Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Tubbergen 2017

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Tubbergen 2017

De raad van de gemeente Tubbergen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 december 2017, nr. A

gelet op het advies van de commissie Samenleving en Bestuur van 9 januari 2018;

gelet op het bepaalde in gelet op de artikelen: 6, tweede lid, 7, eerste lid, aanhef en onder a, 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, 10a, zesde lid en 10b, vijfde en zevende lid van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

besluit:

vast te stellen de navolgende

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Tubbergen 2017

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen;

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen;

    • d.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet.

    • e.

      Adviesraad Sociaal Domein Tubbergen: het op grond van artikel 47 van de wet en de daaruit voortvloeiende verordening cliëntenparticipatie ingestelde overlegorgaan met personen uit de doelgroep of hun vertegenwoordigers.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aanbieden.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, biedt het college maatwerk. Daarbij wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de voorziening, gelet op de mogelijkheden, capaciteiten en wensen van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid. Het vastgestelde re-integratietraject wordt in ieder geval voor jongeren tot 27 jaar vastgelegd in een plan van aanpak conform artikel 44a van de wet.

  • 3. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 4. Het college biedt periodiek aan de raad een voortgangsrapportage aan met betrekking tot de resultaten van het re-integratiebeleid. Deze rapportage wordt ook aangeboden aan de Adviesraad Sociaal Domein Tubbergen .

Artikel 3. Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. Het college kan lopende het jaar besluiten middelen tussen de verschillende budgetten over te hevelen.

Hoofdstuk 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit, ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen voor uitwerking van het arbeidsmarktinstrumentarium. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de aanvraag van en de besluitvorming over voorzieningen, subsidies en premies;

    • c.

      nadere criteria voor het vaststellen van de doelgroep loonkostensubsidie en de doelgroep beschut werken;

    • d.

      de noodzakelijkheid van scholing, de duur daarvan en de maximaal te vergoeden kosten;

    • e.

      het opleggen van een eigen bijdrage voor mensen zonder een gemeentelijke uitkering (niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet);

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het een persoon betreft als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een bij de persoon passende re-integratie;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Hoofdstuk 4. Voorzieningen gericht op uitstroom naar regulier werk

Artikel 5. Proefplaats

  • 1. Het college kan een persoon, die behoort tot de doelgroep een proefplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden voor zover dit gezien zijn afstand tot de arbeidsmarkt passend is.

  • 2. Het doel van een proefplaats is het beoordelen of een persoon voldoende competenties heeft voor een beoogde arbeidsplaats.

  • 3. De duur van de proefplaatsing is maximaal 3 maanden.

  • 4. Er wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld met de beoogde werkgever en de persoon die op de proefplaats wordt geplaatst. In de overeenkomst worden de invulling van de proefplaats en de wijze van begeleiding vastgelegd.

  • 5. Het college vergewist zich ervan voor de plaatsing dat de aansprakelijkheids- en ongevallen risico’s ten behoeve van de persoon zijn afgedekt.

Artikel 6. Werkstage

  • 1. Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en

    • b.

      nog niet of nauwelijks actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

  • 2. Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. De duur van de werkstage is maximaal drie maanden en kan éénmalig met maximaal drie maanden bij dezelfde werkgever worden verlengd.

  • 4. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 5. Er wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld met de werkgever die de werkstage aanbiedt en de persoon die de werkstage gaat verrichten. In de overeenkomst worden het doel van de werkstage en de wijze van begeleiding vastgelegd.

  • 6. Het college vergewist zich ervan voor de plaatsing dat de aansprakelijkheids- en ongevallen risico’s ten behoeve van de persoon zijn afgedekt.

Artikel 7. Loonkostensubsidie

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon behoort tot de doelgroep conform artikel 7, lid 1, sub a of de doelgroep zoals beschreven in artikel 10d, lid 2 van de wet;

    • b.

      een persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, dan wel daaraan gerelateerd met deeltijdarbeid het minimum uurloon te verdienen, en

    • c.

      een persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3. Het college kan bij de vaststelling of een persoon die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort zich laten adviseren door een externe deskundige. Deze adviseur neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht.

  • 4. Het college verstrekt de subsidie alleen als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 5. Het college stelt de loonwaarde van een persoon vast aan de hand van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet d.d. 6 oktober 2014 en de daarop gebaseerde Regeling Loonkostensubsidie Participatiewet d.d. 10 oktober 2014.

  • 6. Een deskundige adviseert het college op basis van een gevalideerde methode over de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. De deskundige neemt daarbij de in het vijfde lid bedoelde voorschriften in acht.

  • 7. Het college kan in overleg met de werkgever vaststellen dat de vaststelling van de loonwaarde van een persoon gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, lid 1, sub b van de wet en artikel 10d, lid 5 van de wet) en in deze periode een forfaitaire loonkostensubsidie verstrekken.

