Beleidslijn horeca 2014 gemeente Tytsjerksteradiel

Geldend van 12-09-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn horeca 2014 gemeente Tytsjerksteradiel

BELEIDSLIJN

HORECA

GEMEENTE

TYTSJERKSTERADIEL

“van nee, tenzij naar

ja, mits”

Behoort bij het besluit van de gemeenteraad

van Tytsjerksteradiel van 11 september 2014,

agendapunt 8.

Inhoudsopgave

1 INLEIDING 2

2 WETTELIJK KADER HORECABEDRIJF

  • 1 Algemeen

  • 2 Landelijke regelgeving

  • 3 Gemeentelijke regelgeving

3 HET EXPLOITATIEVERGUNNINGSTELSEL

  • 1 Inleiding

  • 2 De aanvraag

  • 3 Voortijdige opening

  • 4 Gedogen

  • 5 Beslistermijnen

  • 6 Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 7 Nadere voorschriften.

  • 8 Sluitingstijden.

  • 9 Horecaconcentratie- en horecastiltegebieden.

  • 10 Geen maximumstelsel.

  • 11 Uitzonderingen op Exploitatievergunningplicht.

4 HORECAFUNCTIE IN RUIMTELIJKE PLANNEN

  • 1 Inleiding

  • 2 Beleid m.b.t. ondergeschikte en bedrijfsfunctie gerelateerde horecafuncties

  • 3 Beleid m.b.t. vestiging nieuwe horecabedrijven binnen de dorpsbebouwing

  • 4 Beleid m.b.t. vestiging nieuwe horecabedrijven in het buitengebied

  • 5 Beleid m.b.t. Bed & Breakfasts / Bêd & Brochjes.

  • 6 ‘Vertaling’ aangepast horecabeleid in vergunningen en bestemmingsplannen.

5 ALCOHOL IN PARACOMMERCIELE INSTELLINGEN

  • 1 Inleiding

  • 2 Sportkantines

  • 3 Dorpshuizen en MFC

  • 4 Club- en buurthuizen

  • 5 Jeugdsozen

  • 6 Verenigingsgebouwen bij een kerk

6 HANDHAVING

  • 1 Inleiding

  • 2 Horeca convenant

  • 3 Handhavingsmiddelen

  • 4 Sanctiestrategie

    BIJLAGEN

  • 1.

    (Inrichtings)eisen Drank- en Horecawet

  • 2.

    Weigeringsgronden Exploitatievergunning

  • 3.

    Weigeringsgronden Drank- en Horecawet

  • 4.

    Horecafunctie in ruimtelijke plannen + Planologisch inpasbaar

  • 5.

    Lijst met beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

  • 6.

    Aanvraagformulier Exploitatievergunning

1 INLEIDING

De horeca levert een belangrijke bijdrage aan de levendigheid en de aantrekkelijkheid van de gemeente. Een gemeente zonder horeca is niet denkbaar. De behoefte aan een ontmoetingsplaats, een plaats voor ontspanning en voor eten en drinken is van alle tijden. Mits goed gevarieerd en georganiseerd levert horeca ook een belangrijke bijdrage aan de economische ontwikkeling van de gemeente, zowel zelfstandig als ter versterking van andere vormen van bedrijvigheid, zoals winkels en recreatievoorzieningen.

Horeca kent echter ook zijn schaduwkanten. Met name de zogenaamde ‘natte’ horeca kan voor de nodige overlast zorgen. Naast luide muziek kan overlast ontstaan door luidruchtige horecabezoekers die onder invloed van alcohol en/of drugs verkeren, vernielingen aanrichten of geweld plegen. Ook het in het wilde weg parkeren van voertuigen kan een bron van ergernis zijn. Bovendien heeft drankgebruik een negatieve invloed op de verkeersveiligheid.

Bij het tegengaan van deze overlast zijn meerdere partijen betrokken. In de eerste plaats de horeca ondernemers zelf. Zij zijn primair verantwoordelijk voor een goed verloop van alles wat zich binnen hun bedrijf afspeelt, maar daarnaast ook voor hetgeen zich in de directe omgeving ervan voordoet. Daarnaast heeft de politie de taak om de openbare orde en de veiligheid te handhaven, zonodig gevolgd door strafrechtelijke vervolging door het openbaar ministerie. En verder vervult ook de gemeente een belangrijke rol. Als maker van bestemmingsplannen en als vergunningverstrekker is zij verantwoordelijk voor de inrichting en het aanpassen van de fysieke leefomgeving. Zij bepaalt waar horecabedrijven kunnen worden gevestigd en moet daarbij zorgen voor het juiste evenwicht tussen het belang van een goed horeca-aanbod enerzijds en de bescherming van het woon- en leefklimaat anderzijds. Verder is zij als vergunningsverstrekker mede toezichthouder en zonodig handhaver van de vergunningen die zij verleent. Om deze taken goed te kunnen uitvoeren heeft de gemeente een uitgebreid juridisch instrumentarium. Deze beleidslijn beoogt deze instrumenten in beeld te brengen en de procedurele kaders aan te geven waarbinnen daarmee wordt omgegaan.

