Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsplan schuldhulpverlening 2012-2015

Geldend van 01-07-2012 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsplan schuldhulpverlening 2012-2015

Beleidsplan schuldhulpverlening 2012 - 2015 

 Gemeente Tytsjerksteradiel

Inhoud

 

pag.

 

 

 

1.     Inleiding                                                                        1

        

1.1    Inleiding                                                          1

1.2    Beleidskader                                                    1

 

2.     Visie en uitgangspunten                                           2

2.1    Visie                                                              2

2.2    Uitgangspunten                                               2

 

3.     Doelgroep en uitvoering                                          4

3.1    Doelgroep                                                      4

3.2    Uitvoering                                                      5

 

4.     Doelstellingen en kwaliteit                                      6

4.1    Doelstellingen                                                 6

4.2    Kwaliteit en gewenste resultaten                        6

 

5.     Financiën                                                                     9

  • 1.

    1.               Inleiding en beleidskader

1.1 Inleiding

Een aantal ontwikkelingen op het gebied van schuldhulpverlening vormen de aanleiding voor het opstellen van dit beleidsplan.

 

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

De belangrijkste ontwikkeling is wel het vaststellen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Deze wet treedt op 1 juli 20121in werking en geeft de gemeenten de wettelijke verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening. Het Rijk wil met deze wet de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening verbeteren. Het wetsvoorstel verplicht de gemeenten tot het vaststellen van een beleidsplan waarin wordt beschreven welke ambities de gemeente heeft, op welke wijze de uitvoering plaats vindt, welk resultaten we nastreven en hoe de kwaliteit van de integrale schuldhulpverlening wordt geborgd. De wachttijd en schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende kinderen zijn twee specifiek benoemde aspecten die daarin naar voren moeten komen.

 

Een beslissing van het college tot het doen van een aanbod of tot het weigeren van schuldhulpverlening wordt een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit brengt met zich mee dat er ook bezwaar en beroep open staat tegen deze beslissing.

 

Samenhang preventie, schuldbemiddeling en nazorg

De afgelopen jaren heeft onze gemeente al een goede start gemaakt met het opzetten van een gedegen aanbod dat het ontstaan van problematische schulden moet voorkomen (preventie) en, ingeval er toch schulden zijn ontstaan, een effectief aanbod op maat. Aanvullend daarop hebben we een nazorgtraject ontwikkeld waardoor de ex-schuldenaar (weer) financieel zelfredzaam wordt en het ontstaan van nieuwe schulden wordt voorkomen. Dit totale aanbod ligt vast in diverse notities, collegebesluiten en overeenkomsten. Door de steeds grotere diversiteit in het aanbod is er behoefte aan een totaaloverzicht waarin de onderlinge samenhang naar voren komt.

 

Economische situatie

Ten slotte speelt ook de economische crisis een rol. Aan de ene kant krijgen steeds meer mensen te maken met problematische schulden en aan de andere kant moet de gemeente bezuinigen. We worden daardoor gedwongen kritisch te kijken naar de uitvoering van ons takenpakket.

 

1.2 Beleidskader

Dit beleidsplan staat niet op zichzelf. Er is een nauw verband met de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze wetgeving geeft gemeenten de verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk inwoners te laten participeren (maatschappelijk en in de vorm van werk of scholing). Problematische schulden kunnen een belemmering zijn voor het volwaardig meedoen in onze maatschappij.

[1] De Wgs treedt in werking op 1 juli 2012. De bepalingen over het breed moratorium en de basisbankrekening treden echter op een later tijdstip in werking.

2. Visie en uitgangspunten

 

2.1 Visie

Schulden mogen geen belemmering vormen voor participatie. We bieden met integrale schuldhulpverlening de noodzakelijke ondersteuning op het gebied van preventie, schuldbemiddeling en nazorg om het voor de klant maximaal haalbare aan financiële zelfredzaamheid te bereiken. De gemeente voert regie op het proces, maar de klant is zelf verantwoordelijk voor het slagen van een traject.

