Regeling vervallen per 16-09-2017

Referendumverordening Tilburg 2004

Geldend van 13-02-2009 t/m 15-09-2017

Intitulé

Referendumverordening Tilburg 2004

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op de Tijdelijke Referendumwet;

gelet op de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening: Referendumverordening Tilburg 2004

Hoofdstuk 1. Algemeen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een volksstemming waarbij kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad aangewezen onderwerp danwel over een te nemen of genomen raadsbesluit. Een raadplegend referendum vindt plaats op initiatief van de raad en een raadgevend referendum vindt plaats op initiatief van kiesgerechtigden.

  • b.

    voorgenomen besluit: een ontwerpraadsbesluit behorende bij een op de agenda van een raadscommissie dan wel op de (voorlopige) raadsagenda geplaatst raadsvoorstel.

  • c.

    besluit: een op schrift gestelde beslissing van de raad.

Artikel 2. Toepassing.

  • 1. Deze verordening is vastgesteld ter uitwerking van de autonome bevoegdheid van de raad van de gemeente Tilburg om referenda mogelijk te maken over gemeentelijke aangelegenheden.

  • 2. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente Tilburg of een gedeelte daarvan.

Artikel 3. Uitzonderingen.

Een referendum kan niet worden gehouden over:

  • a.

    besluit dan wel voorgenomen besluit van de raad in bezwaar- en beroepsprocedures en besluit dan wel voorgenomen besluit tot het voeren van een rechtsgeding;

  • b.

    besluit dan wel voorgenomen besluit over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen en rechtspositionele regelingen aangaande de griffier of griffiemedewerkers.

  • c.

    besluit dan wel voorgenomen besluit over de vaststelling van de gemeentelijke belastingen, de gemeentelijke begroting en de gemeenterekening;

  • d.

    besluit dan wel voorgenomen besluit over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • e.

    besluit dan wel voorgenomen besluit in het kader van deze verordening;

  • f.

    besluit dan wel voorgenomen besluit om toe te treden tot, tot wijziging van, of om uit te treden uit een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • g.

    besluit dan wel voorgenomen besluit waarbij het belang van het referendum, naar het oordeel van de raad, niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • h.

    besluit dan wel voorgenomen besluit dat naar het oordeel van de raad zijn grondslag vindt in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • i.

    besluit dan wel voorgenomen besluit ter uitvoering van een besluit van het rijk of de provincie waarbij de raad geen beleidsvrijheid heeft.

Artikel 4. Dringende redenen.

  • 1. De raad kan een inleidend verzoek als bedoeld in de artikelen 7 en 10 tot het houden van een referendum ook afwijzen, indien de raad van mening is dat er dringende redenen zijn om geen referendum te houden.

  • 2. Het besluit tot afwijzing van een verzoek tot het houden van een referendum op grond van het vorige lid moet altijd goed gemotiveerd worden.

Hoofdstuk 2. Het raadplegend referendum.

Artikel 5. Initiatief raad.

  • 1. De raad kan op eigen initiatief besluiten tot het houden van een referendum over een onderwerp of voorgenomen besluit dat daarvoor, naar de mening van de raad, bijzonder aangewezen moet worden geacht.

  • 2. Het bepaalde in artikel 12 en verder is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Aanhouden beslissing.

  • 1. Wanneer de raad na een besluit als genoemd in artikel 5 van mening is dat over het voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, dan wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze in twee termijnen behandeld.

  • 2. Besluitvorming over het voorgenomen besluit wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist. Over de ingediende amendementen wordt wel gestemd, zodat de uitslag daarvan bij het te houden referendum kan worden betrokken.

Hoofdstuk 3. Het raadgevend referendum.

Paragraaf 1. Raadgevend referendum over voorgenomen raadsbesluit.

Artikel 7. Inleidend verzoek.

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over een voorgenomen besluit van de raad.

  • 2. Het verzoek moet worden gedaan door een aantal kiesgerechtigden, dat tenminste gelijk is aan 0,33% van de kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Tilburg ten tijde van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Onder kiesgerechtigden in de zin van dit artikel worden verstaan: diegenen die op de dag van de indiening van het verzoek op grond van artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Tilburg.

  • 4. In het verzoek wordt aangegeven om welk voorgenomen raadsbesluit het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte formulieren.

