Regeling vervallen per 21-01-2012

Algemene subsidieverordening 2003

Geldend van 27-11-2010 t/m 20-01-2012

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2003

De raad van de gemeente Tubbergen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 februari 2003, nr. 6907;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

met inachtneming van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • -

    budgetsubsidie: een subsidie waarbij de gemeente in een contract met de subsidieontvanger overeenkomt, dat de subsidieontvanger voor een bepaalde periode tegen een bepaald bedrag (budget) nader omschreven activiteiten en / of prestaties verricht;

  • -

    erkenningsubsidie: subsidie dat wordt toegekend voor activiteiten van algemeen belang, waarbij aard en omvang van de te verrichten activiteiten worden overgelaten aan de subsidieontvanger en waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de subsidieontvanger maakt en de subsidie;

  • -

    exploitatiesubsidie: een subsidie in de kosten van exploitatie;

  • -

    incidenteel / experimenteel subsidie: subsidie voor activiteiten die het karakter hebben van een eenmalig evenement, een nieuwe opzet of een veranderde werkwijze, en niet voorzien zijn ten tijde van de vaststelling van de gemeentelijke begroting en die door het gemeentebestuur in het algemeen belang worden geoordeeld;

  • -

    investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van investeringen in welzijn - en / of sportaccommodaties;

  • -

    jubileumsubsidie: een subsidie in verband met een jubileum;

  • -

    startsubsidie: een subsidie voor een nieuw initiatief of een nieuwe activiteit;

  • -

    werkplan: een overzicht van voorgenomen activiteiten, uitgedrukt in meetbare prestaties, en van de relatie van die activiteiten met het gemeentelijk beleid;

  • -

    uitvoeringsovereenkomst: een subsidiecontract waarin gemeentebestuur en subsidieontvanger met elkaar afspreken welke functies dan wel activiteiten in een bepaalde periode door subsidieontvanger worden ontwikkeld c.q. uitgevoerd om in aanmerking te komen voor het door het gemeentebestuur terzake beschikbaar gestelde budgetsubsidie.

Artikel 2. Reikwijdte van de verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten die in de drie bijlagen bij deze verordening zijn genoemd; bijlage 1 betreft sportsubsidies, bijlage 2 handelt over welzijnsactiviteiten en bijlage 3 heeft betrekking op schoolcatechese.

  • 2. Deze verordening is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op subsidieaanvragen ten behoeve van andere activiteiten op het gebied van sport, welzijn en cultuur.

  • 3. Uitgesloten van subsidiëring op titel van deze verordening zijn activiteiten, gericht op het hobbymatig houden van huisdieren, waaronder wordt verstaan: het al dan niet in verenigingsverband houden van dieren met het oogmerk om met deze dieren (te weten: *zangvogels, *siervogels, *duiven, *kippen, *muizen, *ratten, *fretten, *cavia's, *hamsters, *slangen, *insecten, *reptielen, *konijnen, *katten, *honden, *varkens, *kalveren en / of *koeien) -hetzij om geldelijk gewin, hetzij om puur ideële motieven - deel te nemen aan wedstrijden, tentoonstellingen, shows ed.

  • 4. Tevens zijn van subsidiëring op titel van deze verordening uitgesloten alle activiteiten op het terrein van: -duursportevenementen, -kegel - clubs, -kaartverenigingen, -schietverenigingen, -dartclubs, -denk - sporten, -bridgeclubs, -motor - en / of autocrosses dan wel -races, -bowlingorganisaties, -wandelsportevenementen, -carnavalsgebeuren, -biljartverenigingen en / of (model -)-vliegclubs.

Artikel 3. Subsidie aan rechtspersonen en natuurlijke personen

Een subsidie kan worden verleend aan rechtspersonen. In bijzondere gevallen kan een subsidie worden verleend aan natuurlijke personen, waarbij de in deze verordening opgenomen bepalingen zoveel mogelijk overeenkomstig toepassing vinden.

Artikel 4. Toegankelijkheid van de activiteiten en rechten van de mens

  • 1. Behoudens voorzover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit dienen de activiteiten open te staan voor iedereen zonder onderscheid, op welke grond dan ook.

  • 2. Voorzover de aard van die activiteiten zich niet tegen deelname door gehandicapten verzet dienen activiteiten en de accommodatie waarin deze plaatsvinden, open te staan voor gehandicapten.

  • 3. De activiteiten mogen in generlei opzicht strijdig zijn met de algemeen erkende rechten van de mens.

Artikel 5. Bevoegdheden

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

    • a.

      te besluiten omtrent subsidies;

    • b.

      ontheffing te verlenen van bepalingen van deze verordening;

    • c.

      voorschriften en voorwaarden te verbinden aan beschikkingen tot subsidieverlening.

  • 2. Exploitatie - en budgetsubsidies worden verstrekt per kalenderjaar. Burgemeester en wethouders zijn alleen bevoegd subsidie te verlenen voor een periode langer dan een jaar, wanneer dat in het bijzonder aangewezen geacht moet worden. Zij kunnen bij de subsidieverlening bepalen of en op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

Artikel 6. Bij eerste aanvraag te overleggen stukken

  • 1. Bij een eerste subsidieaanvraag legt een rechtspersoon, naast de aanvraag + het daarbij behorende werkplan, de navolgende stukken over:

    • a.

      de begroting en / of de resultatenrekening;

    • b.

      de balans van het voorafgaande boekjaar;

    • c.

      een afschrift van de statuten dan wel de stichtingsakte;

    • d.

      een afschrift van het huishoudelijk reglement;

    • e.

      een opgave van de bestuurssamenstelling van dat moment.

  • 2. Wijzigingen in de in het eerste lid bedoelde gegevens gedurende de looptijd van een subsidie worden zo spoedig mogelijk aan burgemeester en wethouders meegedeeld.

HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DIVERSE VORMEN VAN SUBSIDIE

Paragraaf 1. Budgetsubsidie

Artikel 7. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2. Bij de aanvraag dient in ieder geval een werkplan te worden overgelegd.

Artikel 8. Beslissing

  • 1. Burgemeester en wethouders treden in overleg met de aanvrager omtrent de door de aanvrager te verrichten activiteiten en prestaties en de door de gemeente ter beschikking te stellen middelen.

  • 2. Voorzover dit overleg leidt tot overeenstemming verlenen burgemeester en wethouders subsidie en worden de gemaakte afspraken vastgelegd in de beschikking.

  • 3. Leidt dit overleg niet tot overeenstemming dan weigeren burgemeester en wethouders subsidie te verlenen voor die activiteiten waarover geen overeenstemming is bereikt.

  • 4. Op de aanvraag wordt beslist uiterlijk binnen zes weken nadat de gemeenteraad de gemeentebegroting, voor het jaar waarop het subsidie betrekking heeft, heeft vastgesteld.

  • 5. Burgemeester en wethouders en de te subsidiëren instelling mogen bij - schriftelijke - overeenkomst afwijken van één of meer bepalingen in onderhavige verordening.

Artikel 9. Tussentijdse rapportage

  • 1. Uiterlijk op 15 september van het boekjaar brengt de subsidieontvanger verslag uit omtrent de voortgang in het eerste halfjaar en geeft hij een prognose voor het tweede halfjaar.

  • 2. Indien aan een subsidieontvanger voor een langere periode dan een jaar subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger binnen zes maanden na afloop van het jaar te rapporteren omtrent de voortgang van zijn activiteiten alsmede omtrent de financiële ontwikkelingen.

  • 3. Bij hun beschikking tot subsidieverlening geven burgemeester en wethouders aan in welke vorm de rapportages dienen plaats te vinden.

Paragraaf 2. Incidenteel / experimenteel subsidie

Artikel 10.

  • 1. Een aanvraag voor een incidenteel / experimenteel subsidie dient uiterlijk acht weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend.

  • 2. Het subsidie kan al dan niet voor een bepaald tijdvak worden verleend.

Paragraaf 3. Exploitatiesubsidie

Artikel 11.

Een verzoek om exploitatiesubsidie moet door middel van daarvoor vastgestelde gemeentelijke aanvraagformulieren te worden ingediend voor één maart van het jaar waarop het subsidie betrekking heeft.

Paragraaf 4. Jubileumsubsidie

Artikel 12.

  • 1. Een subsidie kan worden verleend bij een 12,5-, 25-, 40-, 50-, 60-, 75-, 100-, 125-jarig jubileum - en zo vervolgens - van de subsidieontvanger. In afwijking van de eerste volzin en mede in afwijking van artikel 2, lid 4, geldt voor carnavalsverenigingen, dat een jubileumsubsidie kan worden verleend bij een 11-, 22-, 33-jarig -en zo vervolgens - jubileum.

  • 2. Een aanvraag dient te worden ingediend uiterlijk acht weken voor de datum waarop het jubileum wordt gevierd.

  • 3. Het subsidie wordt gevormd door een bepaald basisbedrag, waarvan de hoogte jaarlijks bij begrotingsbehandeling wordt vastgesteld.

  • 4. Indien de subsidieontvanger in het kader van de jubileumviering één of meer activiteiten organiseert, die naast de eigen leden ook nadrukkelijk toegankelijk zijn voor andere genodigden en / of belangstellenden - anders dan een receptie - wordt het basisbedrag vermeerderd met een bedrag ter grootte van de gemaakte kosten c.q. het tekort in verband met die jubileumactiviteiten tot een bepaald bedrag voor elk jaar dat de subsidieontvanger heeft bestaan. Het in dit lid bedoelde bedrag wordt jaarlijks vastgesteld in het kader van de begrotingsbehandeling.

Paragraaf 5. Investeringssubsidies

Artikel 13. Investeringssubsidie

Investeringssubsidie wordt slechts verstrekt indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.

Artikel 14

(vervallen)

Artikel 15. Intrekking

  • 1. Een besluit tot het verlenen dan wel het vaststellen van een investeringssubsidie wordt, onverminderd hetgeen overigens in de Algemene wet bestuursrecht dan wel in deze verordening is bepaald, ingetrokken indien:

    • a.

      het gebouw of de accommodatie of een gedeelte daarvan zonder toestemming van burgemeester en wethouders wordt vervreemd of bezwaard, niet meer overeenkomstig het doel waarvoor het subsidie is verleend wordt gebruikt dan wel niet naar behoren wordt onderhouden;

    • b.

      de rechtspersoon een schade-uitkering ontvang op grond van een afgesloten verzekering en niet tot herbouw van de accommodatie overgaat dan wel de herbouwplannen niet de instemming hebben van burgemeester en wethouders;

    • c.

      de rechtspersoon wordt geliquideerd of in staat van faillissement komt te verkeren. In de beschikking wordt de relevante intrekkinggrond uitdrukkelijk opgenomen

  • 2. Het terug te vorderen subsidiebedrag wordt verminderd met 4% voor elk vol kalenderjaar, dat is verlopen sedert de definitieve vaststelling van het subsidie.

Paragraaf 6. Startsubsidie

Artikel 16. Startsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een startsubsidie dient uiterlijk acht weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend.

  • 2. Het startsubsidie wordt gebaseerd op de door de subsidieaanvrager redelijkerwijs te maken kosten verband houdend met de kwaliteit van de nieuwe activiteit en / of de continuïteit van de nieuwe organisatie.

  • 3. Het startsubsidie wordt vastgesteld als tegemoetkoming in o.a. de volgende kosten: *onderzoek - / aanloopkosten, *bestuurskosten, *notariskosten, *inschrijvingskosten officiële registers, *legeskosten i.v.m. vergunningen, *garantiebijdrage in de kosten van een eerste uitvoeringsactiviteit.