 

2.2 Uitgangspunten

Bovenstaande visie geven we inhoud door de begrippen laagdrempelige dienstverlening, integrale aanpak, maatwerk en vraaggerichte dienstverlening.

 

Laagdrempelige dienstverlening

De toegang tot de schuldhulpverlening moet zo laagdrempelig mogelijk zijn, zodat zo spoedig mogelijk kan worden gewerkt aan het regelen van de schulden. Hoe langer de schuldenaar wacht, hoe meer de schulden oplopen, de maatschappelijke risico’s vergroten en hoe complexer de te bieden hulpverlening wordt.

 

  • De toegang tot de schuldhulpverlening moet via meerdere kanalen mogelijk zijn, dus ook via doorgeleiding door bijvoorbeeld SMWF of het woonbedrijf;

  • -

    We schenken met regelmaat aandacht aan het onderwerp in de diverse media;

  • -

    De toegang tot de schuldhulpverlening wordt niet belemmerd door te betalen eigen bijdragen;

  • -

    Dienstverlening op een locatie binnen de gemeente, maar in voorkomende situaties ook bij mensen thuis.

 

Integrale aanpak

Niet alleen het oplossen van de schuldensituatie is van belang, maar nog belangrijker is de oorzaak voor het ontstaan van de schulden aan te pakken. Dit is een absolute voorwaarde voor het behalen van een duurzaam resultaat. Daarbij wordt bekeken of ook andere hulpverlening ingezet moet worden. Als dat het geval is wordt een gezamenlijk plan van aanpak opgesteld, zodat de hulpverlening goed op elkaar is afgestemd.

 

Maatwerk en vraaggerichte dienstverlening

Welke vorm van hulp wordt ingezet en welke partners daarbij zijn betrokken, is afhankelijk van situatie waar de klant zich in bevindt en welke problemen daaraan ten grondslag liggen. Schuldhulpverlening is dus maatwerk. In het ene geval kan worden volstaan met een budgetadviesgesprek, in het andere geval is een langer traject noodzakelijk, waarbij een crisissituatie vaak aanleiding vormt voor de aanmelding bij de KBNL. In enkele gevallen is het daadwerkelijk regelen van schulden nog lang niet in zicht en moet eerst aan de oorzaken voor de schuldsituatie worden gewerkt. Stabilisatie van de financiële situatie is dan (voorlopig) het hoogst haalbare.

 Op basis van de persoonlijke (gezins-)situatie wordt een passende vorm van hulp- en dienstverlening gezocht. De verschillende partners binnen het aanbod van hulp- en

dienstverlening stemmen de hulp op elkaar af. Overeenkomstig onze uitgangspunten binnen de Sociale Agenda worden de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk van de schuldenaar en daarnaast vrijwilligers zoveel mogelijk betrokken bij het traject2.

Beloning: schuldenvrije toekomst

We bieden in principe iedere inwoner de mogelijkheid om met de noodzakelijke ondersteuning een nieuwe, schuldenvrije start te kunnen maken. Wij zijn van mening dat dit voldoende stimulans zou moeten zijn voor de schuldenaar om zich in te zetten het traject succesvol te doorlopen. Het bieden van verdere positieve prikkels, zoals gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld bij het vinden van werk, of toegang tot het gemeentelijk armoedebeleid, achten we dan ook niet nodig.

 

De Wet werk en bijstand (Wwb) maakt het mogelijk om inwoners met een bijstandsuitkering te dwingen om mee te werken aan een schuldhulptraject door middel van tijdelijke verlaging van de bijstand. Dit middel wordt uitsluitend ingezet als vooraf wordt ingeschat dat het ook daadwerkelijk een positief effect heeft op de motivatie van de klant.

[2] In de Sociale Agenda zijn de uitgangspunten van ‘De Kanteling’ verwerkt. Daarbij gaat de gemeente uit van de eigen kracht en verantwoordelijk van de inwoners en het netwerk daaromheen. Pas als ook andere, meer algemene voorzieningen (zoals vrijwilligershulp) geen uitkomst bieden, komt ondersteuning door professionele organisaties in beeld.