  • 6. Het verzoek moet tenminste zeven dagen voor de raadsvergadering, waarvoor het voorgenomen besluit is geagendeerd, bij het college worden ingediend.

  • 7. Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

  • 8. Uiterlijk op de vrijdag voor de desbetreffende raadsvergadering maakt het college aan de raad bekend of naar zijn mening is voldaan aan de vereisten voor het indienen van een inleidend verzoek.

  • 9. De raad beslist in de in het zesde lid genoemde raadsvergadering of aan de vereisten voor het indienen van een inleidend verzoek is voldaan en besluit tevens of over het voorgenomen besluit, met inachtneming van de weigeringsgronden uit de artikelen 3 en 4, een referendum kan worden gehouden. De raad kan zijn beslissing eenmaal verdagen tot de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 8. Definitief verzoek.

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen, binnen zes weken na de dag waarop de raad heeft bekend gemaakt dat op grond van het inleidend verzoek is besloten dat over een voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, schriftelijk een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen.

  • 2. De verklaring moet worden afgelegd door een aantal kiesgerechtigden dat tenminste gelijk is aan 5% van de kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Tilburg ten tijde van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Onder kiesgerechtigden in de zin van dit artikel worden verstaan: diegenen die op de dag van de indiening van de verklaring ter ondersteuning van het inleidend verzoek op grond van artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Tilburg.

  • 4. Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal, worden de kiesgerechtigden die het inleidend verzoek hebben ingediend, meegerekend. Van deze kiesgerechtigden wordt aangenomen dat zij voldoen aan het derde lid van dit artikel.

  • 5. In de verklaring tot ondersteuning wordt aangegeven om welk voorgenomen raadsbesluit het gaat. De verklaring gaat vergezeld van een handtekening van elke kiesgerechtigde, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 6. De in het vijfde lid genoemde persoonsgegevens zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte formulieren.

  • 7. Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.

  • 8. Uiterlijk op de vrijdag voor de eerstvolgende raadsvergadering na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn maakt het college aan de raad bekend of naar zijn mening is voldaan aan de vereisten voor het indienen van een definitief verzoek.

  • 9. De raad beslist in de in het vorige lid genoemde raadsvergadering of aan de vereisten voor het indienen van een definitief verzoek is voldaan en of over het voorgenomen besluit een referendum zal worden gehouden. De raad kan zijn beslissing eenmaal verdagen tot de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 9. Aanhouden beslissing.

  • 1. Wanneer de raad na een besluit als genoemd in artikel 7 van mening is dat over het voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, dan wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze in twee termijnen behandeld.

  • 2. Besluitvorming over het voorgenomen besluit wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist.

  • 3. Over de ingediende amendementen wordt wel gestemd, zodat de uitslag daarvan bij het te houden referendum kan worden betrokken.

Paragraaf 2. Raadgevend referendum over raadsbesluit.

Artikel 10. Inleidend verzoek.

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over een besluit van de raad.

  • 2. Het verzoek moet worden gedaan door een aantal kiesgerechtigden, dat tenminste gelijk is aan 0,33% van de kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Tilburg ten tijde van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Onder kiesgerechtigden in de zin van dit artikel worden verstaan: diegenen die op de dag van de indiening van het verzoek op grond van artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Tilburg.

  • 4. In het verzoek wordt aangegeven om welk raadsbesluit het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte formulieren.

  • 6. Het verzoek moet binnen drie weken nadat het desbetreffende raadsbesluit is bekend gemaakt bij het college worden ingediend. De bekendmaking vindt plaats door middel van publicatie van de besluitenlijst van de raad op de internetsite van de gemeente Tilburg.

  • 7. Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.

  • 8. Uiterlijk een dag voor de eerstvolgende raadsvergadering na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn maakt het college aan de raad bekend of naar zijn mening is voldaan aan de vereisten voor het indienen van een inleidend verzoek.

  • 9. De raad beslist in de in het vorige lid genoemde raadsvergadering of aan de vereisten voor het indienen van een inleidend verzoek is voldaan en of over het besluit, met inachtneming van de weigeringsgronden uit de artikelen 3 en 4, een referendum kan worden gehouden. De raad kan zijn beslissing eenmaal verdagen tot de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 11. Definitief verzoek.

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen, binnen zes weken na de dag waarop de raad heeft bekend gemaakt dat op grond van het inleidend verzoek is besloten dat over een besluit een referendum kan worden gehouden, schriftelijk een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen.

  • 2. De verklaring moet worden afgelegd door een aantal kiesgerechtigden dat tenminste gelijk is aan 5% van de kiesgerechtigde inwoners van de gemeente Tilburg ten tijde van de laatst gehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Onder kiesgerechtigden in de zin van dit artikel worden verstaan: diegenen die op de dag van de indiening van de verklaring ter ondersteuning van het inleidend verzoek op grond van artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Tilburg.

  • 4. Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal, worden de kiesgerechtigden die het inleidend verzoek hebben ingediend, meegerekend. Van deze kiesgerechtigden wordt aangenomen dat zij voldoen aan het derde lid van dit artikel.

  • 5. In de verklaring tot ondersteuning wordt aangegeven om welk raadsbesluit het gaat. De verklaring gaat vergezeld van een handtekening van elke kiesgerechtigde, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 6. De in het vorige lid genoemde persoonsgegevens zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte formulieren.

  • 7. Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.

  • 8. Uiterlijk een dag voor de eerstvolgende raadsvergadering na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn maakt het college aan de raad bekend of naar zijn mening is voldaan aan de vereisten voor het indienen van een definitief verzoek.

  • 9. De raad beslist in de in het vorige lid genoemde raadsvergadering of aan de vereisten voor het indienen van een definitief verzoek is voldaan en of over het besluit een referendum zal worden gehouden. De raad kan zijn beslissing eenmaal verdagen tot de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 12. Opschorten uitvoering besluit.

Wanneer de raad na een besluit als genoemd in artikel 10 van mening is dat over het besluit een referendum kan worden gehouden, dan wordt de uitvoering van dat besluit opgeschort tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist.

Hoofdstuk 4. Datum, vraagstelling en procedure.

Artikel 13. Datum referendum.

  • 1. Wanneer de raad besluit dat er een referendum zal worden gehouden op grond van artikel 5 dan wel naar aanleiding van een definitief verzoek, stelt de raad in dezelfde vergadering de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet eerder plaatsvindt dan vier maanden en niet later dan zes maanden na de dag waarop de raad besloten heeft tot het houden van een referendum op basis van artikel 5 of tot het inwilligen van het definitieve verzoek.

  • 2. Er kunnen meerdere referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 14. Vraagstelling.

  • 1. De raad stelt zo spoedig mogelijk, maar tenminste twaalf weken voor het te houden referendum, de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast. Hij laat zich daarbij adviseren door de op grond van artikel 15 ingestelde commissie van advies en toezicht.

  • 2. De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 15. Commissie van advies en toezicht.

  • 1. De raad stelt, per referendum, een commissie van advies en toezicht in en benoemt en ontslaat haar leden.

  • 2. De commissie bestaat uit drie leden. Zij kiest uit haar midden een voorzitter en bepaalt haar eigen werkwijze.

  • 3. Leden van de raad, noch van het college maken deel uit van deze commissie.

  • 4. De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris, die geen lid is van de commissie.

  • 5. De taken van deze commissie zijn:

    • -

      formulering van de vraagstelling en antwoordcategorieën;

    • -

      toezicht op de organisatie van het referendum;

    • -

      toezicht op de objectieve communicatie.

Artikel 16. Uitvoering.

Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie

Hoofdstuk 5. Financiën

Artikel 17. Budget.

Bij het besluit tot het houden van een referendum, stelt de raad tevens een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

Hoofdstuk 6. De stemming, uitslag en de gevolgen van de uitslag.

Artikel 18. De stemming.

  • 1. Stemgerechtigd zijn diegenen die op de 43e dag voor de datum waarop het referendum wordt gehouden, op grond van artikel B3 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet over de raadsverkiezingen zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing voor het referendum.

Artikel 19. Geldigheid van de uitslag.

  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien de opkomst tenminste gelijk is aan die van de laatstgehouden raadsverkiezingen, met en ondergrens van 30%.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen.

Artikel 20. De beslissing van de raad.

In de eerstvolgende vergadering van de raad na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het aangehouden raadsbesluit dat aan een referendum is onderworpen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen.

Artikel 21. Strafsanctie.

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 22. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de in het tweede lid van artikel 22 van de Tijdelijke referendumwet opgenomen termijn van zes weken.

Artikel 23. Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als: Referendumverordening Tilburg 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 maart 2004
de griffier,
de voorzitter,