Paragraaf 7. Erkenningsubsidie

Artikel 17. Erkenningsubsidie

  • 1. Een erkenningsubsidie moet worden aangevraagd uiterlijk vier maanden voor het tijdvak waarop het betrekking heeft.

  • 2. De activiteit waarvoor een erkenningsubsidie wordt aangevraagd dient te worden uitgevoerd binnen de grenzen van de gemeente Tubbergen en moet van aantoonbaar belang zijn voor het welzijn van (groepen) inwoners van de gemeente, dan wel een substantiële bijdrage leveren aan het algemeen maatschappelijk belang als zodanig.

  • 3. Voor activiteiten die buiten de grenzen van de gemeente Tubbergen tot uitvoering worden gebracht kan een erkenningsubsidie worden verleend indien duidelijk kan worden aangetoond, dat deze activiteit van direct belang is voor één of meerdere inwoners van de gemeente Tubbergen.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht binnen twee maanden na afloop van het tijdvak, waarop het subsidie betrekking heeft, een verslag van haar werkzaamheden bij burgemeester en wethouders in te dienen.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIEVERLENING

Artikel 18. Inhoud van een beschikking tot verlening van een subsidie

  • 1. De beschikking vermeldt:

    • -

      zonodig een omschrijving van de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend;

    • -

      het maximaal bedrag van het subsidie, dan wel de wijze waarop dit wordt vastgesteld;

    • -

      het tijdvak dan wel de activiteit waarvoor het subsidie wordt verleend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan een subsidiebeschikking voorschriften verbinden onder meer ter zake van:

    • a.

      het aantal effectieve arbeidsuren dat een beroepskracht moet besteden aan het werken met vrijwilligers en gebruikers;

    • b.

      de groepsgrootte en het minimum aantal deelnemers aan een activiteit;

    • c.

      het aantal uren dat een ruimtelijke voorziening voor de gebruikers moet zijn opengesteld;

    • d.

      de samenwerking met andere instellingen;

    • e.

      de hoogte van de financiële bijdrage die de subsidieontvanger vraagt voor deelname aan activiteiten;

    • f.

      elementen die van belang worden geacht voor het waarborgen van kwaliteit en effectiviteit van de activiteiten;

    • g.

      de toegankelijkheid van ruimten en activiteiten voor gehandicapten;

    • h.

      de arbeidsvoorwaarden van beroepskrachten;

    • i.

      het uitbrengen van tussentijdse rapportages;

    • j.

      het betrekken van deelnemers, vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid van de subsidieontvanger;

    • k.

      het verplichten van kader, dat met inzet van aanzienlijke gemeentelijke subsidiemiddelen een bepaald niveau van scholing heeft bereikt, om voor een bepaalde periode beschikbaar te zijn voor betreffende organisaties binnen de gemeente Tubbergen.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid gestelde geldt niet voorzover terzake van de daarin genoemde punten afspraken zijn neergelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 19. Weigering van een subsidie

  • 1. Naast de in artikel 4.35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen kan een subsidie worden geweigerd indien gegronde vrees bestaat dat:

    • a.

      de subsidieontvanger niet een zodanige werkwijze toepast en de activiteiten niet zodanig toegankelijk zijn dat de beoogde doelstellingen redelijkerwijs kunnen worden bereikt;

    • b.

      met inbegrip van de te verlenen subsidie de benodigde financiële middelen niet ter beschikking staan om realisering van de doelstellingen te verwerkelijken.

  • 2. Een subsidie kan worden geweigerd indien de aanvraag is ingediend nadat de activiteit heeft plaatsgevonden of het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd is verstreken.

Artikel 20. Intrekking of wijziging anders dan bij wijze van sanctie

Zolang het subsidie niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening, naast de in artikel 4.50 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, met inachtneming van een redelijke termijn, intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen ingeval:

  • a.

    het vermogen van de subsidieontvanger meer bedraagt dan met het oog op liquiditeit en aanvaarde bestemmingen nodig is;

  • b.

    indien de subsidieontvanger een rechtspersoon is en deze ophoudt te bestaan.

HOOFDSTUK 4. SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 21.

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt het bedrag van de subsidie.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen een termijn van dertien weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

HOOFDSTUK 5. BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 22. Voorschotten

Burgemeester en wethouders kunnen op het verleende subsidiebedrag voorschotten verstrekken.

Artikel 23. Opschorting betalingsverplichtingen

Tot uitbetaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt door burgemeester en wethouders niet overgegaan indien en zolang de subsidieontvanger weigert schriftelijk te verklaren dat hij met de aan de subsidiebeschikking verbonden voorwaarden en voorschriften instemt. Burgemeester en wethouders kunnen niettemin tot gehele of gedeeltelijke betaling overgaan indien door de subsidieontvanger een bezwaar - , beroep - of hoger beroepschrift is ingediend, zolang daarop nog niet onherroepelijk is beslist.

Artikel 24. Controleverplichtingen

De subsidieontvanger dient desgevraagd aan burgemeester en wethouders en aan de door burgemeester en wethouders aangewezen personen medewerking te verlenen bij de controle op de besteding van de beschikbaar gestelde middelen.

HOOFDSTUK 6. SLOT - EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 25. Slot - en overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidieverordening 2003".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003. Indien zij op grond van artikel 22 van de Tijdelijke referendumwet in werking treedt na 1 januari 2003 heeft zij terugwerkende kracht tot 1 januari 2003.

  • 3.

