Regeling vervallen per 19-02-2011

Verordening regelende het zich ontdoen van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen, de al dan niet afzonderlijke inzameling van afvalstoffen en de met deze activiteiten verband houdende bescherming van het milieu

Geldend van 11-02-2011 t/m 18-02-2011

Intitulé

Verordening regelende het zich ontdoen van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen, de al dan niet afzonderlijke inzameling van afvalstoffen en de met deze activiteiten verband houdende bescherming van het milieu

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 10.23 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

vast te stellen de

Verordening regelende het zich ontdoen van huishoudelijke en andere categorieën van afvalstoffen, de al dan niet afzonderlijke inzameling van afvalstoffen en de met deze activiteiten verband houdende bescherming van het milieu (Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2003)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Paragraaf 1.1. Begripsomschrijvingen.

Artikel 1.

Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbiedplaats: locatie waar huishoudelijk afval in een inzamelmiddel naar toe moet worden gebracht.

  • b.

    afvalstoffen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet milieubeheer.

  • c.

    autowrak: voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (Besluit van 24 mei 2002, bekend als het Besluit beheer autowrakken).

  • d.

    bouw- en sloopafval: afval dat vrijkomt bij respectievelijk het (ver-)bouwen, renoveren en slopen van gebouwen en andere bouwwerken.

  • e.

    doelmatige verwijdering: een zodanige verwijdering van afvalstoffen dat in ieder geval:

    • 1.

      de continuïteit van de verwijdering wordt gewaarborgd;

    • 2.

      de afvalstoffen (met inachtneming van artikel 10.1 Wm) op effectieve en efficiente wijze wordt verwijderd;

    • 3.

      een effectief toezicht op de verwijdering mogelijk is;

    • 4.

      gewaarborgd is dat een inrichting voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen, nadat zij buiten gebruik is gesteld, geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt.

  • f.

    elektrische en elektronische apparatuur: de als zodanig in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, aanhef en onder 1º van de Regeling beheer elektrische en elek-tronische apparatuur aangewezen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

  • g.

    grof huisafval: huishoudelijke afvalstoffen die te groot en/of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst aan te bieden, met uitzondering van (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur, bouw- en sloopafval (zoals keukenblokken, sanitair en losse planken), autobanden en – onderdelen, alle tuinafval, asbest, chemisch afval (KCA), papier en karton.

  • h.

    huishoudelijke aansluitingen: huishoudens of daaraan gelijkgestelde economische eenheden (in de gemeente Tilburg) waarvan huishoudelijke afvalstoffen of daaraan gelijkgesteld worden ingezameld en afgevoerd.

  • i.

    huishoudelijke afvalstoffen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet milieubeheer.

  • j.

    inzameldienst: de dienst of aangewezen instantie als bedoeld in artikel 11 van deze verordening.

  • k.

    inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- en/of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een duobak, verzamelcontainer, papiercontainer, chemosafe.

  • l.

    motorrijtuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet.

  • m.

    wegen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet.

  • n.

    wet: Wet milieubeheer (Stb. 2002, 239 zoals sindsdien gewijzigd);

  • o.

    zwerfafval: afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen (zoals blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes, sigarettenpeuken kauwgomresten, kranten, folders en tissues).

Paragraaf 1.2. Vergunningsverlening c.a.

Artikel 2.

Inzamelverbod huishoudelijk afval behoudens vergunning.

  • 1.

    Het is aan een ander dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders van derden afkomstige huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2.

    De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid, dient deze tijdens het inzamelen steeds bij zich te dragen en op verzoek van degenen bij wie hij inzamelt te tonen.

  • 3.

    De vergunning wordt geweigerd indien vaststaat of met redenen valt te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor personen of instanties die bij of krachtens de wet voor de desbetreffende categorieën van de van derden afkomstige afvalstoffen een inzamelplicht hebben gekregen.

Artikel 3.

Beslissingstermijn aanvraag vergunning, ontheffing of aanwijzing.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag van een vergunning, ontheffing of aanwijzing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de aanvragen van een vergunning als bedoeld in dit artikel.

