Verordening Burgerinitiatief

Geldend van 21-04-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening Burgerinitiatief

Hoofdstuk 1 .

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

2. Ongeldig is het verzoek dat:

a. niet door ten minste 175 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

b. een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

c. niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad alsmede ingezetenen van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

2. Voor de beoordeling of aan de vereisten van het initiatiefrecht is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

b. een vraag over het gemeentelijk beleid;

c. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

d. een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

e. een onderwerp waarover korter dan 2 jaar voor de indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5

1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

2. Het verzoek wordt opgenomen op de lijst ingekomen stukken. Het verzoek wordt doorgezonden naar het raadspresidium.

3. Het verzoek bevat ten minste:

a. een omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

b. een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel:

c. de achternaam, de voornaam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger;

d. een lijst met voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

Artikel 6

1. Het raadspresidium agendeert het burgerinitiatiefvoorstel voor het eerstvolgende raadsdebat. In het raadsdebat wordt bepaald of een burgerinitiatiefvoorstel inhoudelijk aan de raad wordt voorgelegd. Indien het raadsdebat resulteert in een advies een verzoek tot agenderen te weigeren, dan neemt de raad daarover een besluit.

2. De voorzitters van raadsdebat en raad nodigen de verzoeker en zijn plaatsvervanger uit voor de vergaderingen waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger hebben tijdens deze vergaderingen de gelegenheid om het burgerinitiatiefvoorstel nader toe te lichten en aan het debat deel te nemen.

3. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in Gemeentecontact en op de gemeentelijke website.

4. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De werking van het recht van burgerinitiatief maakt onderdeel uit van het burgerjaarverslag.

Artikel 8

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van deze verordening, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

Toelichting 1 Toelichting verordening burgerinitiatief

Artikel 1

In deze verordening wordt de term “burgerinitiatiefvoorstel” gebruikt voor de aanduiding van een onderwerp dat door een inwoner bij de gemeenteraad kan aandragen. In deze verordening is het uitgangspunt dat een burger een onderwerp kan aandragen en dus niet een concreet voorstel bij de raad hoeft in te dienen. Niet alle burgers hebben namelijk de kennis en vaardigheden om raadsvoorstellen te schrijven. De in dit artikel gemaakte keus maakt nu dat het initiatief laagdrempelig van karakter is.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. Van een geldig verzoek is sprake als:

a. het verzoek door ten minste 175 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

b. het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd;

c. aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.

In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de raad. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De omvang van de drempel moet zodanig zijn dat zij – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie biedt dat het desbetreffende verzoek wordt gedragen door een gedeelte van de bevolking. In de handreiking van de Vernieuwingsimpuls” wordt aansluiting gezocht bij de drempels uit de Tijdelijke Referendumwet. Die gaan uit van 0,7% van het aantal kiesgerechtigden voor gemeenten in de categorie van 20.001 – 40.000 kiesgerechtigden met een maximum van 200 kiesgerechtigden.

Voor deze gemeente komt de rekensom neer op circa 175 kiesgerechtigden.

Artikel 3

In de verordening is de categorie initiatiefgerechtigden uitgebreid ten opzichte van de kring van kiesgerechtigden vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd is de leeftijd verlaagd naar 16 jaar. Jongeren kunnen op die manier worden betrokken bij de gemeentelijke politiek en worden voorbereid op hun kiesgerechtigde rol. Bovendien raken vele beleidsvraagstukken de doelgroep jongeren.

Voor de toetsing of aan de eisen van initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is het moment van indiening van het verzoek bepalend. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment aan de vereisten is voldaan, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot indien de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijke beleid kan ook geen onderwerp van burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie of een spreekuur van de wethouder.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals bezwaar- of de klachtenprocedure doorkruist. Met het oog hierop wordt bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Er is gekozen voor een periode van twee jaar.

Artikel 5

Het burgerinitiatiefvoorstel dient te worden ingediend bij de voorzitter van de raad. Bij voorkeur via de griffie. De raad wordt via de lijst ingekomen stukken op de hoogte gesteld van de ontvangst van het voorstel. De voorzitter zendt het voorstel door naar het raadspresidium om de besluitvormingsprocedure in gang te zetten.

Aan het verzoek wordt een minimum aantal eisen gesteld. In ieder geval zal de verzoeker naast het voorstel en de toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen, moeten worden vermeld. Om fraude met namen te voorkomen, wordt naar personalia gevraagd, zoals adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan een openbare bron als een telefoonboek worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

Het voorstel is door de voorzitter van de raad doorgezonden aan het raadspresidium. Het raadspresidium agendeert het onderwerp voor de eerstkomende vergadering van de functionele commissie. De commissie bepaalt of het voorstel inhoudelijk aan de raad wordt voorgelegd. Indien het voorstel wordt afgewezen, dan neemt de raad daarover een besluit. Wordt het verzoek tot plaatsing afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaan. Besluit de raad een voorstel te agenderen, dan is dat een voorbereidingshandeling die niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7

In het burgerjaarverslag brengt de burgemeester verslag uit van de werking van het burgerinitiatief. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (ingediend, toegewezen, afgewezen), alsmede een beknopt overzicht van de inhoud van de voorstellen en de besluiten en de motivatie van de besluiten van de raad.