Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2019

De raad van de gemeente Tilburg;

- gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Besluit

  • 1.

    In te trekken de Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2018, zoals vastgesteld op 19 maart 2018 met inbegrip van de nadien doorgevoerde wijzigingen.

  • 2.

    Vast te stellen de Verordening Jeugdhulp gemeente Tilburg 2019 met de volgende wijzigingen ten opzichte van de huidige verordening:

  • -

    In artikel 1.1 zijn de begrippen die ook in de begrippen van de Jeugdwet worden uitgewerkt, verwijderd. In artikel 1.1, lid 2 wordt hier expliciet aan gerefereerd.

  • -

    In artikel 1.1 is opgenomen: het begrip "bepaling jeugdhulp"

  • -

    In artikel 1.1 zijn opgenomen: de begrippen "budgethouder" en "budgetplan"

  • -

    In artikel 1.1 is opgenomen: het begrip "nadere regels"

  • -

    In artikel 1.1 is het begrip "overige voorziening" nader gedefinieerd.

  • -

    In artikel 1.1 is opgenomen: het begrip "Veilig Thuis"

  • -

    Bij artikel 2.1, lid 1, sub c is het "Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling" veranderd in "Veilig Thuis".

  • -

    Artikel 2.1, lid 2 is toegevoegd.

  • -

    In artikel 2.2, lid 1, sub e is bij voorzieningen toegevoegd: "Vervoer naar en van een jeugdhulpaanbieder".

  • -

    Bij artikel 2.2, lid 2, sub c is toegevoegd: "licht verstandelijk beperkten en jeugd- en opvoedhulp".

  • -

    Artikel 2.2, lid 3 is veranderd van het beschrijven het aanbod van jeugdhulp in natura naar een artikel wat beschrijft dat er maatwerk geboden kan worden naast de eerder genoemde voorzieningen.

  • -

    Bij artikel 2.2, lid 4 is toegevoegd dat er gebruik kan worden gemaakt van jeugdhulp in natura en is de referentie naar het aangepaste derde lid van het artikel verwijderd.

  • -

    Artikel 2.2, lid 6 is toegevoegd.

  • -

    Bij artikel 2.4, lid 1 is aan het einde toegevoegd "en het sociale netwerk".

  • -

    Artikel 2.4, lid 3 is aangepast naar het de mogelijkheid voor het college om nadere regels te stellen over de vervoersvoorzieningen.

  • -

    Artikel 2.4 lid 4 t/m lid 8 zijn verwijderd.

  • -

    Artikel 3.1, lid 4 is toegevoegd.

  • -

    Artikel 3.3, lid 2 is toegevoegd.

  • -

    Artikel 3.3, lid 4 is toegevoegd.

  • -

    Bij artikel 4.4, lid 1 is de termijn voor schriftelijke verslaglegging aangepast naar de onderzoekstermijn die geldt voor beschikkingsaanvragen.

  • -

    Bij artikel 4.5, lid 2, sub c is toegevoegd wie in welk geval een plan van aanpak moet tekenen.

  • -

    In artikel 4.7, lid 6 is toegevoegd dat er over de jaren heen correcties op indexeringen toegepast kunnen worden.

  • -

    Artikel 4.7, lid 8 is toegevoegd.

  • -

    Artikel 4.7, lid 12, sub a is toegevoegd.

  • -

    Artikel 4.7, lid 14 is uitgebreid; er is explicieter aangegeven welke kosten al dan niet vanuit een pgb betaald kunnen worden.

  • -

    In artikel 4.7, lid 16 is nader gespecificeerd welke aspecten worden onderzocht bij controles naar pgb-bestedingen.

  • -

    In artikel 5.1, lid 3 is het opzetvereiste verwijderd.

  • -

    Artikel 5.2 is verplaatst naar artikel 5.3. Bij artikel 5.2, lid 1 t/m 3 zijn vervolgens nieuwe bepalingen toegevoegd over toezicht en handhaving.

  • -

    In artikel 5.2, lid 4 is de verwijzing naar de Wet bescherming persoonsgegevens aangepast naar de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • -

    In artikel 8.5, lid 3 is "het in werking treden van deze verordening" vervangen door "het vaststellen van deze verordening".

  • -

    In de toelichting is artikel 1.1, lid 1, sub a verduidelijkt.

  • -

    Bij de toelichting op artikel 1.1, lid 1, sub o is sociaal netwerk nader beschreven.

  • -

    Bij de toelichting op artikel 4.7, lid 6 staat nader beschreven op welke manier de indexering is geregeld en in welke gevallen daar van af wordt geweken.

  • -

    Bij de toelichting op artikel 4.7, lid 8 staat nader beschreven op welke manier de kwaliteit van jeugdhulp middels een pgb wordt geborgd.

  • -

    In de toelichting op het eerste lid van artikel 5.1 wordt nader beschreven welke verplichtingen jeugdigen en hun ouders hebben als het gaat om het verstrekken van informatie die van belang is voor de toekenning en continuering van de voorziening jeugdhulp.

  • -

    In de toelichting op artikel 5.1, lid 2 staat nader beschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden een pgb ingetrokken of herzien kan worden.