    Met ingang van die dag vervalt de Algemene subsidieverordening 1996.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare
vergadering van 10 maart 2003.
de griffier de voorzitter,
J.M.G. Waaijer, mr. M.K.M. Stegers

Bijlage 1. SPORTSUBSIDIES

Artikel 1 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • -

    sportverenigingen: de in de gemeente Tubbergen gevestigde verenigingen en jeugdverenigingen, die de beoefening van sport of lichamelijke oefening in clubverband ten doel hebben en die zijn aangesloten bij een sportorganisatie, met uitzondering vanrecreatiesportverenigingen;

  • -

    sportorganisatie: een landelijke, provinciale of regionale rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die de belangen van de desbetreffende tak van sport of lichamelijke oefening behartigt en is aangesloten of aangesloten kan worden bij de Nederlandse Sport Federatie;

  • -

    jeugdlid: een per 1 december van het voorgaande jaar contribuerend lid in de leeftijd van 5 tot en met 18 jaar dat ingeschreven is bij een sportorganisatieen regelmatig aan de activiteiten van de vereniging deelneemt.

Artikel 2

Om voor een exploitatiesubsidie in aanmerking te komen moet een sportvereniging:

  • 1.

    minstens 10 ingeschreven jeugdleden tellen; burgemeester en wethouders zijn bevoegd om hier in bijzondere gevallen van af te wijken. Deze voorwaarde is niet van toepassing t.a.v. het basissubsidie op grond van artikel 3, lid 3, onder A;

  • 2.

    in de regel gebruik maken van een binnen de gemeente gelegen sportaccommodatie; indien een voor een bepaalde vereniging geëigende sportaccommodatie binnen de gemeente ontbreekt dient minimaal 50% van de jeugdleden in de gemeente woonachtig te zijn;

  • 3.

    tenminste drie jaar onafgebroken overeenkomstig haar doelstelling hebben gewerkt;

  • 4.

    voldoende activiteiten ontplooien;

  • 5.

    het gehele jaar dan wel een groot gedeelte van het jaar daadwerkelijk haar tak van sport beoefenen; dit vereiste geldt niet voor ijssportverenigingen.

Artikel 3

  • 1.

    Het subsidie bedraagt voor ijssportverenigingen met een eigen buitenbaan een vast bedrag per jaar per vereniging.

  • 2.

    Het subsidie bedraagt voor klootschietverenigingen een vast bedrag per ingeschreven jeugdlid met een minimum van twintig keer dat bedrag per jaar per vereniging.

  • 3.

    Het subsidie bedraagt voor andere verenigingen dan ijssportverenigingen en klootschietverenigingen per jaar en per vereniging de som van de hierna vermelde componenten:

    A.een basissubsidie van

    • a.

      een vast bedrag voor zwem - en waterpoloverenigingen;

    • b.

      een vast bedrag voor handbalverenigingen en schaatstrainingsgroepen;

    • c.

      een vast bedrag voor badminton -, judo -, tennis -, volleybal -, gymnastiek - en basketbalverenigingen;

    • d.

      een vast bedrag voor voetbal -, paard - en, ponyrijverenigingen. Verenigingen met minder dan 10 ingeschrevenjeugdleden komen uitsluitend voor een evenredig deel van het geldende basissubsidie als bedoeld in art. 3, sub 3 in aanmerking, in afwijking van het gestelde in artikel 2, lid 1;

    • B.

      een subsidie van een vast bedrag voor elk bij een sportorganisatie ingeschreven contribuerend jeugdlid dat regelmatig aan de verenigingsactiviteiten deelneemt;

    • C.
      • 1.

        een subsidie in de kosten van leiders en / of trainers: voor een vast bedrag ten aanzien van een sportvereniging waar trainingen worden gehouden;

      • 2.

        verenigingen met meer dan 30 jeugdleden ontvangen daarnaast een vast bedrag per jeugdlid voor het aantal jeugdleden dat boven de 30 jeugdleden komt voor de kosten van trainers;

    • D.

      een subsidie van een vast bedrag per kleedkamer voor de ingeschreven leden van de sportverenigingen (berging, scheidsrechtersruimten, kantine etc. uitgezonderd) die over een eigen accommodatie beschikken voor een tegemoetkoming in de zakelijke lasten;

    • E.

      een subsidie in de kosten van opleidingen van jeugdleiders en ander kader, welke noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de jeugdsport en waaraan geen particulier belang ten grondslag ligt en welke worden gegeven door of namens de betreffende sportorganisatie, waaronder mede wordt verstaan de opleiding voor vrijwillig kader, ten behoeve van de desbetreffende sportvereniging, tot een bepaald percentage in de kosten van lesgelden, zulks met een maximum van een bepaald bedrag per persoon en drie keer dit vaste bedrag in totaal per vereniging per jaar;

    • F.

      een subsidie van een vast bedrag per ingeschreven jeugdlid in de te maken kosten voor het huren van een accommodatie welke niet in de gemeente Tubbergen aanwezig is en op meer dan 40 kilometer afstand van de vestigingsplaats van de vereniging is gelegen.

  • 4.

    Het subsidie als bedoeld in artikel 3, lid 2 en artikel 3, lid 3, sub B en C2 kan per lid nooit meer bedragen dan de helft van de door dat lid betaalde contributie. Dit geldt niet voor het minimumbedrag per jaar per vereniging.

  • 5.

    Het exploitatiesubsidie is niet van toepassing voor de leden die vallen onder de werking van artikel 6, lid 2.

Artikel 4.

Burgemeester en wethouders kunnen het overeenkomstig de voorafgaande artikelen bepaalde subsidiebedrag vermenigvuldigen met een rekenfactor ter aanpassing aan de ontwikkelingen van het algemeen loon - en prijspeil.

Artikel 5. Reiskosten

  • 1.