3.     Doelgroep en uitvoering

 

3.1 Doelgroep

Preventie

De doelgroepen voor onze huidige preventieve producten zijn als volgt:

Product

Doelgroep

Klasse!kas

Basisonderwijs

Toneelvoorstelling + gastlessen

Voortgezet onderwijs

Budgetadviesgesprek

Iedere meerderjarige inwoner die behoefte heeft aan inzicht in de eigen financiële situatie. Hierbij is (nog) geen sprake van problematische schulden. 

Preventief budgetbeheer

Cliënten met beperkte financiële zelfredzaamheid waarbij indien mogelijk wordt gewerkt aan vergroten van die zelfredzaamheid.

Pro-actieve benadering

Iedere inwoner waarbij een problematische schuldsituatie dreigt. Denk aan vroegsignalering door WWB- en Wmo-consulenten en deelname aan het Sociaal Team.

De gemeenteraad geeft het college de opdracht de komende jaren nader onderzoek te doen naar mogelijke preventieve producten voor specifiek kwetsbare doelgroepen en deze binnen de budgettaire kaders in te zetten. Hiervan doet het college jaarlijks verslag aan de gemeenteraad.

 

Schuldbemiddeling

De doelgroep voor schuldbemiddeling is in beginsel iedere inwoner. Daarin zijn ook ondernemers en ex-ondernemers begrepen.

 

Geen of beperkte ondersteuning bieden we aan inwoners waarbij op voorhand te verwachten valt dat het schuldhulptraject niet of nauwelijks het gewenste resultaat tot gevolg heeft. Het college onderzocht voor welke doelgroepen de inzet van schuldhulpverlening op grond hiervan moet worden uitgesloten en legde dit vast in aparte beleidsregels. Deze beleidsregels zijn als bijlage bij dit beleidsplan gevoegd.

 

Uitgesloten van schuldbemiddeling zijn, met ingang van dit beleidsplan, schuldenaren die zich herhaaldelijk bij de gemeente melden voor schuldhulpverlening, waarbij de oorzaak voor het ontstaan van de schulden of het niet slagen van een eerder traject niet is weggenomen of daaraan hard wordt gewerkt. Ook zijn schuldenaren in beginsel uitgesloten die verblijven in crisisopvang de Blijenhof. In goede samenspraak met de Blijenhof zijn we tot dit besluit gekomen. De begeleiders van ZIENN pakken de eerste stappen zelf op met de schuldenaar (met name gericht op uitstroom naar zelfstandige woonruimte).

 

Nazorg

De doelgroep voor de nazorg zijn in principe alle (ex-)schuldenaars die in budgetbeheer zitten bij de Kredietbank Nederland (KBNL).  De opbouw richting financiële zelfredzaamheid vindt plaats gedurende de periode van schuldregeling of daarna, afhankelijk van de situatie.

Gezinnen met minderjarige kinderen

Speciale aandacht gaat uit naar gezinnen met inwonende minderjarige kinderen. Bij beoordeling van de schuldsituatie en de achterliggende problematiek wordt altijd nadrukkelijk stil gestaan bij aanwezige kinderen en het effect van deze situatie op hen. We zijn van mening dat jonge kinderen niet in een crisissituatie moeten verkeren en, daar waar toch een crisissituatie is ontstaan, moet deze met spoed worden aangepakt.

 

De ervaring leert ons dat ons huidige aanbod voldoet voor deze doelgroep, waarbij naast de ondersteuning van de ouder(s) expliciet aandacht uitgaat naar de begeleiding van de kinderen.

 

3.2 Uitvoering

Preventie

De huidige preventieve producten worden uitgevoerd door de KBNL. Nieuwe producten zullen zoveel mogelijk gezamenlijk met en door de KBNL, maar zeker ook andere partijen die een rol spelen in preventie, zoals Vluchtelingenwerk en Stichting Maatschappelijk Werk Friesland (SMWF), worden ontwikkeld.