  • -

    In de toelichting op artikel 5.1, lid 3 staat het verschil beschreven tussen invordering en terugvordering en waarom dit is opgenomen in de verordening.

  • -

    In de toelichting op artikel 5.2, lid 1 wordt nader met voorbeelden beschreven aan welke rechten en plichten men moet denken die verbonden zijn aan een jeugdhulpvoorziening.

  • -

    In de toelichting op artikel 5.2, lid 2 is aangegeven waarom deze bepaling is opgenomen en welke reikwijdte het toezicht van de gemeentelijke toezichthouder behelst.

  • -

    In de toelichting op artikel 5.2, lid 4 staat aangegeven waarom dit artikel is opgenomen en waar de gegevens voor gebruikt kunnen worden.

  • -

    In artikel 2.2, lid 1, sub e staat nu uitgeschreven welke vervoersvoorzieningen beschikbaar zijn.

  • -

    Artikel 2.4, lid 2 is toegevoegd.

  • -

    De tarieven in bijlage 1 en bijlage 2 zijn geïndexeerd.

Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2019

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

  • b.

    bepaling jeugdhulp: bepaling van een gecertificeerde instelling welke jeugdhulp door het college ingezet dient te worden bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

  • c.

    budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet.

  • d.

    budgetplan: door jeugdige en/of diens ouders opgesteld plan waarin is opgenomen hoe het persoonsgebonden budget wordt besteed;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

  • f.

    gebruikelijke zorg: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders, verzorgers, opvoeders en/of andere huisgenoten. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • g.

    gecertificeerde instelling: van overheidswege gecertificeerde instelling bevoegd om maatregelen in het kader van de jeugdreclassering en jeugdbescherming te mogen uitvoeren.

  • h.

    gesprek: hierin worden alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag onderzocht.

  • i.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

  • j.

    individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening.

  • k.

    Integraal Plan van Aanpak: plan waarbij de verschillende leefgebieden van de jeugdige en het gezin worden beschreven. Het Integraal plan van aanpak bestaat uit een integrale (vraag)analyse en een beschrijving van de gewenste resultaten.

  • l.

    nadere regels: de door het college op grond van deze verordening vast te stellen nadere regels met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

  • m.

    overige voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

  • n.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • o.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie onderhoudt.

  • p.

    Tilburgse toegang: op wijkniveau georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders afhandelt.

  • q.

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

  • r.

    wet: Jeugdwet.

  • s.

    zorg in natura: De ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 - Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen

1. De volgende overige voorzieningen zijn algemeen toegankelijk:

  • a. Advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijke toegang tot individuele voorzieningen.

  • b. Enkelvoudige, ambulante opgroei- en opvoedondersteuning anders dan specialistische ondersteuning.

  • c. Overige voorzieningen geboden door Veilig Thuis.

2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

1. Zonder verblijf:

  • a. Persoonlijke verzorging

  • b. Begeleiding

  • c. Specialistische ambulante jeugdhulp (incl. eerste en tweedelijns psychologische hulp / specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg)

  • d. Onderzoek en diagnostiek

  • e. Vervoer naar en van een jeugdhulpaanbieder (kilometervergoeding, vergoeding openbaar vervoer en taxivervoer)

2. Met verblijf:

  • a. Pleegzorg

  • b. Gezinsgericht

  • c. Residentieel (specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg, licht verstandelijk beperkten en jeugd- en opvoedhulp)

  • d. Gedwongen verblijf

  • e. Bovenregionale gespecialiseerde voorzieningen

  • f. Landelijke gespecialiseerde voorzieningen

3. Naast de genoemde voorzieningen in het eerste en tweede lid zijn er ook andere individuele voorzieningen (maatwerk) mogelijk als dit naar de mening van het college bijdraagt aan een adequatere en/of goedkopere oplossing van de hulpvraag.

4. De jeugdige kan gebruik maken van voorzieningen in natura en indien de jeugdige dit wenst en hiervoor in aanmerking komt, van jeugdhulp middels een pgb zoals genoemd in artikel 4.7. De voor pgb geldende voorzieningen staan genoemd in Bijlage 1 en Bijlage 2 van deze verordening.

5. Het college kan nadere regels stellen over de afweging voor welke voorziening zoals genoemd in dit artikel de jeugdhulp wordt toegewezen.

6. Het college kan nadere regels stellen over welke voorzieningen beschikbaar zijn.

Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

1. Het college verstrekt uitsluitend de meest passende voorziening jeugdhulp die toereikend is voor het bereiken van het afgesproken resultaat.

2. Een aanvraag voor een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet wordt aangevraagd tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.

3. In afwijking op het tweede lid is verlengde jeugdzorg mogelijk in de volgende gevallen:

  • a. Jeugdreclassering van een jeugdige ouder dan 17 jaar waaraan de rechter een maatregel onder het Jeugdstrafrecht heeft opgelegd. Jeugdreclassering geldt tot 23 jaar.