    Aan sportverenigingen die, tengevolge van het spelen van jeugdteams uitkomend in de jeugdcompetitie c.q. individuele wedstrijden in competitieverband die van bondswege worden georganiseerd, bovenmatige reiskosten moeten maken, kan een afzonderlijke subsidie worden toegekend indien het totaal van het voor deze subsidie in aanmerking komende aantal kilometers per competitieseizoen en per jeugdteam c.q. individuele wedstrijden meer bedraagt dan 300 kilometers.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde subsidie wordt berekend volgens de

    • -

      formule A x B x C x 0,6 waarbij:

    • -

      A = het per wedstrijd afgelegde aantal kilometers, gerekend vanaf het punt van vertrek, minus 50 kilometer voor de heenreis en 50 kilometer voor de terugreis,

    • -

      B = het per wedstrijd voor de leden noodzakelijke aantal auto's,

    • -

      C = een vast bedrag;

Artikel 6. Afwijken van bepalingen / hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de sportverenigingen afwijken van de bepalingen genoemd in deze bijlage, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders kennen een subsidie toe van een vast bedrag per lid voor de gehandicapte leden die in teamverband deelnemen aan de speciaal voor deze leden georganiseerde sportactiviteiten.

  • 3.

    Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid dient advies aan de sportraad te worden gevraagd.

Artikel 7 Zwembad

  • 1.

    Aan Stichting Zwembad Tubbergen kan subsidie worden verleend in de kosten van Zwembad De Vlaskoel en de daarbij behorende ligweide.

  • 2.

    Doelstelling daarbij is, om het zwemmen toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk mensen door middel van het aanbieden van een gevarieerd pakket van zwem - en recreatiemogelijkheden en waarbij voortdurend actief wordt ingespeeld op veranderende wensen en behoeften van alle bezoekers van het zwembad.

  • 3.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

Artikel 8. Compensatie onroerende zaakbelasting niet-overdekte sportterreinen

  • 1.

    Aan sportverenigingen kan jaarlijks een subsidie worden verleend ter hoogte van de door hen betaalde onroerende-zaakbelastingen, voorzover verschuldigd terzake van niet-overdekte sportterreinen.

  • 2.

    Het subsidie dient jaarlijks te worden aangevraagd binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.

    --g--h---

Bijlage 2. Welzijnsactiviteiten

I.VORMINGS- EN ONTWIKKELINGSWERK

Artikel 1. Educatie en Beroepsonderwijs

  • 1.

    Onder educatie en beroepsonderwijs wordt verstaan: diplomagerichte sociaaleducatieve activiteiten - als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs -, welke volwassenen een kans bieden een betere positie in de samenleving te verwerven, zowel wat betreft het maatschappelijk functioneren als de uitoefening van een beroep.

  • 2.

    Subsidie wordt aan een Regionaal Opleiding Centrum verleend in de vorm van budgetsubsidie.

Artikel 2. Emancipatieactiviteiten

  • 1.

    Onder emancipatieactiviteiten wordt verstaan: sociaal-culturele activiteiten, die:

    • -

      het zelfbewustzijn van vrouwen en mannen als individu en als groep ontwikkelen;

    • -

      kunnen leiden tot doorbreking van rolbeperkingen voor vrouwen en mannen;

    • -

      gericht zijn op het veranderen van situaties waarin sprake is van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen vrouwen en mannen;

    • -

      gericht zijn op het veranderen van maatschappelijke structuren en verhoudingen, die belemmeringen en achterstanden veroorzaken.

  • 2.

    Het subsidie wordt berekend als de som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een bedrag per contributiebetalend lid;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten voor specifiek emancipatoir gerichte activiteiten tot een bepaald maximum;

    • d.

      een percentagebijdrage in de acceptabele kosten (te weten: lesgelden, cursusmateriaal, boeken en reiskosten) van kadervormingsactiviteiten.

Artikel 3. Overig vormings- en ontwikkelingswerk

  • 1.

    Onder overig vormings- en ontwikkelingswerk wordt verstaan: het zonder winstoogmerk leveren van een doelgerichte en systematische bijdrage aan bewustwordings- en leerprocessen van personen en groepen, door het geven van mogelijkheden voor vermeerdering van kennis, tot ontwikkeling van inzichten en vaardigheden en tot bepaling van standpunten en houdingen.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

II. SAMENLEVINGSOPBOUW

Artikel 4. Samenlevingsopbouw

  • 1.

    Onder samenlevingsopbouw wordt verstaan: het met en door de bevolking bevorderen van het op sociaal-cultureel welzijn gerichte functioneren van de samenleving als zodanig, door het scheppen van omstandigheden, structuren en relaties die daartoe bijdragen; meer in het bijzonder door:

    • a.

      voorlichting aan en bewustmaking van leden van de lokale samenleving en van groepen daarin omtrent hun welzijnssituatie;

    • b.

      verbetering van sociale betrekkingen in de lokale samenleving met het oog op een beter functioneren daarvan;

    • c.

      bevordering van maatschappelijk vaardigheid en zelfwerkzaamheid van leden van en groepen in de lokale samenleving;

    • d.

      ondersteuning van initiatieven, die gericht zijn op het welzijnsstreven van burgers en mogelijkheden creëren voor burgers om medeverantwoordelijkheid te dragen voor welzijnsontwikkelingen;

    • e.

      stimulering van overleg over leemten in welzijnssituaties in de lokale samenleving of bij groepen daarin en over mogelijkheden om daarin te voorzien;

    • f.

      bevordering van overleg en samenwerking tussen organisaties op het terrein van welzijnsontwikkeling;

    • g.

      voorziening in materiële voorwaarden tot samenlevingsopbouw in het woon- en leefmilieu of positieve beïnvloeding van dit streven.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

Artikel 5. Dorpsradenwerk

Het subsidie voor dorpsraden wordt berekend als de som van:

  • a.

    een bedrag per subsidieontvanger;

  • b.

    een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

III. KUNSTZINNIGE VORMING

Artikel 6. Muziekonderwijs

  • 1.

    Onder muziekonderwijs wordt verstaan: voorbereidend instrumentaal onderwijs, instrumentaal onderwijs en algemene muzikale scholing, gericht op:

    • a.

      het bevorderen van de ontplooiing van individuen en/of groepen door de ontwikkeling van vaardigheden op het terrein van muziek, zang en/of dans;

    • b.

      het bevorderen, begeleiden en ondersteunen van amateuristische kunstbeoefening op het terrein van muziek, zang en/of dans.