De raad heeft in 2006 de beleidslijn Horeca ‘over lust en overlast’ vastgesteld. Er zijn meerdere aanleidingen om het horecabeleid van de gemeente te herijken.

Onlangs is een aantal wijzigingen in de Drank- en Horecawet in werking getreden. De gemeentelijke ‘Drank- en Horecaverordening Tytsjerksteradiel ’ is vastgesteld, met daarin diverse veranderingen ten opzichte van de oude verordening. Ook is het horecaconvenant ingevoerd. Verder zijn er maatschappelijke en economische ontwikkelingen met betrekking tot horecafuncties in combinatie met (andere) bedrijfsfuncties, die een aanpassing van het horecabeleid wenselijk maken.

De herijking van het beleid heeft betrekking op een aantal punten:

  • a.

    ondergeschikte en bedrijfsfunctie gerelateerde horecafuncties;

  • b.

    beperking mogelijkheid tot vestiging nieuwe horecabedrijven binnen dorpsbebouwing;

  • c.

    regeling vestiging nieuwe horecabedrijven in het buitengebied;

  • d.

    regeling Bêd en Brochje.

Na de inleiding van dit eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk twee een overzicht gegeven van de toepasselijke landelijke en gemeentelijke regelgeving. In het derde hoofdstuk wordt nader ingegaan op het Exploitatievergunningstelsel en de Drank- en Horecavergunning. In het vierde hoofdstuk worden de ontwikkelingen op het gebied van de horecafunctie in ruimtelijke plannen beschreven. Het vijfde hoofdstuk is gewijd aan alcohol in paracommerciële instellingen. Tot slot bevat het zesde hoofdstuk de hoofdlijnen van het sanctiebeleid ten aanzien van overtredingen van het gemeentelijk beleid en de Drank- en Horecaregelgeving.

2 WETTELIJK KADER HORECABEDRIJF

2.1 Algemeen

Op horecabedrijven is een veelheid van vaak complexe wettelijke voorschriften van toepassing. Deze voorschriften worden gesteld in het belang van de openbare orde, de veiligheid, de ruimtelijke ordening en het milieu op grond van overwegingen van sociaal-hygiënische en sociaal-economische aard. Het betreffen wettelijke regelingen van zowel rijksoverheid als gemeente, die onderling soms niet of onvoldoende met elkaar in overeenstemming zijn. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er in de diverse wettelijke regelingen verschillende definities worden gehanteerd voor het begrip horecabedrijf. In deze beleidslijn wordt onder horecabedrijf begrepen hetgeen de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tytsjerksteradiel (hierna: de APV) daaronder verstaat in de regeling met betrekking tot de Exploitatievergunning (zie hierna hoofdstuk 3).

Om inzicht te verschaffen in de op horecabedrijven van toepassing zijnde voorschriften wordt in dit hoofdstuk verder een overzicht op hoofdlijnen gegeven van het geldende juridische kader - en daarmee van het juridische instrumentarium - ter regulering van de horeca. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in landelijke regelgeving en gemeentelijke regelgeving.

2.2 Landelijke regelgeving

De belangrijkste landelijke regelingen met betrekking tot de regulering van de horeca zijn de volgende:

  • a.

    Drank- en Horecawet

  • b.

    Wet milieubeheer

  • c.

    Wabo

  • d.

    De wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB)

  • e.

    Wet op de kansspelen

Ad a. De Drank - en Horecawet

De Drank- en Horecawet regelt de verstrekking van alcoholhoudende drank tegen vergoeding met als voornaamste doel het beheersen van de individuele en maatschappelijk risico’s die aan alcoholgebruik zijn verbonden. Centraal in de wet staan dan ook bepalingen gericht op alcoholmatiging en preventie van misbruik. De uitvoering van de wet berust bij de gemeente. Om een Drank- en Horecavergunning te kunnen krijgen moet worden voldaan aan een aantal eisen op grond van artikel 8 van de Drank- en Horecawet. Deze eisen kunt u nalezen in Bijlage 1.

Er bestaat weinig tot geen ruimte voor beleidsvrijheid. Indien alle personen die algemene en onmiddellijke leiding aan de inrichting geven aan de gestelde eisen ten aanzien van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid voldoen en de inrichting in overeenstemming is met de geldende voorschriften, moet de vergunning worden verleend. Wordt niet aan alle vergunningseisen voldaan, dan moet de vergunning worden geweigerd.