  • b. Als de Jeugdhulp niet valt onder een ander wettelijk kader zoals de Wet op passend onderwijs, Wmo, Wlz, Zvw en jeugdige voldoet aan de andere geldende voorwaarden van artikel 1.1 van de wet.

  • c. Vooraf is bepaald dat de voortzetting van Jeugdhulp na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar noodzakelijk is.

  • d. Binnen een termijn van een half jaar na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar hervatting van de Jeugdhulp noodzakelijk blijkt.

4. Als er sprake is van een aanvraag voor een individuele voorziening voor een jeugdige van 16 jaar of ouder moet er door de Tilburgse Toegang, gecertificeerde instelling en jeugdhulpaanbieder in het Integraal Plan van Aanpak expliciet worden vermeld hoe lang de ondersteuning nodig is. Indien van toepassing wordt ook vermeld hoe de jeugdhulp vanaf 18 jaar vorm kan krijgen of wat er wordt ondernomen om dit verhelderen. Uiterlijk bij de leeftijd van 17 en een half jaar moet duidelijk zijn welke ondersteuning er nodig is en hoe dit geregeld gaat worden vanaf het 18e levensjaar.

5. Een aanvraag voor een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet bevat resultaten die behaald kunnen worden binnen de termijn van de toe te kennen individuele voorziening.

6. De jeugdhulp dient te worden uitgevoerd door een aanbieder waarvan de hoofdvestiging in Nederland is gevestigd.

Artikel 2.4 Vervoersvoorzieningen

1. Het college kan besluiten het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden toe te kennen, zoals genoemd in artikel 2.2, lid 1, sub e. In de afweging welke voorziening wordt toegekend wordt uitgegaan van de mate van zelfredzaamheid van de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk.

2. Bij de toekenning van een vervoersvoorziening waarbij het vervoer wordt verzorgd door de jeugdige zelf, zijn ouders of iemand uit het sociale netwerk is vastgesteld dat dit niet leidt tot overbelasting van degene die de jeugdige vervoert.

3. Een jeugdige kan alleen aanspraak maken op een voorziening genoemd in dit artikel als hier niet reeds in het jeugdhulparrangement in is voorzien.

4. Het college kan nadere regels stellen over de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening wordt toegekend.

Hoofdstuk 3 - Toegang

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

2. Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening zonder toestemming van het college.

3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk doch binnen vijf dagen een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.6.

4. Het college kan nadere regels stellen over de toegang tot jeugdhulp via de gemeente.

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

2. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.6. De klant kan hiertoe een verzoek doen bij het college.

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

1. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt.

3. Voor toegekende voorzieningen via het justitieel kader verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 4.6.

4. Het college kan nadere regels stellen over de toeleiding tot jeugdhulp via een gecertificeerde instelling.

Hoofdstuk 4 - Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4.1 Algemeen

1. Het college kent een individuele voorziening toe door middel van een beschikking, met een bepaalde geldigheidsduur, dat toegang geeft tot jeugdhulp.

2. De jeugdhulpaanbieder van een individuele voorziening start de behandeling of hulp slechts nadat het besluit bedoeld in het eerste lid genomen is.

3. In situaties waar onmiddellijke uitvoering geboden is, kan afgeweken worden van het gestelde in het tweede lid. Het besluit dient echter ook in die gevallen zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen vier weken, na de start van de hulp verkregen te worden.

4. Het college stelt bij nadere regels de jeugdhulp en de geldigheidsduur van het besluit, zoals bedoeld in het eerste lid vast.

Artikel 4.2 Melding en vooronderzoek

1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een hulpvraag mondeling, telefonisch of schriftelijk melden bij het college.

2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk middels een meldingsbevestiging en informeert de jeugdige en/of ouders over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

3. Na de melding start de fase van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 4.3. De maximale termijn voor dit onderzoek is zes weken.

4. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk (maar binnen een termijn van 2 weken) met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.

5. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven inzage in een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht.

6. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het derde en vierde lid.

7. De jeugdige en/of ouders verlenen hun medewerking aan het vooronderzoek als bedoeld in het derde en vierde lid alsmede een onderzoek als bedoeld in artikel 4.8 om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening.

Artikel 4.3 Gesprek

1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

  • a. De behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag.

  • b. Het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp.

  • c. Het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden.

  • d. In hoeverre de gewenste jeugdhulp valt onder de gebruikelijke zorg die ouders redelijkerwijs aan hun kind behoren te bieden.

  • e. De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening.

  • f. De mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening.

  • g. De mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken.

  • h. De wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

  • i. Hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders.

  • j. De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te volgen procedure.

2. Als de jeugdige en/of zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

3. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

4. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

5. Indien de jeugdige en de ouders de hulpvraag zelf kunnen oplossen als bedoeld in het eerste lid, sub c, of er sprake is van gebruikelijke zorg als bedoeld in het eerste lid, sub d, of er is mogelijkheid om gebruik te maken van een andere of overige voorziening als bedoeld in het eerste lid, sub e en het eerste lid, sub f, wordt een individuele voorziening niet toegekend.

