Regeling vervallen per 01-10-2009

Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen Tilburg 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 30-09-2009

Intitulé

Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen Tilburg 2008

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de Verordening dwangsom wegens niet tijdig beslissen Tilburg.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    een beschikking op aanvraag: een beschikking op aanvraag, alsmede een beslissing op bezwaar als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht;

  • 2.

    bestuursorgaan: een bestuursorgaan van de gemeente Tilburg;

  • 3.

    tijdig: het geven van een beschikking op aanvraag binnen de termijnen die daarvoor gelden op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een ander wettelijk voorschrift, een en ander met inachtneming van de toepasselijke uitzonderings-, verdagings-, verschonings-, of opschortingsgronden.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op de volgende besluiten:

  • a.

    De milieuvergunningen krachtens de Wet Milieubeheer;

  • b.

    De horecavergunning krachtens de Drank- en Horecawet;

  • c.

    De kapvergunning krachtens de Bomenverordening Tilburg 2000.;

  • d.

    De vergunning voor het gebruik van gemeentegrond bij bouwactiviteiten krachtens de APV;

  • e.

    De evenementenvergunning krachtens de APV;

  • f.

    De incidentele subsidies uit stelposten krachtens de Algemene subsidieverordening 1998 ;

  • g.

    beslissingen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten genoemd onder a t/m f.

Artikel 3. Voorwaarden dwangsom

  • 1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.

  • 2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30,- per dag en de overige dagen € 40,- per dag.

  • 3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.

  • 4. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.

  • 5. Geen dwangsom is verschuldigd indien:

    • a.

      de aanvrager geen belanghebbende is, of

    • b.

      de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

  • 6. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.

Artikel 4. Vaststellen dwangsom

  • 1. Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.

  • 2. De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 5. Gelijkstelling aanvrager met indiener bezwaar

Indien door een ander dan de aanvrager bezwaar is gemaakt tegen een beschikking op aanvraag, wordt de aanvrager voor de toepassing van de artikelen 1 en 3 gelijkgesteld met de indiener van het bezwaarschrift.

Artikel 6. Overgangsrecht

Deze verordening is niet van toepassing op het niet tijdig beslissen op een aanvraag die of een bezwaarschrift dat is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen Tilburg 2008.

Toelichting Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen

Algemeen

Op 29 mei 2007 heeft het college besloten om te anticiperen op de wettelijke invoering van de dwangsomverplichting wegens niet tijdig beslissen door een beperkt aantal beschikkingen op aanvraag vanaf 1 januari 2008 onder de werking van een dergelijke verplichting te brengen. Daarmee wordt aangesloten bij het initiatiefwetsvoorstel Wolfsen en Luchtenveld (kamerstukken 29.934) dat beoogt bij niet-naleving door de overheid van beslistermijnen, een dwangsom ten laste van de overheid op te leggen. Tevens sluit dit aan op een eerder dit jaar door de SP ingediend initiatiefvoorstel om ook vooruitlopend op deze wet tot een dwangsomverplichting over te gaan.

Op 18 juni 2007 is dit voornemen besproken met de commissie Modern bestuur die in meerderheid akkoord ging met deze benadering.

Middels deze verordening wordt voor een zestal onderwerpen de gemeentelijke besluitvorming welke plaats vindt op aanvraag of naar aanleiding van bezwaar van de burger onderworpen aan het nieuwe dwangsomsysteem, welke is gebaseerd op het initiatief wetsontwerp Wolfsen en Luchtenveld.

Voor zover het mogelijk was, is daarbij aangesloten bij het wetsontwerp.

De verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat een drietal begripsbepalingen. Door deze begripsbepalingen wordt tevens voor een belangrijk deel de reikwijdte van onderliggende verordening vastgesteld.

Een dwangsom kan worden verzocht bij niet tijdig beslissen op een beschikking op aanvraag, maar ook bij het niet tijdig beslissen op een bezwaarschrift (onderdeel 1).

Indien een bestuursorgaan een besluit heeft genomen en daartegen bezwaar is ingediend, dan dient een bestuursorgaan op het bezwaarschrift tijdig te beslissen. Indien het bestuursorgaan dit nalaat, dan kan ook voor wat betreft het bezwaarschrift een dwangsomverzoek worden ingediend.

Zo is deze verordening van toepassing op alle bestuursorganen van de gemeente Tilburg (onderdeel 2) voor zover deze bevoegd zijn krachtens de desbetreffende regeling te beslissen.

Ten slotte wordt in artikel 1 het begrip “tijdig” gedefinieerd (onderdeel 3). Een beschikking op aanvraag alsmede een beslissing op bezwaar moet door een bestuursorgaan tijdig worden gegeven. Tijdig is in dit geval, binnen de termijnen die daarvoor gelden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) of een ander wettelijk voorschrift. Bij een ander wettelijk voorschrift kan worden gedacht aan termijnen in een verordening zoals de Algemene Plaatselijke Verordening Tilburg.