Ad b. De Wet milieubeheer

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ofwel het Activiteitenbesluit in werking getreden. Bij het Activiteitenbesluit hoort een ministeriële regeling, de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Voor bijna alle horecabedrijven geldt het Activiteitenbesluit. Alleen horecabedrijven met permanente voorzieningen voor de gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 2000 bezoekers moeten nog een milieuvergunning aanvragen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan megadancings- en discotheken.

Voor de overgrote meerderheid van de horecabedrijven gelden daarom vanuit milieuoogpunt ‘slechts’ algemene voorschriften. Deze voorschriften bevatten met name regels op het gebied van geluid, vetlozingen, geur, energie, opslag van koolzuur en afvalstoffen. Het gaat om milieuaspecten die plaatsvinden binnen het horecabedrijf, de daartoe behorende terrassen en de directe omgeving, met name voor wat betreft geluidsbelasting.

In het Activiteitenbesluit is bepaald dat een aantal voorschriften met betrekking tot geluid en licht niet gelden op bepaalde (delen van) dagen die bij of krachtens de APV door burgemeester en wethouders zijn aangewezen. In hoofdstuk 4, afdeling 1, van de APV zijn hieromtrent nadere voorschriften opgenomen: de zogeheten ‘twaalf-dagenregeling’. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen collectieve en incidentele festiviteiten.

Collectieve festiviteiten zijn festiviteiten die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen zijn verbonden, zoals carnaval, Koningsdag, dorpsfeest, etc. Per dorp worden jaarlijks maximaal 7 dagen aangewezen door burgemeester en wethouders.

Bij een incidentele festiviteit gaat het om een festiviteit die aan één bepaald horecabedrijf is verbonden, bijvoorbeeld een optreden met livemuziek, de viering van een jubileum, etc. Het aantal incidentele festiviteiten per horecabedrijf is beperkt tot maximaal twaalf per jaar. Meldingen voor een incidentele festiviteit moeten ten minste twee weken voor de aanvang van de activiteit worden ingediend aan de hand van een daartoe vastgesteld kennisgevingformulier. Te late indiening van de kennisgeving leidt in beginsel tot weigering van toestemming voor het houden van de festiviteit.

Ad c. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingevoerd. Kern van de Wabo is de omgevingsvergunning, die in plaats komt van de bouwvergunning, de milieuvergunning, de gebruiksvergunning en nog 22 andere vergunningen voor ruimtelijke projecten. De vergunningen op basis van de Drank- en Horecawet maken (vooralsnog) geen onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Voor de horeca blijven de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wabo beperkt tot de genoemde bouwvergunning, melding in het kader van het Activiteitenbesluit en de gebruiksvergunning.

Ad d. De wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur

Op 1 juni 2003 zijn de wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) en het daaraan gekoppelde besluit BIBOB in werking getreden. In de wet BIBOB is geregeld dat voor de aanvraag om bepaalde vergunningen, waaronder Drank- en Horeca vergunningen, bouwvergunningen, milieuvergunningen en een aantal APV-vergunningen, waaronder de Exploitatievergunning advies kan worden gevraagd aan het Bureau BIBOB.

Indien op grond van de aanvraag en de daarbij ingediende informatie het vermoeden bestaat dat er een risico is dat door verlening van de exploitatievergunning criminele activiteiten worden gefaciliteerd, kan de burgemeester de aanvrager verzoeken een zogeheten BIBOB-formulier in te vullen. Met dit formulier wordt nadere informatie gevraagd over bijvoorbeeld financiering en exploitatie van het horecabedrijf en achtergronden van betrokkenen.

Indien de informatie uit het formulier de twijfels niet heeft weggenomen, kan de burgemeester het Bureau BIBOB verzoeken de achtergronden van de aanvrager en andere belanghebbenden bij het horecabedrijf te toetsen aan de hand van gesloten bronnenonderzoek en aan hem advies hierover uit te brengen. De burgemeester stemt uiteindelijk met het Bureau af of daadwerkelijk een adviesverzoek wordt ingediend naar aanleiding van het ingevulde BIBOB-formulier.

Ad e. De Wet op de kansspelen

In de Wet op de kansspelen wordt een onderscheid gemaakt tussen behendigheids-automaten en kansspelautomaten. Bij een behendigheidsautomaat draait het om, de naam zegt het al, de behendigheid. Er zit geen gokelement in het spel en het enige dat je kunt winnen is een extra speelronde. Bij kansspelautomaten is er sprake van een gokelement, deze automaten kunnen als prijs geld uitkeren. Voor de aanwezigheid van een of meer kansspelautomaten in een horecagelegenheid is op grond van artikel 30b van de Wet op de kansspelen een vergunning van de burgemeester vereist. Voor behendigheidsautomaten is geen vergunning nodig.