 

Schuldbemiddeling

De schuldbemiddeling van natuurlijke personen hebben we uitbesteed aan de KBNL. De gemeenteraad geeft het college de opdracht de komende vier jaar de mogelijke rol van vrijwilligers in dit traject te onderzoeken3. Hiervan doet het college jaarlijks verslag aan de gemeenteraad. Hoe het schuldhulptraject verloopt en welke producten er kunnen worden ingezet vindt u terug in bijlage 1 en 2.

 

De KBNL wordt gemandateerd voor het nemen van het besluit tot het al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening. In dit besluit wordt mede weergegeven wat de schuldenaar van de KBNL kan verwachten (doorlooptijden, in te zetten producten, gemaakte afspraken, etc.). De besluitvorming vindt plaats conform de bepalingen in dit beleidsplan.

 

Ondernemers en ex-ondernemers kunnen voor schuldhulpverlening terecht bij Stichting Schuldhulpverlening voor Ondernemers (SVO). Uiteraard wordt er nauw samengewerkt en afgestemd met Bureau Zelfstandigen Friesland (BZF) dat het Bbz2004 voor ons uitvoert en de KBNL.

 

De immateriële begeleiding vindt veelal plaats door SMWF. Echter, daar waar een andere partij (zoals verslavingszorg of MEE) al betrokken is bij de situatie of meer passend is, wordt deze partij bij de schuldhulpverlening betrokken.

 

Nazorg

De nazorg wordt uitgevoerd door KBNL, SMWF en KEaRN (vrijwilligerscentrale).

 

[3] In 2011 is al een start gemaakt met de inzet van vrijwilligers in de intakefase. Het is echter nog te vroeg om de resultaten hiervan weer te kunnen geven.

4.     Doelstellingen en kwaliteit

 

4.1 Doelstellingen

De beschreven aanpak in dit plan heeft tot doel:

- de participatie van onze inwoners te vergroten: investeren in schuldhulpverlening zorgt dat schulden geen belemmering meer zijn voor onze inwoners om te participeren in de maatschappij;

- het ontstaan van schulden te voorkomen: investeren in een goed preventief aanbod voorkomt het ontstaan van schulden en daarmee samenhangende maatschappelijke problemen;

- langdurig resultaat te bereiken: Het resultaat moet zijn dat de inwoner weer financieel zelfredzaam is en niet terugvalt in een schuldsituatie;

- maatschappelijke kosten die voortvloeien uit schuldsituaties te voorkomen: door een goed aanbod op het gebied van schuldhulpverlening blijven de maatschappelijke risico’s4 en daarmee samenhangende kosten beperkt;

- de aanpak op het terrein van Werk en Bijstand en Wmo te versterken: Het succes op de terreinen van armoedebestrijding, participatie (re-integratie en zorg) wordt versterkt door een succesvol beleid op schuldhulpverlening. Deze samenhang komt ook naar voren in de Sociale Agenda.

 

4.2 Kwaliteit en gewenste resultaten

Streefcijfers

We streven ernaar om in de periode van 2012-2015:

- het aantal mensen dat deelneemt aan een schuldhulpverleningstraject niet te laten stijgen ten opzichte van 2011: In de jaren 2009 tot 2011 valt een daling waar te nemen in het aantal aanmeldingen voor een schuldhulptraject. We verwachten dat deze daling in 2012 of 2013 zal stagneren en mogelijk zal omslaan als we geen preventieve activiteiten ondernemen. Dit als gevolg van met name de economische crisis, de verscherping van de Wwb en invoering van de Wet werken naar vermogen (Wwnv).  Het duurt gemiddeld zo’n 5 jaar vanaf het ontstaan van de eerste schulden tot het ontstaan van een problematische schuldsituatie.

- Het gemiddeld aantal schuldeisers en de totale hoogte van de schuld per schuldenaar te laten dalen: In de voorgaande jaren is duidelijke waarneembaar dat de complexiteit van schuldsituaties toeneemt. Door laagdrempelige toegang tot de schuldhulpverlening en sterke inzet op preventieve activiteiten willen we de schuldenaar eerder in beeld krijgen en zodoende de complexiteit beperken.