Artikel 4.

Te late indiening aanvraag.

Indien een aanvraag om vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het college van burgemeester en wethouders de aanvrager in zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaren, indien zij van mening zijn dat de aard van de gevraagde vergunning of ontheffing zodanig is dat voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag onvoldoende tijd aanwezig is.

Artikel 5.

Voorschriften en beperkingen.

  • 1.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 6.

Persoonlijk of zakelijk karakter van de vergunning of ontheffing.

De vergunning of ontheffing is naams- dan wel persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 7.

Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing.

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens blijken te zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is verleend;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijnstelling, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder van de vergunning of ontheffing dan wel zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

Artikel 8.

Inzage vergunning of ontheffing.

De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Artikel 9.

Mandaatuitvoering aan gemeenteambtenaren.

Het college van burgemeester en wethouders kan de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, opdragen aan door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren.

Artikel 10.

Termijnen.

  • 1.

    Met betrekking tot de in deze verordening genoemde termijnen is het bepaalde in de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden die termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Hoofdstuk 2. Inzameling van afvalstoffen.

Artikel 11.

Inzameldienst.

  • 1.

    Als inzameldienst, belast met het ter uitvoering van de wet en deze verordening inzamelen van afvalstoffen, wordt aangewezen het BAT, het Brabants Afval Team.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een andere instantie aanwijzen als inzameldienst, voor zover dat in het belang is van een doelmatige verwijdering van de aangewezen afvalstoffen.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen of ter inzameling aangeboden aan degene die op grond van het eerste lid bevoegd is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 4.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in strijd met het krachtens het derde lid bepaalde over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan degene die op grond van dit artikel bevoegd is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

Artikel 12.

Frequentie van inzamelen.

  • 1.

    Inzameling van het in de gemeente bij huishoudelijke aansluitingen uitstaande inzamelmiddel voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval) geschiedt eenmaal per week door de inzameldienst.

  • 2.

    Inzameling van de in de gemeente bij huishoudelijke aansluitingen opgestelde collectieve inzamelmiddelen voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval) geschiedt tenminste eenmaal per week door de inzameldienst.

  • 3.

    Inzameling van de in de gemeente bij huishoudelijke aansluitingen uitstaande papiercontainers en opgestelde collectieve inzamelmiddelen voor papier en karton (onder andere kranten, dozen, tijdschriften) geschiedt eenmaal per vier weken door de inzameldienst.

Hoofdstuk 3. Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen.

Paragraaf 3.1. Het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 13.

Overdragen of aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover het college van burgemeester en wethouders krachtens hoofdstuk 1 van deze verordening aan anderen dan de inzameldienst vergunning heeft verleend.

Artikel 14.

Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen.

Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen op afroep overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.

Artikel 15.

Aangewezen inzamelmiddel.

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen anders aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan:

  • a.

    indien van gemeentewege ten behoeve van een perceel een inzamelmiddel is verstrekt: in het van gemeentewege verstrekte inzamelmiddel;

  • b.

    indien van gemeentewege ten behoeve van een groep percelen een container is verstrekt: in de van gemeentewege verstrekte container (container in het gebouw, buiten het gebouw, ondergrondse containers), verpakt in een gesloten zak;

  • c.

    op een andere door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde wijze of op een andere door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats; een en ander met inachtneming van het bij of krachtens de artikelen 14, 16, 19 en 21 bepaalde.

Artikel 16.

Wijze van overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval en inzamelmiddelen.

  • 1.

    De inzamelmiddelen moeten goed gesloten zijn.

  • 2.

    De inhoud van de inzamelmiddelen mag niet zwaarder zijn dan een door het college van burgemeester en wethouders bepaald aantal kilogram.

  • 3.

    De afvalstoffen mogen in de inzamelmiddelen slechts zodanig aanwezig zijn, dat deze bij het omkeren van het inzamelmiddel zonder weerstand daaruit vallen.

  • 4.