In artikel 2:40 van de APV is bepaald dat in hoogdrempelige inrichtingen of het hoogdrempelige deel van een samengestelde inrichting twee kansspelautomaten zijn toegestaan. In laagdrempelige inrichtingen of het laagdrempelige deel van een samengestelde inrichting zijn kansspelautomaten niet toegestaan, maar mogen uitsluitend behendigheidsautomaten worden opgesteld. In samengestelde inrichtingen is het soort automaten dat geplaatst mag worden afhankelijk van de indeling van de inrichting. Alleen als er een voldoende afgescheiden gedeelte is met een eigen ingang mogen er kansspelautomaten worden opgesteld.

2.3 Gemeentelijke regelgeving

Ook de gemeente kan regels vaststellen ter regulering van de horeca. De gemeente mag echter niet treden in landelijke (hogere) regelingen die uitputtend bedoeld zijn op straffe van onverbindendverklaring op grond van artikel 120 van de Grondwet. Wel mag de gemeente hetzelfde onderwerp vanuit een ander motief regelen, zonder met de hogere regeling in strijd te komen. Zo valt (in)directe hinder ten gevolge van de aanwezigheid van een horecabedrijf (bedrijfsgebonden) onder het toepassingsgebied van de milieuregelgeving en overlast ten gevolge van het publiek (publieksgebonden) onder het toepassingsgebied van de APV. De belangrijkste gemeentelijke regelingen zijn de volgende:

  • a.

    Algemene Plaatselijke Verordening (Exploitatievergunningstelsel)

  • b.

    Drank- en Horecaverordening

  • c.

    Bestemmingsplannen

  • d.

    Beleidsregels

Ad a. Algemene Plaatselijke Verordening

In de APV is een Exploitatievergunningstelsel opgenomen dat geldt voor alle openbare inrichtingen binnen het grondgebied van de gemeente. Het bevoegde orgaan is de burgemeester, met uitzondering van niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen zoals bijvoorbeeld besloten sociëteiten en gezelligheidsverenigingen. Voor die inrichtingen is op grond van artikel 174 Gemeentewet niet de burgemeester maar het college van burgemeester en wethouders het bevoegde orgaan. De vergunning strekt ertoe overlast die de openbare orde c.q. het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf betreft tegen te gaan (zie hierna hoofdstuk 3).

Ad b. Drank- en Horecaverordening

Op grond van artikel 4 van de Drank- en Horecawet is op 21 november 2013 de Drank- en Horecaverordening Tytsjerksteradiel vastgesteld. Deze verordening bevat, ter voorkoming van oneerlijke mededinging, regels waaraan paracommerciële rechtspersonen zich moeten houden bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. De gemeente houdt hierbij rekening met de aard van de paracommerciële rechtspersoon. De regels hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

  • a.

    de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;

  • b.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • c.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

In hoofdstuk 5 wordt hier inhoudelijk op ingegaan. Verder is in de Drank- en Horecaverordening opgenomen dat het, in verband met alcoholmatiging, niet is toegestaan dat horecabedrijven en detailhandel alcoholhoudende dranken tijdelijk voor een flink gereduceerde prijs aanbieden. De Drank- en Horecaverordening wordt in 2015 geëvalueerd.

Ad c. Bestemmingsplannen

Bestemmingsplannen worden door de raad vastgesteld op basis van het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In bestemmingsplannen worden door middel van een plankaart en voorschriften de bestemmingen en het gebruik van de in het plan begrepen gronden en opstallen geregeld. Een bestemmingsplan is bindend voor zowel burgers als bestuur. Het legt de bestemming positief vast (toelatingsplanologie).

Algemeen is het niet toegestaan horeca-activiteiten te ontplooien buiten de daarvoor bestemde panden en locaties. De vestiging van een horecabedrijf in een niet voor horeca bestemd pand of op een niet voor horeca bestemde locatie is slechts mogelijk door een planologische vrijstelling of een (gedeeltelijke) bestemmingsplanwijziging. Het bestemmingsplan biedt daardoor in principe de mogelijkheid de omvang, het aantal en de locatie van horecabedrijven te reguleren. Binnen de gemeente Tytsjerksteradiel wordt in beginsel volstaan met het positief bestemmen van bestaande horecabedrijven (conserverende werking).

