesteld, op hetzelfde moment ook

de wijze van verdeling moet worden vermeld. Artikel 4

geeft deze verdeelregel. Omdat subsidies gedurende het

gehele begrotingsjaar kunnen worden aangevraagd, geldt als

verdeelcriterium: "wie het eerst komt, die het eerst maalt"

De keuze voor deze verdeling is gemaakt om het beschikbare

budget volledig te kunnen verdelen en het risico van

terugvordering door het Rijk te beperken.

Artikel 5

In artikel 7a, zesde lid van het Buf staat dat een

aanvraag voor subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget

niet in behandeling wordt genomen als de werkgever deze

aanvraag later dan vier weken na aanvang van het

dienstverband indient. In artikel 7b, tweede lid van het

Buf staat dat een aanvraag voor subsidie in de vorm van

een pakket op maat in het geval dat reeds een subsidie in

de vorm van een plaatsingsbudget is verstrekt, uiterlijk

binnen 13 weken na de verstrekking van het

plaatsingsbudget moet zijn ingediend. Voor het overige

worden zowel in de Wiw als in het Buf geen termijnen

genoemd waarbinnen de subsidieaanvragen moeten zijn

ingediend.

Om die reden wordt in artikel 5 een regeling gegeven voor

de aanvraagtermijn van de overige subsidies. Dit artikel

bepaalt dat deze aanvragen binnen twee maanden na aanvang

van het dienstverband respectievelijk de

Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats van de

arbeidsgehandicapte moeten worden ingediend. Met deze

termijn wordt aangesloten bij de termijn die ook door

Arbeidsvoorziening en het Lisv worden gehanteerd. Dit

heeft als voordeel dat de werkgever met gelijke termijnen

te maken heeft.

Artikel 6

Bij de gegevens die bij de aanvraag verstrekt worden,

wordt een onderscheid gemaakt tussen gegevens die een

werkgever moet verstrekken en gegevens die een

arbeidsgehandicapte moet verstrekken. De

arbeidsgehandicapte dient de aanvraag voor

werknemersvoorzieningen in, alle overige aanvragen

gebeuren door de werkgever.

In beide gevallen is bepaald dat bij de aanvraag de

gegevens waaruit blijkt dat betrokkene arbeidsgehandicapte

is, moeten worden overhandigd. Deze bepaling is opgenomen

om enerzijds zeker te kunnen stellen dat de

arbeidsgehandicapte instemt met de aanvraag en anderzijds

omdat het recht op voorzieningen pas ontstaat als

vaststaat dat sprake is van een arbeidshandicap.

Bij de in artikel 6, eerste lid onder d, bedoelde gegevens

kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aantal uren dat

gewerkt gaat worden. Als de gemeente in beleidsregels

vastlegt dat alleen subsidie wordt verstrekt voor

dienstverbanden van bijvoorbeeld minimaal 8 uur per week,

biedt dit artikel de grond waarop deze gegevens kunnen

worden opgevraagd. Overigens kan voor het plaatsingsbudget

geen enkele aanvullende voorwaarde gesteld worden.

Bovendien wordt in artikel 6 geregeld dat per type

subsidie specifieke gegevens verstrekt moeten worden. Deze

specifieke gegevens heeft de gemeente nodig om te kunnen

beoordelen of de aanvrager voor subsidie in aanmerking

komt, gelet op de bepalingen in de Wiw en het Buf, en om

te hoogte van de subsidie te kunnen vaststellen.

Aangezien een loonkostensubsidie onderdeel kan uitmaken

van een pakket op maat is in het tweede lid bepaald dat de

werkgever een verklaring omtrent het bestaan en de hoogte

van een loonkostensubsidie voor dezelfde

arbeidsgehandicapte moet overhandigen. Op deze manier kan

dubbele subsidiëring worden voorkomen.

De in het vierde lid gevraagde onderbouwing betreft een

nadere toelichting van de arbeidsgehandicapte op de

noodzaak van de aangevraagde werknemersvoorziening(en).

Artikelen 7 tot en met 11

Deze artikelen bevatten de voorwaarden waaraan de

aanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te

komen. Door het opnemen van deze voorwaarden in de

verordening, worden de voorwaarden die de gemeente stelt

aan de verschillende subsidievormen min of meer gelijk aan

de voorwaarden van de twee andere instanties die belast

zijn met de (re)integratie van arbeidsgehandicapten

(Arbeidsvoorziening en het Lisv).

Bij het opstellen van de voorwaarden is dan ook gekeken

naar het Reïntegratie-instrumenten-besluit Wet REA (

Staatsblad 1998, 293). In dit Besluit worden nadere regels

gesteld ten aanzien van de uitvoering van de Wet REA door

het Lisv.