Artikel 8. No-riskpolis (compensatievoorziening voor ziekteverzuimrisico).

Het college attendeert werkgevers bij de plaatsing van personen met een arbeidsbeperking, die zijn opgenomen in het doelgroepenregister banenafspraak of een indicatie beschut werk hebben op de mogelijkheden om in geval van ziekte van de werknemer gebruik te maken van de no-riskpolis van het UWV.

Artikel 9. Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding (job coaching) als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 10. Verwervingskosten

Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep een bijdrage verstrekken in de aantoonbare en reële directe en voorwaardenscheppende kosten die gemaakt moeten worden in het kader van het re-integratietraject.

Artikel 11. Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep scholing aanbieden.

  • 2. Scholing voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      de persoon moet de mogelijkheden en capaciteiten hebben om de scholing binnen de gestelde termijn met goed gevolg af te kunnen ronden, en

    • b.

      de scholing vergroot de kansen op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, lid 3, sub a, van de wet.

Artikel 12. Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Hoofdstuk 5. Voorzieningen niet gericht op regulier werk

Artikel 13. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Het college biedt ambtshalve of op verzoek de participatievoorziening beschut werk aan, aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat hij/zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, en deze persoon behoort tot de doelgroep zoals omschreven in art. 7 lid 1 sub a of artikel 10-b sub 1 van de wet;

  • 2. Het college gaat voor de realisatie en invulling van beschut werk uit van de door de rijksoverheid vastgestelde minimum taakstelling, tenzij de raad een besluit neemt tot beschikbaarstelling van (en hoeveel) additionele plekken voor beschut werk. In verband hiermee informeert het college de raad over de stand van zaken met betrekking tot beschut werk in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma re-integratie als bedoeld in artikel 4 lid 1.

  • 3. Het college draagt zorg voor het beheer van de wachtlijst van de door het UWV geïndiceerde ingezetenen die geen beschutte dienstbetrekking hebben en beschikbaar zijn om een dergelijke dienstbetrekking te aanvaarden.

  • 4. Het college kan uit de personen uit de doelgroep een voorselectie maken en wint bij het UWV advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt;

  • 5. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende ondersteunende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden::

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving,

    • b.

      uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 6. Voor zover nodig worden de volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aangeboden tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt:

    • a.

      deelname aan vrijwilligerswerk,

    • b.

      (arbeidsmatige) dagbesteding in de zin van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning,

    • c.

      scholing als bedoeld in artikel 12,

    • d.

      sociale activering als bedoeld in artikel 16, of

    • e.

      andere voorzieningen die bijdragen aan het participeren in de samenleving.

Artikel 14. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten voor zover dit gezien zijn afstand tot de arbeidsmarkt passend is.

  • 2. De duur van de participatieplaats is maximaal twee jaar, met de mogelijkheid van verlenging van twee maal één jaar.

  • 3. Er wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld met de werkgever die de participatieplaats aanbiedt en de persoon die de onbeloonde additionele werkzaamheden gaat verrichten. In de overeenkomst worden de uit te voeren werkzaamheden en de wijze van begeleiding vastgelegd.

  • 4. Het college vergewist zich ervan voor de plaatsing dat de aansprakelijkheids- en ongevallen risico’s ten behoeve van de persoon zijn afgedekt.

  • 5. De premie, als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 100,- per 6 maanden bij meer dan 18 uur inzet per week. De premie wordt alleen uitgekeerd indien naar het oordeel van het college voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 15. Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 16. Innovatie

  • 1. Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van mogelijkheden om de participatie te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze verordening. Wanneer hiervan gebruik wordt gemaakt, wordt de raad hierover geïnformeerd.

  • 2. De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste vier jaar.

  • 3. Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van deze verordening kan de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van de bijstelling.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18. Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 19. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2017

  • 2. De Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Tubbergen 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2017.

  • 3. Het college kan voor personen die beschikken over een geldige SW-indicatie, en die per 31 december 2014 waren aangesteld op basis van een sociale werkvoorziening (SW)-dienstbetrekking of begeleid werken, zoals bedoeld in de Wsw, een loonkostensubsidie verstrekken aan de werkgever ten behoeve van een arbeidsplaats, met een minimale duur van 6 maanden.

  • 4. De loonkostensubsidie per SW-geïndiceerde zoals bedoeld in het derde lid wordt gebaseerd op de ontbrekende loonwaarde en de begeleidingskosten van de medewerker. Voor de loonwaarde-meting hiervan wordt aangesloten bij de in artikel 7 bedoelde methodiek.

Artikel 20. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Tubbergen 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 januari 2018,
De raadsgriffier, De voorzitter,
H.J.M.J. van Limbeek-ter Haar, drs. ing. W.A.M. Haverkamp - Wenker