Ad d. Beleidsregels

Onder gemeentelijke regelgeving kunnen ook door de gemeente vastgestelde beleidsnotities worden begrepen. Behalve deze beleidslijn ‘Horeca gemeente Tytsjerksteradiel’ kan in dit verband onder meer worden genoemd de nota ‘Implementatie Wet BIBOB’. Deze nota voorziet erin dat op basis van de wet BIBOB in bepaalde aangewezen sectoren gebruik kan worden gemaakt van een extra weigeringsgrond- en intrekkingsgrond als het gevaar bestaat dat criminele activiteiten mogelijk worden gemaakt met behulp van overheidsmiddelen. Onder deze toepassing zijn tevens de Drank- en Horecavergunning en de Exploitatievergunning openbare inrichting begrepen.

3. HET EXPLOITATIEVERGUNNINGSTELSEL

3.1 Inleiding

In 1993 is een Horeca-exploitatievergunningstelsel in de APV opgenomen voor alle horecabedrijven (inclusief terras) binnen de gemeente Tytsjerksteradiel. In de regeling is een verbod gesteld op het exploiteren van een horecabedrijf zonder vergunning van de burgemeester.

In plaats van de term “horecabedrijf” wordt sinds 24 november 2011 de term “openbare inrichting” in onze APV gebruikt. Dit voor de duidelijkheid omdat er ook niet-horecabedrijven zijn die een Exploitatievergunning nodig hebben zoals een theetuin en (in bepaalde gevallen) een Bed & Breakfast.

De aanwezigheid van de openbare inrichting mag de woon- en leefsituatie of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze beïnvloeden.

In de APV-regeling zijn voorts de sluitingstijden van openbare inrichtingen met bijbehorende terrassen opgenomen (art. 2:29 APV). In paragraaf 3.8 kunt u hier meer over lezen.

Indien de exploitatie van de openbare inrichting gepaard gaat met het schenken van alcohol anders dan ‘om niet’ (= gratis), is tevens een Drank- en Horecavergunning vereist. De aanvraag voor een Drank- en Horecavergunning moet daarom tegelijk met een aanvraag voor een Exploitatievergunning worden ingediend en in behandeling genomen.

3.2 De aanvraag

Een aanvraag om Exploitatievergunning wordt ingediend aan de hand van een daartoe vastgesteld aanvraagformulier (zie Bijlage6).

Bij de meeste aanvragen om een Exploitatievergunning is er sprake van een overname c.q. voortzetting van een al bestaande openbare inrichting. Gelet op het persoonsgebonden karakter kan de Exploitatievergunning niet aan de nieuwe exploitant worden overgedragen, zodat deze daarvoor een aanvraag moet indienen. Hetzelfde geldt voor een Drank- en Horecavergunning. Deze is eveneens persoonsgebonden, zodat ook daarvoor een aanvraag van de nieuwe exploitant is vereist.

De aanvragen voor een Exploitatievergunning en een Drank- en Horecavergunning worden zo spoedig mogelijk na ontvangst gepubliceerd op www.officielebekendmakingen.nl. Daarbij worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om gedurende een termijn van twee weken hieromtrent hun zienswijze kenbaar te maken bij de burgemeester.

3.3Voortijdige opening

In de praktijk blijken nieuwe exploitanten hun bedrijf vaak al te openen zonder te beschikken over de benodigde Drank- en Horecavergunning en/of Exploitatievergunning. In veel van die gevallen is dat niet zozeer het gevolg van een te lange afhandelingstermijn, maar van het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend. Niet zelden is dat pas nadat het bedrijf al is geopend.

Het geopend hebben van een openbare inrichting zonder Exploitatievergunning is in strijd met artikel 2:28 van de APV. Daarin is bepaald dat het verboden is een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Daarnaast ontbreekt op dat moment vaak ook de Drank- en Horecavergunning omdat deze meestal tegelijk met een Exploitatievergunning wordt aangevraagd.

Volgens artikel 3 van de Drank- en Horecawet is het verboden het horecabedrijf of slijterijbedrijf uit te oefenen zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester. Zolang hier niet tegen wordt opgetreden is er in feite sprake van een gedoogsituatie. Dit is onwenselijk. Bij exploitanten mag niet de indruk ontstaan dat het verlenen van een Exploitatievergunning en een Drank- en Horecavergunning louter een formaliteit is. Beide vergunningen dienen een zwaarwegend maatschappelijk doel; het voorkomen van overlast en drankmisbruik. Een zorgvuldige toetsing is daarom op zijn plaats, en dat betekent dat vergunningverlening geen vanzelfsprekendheid is.

Uitgangspunt is dat een openbare inrichting niet eerder open kan dan dat de vergunningen verleend zijn. Bij constatering van een illegale situatie wordt bestuursrechtelijk opgetreden wat in kan houden dat het bedrijf gesloten moet zijn tot de vergunningen zijn verleend.