De voorwaarden vormen een aanvulling op de voorwaarden die

in het Buf ten aanzien van de verschillende subsidievormen

worden gesteld en gelden niet voor het plaatsingsbudget.

Artikel 7

Artikel 7 bepaalt dat geen subsidie wordt verleend voor de

kosten van voorzieningen als deze voorzieningen algemeen

gebruikelijk zijn. Een soortgelijke bepaling is opgenomen

in het Reïntegratie-instrumentenbesluit voor het Lisv

(Staatsblad 293) en voor Arbeidsvoorziening (Staatsblad

291) en in de WVG-modelverordening. Het is immers niet de

bedoeling dat kosten of diensten worden vergoed uit het

REA-budget die door de meeste mensen (in een bepaalde

bedrijfstak) worden aangeschaft of gebruikt. Dit artikel

is aanvullend op de regelgeving in het Buf en zal vooral

van belang zijn voor scholing en voorzieningen waarvoor in

het Buf geen nadere regels zijn gesteld.

Artikel 8

Artikel 8 bepaalt dat geen subsidie wordt verstrekt bij

geringe kosten van de aangevraagde voorzieningen. Hiermee

wordt voorkomen dat onevenredig hoge uitvoeringskosten

moeten worden gemaakt bij het verstrekken van

'kruimelsubsidies'. De ondergrens van 1,85 maal het

minimumloon per dag, is overgenomen uit het

Re‹ntegratie-instrumenten-besluit Wet REA (Staatsblad 1998,

293). Deze rekenmethode sluit hiermee aan bij die van het

Lisv en het CBA.

Gekozen is voor het totaal van de kosten van de

aangevraagde voorzieningen. Als een aanvrager meerdere

aanvragen doet die gezamenlijk wel, maar individueel niet,

boven het drempelbedrag uitkomen, worden die aanvragen op

grond van dit artikel wel gehonoreerd.

Artikel 9

Artikel 9 benadrukt dat de werknemersvoorzieningen en

scholing, training en begeleiding van de

arbeidsgehandicapte in een Wiw-dienstbetrekking of op een

proefplaats op het individu gericht moeten zijn. Deze

bepaling is opgenomen omdat het niet in de rede ligt

voorzieningen toe te kennen waarvan niet vaststaat wie de

gebruiker hiervan zal worden. Daarnaast wordt met deze

bepaling aangegeven dat bij de toekenning van

voorzieningen zoveel mogelijk rekening moet worden

gehouden met de specifieke belemmeringen die de

arbeidsgehandicapte vanwege ziekte of gebrek ondervindt en

dat hij een zoveel mogelijk op zijn situatie afgestemde

voorziening krijgt toegekend.

Voor werkgeverssubsidies wordt deze voorwaarde niet

gesteld, omdat het hier ook kan gaan om grote aanpassingen

in het bedrijf (bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijk maken

van een gebouw). In artikel 10, tweede lid van de

verordening is bepaald dat de gemeente bij een pakket op

maat hoger dan f 50.000,- rekening kan houden met het

bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever.

Artikel 10

In artikel 10 wordt bepaald dat de werkelijke kosten van

de voorzieningen als scholing, aanpassing van de werkplek

en vervoersvoorzieningen 100% vergoed worden, als deze

naar het oordeel van burgemeester en wethouders

noodzakelijk, sober en doelmatig zijn. Ook bij het Lisv en

het CBA geldt het uitgangspunt van 100% kostenvergoeding.

Voor de overige subsidies zoals de loonkostensubsidie, de

eenmalige trainings- en begeleidingssubsidie, de

persoonlijke ondersteuning en de communicatievoorzieningen

voor doven zijn in het Buf al nadere regels gesteld ten

aanzien van de maximale vergoeding.

Voor een pakket op maat geldt dat de gemeente vanaf een

subsidie van f 50.000,- rekening kan houden met het

bedrijfseconomisch voordeel van de werkgever. Artikel 10,

tweede lid bepaalt dat indien de werkelijke kosten van de

voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd in de

vorm van een pakket op maat hoger zijn dan f 50.000,-, bij

de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag rekening

kan worden gehouden met het bedrijfseconomisch voordeel

voor de werkgever van de te treffen voorziening. Deze

bepaling is overgenomen uit het Reïntegratie

instrumenten-besluit Wet REA en geldt eveneens voor het

Lisv en Arbeidsvoorziening.