    Het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in inzamelmiddelen moet ordelijk geschieden door plaatsing daarvan, op een krachtens artikel 11, derde lid, vastgestelde inzameldag, op het voetpad, zo dicht mogelijk bij de rijweg, of, bij het ontbreken van een voetpad, aan de kant van de rijweg, of, indien aanwezig, op een collectieve inzamelplaats.

  • 5.

    Het overdragen of aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in inzamelmiddelen staand in een gebouw (flat of appartementencomplex), moet ordelijk geschieden, en kan onder voorwaarden, gesteld door de inzameldienst als vermeld in artikel 11, eerste lid, door de inzameldienst uit de containerruimte worden gehaald ter lediging.

  • 6.

    De houder van een inzamelmiddel dient voor het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op een wijze als vermeld in het vijfde lid van dit artikel, toestemming te vragen aan de inzameldienst als vermeld in artikel 11, eerste lid.

Artikel 17.

Gebruik inzamelmiddel.

Het is verboden een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor dit bestemd is.

Artikel 18.

Verplichtingen houder.

  • 1.

    De verantwoordelijkheid voor het inzamelmiddel berust bij de houder.

  • 2.

    De houder is verplicht het inzamelmiddel uitsluitend van gemeentewege te doen repareren.

  • 3.

    De houder is verplicht bij ontruiming van het door hem/haar bewoonde perceel het inzamelmiddel daar achter te laten.

Artikel 19.

Aangewezen plaats.

In het belang van een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kan het college van burgemeester en wethouders bepalen dat de inzamelmiddelen ter lediging aangeboden dienen te worden op een door hen te bepalen plaats nabij de percelen, of op een door hen aan te wijzen collectieve inzamelplaats.

Artikel 20.

Verbod wijze en plaatsen huishoudelijke afvalstoffen.

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen en plaatsen achter te laten dan bij of krachtens paragraaf 3.1 is bepaald.

Artikel 21.

Verwijdering inzamelmiddel.

De houder van een inzamelmiddel moet ervoor zorgen dat dit inzamelmiddel zo spoedig mogelijk na lediging door de inzameldienst, doch uiterlijk op het eind van een krachtens artikel 11, derde lid, vastgestelde inzameldag, van de weg is verwijderd.

Paragraaf 3.2. Het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe ter beschikking gestelde plaats.

Artikel 22.

Achterlaten in daartoe bestemde bakken.

  • 1.

    Het is verboden andere huishoudelijke afvalstoffen dan van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen papier, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde vloeistoffen, achter te laten in daartoe in het openbaar gebied van gemeentewege geplaatste of goedgekeurde bakken.

  • 2.

    Het is verboden glas op andere plaatsen achter te laten aan in daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde glascontainers. Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat deze glascontainers op bepaalde uren niet mogen worden gebruikt.

Artikel 23.

Aangewezen plaats.

Indien krachtens artikel 10.26, eerste lid onder c en artikel 10.27 van de wet een plaats binnen de gemeente is aangewezen, waar in voldoende mate gelegenheid geboden wordt huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, stelt het college van burgemeester en wethouders de dagen, tijden en wijzen vast waarop dit kan geschieden.

Artikel 24.

Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen.

Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent het incidenteel achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 25.

Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen.

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen, tijden, wijzen en plaatsen achter te laten dan bij of krachtens paragraaf 3.2 is bepaald.

Hoofdstuk 4. Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën van huishoudelijke afvalstoffen (gescheiden inzameling).

Artikel 26.

Afzonderlijk overdragen of ter inzameling aanbieden van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 1.

    Het is, in afwijking van het in hoofdstuk 3 bepaalde, verboden de volgende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van de percelen geplaatste bakken dan wel containers of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats:

    • a.

      papier;

    • b.

      klein chemisch afval (kca);

    • c.

      textiel.

  • 2.

    In afwijking van artikel 12, eerste lid, wordt textiel zes keer per jaar ingezameld.

Artikel 27.

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijk restafval en papier-afval in ondergrondse containers.