Het is aan de burgemeester om te beslissen of in een uitzonderlijke situatie van deze regel afgeweken mag worden. Er is dan sprake van een gedoogsituatie. Volgens de jurisprudentie is gedogen slechts toegestaan zolang dat schriftelijk gebeurt en uitzicht op legalisatie bestaat. Daarnaast zal er een belangenafweging moeten plaatsvinden.

3.4Gedogen

In het Beleidsplan Handhaving is op hoofdlijnen omschreven wanneer niet wordt opgetreden als wel een overtreding wordt geconstateerd (gedogen).

Uitgangspunt bij gedogen is dat alleen in bijzondere situaties waarbij aan specifieke voorwaarden is voldaan kan worden gedoogd. Indien op voorhand al duidelijk is dat de aanvraag of de aanvragen uiteindelijk zal/zullen worden afgewezen kan van gedogen geen sprake zijn. Daarvan is bij een aanvraag voor een Exploitatievergunning in ieder geval sprake als het vigerende bestemmingsplan zich tegen de aanwezigheid van een horecabedrijf ter plaatse verzet of als reeds bekend is dat de betreffende ondernemer/leidinggevende niet voldoet aan de eisen van artikel 8 van de Drank- en Horecawet (o.a. in het bezit zijn van de Verklaring Sociale Hygiëne, zedelijkheids- en leeftijdseisen).

Verder mogen er op voorhand geen twijfels bestaan ten aanzien van de vraag of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloedt.

De burgemeester kan besluiten om te gedogen als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    In het kader van een zorgvuldige afweging is sprake van dusdanige specifieke omstandigheden dat in dat concrete geval, handhaving zou leiden tot een onevenredige en daardoor onrechtmatige schending van één of meer betrokken belangen;

  • 2.

    Gedogen vindt uitsluitend actief (dus schriftelijk en onder voorwaarden) plaats. Dit betekent dat passief/stilzwijgend gedogen niet aanvaardbaar is. Bij actief gedogen is er sprake van een formele gedoogbeschikking conform de eisen die aan besluiten worden gesteld volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent onder meer dat aan de gedoogbeschikking een goede motivering ten grondslag ligt en dat er een zorgvuldige belangenafweging in op wordt genomen;

  • 3.

    In de gedoogbeschikking worden altijd voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan, wil de overtreder aanspraak blijven maken op de beschikking. Welke voorwaarden dit zijn is afhankelijk van de specifieke situatie in het betreffende geval. In de gedoogbeschikking wordt daarbij een termijn genoemd waarbinnen de gedoogbeschikking geldt;

  • 4.

    Er wordt uitsluitend gedoogd zolang de gedoogvoorschriften zelf niet overtreden worden. In de gedoogverklaring wordt opgenomen dat deze direct wordt ingetrokken, als degene aan wie de gedoogverklaring is verstrekt zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. Dit houdt in dat gehandhaafd wordt via bestuursdwang en de ondernemer de horeca-inrichting direct moet sluiten.

De gedoogbeschikking geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en staat dus open voor bezwaar en beroep. Bezwaren tegen deze beschikking kunnen op de voet van de artikelen 6:18 en 6:19 Awb geacht worden mede te zijn gericht tegen het definitieve besluit over vergunningverlening. In het begeleidend schrijven wordt mededeling gedaan dat aan de gedoogbeschikking geen rechten kunnen worden ontleend voor wat betreft de definitieve besluitvorming.

Een schriftelijke gedoogbeschikking wordt afgegeven in afwachting van de resultaten van de verdere behandeling van de vergunningaanvraag. Het risico blijft uiteraard aanwezig dat nader onderzoek van de vergunningaanvraag kan leiden tot weigering van de vergunning en tot sluiting van het horecabedrijf. In dat geval wordt dus niet langer gedoogd. Gedogen mag nooit worden opgevat als een voorlopige vergunning. De ondernemer die dus volledige zekerheid wil hebben, moet de uitslag van de behandeling van de aanvraag afwachten.

Gedogen mag niet langer dan strikt noodzakelijk. Het is dus van belang aan een gedoogverklaring een termijn te stellen. Deze is afhankelijk van de verdere voortgang van het onderzoek (maximaal drie maanden) en eventueel extra onderzoek door het landelijk bureau BIBOB.

De burgemeester gedoogt uitsluitend in de volgende situaties:

1 . Bedrijfsovernames

Zoals hiervoor aangegeven geeft de Drank- en Horecawet aan dat het verboden is zonder een vergunning een horecabedrijf uit te oefenen. Dit houdt in dat bij een bedrijfsovername het bedrijf pas open mag op het moment dat aan de nieuwe ondernemer een horecavergunning is verleend. Niet alleen uit zakelijk oogpunt (‘de loop kan er uit gaan’), maar ook voor de gemeente kan het ongewenst zijn om een in bedrijf zijnde horecaonderneming tijdelijk te sluiten als er geen indicaties zijn om de aangevraagde vergunning te weigeren. Op die grond kan de voortduring van de exploitatie in dit soort gevallen expliciet gedoogd worden. Uiteraard blijft de ondernemer zelf verantwoordelijk om in een zo vroeg mogelijk stadium, in ieder geval voorafgaand aan de overname,een aanvraag in te dienen. Is een horecabedrijf niet meer in bedrijf, dan wordt geen gedoogbeschikking afgegeven.