Artikel 11

In artikel 7a, derde lid van het Buf staat dat de gemeente

de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget geheel of

gedeeltelijk kan weigeren als de subsidie wordt

aangevraagd voor een arbeidsgehandicapte voor wie de

werkgever reeds eerder subsidie op grond van de wet REA of

een plaatsingsbudget of pakket op maat op grond van de Wiw

of de Arbeidsvoorzieningswet heeft ontvangen. De

verwijzing naar deze weigeringsgrond is in deze

verordening opgenomen, zodat de gemeente ook een aanvraag

voor andere subsidies op deze grond kan weigeren.

Ook de Awb bevat een aantal weigeringsgronden in artikel 4:

25 (overschrijding subsidieplafond).

In artikel 4:35 lid 1 en lid 2.

In aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat

artikel 11 nog twee gronden om de subsidie te weigeren.

Beide gronden verwijzen naar het gemeentelijk beleid

inzake de (re)integratie van arbeidsgehandicapten.

De aanvullende weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel

11 gelden niet voor het plaatsingsbudget.

Artikel 12

Op grond van de Awb vindt de verstrekking van subsidies in

beginsel in twee stappen plaats. De eerste stap is het

besluit tot verlenen van de subsidie, de tweede stap is

het besluit tot vaststellen van de subsidie.

Het is mogelijk om de eerste stap (de subsidieverlening)

over te slaan. In die gevallen wordt het definitieve

bedrag van de subsidie direct vastgesteld.

Het voordeel van het direct vaststellen van de subsidie is

besparing van de werklast voor zowel de gemeente als de

subsidieaanvrager. De aanvraag en de bijgevoegde gegevens

hoeven slechts één keer door de subsidieontvanger

ingediend en door de gemeente gecontroleerd te worden.

Een nadeel van het direct vaststellen van het

subsidiebedrag is het feit dat het verstrekte

subsidiebedrag minder gemakkelijk is terug te vorderen als

blijkt dat de subsidieontvanger zich niet gehouden heeft

aan de subsidievoorwaarden. De gronden voor intrekking van

het besluit tot vaststelling van de subsidie zijn

beperkter dan bij het besluit tot subsidieverlening.

In artikel 12 wordt ervoor gekozen de verstrekking van de

subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget en een pakket

op maat in twee stappen te laten plaatsvinden, terwijl bij

de overige subsidies de verstrekking in ‚‚n stap geschiedt.

De reden dat in deze verordening alleen voor het

plaatsingsbudget en het pakket op maat is gekozen voor

twee stappen is dat het bij de subsidie in de vorm van een

pakket op maat om relatief grote bedragen kan gaan,

waarbij gemeenten de meerkosten ten opzichte van het

vastgestelde basisbedrag voor hun rekening moeten nemen.

Bij het plaatsingsbudget heeft deze bepaling het voordeel

dat ten onrechte uitgekeerde subsidie makkelijker

teruggevorderd kan worden. Op basis van artikel 7a, vierde

en vijfde lid van het Buf moet de gemeente deze ten

onrechte verstrekte subsidie immers terugvorderen.

In het tweede lid is bepaald dat de subsidie voor de

kosten van de overige voorzieningen direct vastgesteld kan

worden, zonder voorafgaande beschikking tot verlening.

Aangezien de kosten van voorzieningen voorafgaand aan de

subsidieverlening bekend zijn, kan hiermee een dubbele

administratieve handeling worden voorkomen en kan het

definitieve subsidiebedrag direct na de aanvraag

vastgesteld worden.

Artikel 13

Aangezien in de Wiw en het Buf geen beslistermijnen staan

vermeld, zijn deze in dit artikel alsnog opgenomen. De

beslistermijn van 8 weken sluit aan bij de termijnen in de

Algemene wet bestuursrecht (redelijke termijn).

Artikelen 14 tot en met 18

In deze artikelen zijn de verplichtingen van de

subsidieontvanger geregeld, zoals de informatieplicht, de

meldingsplicht en de bewaarplicht.

Artikel 16

Dit artikel regelt het toezicht van de gemeente en de

informatieplicht van de subsidieontvanger. De gemeente

moet dan op grond van artikel 5:11 van de Awb een

toezichthouder aanwijzen voor de handhaving en het

toezicht. In het tweede lid van dit artikel is de

medewerkingsplicht van de subsidieontvanger opgenomen, om

te verzekeren dat tegen niet-medewerking kan worden

opgetreden door de subsidie lager vast te stellen.

In artikel 5:11 en verder van de Awb staan de bevoegdheden

van toezichthouders vermeld.

Artikelen 19 tot en met 23

Hoofdstuk 6 heeft betrekking op de tweede stap in het

proces van subsidieverstrekking: het vaststellen van de

subsidie.