  • 2.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de activiteiten ontwikkeld te worden in de vorm van:

    • -

      voorbereidend instrumentaal onderwijs;

    • -

      instrumentaal, vocaal en dansonderwijs;

    • -

      dienstverlening aan verenigingen op het gebied van de amateuristische muziekbeoefening;

    • -

      de ondersteuning van en samenwerking met instellingen en organisaties op het gebied van onderwijs en/of welzijnswerk.

  • 3.

    Subsidie wordt aan een muziekschool verleend in de vorm van budgetsubsidie met inachtneming van afspraken die in het kader van intergemeentelijke samenwerking zijn gemaakt.

Artikel 7. Creativiteitswerk

  • 1.

    Onder creativiteitswerk wordt verstaan: het geheel van voorzieningen, dat gericht is op de bevordering van de creativiteitsontwikkeling, waarbij vooral gebruik gemaakt wordt van kunstzinnige middelen en waarbij het van belang is een optimale toepasbaarheid van de kunstzinnige vorming binnen het onderwijs na te streven.

  • 2.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de werkzaamheden en voorzieningen gericht te zijn op:

    • a.

      beeldende vorming;

    • b.

      audiovisuele vorming;

    • c.

      muzikale vorming;

    • d.

      dramatische vorming;

    • e.

      kadertraining van vrijwilligers.

  • 3.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

IV. AMATEURISTISCHE KUNSTBEOEFENING

Artikel 8. Instrumentale muziek

  • 1.

    Onder muziekvereniging wordt verstaan: een subsidieontvanger, die zich uitsluitend dan wel in hoofdzaak ten doel stelt het bevorderen van instrumentale muziek in het kader van:

    • a.

      harmonie, fanfarekorps, brassband en/of drumbandfanfare;

    • b.

      drumband;

    • c.

      majorettekorps.

  • 2.

    Het subsidie aan een muziekvereniging wordt berekend als de som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een bedrag per bespeeld instrument;

    • c.

      een percentagebijdrage tot een bepaald maximum in de kosten van dirigent, instructeur of instructrice, met uitzondering van reis- en verblijfskosten;

    • d.

      een bedrag per leerling voor de opleiding harmonie, fanfare en drumband; vast te stellen op basis van het advies ter zake van de Federatie van Muziekgezelschappen;

    • e.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

Artikel 9. Zang en toneel

  • 1.

    Onder zang- of toneelvereniging wordt verstaan: een subsidieontvanger, die zich uitsluitend dan wel in hoofdzaak ten doel stelt het zingen in koorverband, niet zijnde een koor ten behoeve van erediensten, of de beoefening van toneel, en die tenminste 15 actief zingende/spelende leden telt en tenminste één openbare uitvoering per jaar verzorgt.

  • 2.

    Het subsidie aan een zang- of toneelvereniging wordt berekend als de som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een percentagebijdrage in de kosten van artistieke leiding met uitzondering van reis- en verblijfkosten tot een bepaald maximum;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

Artikel 10. Midwinterhoornblazers

  • 1.

    Onder midwinterhoornblazersgroep wordt verstaan: een subsidieontvanger die zich uitsluitend dan wel in hoofdzaak ten doel stelt om het eeuwenoude Twentse gebruik van het idwinterhoornblazen tijdens de Adventsperiode in ere te houden en door te geven aan de volgende generatie.

  • 2.

    Het subsidie aan een midwinterhoornblazersgroep wordt berekend als de som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een bedrag per contributiebetalend lid tot 23 jaar;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

  • 3.

    Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient een midwinterhoornblazersgroep:

    • a.

      a. met zekere regelmaat tijdens de Adventsperiode zowel individueel als in groepsverband de hoorn ter hand te nemen;

    • b.

      bij daarvoor geëigende gelegenheden als blazersgroep op te treden;

    • c.

      met zekere regelmaat deel te nemen aan onderlinge wedstrijden;

    • d.

      haar jeugdleden gericht en op kwalitatief verantwoorde wijze het blazen op de midwinterhoorn bij te brengen;

    • e.

      aangesloten te zijn bij de overkoepelende Stichting Midwinterhoornblazers Twente.

V. CLUB- EN BUURTHUISWERK

Artikel 11. Club- en buurthuiswerk

  • 1.

    Onder club- en buurthuiswerk wordt verstaan: het geheel van voorzieningen dat gericht is op de sociale, educatieve, creatieve en recreatieve ontplooiing van burgers, teneinde hen in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de samenleving, waaronder in het bijzonder te verstaan:

    • a.

      het scheppen van aan leeftijd en situatie aangepaste mogelijkheden tot spel en creatieve activiteiten, alsmede tot recreatieve ontmoeting van leeftijdsgenoten;

    • b.

      het bevorderen van de zelfwerkzaamheid van deelnemers op het gebied van technische en wetenschappelijke ontwikkeling en het bevorderen van deelname aan verschillende culturele en creatieve activiteiten;

    • c.

      het scheppen van ruimte voor experimentele uitingsvormen en manifestaties van deelnemers;

    • d.

      het ondersteunen van vrijwilligers en organisaties door het verstrekken van adviezen, het treffen van voorzieningen voor training en bevordering van deskundigheid;

    • e.

      het verlenen van organisatorische en/of zakelijke diensten;

    • f.

      het beheer en de exploitatie van de voor de uitvoering van het club- en buurthuiswerk benodigde accommodatie.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van een budgetsubsidie.

VI. JEUGD- EN JONGERENWERK

Artikel 12. Open jeugd- en jongerenwerk

  • 1.

    Onder open jeugd- en jongerenwerk wordt verstaan: het geheel van werkvormen, voorzieningen en structuren gericht op sociale, educatieve, creatieve en recreatieve ontplooiing van jeugdigen en jongeren, waardoor dezen in staat worden gesteld een eigen bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de samenleving. Met de activiteiten in deze werkvorm wordt beoogd te komen tot een specifieke afstemming van behoeften van jeugdigen en jongeren op en in samenhang met hun leefmilieu; waar mogelijk in combinatie met activiteiten voor volwassenen.