6. Het college kan nadere regels stellen over de procedure van het gesprek.

Artikel 4.4 Verslag

1. Het college zorgt binnen de onderzoekstermijn als bedoeld in artikel 4.2, lid 3 voor schriftelijke verslaglegging in de vorm van een integrale vraaganalyse (IvA) en een Integraal Plan van Aanpak (IPvA) van het onderzoek aan de jeugdige en/of zijn ouders. Tenzij jeugdige of ouders hebben medegedeeld dit niet te wensen.

2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag (IvA en IPvA) toegevoegd.

3. De jeugdige en/of gezaghebbende (ouder(s)) ondertekenen het verslag (IvA en IPvA) voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen tien werkdagen wordt geretourneerd.

Artikel 4.5 Aanvraag

1. Een aanvraag voor een individuele voorziening jeugdhulp voor de jeugdige en/of het gezin wordt in behandeling genomen als duidelijk is welke passende jeugdhulpvoorziening met welk resultaat tot welk doel ingezet dient te worden.

2. Het integraal plan van aanpak of familiegroepsplan ondertekend is voor akkoord of voor gezien door de gezaghebbende ouder(s) en/of de jeugdige. Per leeftijdscategorie of situatie gelden daarbij de volgende regels:

  • a. In het geval van niet-gescheiden, gezaghebbende ouders van jeugdigen onder de 12 jaar, is ondertekening van een van de ouders afdoende.

  • b. In het geval van gescheiden, gezaghebbende ouders van jeugdigen onder de 12 jaar, dienen beide gezaghebbende ouders het plan te hebben ondertekend.

  • c. Bij jeugdigen in de leeftijdscategorie 12-16 jaar tekenen de jeugdige en de ouders. In het geval van niet-gescheiden, gezaghebbende ouders is ondertekening van een van de ouders afdoende. dienen beide gezaghebbende ouders het plan te hebben ondertekend. In het geval van gescheiden, gezaghebbende ouders.

  • d. In de leeftijdscategorie 16-18 jaar mag de jeugdige alleen ondertekenen.

3. Het college kan een ondertekend verslag (door gezaghebbende(n)) van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouder(s) dat op het verslag hebben aangegeven.

4. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek als bedoeld in artikel 4.2 is uitgevoerd. Na melding van een hulpvraag dient het onderzoek binnen een termijn van zes weken voltooid te zijn.

5. Indien er zes weken na het gesprek het onderzoek niet is afgerond en de cliënt geen schriftelijke vastlegging van het onderzoek heeft ontvangen kan hij zich rechtstreeks wenden tot het college voor het indienen van een aanvraag.

6. Na ontvangst van een aanvraag voor een individuele voorziening heeft het college twee weken de tijd om een beschikking af te geven.

7. Het college kan nadere regels stellen over de aanvraagprocedure.

Artikel 4.6 Inhoud beschikking

1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd, zoals de in te zetten individuele voorziening en geldigheidsduur.

Artikel 4.7 Regels voor pgb

1. Indien de jeugdige het wenst, verstrekt het college een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

2. Vastgesteld is dat ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen, en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.

3. Bij de overweging welke voorziening in een pgb verstrekt kan worden, wordt eerst bekeken of jeugdhulp met bijbehorende tarieven zoals genoemd in Bijlage 1 toereikend is voor de jeugdige en/of zijn ouders. Deze jeugdhulp in pgb is veelal individuele ambulante begeleiding korter dan 110 uur, groepsbegeleiding minder dan 110 dagdelen of behandeling van minder dan 75 uur. Het tarief in bijlage 1 betreft een arrangementsprijs voor de gehele duur van het jeugdhulptraject.

4. Als de jeugdhulp middels een pgb zoals genoemd in het derde lid niet toereikend is kan er jeugdhulp worden toegekend zoals genoemd in Bijlage 2. Dit betreft een tarief per eenheid, bijvoorbeeld uren of dagen. De hoogte van het persoonsgebonden budget binnen deze jeugdhulp is het aantal benodigde eenheden maal het geldende tarief voor de benodigde jeugdhulp.

5. De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:

  • a. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de in het plan van aanpak beschreven resultaten en het budgetplan wat door de jeugdige en/of zijn ouders is opgesteld over hoe zij het pgb gaan besteden.

  • b. De hoogte van het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen.

  • c. De hoogte van het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura.

  • d. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulp of informele hulp.

  • e. Bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in het vijfde lid, sub d wordt onderscheid gemaakt tussen geregistreerde jeugdhulporganisaties, -instellingen en zzp'ers die aan de kwaliteitseisen voldoen en jeugdhulp leveren (formele hulp) enerzijds en informele zorgverleners anderzijds.

  • f. De tarieven die gebruikt worden voor alle toe te kennen voorzieningen in pgb worden genoemd in Bijlage 1 en Bijlage 2 van deze verordening.