Omdat legalisatie zonder aanvraag niet mogelijk is wordt van de nieuwe exploitant verwacht dat hij deze zo tijdig mogelijk indient. Wanneer indiening niet vóór de opening heeft plaatsgevonden, moet de aanvraag zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen tot uiterlijk tien werkdagen ná de opening worden ingediend. Overschrijding van deze termijn leidt tot toepassing van bestuursdwang (sluiting), in ieder geval totdat alsnog een ontvankelijk legalisatieverzoek is ingediend.

2 . Nieuwe aanvraag van dezelfde ondernemer

Het kan voorkomen dat een bepaald gegeven in de vergunning wijzigt, maar de ondernemer dezelfde blijft. Dit is o.a. het geval als de inrichting wordt verbouwd of als er een andere bedrijfsleider/beheerder in de inrichting komt werken. Ook in dat geval is het meestal niet wenselijk dat de inrichting gesloten wordt. De vergunning moet in dat geval aangepast worden aan de feitelijke situaties. Tijdens de behandeling van de vergunningsaanvraag kan deze situatie tijdelijk gedoogd worden.

3.5 Beslistermijnen

De Drank- en Horecawet en de APV bevatten geen beslistermijnen voor de afhandeling van een Drank- en Horecavergunning en Exploitatievergunning. Bij het ontbreken van een wettelijk voorgeschreven termijn moet een beschikking worden gegeven binnen een redelijke termijn, dat wil zegen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag (art. 4:13 Awb). Indien deze termijn van acht weken niet kan worden gehaald moet de aanvrager daarvan in kennis worden gesteld. Daarbij moet een redelijke termijn worden genoemd waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (art. 4:14 Awb).

Gelet op het voorlopige karakter en de beperkte toetsing moeten gedoogbeschikkingen als genoemd in paragraaf 3.3 (Voortijdige opening) binnen een redelijke termijn worden verleend. Het streven bij gedoogbeschikkingen is gericht op een afdoeningstermijn van uiterlijk twee tot drie weken.

In de praktijk blijkt een afhandelingstermijn van acht weken voor een definitief besluit over vergunningverlening moeilijk haalbaar. Dit is mede het gevolg van het feit dat de gemeente afhankelijk is van informatie en de medewerking van derden, zowel intern als extern. Intern betreft dat team Toezicht en Handhaving Achtkarspelen & Tytsjerksteradiel (THAT) in het kader van de controle op de inrichtingseisen. De externe afhankelijkheid heeft voornamelijk betrekking op politie en justitie aan wie informatie wordt gevraagd in verband met de zedelijkheidseisen.

Daarnaast gaat het ook om de aanvrager zelf voor wat betreft zijn medewerking bij het voldoen aan de bouwkundige inrichtingseisen en het behalen van de Verklaring Sociale Hygiëne. Bij het indienen van de aanvragen wordt vaak nog niet aan die eisen voldaan.

Voorheen kende de Drank- en Horecawet een beslistermijn van drie maanden. Met ingang van 1 januari 2013 is dit veranderd in de normale beslistermijn benoemd in de Awb. Op basis van ervaringen uit de praktijk wordt een afhandelingstermijn van drie maanden na ontvangst van de aanvraag om een Drank- en Horecavergunning en Exploitatievergunning reëel geacht. Uiterlijk op dat tijdstip moet, onder intrekking van een eventueel verleende gedoogbeschikking, definitief over de aanvraag worden beslist. Uitstel is in beginsel alleen mogelijk indien er sprake is van bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen (overmachtsituaties).

Aanvragen voor een Drank- en Horecavergunning en/of Exploitatievergunning worden na ontvangst door de behandelende medewerker direct in kopie aan team THAT toegezonden met het verzoek binnen tien werkdagen advies uit te brengen of het horecabedrijf voldoet aan het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet. De behandelende medewerker zorgt er tevens voor dat zo spoedig mogelijk bij politie en justitie informatie over de leidinggevenden wordt opgevraagd.

3.6 Weigerings- en intrekkingsgronden

De Exploitatievergunning

De Exploitatievergunning heeft in hoge mate het karakter van een gebonden beschikking: wanneer er geen grond is vergunning te weigeren, moet deze worden verleend. De weigeringsgronden met een toelichting hierop zijn opgenomen in artikel 2:28 van de APV en kunt u teruglezen in Bijlage 2.

