Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten (2009)

Geldend van 24-12-2008 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2009

De raad van de gemeente Tubbergen,

gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2008 nr. I08.8607;

gelet op het advies van de commissie Bestuur en Middelen van 13 november 2008;

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet,

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2009

(Verordening rioolrechten 2009).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • b.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

  • c.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam "rioolrecht" worden geheven:

    • a.

      een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en

    • b.

      een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom -niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3- ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven van een eigendom:

  • a.

    welke in hoofdzaak is bestemd voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag andere dan kerkgenootschappen die rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen ten grondslag liggende levensovertuiging;

  • b.

    welke uitsluitend wordt gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven per eigendom.

  • 2. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 3. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van tweeënvijftig weken, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalenderweek voor een volle week gerekend.

  • 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

1.

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt per eigendom

€ 

163,00

2.

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt bij het afvoeren van een hoeveelheid afvalwater van:

a.

0 tot en met 300 m3

€ 

66,00

b.

meer dan 300 m3 doch niet meer dan 10.000 m3

€ 

66,00

vermeerderd met een bedrag van

€ 

66,00

voor elke 100 m3 of een gedeelte daarvan, waarmee de hoeveelheid van 300 m3 wordt overschreden;

c..

meer dan 10.000 m3

€ 

6.468,00

vermeerderd met een bedrag van

€ 

33,00

voor elke 100 m3 of gedeelte daarvan, waarmee de hoeveelheid van 10.000 m3 wordt overschreden,

met dien verstande dat het recht niet meer bedraagt dan

€.

23.265,00

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De rechten worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

  • 5. Voor belastingbedragen van minder dan € 9,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolrechten of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt:

    • a.

      in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag van de aanslag daarvan meer is dan € 100,- doch minder is dan € 2.500,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen, telkens een maand later;

    • b.

      in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag van de aanslag daarvan minder is dan € 100,- of meer is dan € 2.500,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen, telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolrechten.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rioolrechten 2008" van 3 december 2007, nummer 07.10136 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening rioolrechten 2009".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 1 december 2008
de griffier, de voorzitter,
F.G.S. Droste mr. M.K.M. Stegers