6. Jaarlijks per 1 januari vindt indexering plaats van de tarieven. De indexering bedraagt hetzelfde percentage als de indexering van de tarieven zorg in natura die wordt gebruikt voor de inkoop van jeugdhulp. Voor een individuele voorziening die start in 2018 en doorloopt in 2019 en verder geldt het volgende voor de indexering van de tarieven pgb:

  • a. De tarieven van de voorzieningen jeugdhulp genoemd in Bijlage 1, tarieven die in voorgaande jaren te hoog of te laag zijn geïndexeerd en de tarieven van voorzieningen 82, 83, 84, 85, 121, 122, 123, 124, 125 en 126 van de hoogspecialistische jeugdhulp in Bijlage 2 worden met de jaarovergang niet geïndexeerd.

  • b. Alle tarieven in bijlage 2, behoudens de tarieven genoemd in lid 6, sub a van dit artikel, worden wel geïndexeerd.

7. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

  • a. Voor persoonlijke verzorging en begeleiding.

  • b. Bij de inzet van een persoon uit het sociale netwerk wordt door het college advies opgevraagd bij een extern bureau over de passendheid van deze inzet.

  • c. Deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.

8. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

9. Gewaarborgd is dat de voorziening die met het pgb betaald wordt, van goede kwaliteit is.

10. De jeugdhulpaanbieder dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.

11. Het college kan in nadere regels aanvullende kwaliteitseisen stellen aan informele zorgverleners.

12. De aanvraag voor een pgb omvat in ieder geval:

  • a. de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is

  • b. de te treffen individuele voorziening en het beoogde doel

  • c. de vooringenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten vastgelegd in het budgetplan

  • d. de kwalificaties van de uitvoerder

13. Het college kan een pgb weigeren indien aan de jeugdige en/of zijn ouders in de afgelopen jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb.

14. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

  • a. kosten voor bemiddeling

  • b. kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

  • c. kosten voor het voeren van een pgb-administratie

  • d. kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

15. Om de afspraken tussen jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of ouders vast te leggen wordt verplicht gebruik gemaakt van de modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

16. Het college kan al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken vanuit het oogpunt van kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid.

17. Het college kan nadere regels omtrent pgb vaststellen.

Artikel 4.8 Advisering

1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, advies te vragen aan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie indien het college dat gewenst vindt.

2. Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in het eerste lid wordt de cliënt hier van op de hoogte gebracht.

Hoofdstuk 5 - Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, doet op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. De jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de

  • verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • b. De jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen.

  • c. De individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten.

  • d. De jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb.

  • e. De jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid heeft ingetrokken kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde terugvorderen en invorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

Artikel 5.2 Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik

1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik van de wet.

2. Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik van deze wet.

3. Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

4. Teneinde uitvoering te geven aan de toezichthoudende taak als bedoeld in artikel 2.9, onderdeel d van de Jeugdwet verwerkt het college persoonsgegevens, waaronder mogelijk bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 5.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

1. De aard en omvang van de te verrichten taken.

2. De voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

3. Een redelijke toeslag voor overheadkosten.

4. Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; de kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 6 - Klachtregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 6.1 Klachtregeling

1. Het college draagt zorg voor een behoorlijke en transparante procedure ten behoeve van de afhandeling van klachten van een jeugdige of ouder betreffende de algemene, overige voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en de toekenningsprocedure als bedoeld in hoofdstuk 4.

2. Jeugdhulpaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

Artikel 6.2 Vertrouwenspersoon

1. Het college wijst een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan met volledige rechtsbevoegdheid en onafhankelijkheid waarop jeugdigen en (pleeg)ouders een beroep kunnen doen.

2. Het college wijst jeugdigen en (pleeg)ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 7 - Inspraak

Artikel 7.1 Betrekken ingezetenen bij het beleid

1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig in de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste lid.

Hoofdstuk 8 - Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Voorwaarden voorziening

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 8.3 Nadere regels

Het college stelt nadere regels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening en over de omvang van de (financiële) verstrekkingen.

Artikel 8.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen indexeren.

Artikel 8.5 Intrekking oude verordening

1. De verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2018 wordt ingetrokken.

2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2019 onder de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2018 en waarop nog niet is beslist bij het vaststellen van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de verordening 2019.

4. Van het in het derde lid gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

5. Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2018, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2018 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

Artikel 8.6 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Tilburg 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 november 2018.

de griffier,

voorzitter,

Toelichting op de verordening jeugdhulp

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Een andere voorziening is een voorziening die de jeugdige kan ontvangen op grond van een andere wet dan de Jeugdwet, bijvoorbeeld de Wmo 2015, de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz).

  • i.

    Het gesprek is het mondeling contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin het college - in de praktijk zal het college deze bevoegdheid mandateren aan deskundigen - met degene die jeugdhulp vraagt zijn gehele situatie bespreekt ten aanzien van de ondervonden problemen en de gevolgen daarvan en de gewenste resultaten van de te kiezen oplossingen.

  • n.

    De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’.

  • o.

    Tot het sociale netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring (o.a. (ex-)partners, gezinsleden, familieleden of mantelzorgers) en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Met dat laatste worden personen bedoeld met wie de jeugdige of ouder regelmatig contacten onderhoudt, zoals buren, medeleden van een vereniging etc. Het begrip ‘sociaal netwerk’ komt ook voor in de Wmo 2015. Bij de uitvoering van de Jeugdwet wordt aangesloten bij deze begripsomschrijving. De vraag of er personen in het sociale netwerk zijn die een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de hulpvraag, komt aan de orde bij het onderzoek dat de gemeente verricht als een jeugdige of ouder zich meldt met een hulpvraag.