- het aantal deelnemers aan het budgetadviesgesprek in de periode 2012-2015 met 50% te laten stijgen ten opzichte van 2011: In 2011 namen 32 inwoners deel aan zo’n gesprek. Het budgetadviesgesprek blijkt een goed middel om schulden te voorkomen en, als er al sprake is van schulden, deze vroegtijdig op te sporen en aan te pakken. Op deze wijze kan een problematische schuldsituatie worden voorkomen. We brengen het adviesgesprek via meerdere kanalen onder de aandacht van onze inwoners.

[4] Denk bij maatschappelijke risico’s aan schooluitval, criminaliteit, huisuitzetting en niet slagen van re-integratietrajecten.

- in 80% van de gevallen een minnelijke regeling te treffen: In de jaren 2011 was dit circa 67%. Het minnelijke traject verdient de voorkeur, omdat het wettelijke (Wsnp) traject extra kosten met zich meebrengt en minder maatwerk mogelijk maakt. in alle gevallen bij de intake ook immateriële hulpverlening te betrekken. - - Daar waar nog geen hulpverlening bij de situatie is betrokken, wordt SMWF ingeschakeld: Dit streven is ook in de afgelopen periode al de praktijk geweest. Tijdens de gezamenlijke intake wordt door de medewerkers van KBNL en SMWF gezamenlijk beoordeeld of immateriële hulpverlening nodig is, of dat de schulden een op zichzelf staand probleem zijn.

-een slagingspercentage te behalen van 75%: Een traject is geslaagd wanneer middels saneringskrediet of schuldbemiddeling het traject succesvol is afgerond. In de periode 2007-2008 lag het percentage rond de 71%. Dit is, in vergelijking met het landelijk gemiddelde, al een resultaat om trots op te zijn. Van latere jaren is nog niet helder wat de resultaten zijn, omdat van een deel van de trajecten nog geen resultaat kan worden gemeld. Dit heeft te maken met de looptijd van een traject van gemiddeld 3 jaar.

- de recidive te beperken tot 6,5%: Dit streven vloeit voort uit het eerder opgestelde projectplan nazorg schuldhulpverlening. Het recidivepercentage was ten tijde van de start van dit project 13%.

 

Kwaliteit

Er is (nog) geen sprake van certificering binnen de schuldhulpverlening. In beginsel kan een ieder dus schuldhulpverlening aanbieden. Daarom is lidmaatschap van de NVVK (vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) de beste objectieve maatstaf voor de kwaliteit5.

 

Wij besteedden onze schuldhulpverlening volledig uit aan de KBNL. De KBNL is (actief) lid van de NVVK. De gemeente heeft een regisserende rol. De KBNL legt maandelijks en jaarlijks achteraf verantwoording aan de gemeente af over de uitgevoerde activiteiten. Daarin is uitgebreide managementinformatie opgenomen.

 

De gemeente Tytsjerksteradiel is als één van de eerste gemeenten gestart met de zogenaamde ‘schuldhulpverlening nieuwe stijl’. Deze wijze van schuldhulpverlening wordt inmiddels door de NVVK en het Rijk uitgedragen en in de meeste gemeenten geïmplementeerd. Het huidige, bijzonder hoge slagingspercentage is daarvan het gevolg.

 

[5]Voor leden gelden o.a. de volgende eisen:

  • - ze voeren de schuldhulpverlening uit conform de wettelijke bepaling gesteld in art 47 en 48 van de Wet op Consumentenkrediet en art. 3.5 van de Wet op het financieel toezicht;

  • - ze conformeren zich aan de gedragscodes en modules van de NVVK;

  • - er is sprake van een continue bedrijfsvoering;

  • - de schuldregelingen worden geregistreerd bij BKR (indien de instelling daartoe bevoegd is).

 

Wacht- en doorlooptijd

Belangrijk voor een goede kwaliteit van de schuldhulpverlening zijn de wacht- en doorlooptijden. Zo belangrijk, dat het Rijk daar specifieke bepalingen over heeft opgenomen in de wet.

 

Wachttijd is de tijd die verstrijkt vanaf het moment dat de schuldenaar zich meldt bij de gemeente voor hulp tot het intakegesprek. Voor de wachttijd geldt dat deze niet langer mag zijn dan 4 weken.