Het is verboden om afvalstoffen, met uitzondering van huishoudelijk restafval (GFT) en papierafval, in ondergrondse containers te deponeren.

Artikel 28.

Nadere regels bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de in artikel 26 bedoelde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen, aangeboden of achtergelaten.

  • 2.

    Het is verboden de in artikel 26 bedoelde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het krachtens het eerste lid bepaalde.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de wijze waarop het groente-, fruit- en tuinafval moet worden overgedragen, aangeboden of achtergelaten.

  • 4.

    Het is verboden het groente-, fruit- en tuinafval over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het krachtens het derde lid bepaalde.

Hoofdstuk 5. Het zich ontdoen van grof huisvuil en (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur

Artikel 29.

Verbod ontdoen grof huisafval en (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur.

  • 1.

    Het is verboden grof huisafval op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens dit hoofdstuk is bepaald.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt ook voor het overdragen van (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur of het aanbieden daarvan aan personen of instanties die bij of krachtens de wet voor de desbetreffende categorieën van de van huishoudens afkomstige afvalstoffen een inzamelplicht hebben gekregen.

Artikel 30.

Aanbieden en overdragen grof huisafval.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt vast op welke plaats en op welke tijden grof huisafval ter inzameling kan worden aangeboden en overgedragen aan de inzameldienst of de voor bepaalde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen daartoe aangewezen instantie.

  • 2.

    (Afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur kan worden aangeboden en overgedragen aan de milieustraten.

  • 3.

    Het is mogelijk om (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur aan te bieden en over te dragen aan de inzameldienst of de voor bepaalde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen daartoe aangewezen instantie op de wijze als bepaald in artikel 30 en 31 van deze verordening, indien dit wordt gemeld bij de grofvuillijn.

  • 4.

    Kleine (afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur kan in de KCA-wagen worden aangeboden en overgedragen.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt vast dat grof huisafval op de volgende wijze moet worden aangeboden en overgedragen aan de inzameldienst of de voor bepaalde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen daartoe aangewezen instantie:

    • a.

      aanbieden en overdragen van grof huisafval geschiedt op de begane grond;

    • b.

      grof huisafval moet droog zijn en uit handzame stukken bestaan bijvoorbeeld vloerbedekking in gebundelde rollen van maximaal 2 meter);

    • c.

      grof huisafval mag niet op straat worden gezet;

    • d.

      de aanbieder van grof huisafval dient aanwezig te zijn om het afval aan te bieden aan de inzameldienst.

Artikel 31.

Omvang en inhoud grof huisafval.

  • 1.

    Het is verboden een stuk grof huisafval van langer of breder dan 2 meter ter inzameling over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst. Kleinere stukken grof huisafval dienen zoveel mogelijk in een of meer bundels samengedrukt en -gebonden te worden overgedragen of aangeboden.

  • 2.

    Het is verboden stukken of bundels grof huisafval die zwaarder zijn dan 30 kg ter inzameling aan te bieden of over te dragen aan de inzameldienst.

  • 3.

    Van voorgaande bepalingen kan worden afgeweken door het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van gescheiden inzameling van grof huisafval.

  • 4.

    Vloerbedekking met een foamrug dient, tevens met inachtneming van het bepaalde in artikel 30 en het eerste en tweede lid van dit artikel, in plastic verpakt ter inzameling aangeboden of overgedragen te worden aan de inzameldienst.

Artikel 32.

Schakelbepaling.

De artikelen 11, eerste en tweede lid, 13, 14, 20 en 23 zijn op het overdragen, het ter inzameling aanbieden en het achterlaten van grof huisafval van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Ontdoen van bouw- en sloopafval, autowrakken en zwerfafval.

Paragraaf 6.1. Ontdoen van bouw- en sloopafval.

Artikel 33.

Ter inzameling aanbieden van bouw- en sloopafval.

Het is verboden, bouw- en/of sloopafval in een inzamelmiddel ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst.

Artikel 34.

Afval in en nabij op de weg geplaatste containers.