 

Hoofdstuk 2 - Vormen van jeugdhulp

 

Hoofd Artikel 2.1 Overige voorzieningen

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.

 

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.

 

Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

Dit artikel geeft aan dat het college bij nadere regels de beschikbare voorzieningen vaststelt.

Het zesde lid waarborgt dat de jeugdhulpaanbieder - ook wanneer deze jeugdhulp biedt in het buitenland - binnen de kaders van het Nederlands recht en de Nederlandse inspecties dient te opereren.

 

Artikel 2.4 Vervoersvoorzieningen

Dit artikel gaat in op de voorwaarden voor een vervoersvoorziening.

Het eerste lid geeft aan dat de mate van zelfredzaamheid van de jeugdige en de ouders mede bepalend is voor welke voorziening er wordt toegekend. Het enkele feit dat ouders beiden werken is, zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om te vervoeren of anderen namens hen te laten vervoeren, geen reden om vervoer toe te kennen.

In het tweede lid staat dat een jeugdige alleen maar aanspraak kan maken op de separate vervoersvoorzieningen als daar in een jeugdhulptraject geleverd middels een jeugdhulparrangement niet reeds in is voorzien. Dit komt door het feit dat met de inkoop van jeugdhulp 2018, de prijs voor het vervoer in de tarieven van de jeugdhulparrangementen zijn verdisconteerd. Jeugdhulpaanbieders die in staat zijn om vervoer te leveren, kunnen dit dus binnen een jeugdhulparrangement leveren. Op deze manier wordt voorkomen dat dezelfde vervoersvoorziening meerdere malen wordt gefinancierd.

 

Hoofdstuk 3 - Toegang

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in hoofdstuk 3 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.

 

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g, van de wet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige zich rechtstreeks melden bij de jeugdhulpaanbieder. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zijn die na de verwijzing in overleg met de jeugdige en zijn ouders beoordeelt welke jeugdhulp precies nodig is en in welke vorm, omvang en duur deze geboden dient te worden Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen.

In artikel 3.2, lid 2 staat het college op verzoek van de jeugdige of zijn ouders een beschikking af dient te geven. De jeugdige of zijn ouders kunnen dit verzoek, gericht aan het college, doen bij de afdeling Dienstverlening - team Maatschappelijke Ondersteuning van de gemeente Tilburg.

 

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

Een verzoek ten aanzien van een machtiging gesloten jeugdhulp wordt, conform artikel 6.1.8 eerste lid van de wet, door het college van de gemeente waar de jongere woont ingediend.

De uitzondering op deze regel wordt verwoord in het tweede lid van dat artikel. Als er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel, dan is het de gecertificeerde instelling die het genoemde verzoek indient en niet het college. In de Memorie van Toelichting bij de Verzamelwet VWS 2016 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 191, nr. 3) geeft de wetgever eveneens aan dat artikel 2.11 van de wet er toe strekt “de kwaliteit van de voorzieningen op grond van de Jeugdwet te waarborgen alsmede de goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit ervan”. Er wordt vervolgens duidelijk aangegeven dat er in “de parlementaire behandeling diverse malen is aangegeven dat het college de mogelijkheid heeft om jeugdhulpaanbieders te mandateren om namens het college te besluiten welke jeugdhulp jeugdigen of ouders nodig hebben.”

Door deze voorgenomen wijziging in de Jeugdwet is daarmee artikel 2.11 eerste lid Jeugdwet verduidelijkt; het college heeft, na inwerkingtreding van de Verzamelwet VWS 2016, de mogelijkheid om de vaststelling van rechten en plichten, als bedoeld in een verleningsbesluit, te mandateren.

 

Hoofdstuk 4 - Procedure toegang jeugdhulp via gemeente

Artikel 4.1 Algemeen

In dit artikel zijn verschillende procedure afspraken opgenomen die gelden bij de procedure toegang jeugdhulp via de gemeente. Deze hebben te maken met het besluit en de start zorg van een jeugdhulpaanbieder bij een afgegeven besluit.

 

Artikel 4.2 Melding en vooronderzoek

In het eerste en tweede lid geven weer hoe men een hulpvraag kan melden bij het college en hoe deze door het college wordt bevestigd.

Het vierde lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de melding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien. Het vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook de uitnodiging voor het gesprek.

In het vijfde lid kunnen bij de vaststelling van de datum, het tijdstip en de locatie voor het gesprek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de jeugdige of zijn ouders worden verzocht om nog een aantal stukken te overleggen. In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen.

Ook is hierin een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een vooronderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.

 

Artikel 4.3 Gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat het onderzoek in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouders te krijgen. Het ligt daarom ook voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en zijn ouders het een en ander wordt besproken. Of dit gesprek op een gemeentelocatie (wijkteam) plaatsvindt, op school, bij de jeugdige of zijn ouders thuis, of bij een andere deskundige zal afhankelijk van de concrete situatie worden besloten. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.