 

In crisissituaties mag deze niet langer zijn dan 3 werkdagen. Er is sprake van een crisissituatie wanneer gedwongen woningontruiming, afsluiting van water, gas of elektriciteit of ontbinding van de zorgverzekering dreigen.

 

Wij streven ernaar om de wachttijd te beperken tot maximaal 3 weken, waarbij ook al een eerste indicatie voor de oplossingsrichting wordt gegeven. De maximale wachttijd in crisissituaties is maximaal 3 dagen, maar zoveel korter als de dreiging vraagt. Daarbij is overigens niet het streven om een volledig intakegesprek met de klant te voeren, maar uitsluitend de dreigende situatie aan te pakken.

 

Vervolgens vindt binnen de reguliere maximumtermijn van 3 weken het reguliere intakegesprek plaats. We streven ernaar een budgetadviesgesprek binnen 3 weken na het verzoek hiertoe plaats te laten vinden.

 

De doorlooptijd6 is beschreven in het processchema van de KBNL. Dit schema vindt u in bijlage 1. 

 

Evaluatie

Dit beleidsplan bestrijkt een periode van 4 jaar. Jaarlijks evalueren wij de gestelde doelen en de gestelde opdrachten aan het college. Deze evaluatie doen we aan de hand van het jaarverslag van de KBNL, SMWF en overleg met onze netwerkpartners. Deze evaluatie zal, conform de Wgs, aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

 

In de loop van 2012 zal een besluit worden genomen over de uitvoering binnen het samenwerkingsverband met gemeente Achtkarspelen. De gemeente Achtkarspelen voert de schuldhulpverlening zelf uit. Mogelijk dat dit besluit tussentijdse bijstelling van dit beleidsplan noodzaakt.

[6] Onder doorlooptijd verstaan we de tijd die verstrijkt tussen het moment van de start van het traject tot het bereiken van het resultaat. Voorbeelden van resultaat zijn het opstarten van een schuldregeling of uitval uit het traject.

5.      Financiën

 

5.1 kosten

De kosten van de schuldhulpverlening bestaan hoofdzakelijk uit de kosten voor de schuldbemiddeling en immateriële begeleiding door SMWF. De kosten van preventie bestaan uit de kosten van de KBNL en de kosten van nazorg bestaan met name uit de begeleidingskosten van de vrijwilligerscentrale.

 

In bijlage 5 hebben we de kosten opgenomen die we in 2011 maakten aan schuldhulpverlening.

 

De openstelling van bezwaar en beroep brengt kosten met zich mee. We verwachten deze op te kunnen vangen binnen de huidige formatie van afdeling FJS en uitvoeringsorganisatie De Walden. De ontwikkeling van het aantal bezwaar- en beroepszaken wordt vermeld in het jaarlijkse verslag aan de gemeenteraad.

 

5.2 Baten

De baten van het bieden van een effectief schuldhulpverleningsaanbod blijken lastig exact te kwantificeren. Er zijn de afgelopen jaren een aantal onderzoeken gedaan, waaruit steeds weer naar voren komt dat schuldhulpverlening loont. Één van de meest recente en regelmatig aangehaalde onderzoeken is Schuldhulpverlening loont” uit 2011, uitgevoerd door Regioplan en de Hogeschool Utrecht.  De conclusie in dit onderzoek is dat de investering in schuldhulpverlening zichzelf dubbel terugverdient. De baten komen ongeveer voor de helft ten goede aan de gemeente, voor het grootste deel bestaande uit besparing op bijstandsuitkeringen. De andere helft komt ten goede aan andere organisaties zoals het woonbedrijf en het UWV. 

 

Door te investeren in goede preventie en nazorg beperken we het beroep op de schuldbemiddeling. Onze inzet in de afgelopen jaren lijkt zijn vruchten nu al af te werpen. De sterkte terugloop van het aantal aanmeldingen lijkt mede daarvan het resultaat.

 

Bijlage 1

Bijlage 2

Bijlage 3

Bijlage 4 deel 1

Bijlage 4 deel 2

Bijlage 5