  • 2.

    Tot open jeugd- en jongerenwerk wordt gerekend:

    • a.

      het scheppen van aan leeftijd en situatie aangepaste mogelijkheden tot spel, creatieve activiteit, verkenning van de natuur, alsmede tot recreatieve ontmoeting van leeftijdsgenoten;

    • b.

      het bevorderen van de zelfwerkzaamheid van jeugdigen en jongeren op het gebied van ontwikkeling en deelname aan verschillende aspecten van cultuur;

    • c.

      het organiseren van vormingsactiviteiten voor jeugdigen en jongeren in het kader van permanente educatie; waar mogelijk in samenhang met activiteiten voor volwassenen;

    • d.

      het scheppen van ruimte voor experimentele uitingsvormen en manifestaties van jeugdigen en jongeren;

    • e.

      het realiseren van inspraak van jongeren in samenlevingsvraag stukken en in ontwikkelingen van de maatschappij;

    • f.

      het scheppen van mogelijkheden waardoor jeugdigen en jongeren in staat worden gesteld hun leefsituatie te verbeteren.

  • 3.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

Artikel 13. Georganiseerd jeugd- en jongerenwerk

  • 1.

    Onder georganiseerd jeugd- en jongerenwerk wordt verstaan: plaatselijk jeugd- en jongerenwerk dat uitsluitend onder leiding van vrijwilligers in georganiseerd verband wordt uitgevoerd.

  • 2.

    Het subsidie wordt berekend als de som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een bedrag per contributiebetalend lid tot 23 jaar;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

VII. KINDEROPVANG

Artikel 14. Peuterspeelzaalwerk

  • 1.

    Onder peuterspeelzaalwerk wordt verstaan: het geheel van werkvormen, voorzieningen en structuren gericht op sociale, emotionele, creatieve en educatieve ontplooiing alsmede taal- en motorische ontwikkeling van peuters in de leeftijd van twee jaar tot het moment dat zij het basisonderwijs kunnen volgen. De activiteiten binnen deze als basisvoorziening aangemerkte werkvorm kenmerken zich onder meer door ontmoeting, spel en omgang met leeftijdsgenootjes in een daarvoor bestemde en goedgekeurde ruimtelijke voorziening buiten de gezinssituatie.

  • 2.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een subsidieontvanger één of meer peuterspeelzalen te exploiteren met inachtneming van de ter zake relevante bepalingen uit de Verordening Kinderopvang en het daaraangekoppelde Uitvoeringsbesluit Peuterspeelzalen.

  • 3.

    Voor zover niet geregeld in voornoemde verordening en uitvoeringsbesluit en in aanvulling daarop dient de subsidieontvanger de door de sociaal-medisch verpleegkundige van de GGD als zodanig aangegeven regels en bepaling met betrekking tot hygiëne en veiligheid na te leven.

  • 4.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

Artikel 15. Kinderdagverblijf / Gastouderopvang / Buitenschools Kinderverblijf

  • 1.

    Onder kinderdagverblijf wordt verstaan: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang buiten de gezinssituatie voor kinderen vanaf nul jaar tot het moment waarop zij het basisonderwijs kunnen volgen, niet zijnde een peuterspeelzaal(accommodatie) als bedoeld in artikel 14;

  • 2.

    Onder gastouderopvang wordt verstaan: kinderopvang binnen de gezinssituatie van de gastouder tegen geldelijke vergoeding en tot stand gekomen door bemiddeling van een gastouderbureau.

  • 3.

    Onder buitenschools kinderverblijf wordt verstaan: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang buiten de gezinssituatie uitsluitend voor kinderen die basisonderwijs volgen en geopend op tijden waarop de kinderen niet naar school gaan.

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een subsidieontvanger één of meer kinderdagverblijven, gastouderopvangvoorzieningen en/of buitenschoolse kinderverblijven te exploiteren met inachtneming van de ter zake relevante bepalingen uit de Verordening Kinderopvang en de daaraan gekoppelde Uitvoeringsbesluiten Kinderdagverblijven, Gastouderbureaus, Buitenschoolse Kinderverblijven.

  • 5.

    Voor zover niet geregeld in voornoemde verordening en uitvoerings- besluiten en in aanvulling daarop dient de subsidieontvanger de door de sociaal-medisch verpleegkundige van de G.G.D. als zodanig aangegeven regels en bepalingen met betrekking tot hygiëne en veiligheid na te leven.

  • 6.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

  • 7.

    Met inwerkingtreding van de Wet Basisvoorziening Kinderopvang vervalt dit artikel.

VIII. OUDERENWERK

Artikel 16. Gecoördineerd Ouderenwerk

  • 1.

    Onder gecoördineerd ouderenwerk wordt verstaan: activiteiten van specifiek sociaal-culturele, algemeen ondersteunende en/of eenvoudig zorginhoudelijke aard ten behoeve van ouderen.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

Artikel 17. Ouderenorganisaties

  • 1.

    Onder ouderenorganisaties wordt verstaan: ouderensociëteiten dan wel comités die zich richten op de ontwikkeling en uitvoering van algemeen sociaal-culturele activiteiten voor ouderen.

  • 2.

    Het subsidie wordt berekend als de som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een bedrag per contributiebetalend lid;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

IX. OPENBAAR BIBLIOTHEEKWERK

Artikel 18. Bibliotheekwerk

  • 1.

    1. Onder bibliotheekwerk wordt verstaan: het geheel van voorzieningen, structuren en activiteiten gericht op het bevorderen van het vrije verkeer van informatie door deze -al dan niet tegen een geringe vergoeding- beschikbaar te stellen voor iedereen en op die manier bij te dragen aan ontwikkeling, vorming en ontspanning, waarbij onder informatie wordt verstaan alle in woord, beeld en/of geluid vastgelegde uitingen, ongeacht de recreatieve, voorlichtende en/of educatieve functies die deze voor de gebruiker kunnen hebben.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie.