In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel dat kan of moet plaatsvinden.

In de onderdelen a tot en met j zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven. Het betreft uiteraard altijd maatwerk. In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de wet [en de verordening] vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.

Het tweede lid bevestigt de regeling van het familiegroepsplan, Integraal Plan van aanpak in de wet (artikel 2.1, onder g, in samenhang met artikel 1.1). De wet vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.

 

Artikel 4.4 Verslag

Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. Het college verstrekt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om de cliënt in staat te stellen een aanvraag te doen voor een individuele voorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek wordt ook gebruikt als een met de cliënt overeengekomen plan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen.

Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden is eveneens vormvrij (derde lid).

 

Artikel 4.5 Aanvraag

De gemeente stelt bij verordening in ieder geval regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een beschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen.

 

Artikel 4.6 Inhoud beschikking

Indien de jeugdige of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen of er een beschikking afgegeven wordt, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep kunnen indienen.

 

Artikel 4.7 Regels pgb

Jeugdigen of hun ouders kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.

Het tweede lid berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Het derde lid berust op artikel 8.1.1, vierde lid, van de wet.

Het vijfde lid, sub e staat dat er voor gecertificeerde zorginstellingen, -organisaties en zzp’ers die jeugdhulp leveren andere tarieven gelden dan voor informele zorgverleners. De tarieven van deze jeugdhulp zijn afgeleid van de tarieven voor zorg in natura. Voor zorginstellingen, -organisaties en zzp’ers die jeugdhulp leveren geldt 90% van het tarief dat voor zorg in natura geldt voor dezelfde voorziening. Voor informele zorgverleners geldt 50% van het tarief dat voor zorg in natura geldt voor dezelfde voorziening.

In het zesde lid staat beschreven op welke manier tarieven van pgb's worden geïndexeerd ten opzichte van het voorgaande jaar en voorgaande jaren. Uitgangspunt hierbij is dat dezelfde indexering wordt gebruikt als bij de tarieven van zorg in natura wordt gebruikt. Voorzieningen die aanvangen in 2018 en doorlopen in 2019 worden in pgb gedurende de looptijd van de voorziening geïndexeerd; uitzonderingen hierop zijn traject- of arrangementsprijzen en tarieven die in een eerder jaar te veel of te weinig zijn geïndexeerd. Tarieven die eerder te veel of te weinig zijn geïndexeerd worden gecorrigeerd.

In het achtste lid staat dat gewaarborgd is dat de voorziening die met pgb betaald wordt van goede kwaliteit is. Alvorens een pgb toe te kennen is het van belang dat het college toetst aan de criteria zoals vastgelegd in artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet (zie ook de toelichting bij lid 1). Eén van die criteria is dat de kwaliteit van de in te kopen hulp naar het oordeel van het college geborgd is. In dat kader moet het college, bij de wens om hulp van het sociale netwerk te betrekken, beoordelen of de benodigde hulp wel door het sociale netwerk geboden kan worden. Als de conclusie is dat de ontwikkeldoelen niet bereikt kunnen worden als de betreffende hulp door iemand uit het sociale netwerk wordt geboden, kan dat reden zijn om het pgb te weigeren. De kwaliteit van de in te zetten hulp is dan immers niet geborgd.

 

Artikel 4.8 Advisering

Dit artikel geeft aan dat het voor het college mogelijk is om een extern deskundige om advies te vragen in het onderzoek. Hierbij moet toestemming worden gevraagd aan de jeugdige en/of ouders.

 

Hoofdstuk 5 - Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Lid 1

Deze bepaling berust mede op artikel 8.1.2 lid 1 van de wet, waarin is vastgelegd dat de jeugdige of zijn ouders het college alle informatie verstrekt die van belang kan zijn voor de verlening van een pgb. In deze verordening wordt de toepassing van deze informatieplicht verbreed naar de voorzieningen in natura. Immers, ook van jeugdigen en/of ouders met jeugdhulp in natura kan verlangd worden dat ze voldoende gegevens en inlichtingen verstrekken om het college in staat te stellen te beoordelen of terecht een beroep op de voorziening wordt of is gedaan.

De medewerkingsverplichting uit het derde lid van artikel 8.1.2 van de wet ziet toe op alle denkbare vormen van medewerking om toe te kunnen zien op een rechtmatige verstrekking van een individuele voorziening, zowel pgb als in natura.

 

Lid 2

Deze bepaling regelt in welke gevallen het college een besluit tot verlening van een individuele voorziening kan beëindigen of wijzigen, dan wel intrekken of herzien. Bij ‘wijzigen’ gaat het om het aanpassen van de aanspraak naar de toekomst toe. De tegenhanger is ‘herzien’, wat een wijziging van de aanspraak over het verleden betreft. Intrekking ziet eveneens op het verleden: een aanspraak wordt dan beëindigd vanaf een in het verleden gelegen datum.