  • 1.

    Het is verboden bij een op de weg geplaatste container voor (ver-)bouw- en/of sloopwerkzaamheden afval, vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp te werpen of te plaatsen.

  • 2.

    Het is de rechthebbende op een op de weg geplaatste container voor (ver-) bouw- en/of sloopwerkzaamheden verboden afval, vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, dat door anderen in deze container is geworpen of geplaatst vanuit deze container op de weg te plaatsen.

Paragraaf 6.2. Ontdoen van autowrakken.

Artikel 35.

Het ontdoen van een autowrak.

Een autowrak, zijnde een huishoudelijke afvalstof, mag slechts worden afgegeven aan:

  • a.

    degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit beheer autowrakken, niet zijnde een inrichting die uitsluitend vanwege de aanwezigheid van een shredderinstallatie als een zodanige inrichting is aan te merken;

  • b.

    degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer, of

  • c.

    degene die in een ander land dan Nederland is gevestigd en die overeenkomstig de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen en titel 10.7 van de Wet milieubeheer het autowrak naar dat land brengt.

Artikel 36.

Verbod tot andere wijze van ontdoen van een autowrak.

Het is verboden, zich van een autowrak te ontdoen op een andere wijze als vermeld in artikel 35.

Paragraaf 6.3. Ontdoen van zwerfafval.

Artikel 37.

Verbod tot het zich ontdoen van zwerfafval.

Het is verboden bewust of onbewust afval weg te gooien of achter te laten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van personen op zulke plaatsen terecht is gekomen.

Hoofdstuk 7. Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen.

Artikel 38.

Verontreiniging bij werkzaamheden aan de weg

  • 1.

    Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:

    • a.

      indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het ontstaan van de verontreiniging te reinigen of te doen reinigen;

    • b.

      indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.

    • c.

      Het in het tweede lid gesteld verbod geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegverordening Noord-Brabant van toepassing is.

Artikel 39

Wegwerpen van reclame- en strooibiljetten

Degene, die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften dan wel,

als vorm van reclame, gratis producten onder het publiek verspreidt, is verplicht

deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een ander

voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen,

terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.

Artikel 40.

Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan van derden afkomstige andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen (zoals textiel en kleding, olie, klein- en groot elektrisch afval) aanwijzen, die aan de inzameldienst kunnen worden overgedragen of ter inzameling aangeboden dan wel kunnen worden achtergelaten.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst kunnen worden overgedragen, aangeboden of achtergelaten.

  • 3.

    Het is verboden afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het krachtens het vorige lid bepaalde.

  • 4.

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of een daarop gebaseerde regeling, de Destructiewet, dan wel een provinciale verordening van toepassing is.

Artikel 41.

Inzameling door derden.

  • 1.

    Het is aan een ander dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders de krachtens artikel 38, eerste lid, aangewezen afvalstoffen in te zamelen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de in het vorige lid bedoelde vergunning voorschriften verbinden ter bescherming van het milieu.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien vaststaat of met redenen valt te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van de aangewezen afvalstoffen.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor personen of instanties die bij of krachtens de wet voor de desbetreffende categorieën van afvalstoffen een inzamelplicht hebben gekregen.

Artikel 42.

Meldingsplicht.

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afvalstoffen aanwijzen waarvoor geldt dat het verboden is deze aan anderen dan de inzameldienst af te geven zonder dit vooraf bij het college van burgemeester en wethouders te melden op de in het tweede lid aangegeven wijze.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde melding bevat de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres van de meldingsplichtige;

    • b.

      de aard, eigenschappen, samenstelling, hoeveelheid en plaats van herkomst van de afvalstoffen;

    • c.

      naam en adres van degene die de afvalstoffen vervoert, indien dit een ander is dan degene van wie zij afkomstig zijn;

    • d.

      naam en adres van degene die de afvalstoffen verwerkt, indien deze een ander is dan degene die de afvalstoffen vervoert.

Hoofdstuk 8. Bepalingen ter bescherming van het milieu.