Indien er in de Awb of andere wettelijk voorschriften uitzonderings-, verdagings-, verschonings- of opschortingsgronden staan, dan worden deze in acht genomen.

Artikel 2

Vooruitlopend op een gemeentebrede invoering van de dwangsomverplichting op het moment dat de daartoe strekkende wet in werking treedt zal in Tilburg voor een zestal typen "beschikkingen op aanvraag" worden gestart met deze onder de dwangsomverplichting te brengen. Aan de hand hiervan worden leerervaringen opgedaan. Het treffen van maatregelen gericht op het voorkomen van het "niet tijdig beslissen" staat daarbij voorop.

Artikel 3

Artikel 3 bevat de kern van de eigenlijke dwangsomregeling. Het regelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom. Zoals in artikel 1 van deze toelichting is uiteengezet, is de regeling alleen van toepassing op beschikkingen op aanvraag en op beslissingen op bezwaar.

Eerste lid

Het eerste lid regelt dat indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven het bestuursorgaan een dwangsom verbeurt. De dwangsom geldt voor elke dag dat het bestuursorgaan in gebreke is om te beslissen, met dien verstande dat de termijn ten hoogste 42 dagen bedraagt (zie toelichting bij het tweede lid). Voordat “de teller” begint te lopen is het echter wel noodzakelijk dat de aanvrager het bestuursorgaan in gebreke stelt (zie toelichting bij het derde lid).

Bij het berekenen van de dwangsom wordt geen onderscheid gemaakt tussen werkdagen en weekenddagen of feestdagen, ook niet aan het einde van de gestelde periode. Daarom is de Algemene termijnenwet niet van toepassing op de termijn van 42 dagen.

Tweede lid

In het tweede lid is de dwangsomregeling met “glijdende schaal” geïntroduceerd. De dwangsom loopt niet gelijkmatig op, maar het bedrag per dag na iedere week dat door het bestuursorgaan geen beschikking is genomen wordt verhoogd wordt, met een maximum van € 1.260,-.

De dwangsom bedraagt de eerste 14 dagen € 20,- er dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30,- er dag en de overige dagen € 40,- per dag.

Achterliggende gedachte om te kiezen voor een glijdende schaal is dat bestuursorganen nog beter geprikkeld zullen worden om tijdig of, althans met een zo kort mogelijke termijnoverschrijding beslissingen te nemen.

Derde lid

Om aanspraak te kunnen maken op de dwangsom, moet de aanvrager het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke stellen. Daarbij dient hij het bestuursorgaan nog enige tijd te gunnen om alsnog te beslissen, anders heeft de ingebrekestelling immers geen zin.

Ter wille van de duidelijkheid is deze termijn in het derde lid gefixeerd op twee weken. De termijn van twee weken vangt aan op de dag na die waarop de ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.

Indien het bestuursorgaan bijvoorbeeld op maandag 2 augustus een ingebrekestelling ontvangt, is de eerste dag van de termijn dinsdag 3 augustus. De laatste dag van de termijn is dan maandag 16 augustus, zodat op dinsdag 17 augustus voor de eerste keer de dwangsom wordt verbeurd, indien nog steeds geen besluit is genomen.

De ingebrekestelling moet schriftelijk gebeuren. De wijze van verzending van de ingebrekestelling is aan de aanvrager overgelaten. Als de aanvrager alle onduidelijkheid over het tijdstip van ontvangst door het bestuursorgaan wil uitsluiten, kan hij bijvoorbeeld kiezen voor aangetekende verzending met ontvangstbevestiging. Mogelijk is ook dat de aanvrager zelf de ingebrekestelling bij het bestuursorgaan aflevert en daar een schriftelijke ontvangstbevestiging krijgt. Zo kunnen latere bewijsproblemen worden voorkomen.

Vierde lid

Deze bepaling stelt buiten twijfel dat de dwangsom doorloopt indien de aanvrager tevens bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen niet tijdig beslissen. Weliswaar is het bestuursorgaan gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is, niet wettelijk verplicht een (primair) besluit op de aanvraag te nemen, maar deze uitzondering is uitsluitend gemaakt om het bestuursorgaan de keuze te bieden om de beslissing al of niet te incorporeren in de beslissing op bezwaar, en niet om extra uitstel te bewerkstelligen. De dwangsom eindigt uiteraard wel in het geval een bestuursorgaan niet langer verplicht is om een primair besluit op de aanvraag te nemen omdat de beslissing op de aanvraag reeds is vervat in de beslissing op het ingestelde bezwaar.

Het komt wel voor dat een bestuursorgaan dat in gebreke is tijdig een primaire beschikking te nemen op een aanvraag, opnieuw in gebreke is bij het tijdig beslissen op een daartegen ingesteld bezwaar. In dat geval kan het bestuursorgaan uit hoofde van deze regeling niet alleen een dwangsom verschuldigd zijn wegens het uitblijven van de primaire beschikking, maar daarnaast opnieuw wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Voor dat laatste is dan wel opnieuw een ingebrekestelling vereist.