In deze verordening geldt dit alleen voor het

plaatsingsbudget en het pakket op maat omdat in artikel 12,

tweede lid is bepaald dat de subsidies voor de overige

voorzieningen direct worden vastgesteld.

Artikel 19

Artikel 19 bepaalt dat de werkgever binnen drie maanden na

afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend,

de aanvraag voor het vaststellen van de subsidie indient.

Artikel 20

Artikel 20 bepaalt welke gegevens de werkgever moet

overhandigen bij de aanvraag tot vaststellen van de

subsidie. Dit zijn in ieder geval gegevens over de duur en

omvang van het dienstverband en bij voortijdige

be‰indiging van het dienstverband de aantoonbaar gemaakte

kosten, om de hoogte van de subsidie vast te kunnen

stellen.

Artikel 21

In artikel 21 wordt geregeld welke gegevens de werkgever

aanvullend moet verstrekken bij een subsidie in de vorm

van een pakket op maat.

Artikel 22

Artikel 22 geeft aan in welke gevallen de subsidie in de

vorm van een pakket op maat lager wordt vastgesteld dan de

subsidieverlening, waardoor de werkgever het

overeenkomstige bedrag moet teruggeven als de gemeente een

voorschot heeft verstrekt.

Bij een plaatsingsbudget geldt altijd dat de subsidie

vooraf is verstrekt en kan alleen op basis van artikel 7a,

vierde en vijfde lid van het Buf de subsidie lager worden

vastgesteld. De werkgever moet het subsidiebedrag dat ten

onrechte is uitgekeerd teruggeven aan de gemeente. Het ten

onrechte uitgekeerde subsidiebedrag wordt bij de gemeente

teruggevorderd door het rijk.

Artikel 4:46, lid 2 en 3 Awb bevatten ook gronden om een

subsidie lager vast te stellen. Op grond van lid 2 kan

subsidie lager worden vastgesteld indien:

a.de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of

niet geheel hebben plaatsgevonden;

b.de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de

subsidie verbonden voorwaarden;

c.de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens

heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of

volledige gegevens tot een andere beschikking op de

aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

d.de subsidieverlening anderszins onjuist was en de

subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Het derde lid van artikel 4:46 luidt: "Voorzover het

bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke

kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend,

worden kosten die in redelijkheid als niet noodzakelijk

kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de

subsidie niet in aanmerking genomen".

De gemeente stelt dus op basis van artikel 22 van de

verordening de subsidie vast.

Artikel 23

Op basis van artikel 23 beslist de gemeente binnen acht

weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 24

In artikel 24 is bepaald dat de gemeente de werkgever

voorschotten kan verstrekken voor het pakket op maat.

Ten aanzien van het plaatsingsbudget is in de Wiw en het

Buf al geregeld dat deze subsidie in jaarlijkse tranches

vooraf wordt verstrekt. Voor de overige subsidies is

bevoorschotting niet nodig, omdat die op grond van artikel

12, tweede lid direct worden vastgesteld en op grond van

artikel 26 binnen zes weken worden betaald.

Ten aanzien van het pakket op maat kan de gemeente

besluiten voorschotten te verstrekken tot een bepaald

percentage van het verleende subsidiebedrag. In deze

verordening is gekozen voor 80% omdat dit aansluit bij de

bevoorschotting van Arbeidsvoorziening bij het pakket op

maat.

Als de gemeente voorschotten verstrekt, moet dit op grond

van artikel 4:45 Abw bij de beschikking tot verlenen

worden meegedeeld.

Artikel 25

In artikel 25 is bepaald dat de loonkostensubsidie als

onderdeel van het pakket op maat op verzoek van de

werkgever altijd in maandelijkse voorschotten wordt

verstrekt.

Artikel 26

Artikel 26 regelt dat het resterende subsidiebedrag binnen

zes weken na de vaststelling wordt betaald. Op grond van

artikel 4:52 van de Abw worden de voorschotten verrekend

met het definitieve subsidiebedrag.

Artikel 27

Artikel 27 is bedoeld om eventuele lacunes in de

verordening op te kunnen vangen. De bepaling is

uitdrukkelijk niet bedoeld als een hardheidsclausule.

Artikel 28

In artikel 28 is de datum van inwerkingtreding bepaald.

Verder is bepaald dat aanvragen die sinds 1 juli 1998

(datum inwerkingtreding Wet Rea) bij de gemeente zijn

ingediend onder de werking van deze verordening vallen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

27 september 1999.

de voorzitter,

de secretaris