Artikel 43.

Voorkomen diffuse milieuverontreiniging.

  • 1.

    Het is verboden afvalstoffen op of in de bodem te brengen of te houden, te verbranden, te bewaren, over te laden of anderszins te bewerken, te verwerken of te vernietigen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of aan degene die op grond van een vergunning bevoegd is tot inzameling, en evenmin voor door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen voor door hen aangewezen afvalstoffen.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan van het in het eerste lid omschreven verbod ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu.

  • 4.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing voor zover de Wet milieubeheer, de Wet Bodembescherming, de Meststoffenwet, de Destructiewet of een provinciale verordening voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

Artikel 44.

Verontreiniging van de weg en van terreinen

  • 1.

    Het is verboden afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval.

  • 5.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 6.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover:

    • a.

      de Wet milieubeheer, de Meststoffenwet, de Destructiewet, de Bestijdingsmiddelenwet, de Kernenergiewet of de Wet bodembescherming voorziet in de beoogde bescherming van het milieu;

    • b.

      de Wet beheer rijkswaterstaatwerken;

    • c.

      de Wegenverordening Noord-Brabant van toepassing zijn.

Artikel 45.

Opslagverbod.

  • 1.

    Het is verboden afvalstoffen op een zodanige plaats op te slaan of opgeslagen te hebben dat deze vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar zijn.

  • 2.

    Het in het eerste lid omschreven verbod geldt niet voor het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst.

  • 3.

    Het in het eerste lid omschreven verbod geldt evenmin voor door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan van het in het eerste lid omschreven verbod ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu.

  • 5.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing voor zover de Wet milieubeheer, of een provinciale verordening van toepassing is.

Artikel 46.

Het vervoer van afvalstoffen.

Het is verboden de in artikel 41 bedoelde afvalstoffen, niet zijnde gevaarlijke stoffen in de zin van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zodanig te vervoeren dat de weg kan worden verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed. Onder het vervoeren wordt mede begrepen het parkeren van het motorrijtuig waarmede de stoffen worden vervoerd.

Artikel 47

Opslag afvalstoffen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is afvalstoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels.

  • 2.

    Het is verboden op een door het college van burgemeester en wethouders krachtens het eerste lid aangewezen plaats afvalstoffen:

    • a.

      op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, dan wel

    • b.

      op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels.

  • 3.

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Wegenverordening Noord-Brabant van toepassing is.

Hoofdstuk 9. Straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 48

Strafbepaling.

Een gedraging in strijd met de artikelen 11, 13, 15 tot en met 17, 19 tot

en met 21, 23, 25 tot en met 31, 33, 34, 36 tot en met 47 is een

strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische

delicten.

Artikel 49.

Opsporingsambtenaren.

  • 1.

    De opsporing van de in artikel 44 strafbaar gestelde feiten is, naast aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die krachtens artikel 17 van de Wet economische delicten zijn belast met de opsporing van overtredingen van voorschriften gegeven krachtens artikel 10.23 van de wet.

  • 2.

    De krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te zijn beëdigd volgens de regels die daaromtrent gesteld zijn bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 142, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 50.

Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze verordening treedt acht dagen na de dag waarop zij is bekendgemaakt in werking.

  • 2.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding als bedoeld in het voorgaande lid vervalt de Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 1997 zoals vastgesteld bij besluit van 27 januari 1997.

Artikel 51.

Overgangsbepaling.

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 46 tweede lid blijven, indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening, en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, van kracht tot de tijd waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de verordening bedoeld in artikel 46 tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dat voor of na het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt, is ingekomen binnen de daarvoor geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 46 tweede lid.

  • 4.

    Uitvoeringsbesluiten van het college van burgemeester en wethouders genomen op basis van de Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 1997 zullen gelden als uitvoeringsbesluiten genomen op basis van deze verordening.

Artikel 52.

Slotbepaling.

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Afvalstoffenverordening gemeente Tilburg 2003'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24-11-2003

de voorzitter,

de secretaris,