Vijfde lid

Het vijfde lid geeft een aantal uitzonderingen op de dwangsomregeling.

Er is geen dwangsom verschuldigd indien de aanvrager geen belanghebbende is in de zin van de Awb is (onderdeel a).

Ten slotte is geen dwangsom verschuldigd indien de aanvraag (of het bezwaar) kennelijk niet-ontvankelijk is of kennelijk ongegrond (onderdeel b). Wie huur-subsidie aanvraagt terwijl hij in een koophuis woont, ontvangt geen dwangsom als het bestuursorgaan daar te laat achter komt. Het is immers niet de bedoeling dat de dwangsomregeling tot gevolg heeft dat het lucratief wordt om maar zoveel mogelijk beschikkingen aan te vragen en bezwaren in te dienen in de hoop dat er zo hier en daar wel een – met dit soort aanvragen en bezwaren overladen – bestuursorgaan niet tijdig zal kunnen beslissen. Ook deze bepaling strekt er vooral toe misbruik te voorkomen.

Zesde lid

In het – overigens zeldzame – geval dat een aanvraag door meer dan één aanvrager is ingediend, wordt de dwangsom niet evenzoveel keer uitgekeerd, doch evenredig over de aanvragers verdeeld. Per beschikking zal dus in elk geval nooit meer dan eenmaal de maximale dwangsom van het eerste lid verschuldigd zijn.

Voor de goede orde: deze bepaling heeft dus niet betrekking op de situatie dat er meerdere aanvragers zijn die elk – min of meer gelijktijdig – een eigen en dus afzonderlijke aanvraag hebben ingediend, bijvoorbeeld een aanvraag om een financiële bijdrage uit een bepaalde subsidiepot.

In dat geval moet immers op elke aanvraag afzonderlijk worden beschikt en geldt dus ook voor elk van die beschikkingen afzonderlijk dat een dwangsom verschuldigd kan zijn. Slechts indien er meerdere aanvragers samen één aanvraag indienen zal er sprake zijn van het verdelen van de dwangsom. Dit geldt ook als het gaat om bezwaarschriften.

Artikel 4

Eerste lid

Het bestuursorgaan moet de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom eigener beweging bij beschikking vaststellen. Wanneer het bestuursorgaan alsnog een beschikking heeft genomen op de aanvraag of op het bezwaar, zal het de hoogte van de dwangsom in veel gevallen tegelijk met die beschikking kunnen vaststellen en bekend maken. Is dit niet mogelijk, dan zal het dit in elk geval moeten doen binnen twee weken na de dag waarop de alsnog genomen beschikking aan de aanvrager is verzonden. Die dag is immers de laatste dag waarover in dat geval de dwangsom verschuldigd is, tenzij al eerder het maximumbedrag van € 1260 werd bereikt. In dat laatste geval moet de vaststellingsbeschikking genomen worden binnen twee weken na de dag waarop het maximum is bereikt.

Tweede lid

De termijn waarbinnen betaald moet worden is gesteld op zes weken. De lengte van de betalingstermijn is daarmee gelijk aan die voor het instellen van bezwaar of beroep in artikel 6:7 Awb.

De betaling moet binnen de gestelde termijn geschieden. Bij overschrijving op een bank- of girorekening betekent dit, overeenkomstig hetgeen ook in het privaatrecht geldt, dat tijdig is betaald indien het verschuldigde bedrag binnen de termijn op de rekening van de aanvrager is bijgeschreven.

Indien de aanvrager het niet eens is met de berekening van de hoogte van de dwangsom, kan hij daartegen op de normale wijze bezwaar of beroep instellen.

Artikel 5

Dit artikel ziet op de situatie dat een derde-belanghebbende een bezwaarschrift heeft ingediend tegen een besluit dat op aanvraag is genomen, maar de aanvrager van dat besluit niet. In die situatie heeft niet alleen de derde-belanghebbende, maar ook de oorspronkelijke aanvrager een wettelijk te erkennen belang bij een tijdige beslissing op het bezwaar.

Dit artikel waarborgt daarom dat in dat geval ook de oorspronkelijke aanvrager het recht heeft om het bestuursorgaan in gebreke te stellen.

Artikel 6

Als overgangsregeling is bepaald dat de dwangsomregeling alleen van toepassing zal zijn voor beslissingen op aanvragen en op bezwaarschriften die na het toepasselijke tijdstip van inwerkingtreding zijn ingediend en dus niet op procedures die op dat tijdstip al lopen.

Artikel 7

De verordening treedt in werking op 1januari 2008.

Artikel 8

De citeertitel van deze verordening is: Verordening dwangsom bij niet tijdig beslissen Tilburg 2008.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 december 2007

de griffier,

de voorzitter,