De bepaling is afgeleid van artikel 8.1.4 van de Jeugdwet die de herziening en intrekking regelt van verstrekte pgb's. Hoewel de Jeugdwet enkel spreekt van ‘herzien’ of ‘intrekken’ is uit de toelichting af te leiden dat hiermee ook beëindigen of wijzigen wordt bedoeld. Dat is daarom expliciet benoemd in deze bepaling.

Verder breidt de verordeningsbepaling de herzienings- / intrekkingsbevoegdheid uit tot de individuele voorziening in natura. Het gaat hier om een 'kan'-bepaling. Het college is dus niet verplicht gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot herziening of intrekking.

 

Lid 3

In de Jeugdwet is geregeld dat het college een pgb kan invorderen als dit is herzien of ingetrokken in verband met onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de jeugdige/ouder (zie artikel 8.1.4 lid 3 Jeugdwet). Alvorens tot invordering te kunnen overgaan, moet het college het bedrag echter eerst terugvorderen. Terugvordering is niet geregeld in de Jeugdwet. Het is daarom van belang hiervoor een grondslag op te nemen in de verordening. Net zoals bij herziening en intrekking gaat het bij terugvordering om een bevoegdheid van het college.

Met ingang van 1 april 2017 is artikel 8b, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling Jeugdwet van kracht. Het artikel bepaalt dat de voor budgethouders verplicht gestelde modelzorgovereenkomsten een zogenoemd derdenbeding bevatten, waarmee het college ten onrechte gedeclareerde ondersteuning kan verhalen op de ondersteuner die jeugdhulp levert.

 

Artikel 5.2 Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik

Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de Jeugdwet moeten in de verordening regels worden gesteld over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura of een pgb alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Deze bepaling is een uitwerking van deze wettelijke plicht.

 

Lid 1Het is van belang dat jeugdigen en ouders zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een jeugdhulpvoorziening. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden (informatieplicht, zie artikel 13 lid 1 van deze verordening). Of de regels rondom verantwoording van een pgb. Het college moet de jeugdige en ouders hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.

 

Lid 2

In deze bepaling is de grondslag gegeven om een toezichthouder aan te wijzen die zich bezig houdt met het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet (zie artikel 5:11 Awb). Anders dan in de Wmo 2015, is in de Jeugdwet niet bepaald dat het college een toezichthouder moet aanwijzen. Desalniettemin kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat het mogelijk is een toezichthouder aan te wijzen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting jegens de toezichthouder benoemd (zie TK 2013-2014, 33684, nr. 11). Het toezicht door de aangewezen toezichthouder ziet niet op de kwaliteit van de door de jeugdhulpaanbieders geleverde jeugdhulp. Zowel gecontracteerde als pgb-aanbieders vallen onder het kwaliteitstoezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IG&J). De gemeente heeft in het kader van contractering en monitoring een rol bij het toezien op en controleren van de kwaliteit. Voor zover de gemeente hierbij signalen ontvangt over de kwaliteit van de te leveren of geleverde jeugdhulp, stuurt de gemeente deze door naar de IG&J.

Het kwaliteitstoezicht op mogelijke aanvullende kwaliteitseisen is aan de gemeente zelf. Het toezicht door de gemeentelijke toezichthouder Jeugd ziet o.a. op de rechtmatigheid van ingediende declaraties door jeugdhulpaanbieders, zowel in natura als pgb. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 t/m 5:20 van de Awb.

 

Lid 4

Deze bepaling ziet toe op het wettelijk mogen verwerken/gebruikmaken van (bijzondere) persoonsgegevens bij controle door de Toezichthouder Jeugdwet. Ook vormt dit de grondslag om (controlerende) interventies en passende maatregelen te kunnen toepassen.

 

Artikel 5.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

 

Hoofdstuk 6 - Klachtregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 6.1 Klachtregeling

Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van bestuursorganen en personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

 

Artikel 6.2 Vertrouwenspersoon

In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.

 

Hoofdstuk 7 - Inspraak

Artikel 7.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij de gemeente. De mogelijkheid tot medezeggenschap tegenover de aanbieder is al geregeld in artikel 4.2.4 en verder van de wet.

Met het tweede lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.

 

Hoofdstuk 8 - Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.

 

Artikel 8.3 Besluit en Beleidsregels

In dit artikel wordt bepaald dat er een Besluit en beleidsregels jeugdhulp gemeente Tilburg worden vastgesteld. Deze documenten bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening. Het Besluit omvat ook de omvang van de diverse (financiële) verstrekkingen voor met name het pgb.

 

Artikel 8.5 Intrekkingen oude verordening

In het derde lid is als hoofdregel opgenomen dat aanvragen die nog bij het college in behandeling zijn, op grond van deze verordening beoordeeld zullen worden. Omdat dit nadelige gevolgen voor de cliënt kan hebben, is in het vierde lid bepaald dat de vorige verordening gebruikt mag worden, als dit evident voordeliger is voor de cliënt. Dit ter voorkoming dat de cliënt gedupeerd is als zijn aanvraag enige tijd bij het college in behandeling is geweest en zijn rechtspositie door het tijdsverloop wordt aangetast.

 

Artikel 8.6 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling