Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening tot heffing en invordering van Scheepvaartrechten 2005

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening tot heffing en invordering van Scheepvaartrechten 2005

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 217, 219 en 229, het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 31 van de Wet op de woonwagens en woonschepen;

Besluit:

vast te stellen de "Verordening tot heffing en invordering van Scheepvaartrechten 2005".

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1.

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    havengeld;

  • b.

    opslaggeld;

  • c.

    staangeld;

  • d.

    meetgeld;

  • e.

    vaste ligplaatsgeld;

  • f.

    vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslagterrein;

Begripsomschrijvingen

Artikel 2.

In deze verordening wordt verstaan onder:

woonschip:een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd;

ligplaats:een gemarkeerd gedeelte van de haven bestemd voor een woonschip of een pleziervaartuig;

vaartuig:een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

opslagruimte:gedeelte van de kade aan de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal en aan de haven, hetwelk onverhuurd is en door burgemeester en wethouders van Tilburg daartoe bestemd is;

havenmeester:de havenmeester van de gemeente Tilburg of diens plaatsvervanger.

Hoofdstuk II. Havengeld

Aard der belasting

Artikel 3.

Onder de naam havengeld wordt een recht geheven voor het meren, hetzij middellijk of onmiddellijk, van vaartuigen aan de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal.

Grondslag

Artikel 4.

  • 1.

    Het havengeld wordt berekend naar de in kubieke meters uitgedrukte waterverplaatsing van een vaartuig bij een diepgang tot maximaal 2.10 meter.

  • 2.

    De waterverplaatsing van een vaartuig wordt bepaald met behulp van een geldige meetbrief.

  • 3.

    Bij gebreke van een meetbrief of bij weigering deze te tonen, wordt de waterverplaatsing van gemeentewege vastgesteld.

Tarief

Artikel 5.

  • 1.

    Het havengeld bedraagt € 0,11 per kubieke meter waterverplaatsing en per reis met een minimum van € 8,08.

  • 2.

    Voor vaartuigen, welke langer dan twaalf achtereenvolgende dagen aan de kade blijven liggen, wordt voor elk twaalftal dagen of gedeelte daarvan opnieuw havengeld geheven.

  • 3.

    De zondagen en de dagen waarop een algemeen erkende christelijke of rooms-katholieke feestdag valt, welke in Tilburg als zondag wordt gevierd, worden hierbij niet meegerekend.

  • 4.

    De betaling wegens voortgezet verblijf vindt niet plaats, indien en voor zover het voortgezet verblijf het uitsluitend gevolg is van stremming van de scheepvaart wegens ijs of om andere redenen van natuurlijke overmacht.

  • 5.

    Voor vaartuigen, welke korter dan 24 uur aan de kade blijven liggen en gedurende die tijd in deze gemeente geen goederen lossen of laden, noch passagiers aan wal zetten of innemen, is de helft van het onder lid 1 vermelde havengeld verschuldigd, met een minimum van € 8,08.

Vrijstellingen

Artikel 6.

Het havengeld wordt niet geheven voor:

  • a.

    vaartuigen, eigendom van, in gebruik bij of ten behoeve van het rijk en bestemd uitsluitend voor de openbare dienst;

  • b.

    hospitaalschepen, bedoeld bij de wet van 30 december 1905, S 385;

  • c.

    sleepboten, welke de haven alleen aandoen om vaartuigen te brengen of te halen en onmiddellijk na aankomst weer vertrekken;

  • d.

    vaartuigen, die een waterverplaatsing van minder dan 4 kubieke meter hebben;

  • e.

    vaartuigen, die uitsluitend voor het innemen van gasolie en/of drinkwater voor eigen gebruik aan de kaden aanleggen;

  • f.

    vaartuigen, waarvan de schippers aantonen, dat zij wegens familieomstandigheden of dringende noodzakelijkheid van de kade gebruik moeten maken, mits niet wordt geladen of gelost;

  • g.

    vaartuigen, welke de haven binnenlopen tussen zaterdagmiddag 13.00 uur en maandagmorgen 6.00 uur en op algemeen erkende christelijke feestdagen, zonder te laden of te lossen;

  • h.

    vaartuigen, die wegens storm, mist of ijsgang of andere noodtoestanden, die duidelijk als overmacht kunnen worden aangemerkt, de haven zijn binnengelopen;

  • i.

    vaartuigen, die de haven aandoen, voor het verrichten van kleine reparaties.

Belastingplicht

Artikel 7.

Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het schip heeft gecharterd of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.

Hoofdstuk III. Opslaggeld.

Aard en grondslag der belasting

Artikel 8.

Onder de naam opslaggeld wordt een recht geheven voor het gebruik van de opslagruimten van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal en aan de haven.

Tarief

Artikel 9.

  • 1.

    Voor het gebruik van opslagruimten bedraagt het opslaggeld per etmaal of korter € 0,13 per m2 met een minimum van € 8,08.

  • 2.

    Bij de berekening van het opslaggeld wordt het etmaal gerekend te zijn ingegaan bij de aanvang van de dag, die voor de ingebruikneming is aangevraagd en te zijn geëindigd bij de aanvang van de dag, volgende op die, waarop de goederen zijn verwijderd.

  • 3.

    De zondagen en de dagen, waarop een algemeen erkende christelijke of rooms-katholieke feestdag valt, welke te Tilburg als zondag wordt gevierd, worden hierbij niet meegerekend.

  • 4.

    De tot gebruik aangevraagde oppervlakte wordt gemeten in vierkante meters, met dien verstande, dat een gedeelte van een vierkante meter voor een gehele vierkante meter wordt gerekend.

Abonnementstarief

Artikel 10.

  • 1.

    Hij, die van de opslagruimten gedurende een kalendermaand of langer gebruik wenst te maken, kan het opslaggeld bij wijze van abonnement voldoen.

  • 2.

    In dat geval is, berekend naar een minimumoppervlakte van 25 m2 per kalendermaand of gedeelte van een kalendermaand dat van de opslagruimten gebruik wordt gemaakt € 0,75 per m2 of gedeelte van een m2 verschuldigd.

  • 3.

    Hij, die van de in het eerste lid omschreven bevoegdheid gebruik wil maken, doet hiervan schriftelijk aangifte bij de havenmeester vóór de aanvang van het gebruik, onder vermelding van de benodigde oppervlakte en de plaats waar en de tijd gedurende welke hij de voorwerpen of goederen wil plaatsen of storten.

  • 4.

    Bij overschrijding van de bij abonnement in te nemen opslagruimte wordt de meerdere oppervlakte eveneens naar het tarief, vervat in artikel 9, berekend.

Vrijstellingen

Artikel 11.

Het opslaggeld wordt niet geheven:

  • a.

    voor het gebruik van de opslagruimten bij de lading en lossing van vaartuigen gedurende kortere tijd dan 6 uur;

  • b.

    voor het gebruik van de opslagruimten bij de lading en lossing gedurende langere tijd van hospitaalschepen en rijksvaartuigen.

Belastingplicht

Artikel 12.

Het opslaggeld wordt geheven van degene, die gebruik maakt van de opslagruimte of op wiens last zulks gebeurt.

Hoofdstuk IV. Staangeld.

Aard en grondslag der belasting

Artikel 13.

  • 1.

    Onder de naam staangeld wordt een recht geheven voor het gebruik van gedeelten van de kaden van de haven of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan het Wilhelminakanaal met toestellen, werken of inrichtingen, welke onmiddellijk dan wel middellijk met het lossen en laden van vaartuigen verband houden, zoals los- en laadbruggen, hijskranen, elevatoren of andere soortgelijke toestellen, werken of inrichtingen.

  • 2.

    Bij dit gebruik is het onverschillig, of de in het eerste lid bedoelde toestellen, werken of inrichtingen zich in, op of boven de daar aangeduide kaden bevinden.

  • 3.

    Het staangeld wordt mede geheven voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn aangebracht.

Tarieven

Artikel 14.

  • 1.

    Het recht bedoeld in artikel 13 bedraagt per jaar:

    • a.

      voor los- en laadbruggen € 14,62

      per strekkende meter kademuur, met als minimum € 71,68

    • b.

      voor elke hijskraan met bijbehorende werken € 374,52

    • c.

      voor vergaarputten op bakken per stuk € 18,24

      en voor daarbij behorende buisleidingen € 7,33

      per strekkende meter, met een minimum voor de

      putten of bakken en buisleidingen tezamen van € 71,68

    • d.

      voor andere toestellen, werken of inrichtingen:

      indien de kaden of de gemeentelijke aanlegplaatsen

      tot geen grotere diepte dan 9 meter in gebruik

      worden genomen € 14,62

      per vierkante meter met een minimum van € 71,68

      en € 126,90

      per strekkende meter kademuur met een minimum van € 649,57

      bij ingebruikname van een grotere diepte dan 9 meter;

      voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve

      van het laden en lossen van andere vaartuigen zijn

      aangebracht per vaartuig € 220,17

  • 2.

    Voor verplaatsbare toestellen is het in dit artikel bepaalde recht voor elk toestel slechts eenmaal per jaar verschuldigd.

  • 3.

    Bij de berekening van het verschuldigde bedrag worden gedeelten van een m2, respectievelijk van een strekkende meter voor een hele m2 respectievelijk hele strekkende meter gehouden.

Belastingplicht

Artikel 15.

Het staangeld wordt geheven van degene, aan wie de gedeelten van de kaden in gebruik zijn gegeven.

Hoofdstuk V. Meetgeld.

Aard van de rechten

Artikel 16.

Onder de naam meetgeld wordt een recht geheven voor het van gemeentewege opnemen van de stand van de ijkschalen van een vaartuig onmiddellijk voor en onmiddellijk na het lossen, respectievelijk het laden ervan en het bepalen van de uitgeloste, respectievelijk de ingeladen hoeveelheid goederen, dit laatste aan de hand van de bij het vaartuig behorende in Nederland geldige meetbrief en met inachtneming van de opgenomen standen van de ijkschalen.

Belastingplicht

Artikel 17.

Het meetgeld wordt geheven van degene die om het verrichten van de in artikel 16 omschreven dienst heeft gevraagd.

Tarief

Artikel 18.

  • 1. Het recht bedoeld in artikel 16 bedraagt € 18,36 per opneming.

  • 2. Ingeval de dienst omschreven in artikel 16 geheel of ten dele wordt verricht op zondagen of op dagen waarop een algemeen erkende christelijke of rooms-katholieke feestdag valt, welke in Tilburg als zondag wordt gevierd, is het dubbele van het in het eerste lid vermelde tarief verschuldigd.

  • 3. Ingeval de dienst omschreven in artikel 16 op maandag tot en met zaterdag voor 7.30 uur en na 18.00 uur wordt verricht, is het dubbele van het in het eerste lid vermelde tarief verschuldigd.

Hoofdstuk VI. Vaste ligplaatsgeld

Aard en grondslag der belasting

Artikel 19.

Onder de naam vaste ligplaatsgeld wordt een recht geheven voor het hebben van een vaste ligplaats, zonder opslagterrein.

Tarief

Artikel 20.

  • 1.

    Het vaste ligplaatsgeld bedraagt € 12,83 per strekkende meter kademuur per jaar.

  • 2.

    Betaling van dit recht ontslaat niet van de verplichting tot het betalen van havengeld en van opslaggeld.

  • 3.

    Bij de berekening van het verschuldigde bedrag wordt het gedeelte van een strekkende meter voor een hele strekkende meter gerekend.

Belastingplicht

Artikel 21.

Het vaste ligplaatsgeld wordt geheven van degene, aan wie een vaste ligplaats in gebruik is gegeven.

Hoofdstuk VII. Vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslagterrein

Aard en grondslag der belasting

Artikel 22.

Onder de naam vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslagterrein wordt een recht geheven wegens het hebben van een vaste ligplaats, tegelijk met gebruik van opslagterrein.

Tarief

Artikel 23.

  • 1.

    Het vaste ligplaatsgeld met gebruik van opslag terrein bedraagt per jaar € 25,46 per strekkende meter voor terreinen met een diepte van 7 meter.

  • 2.

    Bij meerdere of mindere diepte van het terrein wordt dat bedrag in evenredigheid verhoogd of verlaagd.

  • 3.

    Bij de verrekening van het verschuldigde bedrag wordt een gedeelte van een strekkende meter voor een gehele strekkende meter gerekend.

Belastingplicht

Artikel 24.

Het recht, bedoeld in artikel 22 wordt geheven van degene, aan wie de vaste ligplaatsen en de terreinen in gebruik zijn gegeven.

Hoofdstuk VIII. Algemene bepalingen

Belastingjaar

Artikel 25.

Terzake van de in de artikelen 13, 19 en 22 opgenomen rechten wordt het belastingjaar gelijk gesteld aan een kalenderjaar.

Tijdstip ontstaan belastingplicht in de loop van het belastingjaar/ ontheffing

Artikel 26.

  • 1.

    Indien de belastingplicht van de in de artikelen 13, 19 en 22 opgenomen rechten in de loop van het belastingjaar aanvangt, worden de rechten geheven over zoveel twaalfde gedeelten als er na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt er ontheffing verleend van de in de artikelen 13, 19 en 22 opgenomen rechten voor zoveel twaalfde gedeelten als er na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Wijze van heffing

Artikel 27.

De rechten worden geheven:

  • 1.

    Bij wege van schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur, voor zover betreft de rechten genoemd in de artikelen 3, 8, 10 en 16.

  • 2.

    Bij wege van aanslag voor zover betreft de rechten vermeld in de artikelen 13, 19 en 22.

Termijn van betaling

Artikel 28.

  • 1.

    De ingevolge artikel 39, onder 1, bij wege van schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur geheven rechten worden verschuldigd en moeten worden betaald op het tijdstip, waarop het gebruik aanvangt.

  • 2.

    Indien het verschuldigde bedrag niet op het in het eerste lid genoemde tijdstip kan worden vastgesteld, moeten de rechten worden betaald binnen tien dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving, de nota of de andere schriftuur.

  • 3.

    De belastingaanslagen als bedoeld in artikel 39, onder 2, zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt een maand na de

    dagtekening van het aanslagbiljet.

Kwijtschelding

Artikel 29.

Bij de invordering van deze rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 30.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de scheepvaartrechten.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 31.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005.

  • 3.

    De "Verordening Scheepvaartrechten 2003" van 5 november 2002, zoals nadien gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Scheepvaartrechten 2005".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 november 2004
de griffier,
de voorzitter,