X. ZORG EN PREVENTIE

Artikel 19. Algemeen maatschappelijk werk

  • 1.

    Onder algemeen maatschappelijk werk wordt verstaan: een laagdrempelige eerstelijns voorziening die gericht is op de verwevenheid van materiële en immateriële problematiek in het functioneren van het individu in wisselwerking met zijn omgeving.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend in de vorm van budgetsubsidie met inachtneming van afspraken die in het kader van de regionale samenwerking zijn gemaakt.

Artikel 20. Zonnebloemorganisaties

  • 1.

    Onder Zonnebloemorganisaties wordt verstaan: organisaties welke zich inzetten voor activiteiten voor en het onderhouden van contacten met langdurig zieken, gehandicapten, ouderen en eenzame mensen.

  • 2.

    Het subsidie wordt berekend als som van

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een bedrag per contributiebetalend lid;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

Artikel 21. E.H.B.O.

  • 1.

    1. Onder E.H.B.O.-werk wordt verstaan: activiteiten door organisaties, welke zich specifiek richten op het verlenen van hulp en bijstand bij ongelukken en het bieden van eenvoudige medische zorg bij evenementen, alsmede zorg dragen voor de ontwikkeling van specifiek op dit werkveld gerichte kadervormingsactiviteiten.

  • 2.

    Het subsidie wordt berekend als som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      een bedrag per contributiebetalend lid;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten;

    • d.

      een percentagebijdrage in de acceptabele huisvestingskosten verband houdend met cursorische activiteiten in gemeentelijke accommodaties, gesubsidieerde sportaccommodaties gemeenschapsruimten / dorpshuizen.

XI. GEHANDICAPTEN

Artikel 22. Gehandicaptenwerk

  • 1.

    Onder gehandicaptenwerk wordt verstaan: activiteiten gericht op het bevorderen van de integratie van de gehandicapte medemens in de samenleving, waarbij vergroting van mogelijkheden tot deelname van gehandicapten aan algemene activiteiten en betere toegankelijkheid tot algemene voorzieningen c.q. van algemene accommodaties speerpunten vormen.

  • 2.

    Het subsidie wordt gevormd door een bedrag per contributiebetalend lid dan wel deelnemer woonachtig in / afkomstig uit de gemeente Tubbergen.

XII. HEEMKUNDE

Artikel 23. Heemkundewerk

  • 1.

    Onder heemkundewerk wordt verstaan: activiteiten gericht op de beschrijving en beleving van met name de lokale geschiedenis in relatie tot die van de aanpalende regio; dit door middel van studies, publicaties, lezingen, tentoonstellingen, voorstellingen, archiverings- en conserveringsactiviteiten.

  • 2.

    Het subsidie wordt berekend als som van:

    • a.

      een bedrag per subsidieontvanger;

    • b.

      en percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten;

    • c.

      een percentagebijdrage tot een bepaald maximum in de kosten van tentoonstellingen;

    • d.

      een percentagebijdrage tot een bepaald maximum over een periode van vier jaar in de acceptabele kosten van cultuurhistorisch onderzoek en de publicatie van de resultaten daarvan.

XIII. KINDERVAKANTIE-ACTIVITEITEN

Artikel 24. Kindervakantie-activiteiten

  • 1.

    Onder kindervakantie-activiteiten wordt verstaan: het ontwikkelen, organiseren en gedurende de zomervakantie uitvoeren van recreatieve activiteiten voor kinderen in de leeftijd dat zij nog het basisonderwijs dienen te volgen.

  • 2.

    Het subsidie wordt berekend als som van:

    • a.

      een bedrag voor één subsidieontvanger per dorp;

    • b.

      een bedrag per dagdeel per deelnemend kind;

    • c.

      een percentagebijdrage in de kosten van kadervormingsactiviteiten.

-g---h--

Bijlage 3 SCHOOLCATECHESE

Artikel 1. Definities

Dit hoofdstuk verstaat onder:

  • -

    subsidieontvanger: een lokale kerkelijke gemeente, een plaatselijke kerk of een rechtspersoon met volledige rechtspersoonlijkheid, die zich blijkens haar statuten en feitelijke werkzaamheid het geven van godsdienst - en / of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs (mede) ten doel stelt;

  • -

    schoolcatechese: het geven van godsdienst - en / of levens - beschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van basisscholen in de gemeente Tubbergen en / of het begeleiden van leerkrachten van basisscholen in de gemeente Tubbergen bij het geven van godsdienst - en / of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs;

  • -

    financiële lasten van de schoolcatecheet: salariskosten en sociale lasten, bestuurskosten, representatiekosten, reiskosten en documentatiekosten.

Artikel 2. Subsidie in de financiële lasten van een schoolcatecheet

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan subsidieontvangers een jaarlijks subsidie toekennen als bijdrage in de financiële lasten van een schoolcatecheet.

  • 2.

    Per godsdienstige gezindheid of levensbeschouwelijke richting bedraagt het jaarlijks subsidie een vaste percentuele bijdrage in de financiële lasten van één schoolcatecheet.

Artikel 3. Subsidie in de kosten van het geven van godsdienst - of levensbeschouwelijk onderwijs aan basisscholen

  • 1.

    Aan een subsidieontvanger, waaraan niet op voet van artikel 2 subsidie wordt verleend, kunnen burgemeester en wethouders een bepaald jaarlijks bedrag toekennen per klokuur per week gegeven godsdienst - en / of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op basisscholen in de gemeente Tubbergen tot een maximum van 2 klokuren per week per school.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de algemene indexering, zoals die voor het overheidspersoneel (sector gemeenten) wordt vastgesteld.

--g--h---