De Exploitatievergunning kan in zijn geheel worden verleend of geweigerd maar de mogelijkheid bestaat ook om de vergunning gedeeltelijk te verlenen of gedeeltelijk te weigeren.

Gedeeltelijk weigeren of gedeeltelijk verlenen van de vergunning kan zich onder meer voordoen bij een gecombineerd horecabedrijf zoals bijvoorbeeld een café met daarbij een snackbar. Denkbaar is dat voor het snackbargedeelte wel vergunning wordt verleend, maar voor het cafégedeelte niet.

Hetzelfde kan zich voordoen bij een terras dat behoort bij een horecabedrijf. Bij toetsing van de aanvraag kan worden besloten voor het terrasgedeelte geen vergunning te verlenen en voor het horecabedrijf wel. De gronden voor het intrekken van een Exploitatievergunning zijn opgenomen in artikel 1:6 van de APV.

De Drank - en Horecavergunning

Ook de Drank- en Horecavergunning heeft in hoge mate het karakter van een gebonden beschikking. De gronden voor het weigeren van een Drank- en Horecavergunning zijn limitatief opgenomen in artikel 27 van de Drank- en Horecawet en kunt u teruglezen in Bijlage 3. Hier vind u ook de belangrijkste intrekkingsgronden van artikel 31.

3.7 Nadere voorschriften

Op grond van artikel 1:4 van de APV kunnen aan de Exploitatievergunning voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning vereist is. Uit de inleiding blijkt dat het bij een Exploitatievergunning gaat om de bescherming van het woon- en leefklimaat en de openbare orde. Voorbeelden van voorschriften zijn:

  • -

    de openingstijden van de openbare inrichting en het terras;

  • -

    het op duidelijk herkenbare wijze markeren van het terras;

  • -

    het gebruik van het terras;

  • -

    houden van toezicht in de directe omgeving van het horecabedrijf;

  • -

    gebruik van de tot de inrichting behorende parkeervoorzieningen;

  • -

    instellen van een ‘éénrichtingsverkeer voor bezoekers’.

3.8 Sluitingstijden

Sinds 1 januari 2005 is er een ander sluitingstijdenregime voor de horeca. Het regime gaat uit van vaste sluitingstijden waarvan tegelijkertijd algemene ontheffing wordt verleend. De algemene ontheffing beperkt zich tot de commerciële horeca en eetgelegenheden, en betekent dat er voor die categorie horecabedrijven feitelijk geen sluitingstijdstippen gelden.

De ontheffing gaat gepaard met een systeem van ‘eenrichtingsverkeer’. Dit betekent dat na een bepaald tijdstip geen nieuwe bezoekers meer tot de inrichting mogen worden toegelaten. De ontheffing kan bij overlastsituaties worden ingetrokken waardoor de onderliggende sluitingstijden herleven.

Het sluitingstijdenregime is voor de verschillende soorten horecagelegenheden als volgt:

  • -

    commerciële horeca, algemeen: voor deze gelegenheden geldt een algemene ontheffing van het sluitingsuur zoals in de APV opgenomen, met een éénrichtingsverkeer vanaf 02.00 uur. Dit houdt in dat ze zelf mogen bepalen wanneer ze sluiten, maar dat ze na 02.00 uur geen gasten meer mogen toelaten;

  • -

    snackbars, cafetaria’s, lunchrooms, pizzeria’s e.d.: als voorgaande, maar met één afwijking: het éénrichtingsverkeer geldt hier niet; echter wel onder de voorwaarde dat na 02.00 uur géén alcohol meer wordt geschonken;

  • -

    dorpshuizen (voorzover ze niet zijn verpacht want dan vallen ze onder de categorie commercieel): voor deze gelegenheden geldt een sluitingstijdstip doordeweeks van 24.00 uur en in het weekend (nacht vrij.-op-za. en nacht za.-op-zo.) 01.00 uur; in geval van bijzondere gelegenheden kan ontheffing van het sluitingsuur worden gevraagd;

  • -

    (kerkelijke)verenigingsgebouwen (voorzover ze niet zijn verpacht want dan vallen ze onder de categorie commercieel): voor deze gelegenheden geldt een sluitingstijdstip van 24.00 uur, 7 dagen per week; in geval van bijzondere gelegenheden kan ontheffing van het sluitingsuur worden gevraagd;

  • -

    sports (voorzover ze niet zijn verpacht want dan vallen ze onder de categorie commercieel): alcohol mag worden geschonken tot twee uur na de laatste wedstrijd/training/vergadering, met een uiterlijk sluitingstijdstip van maandag t/m vrijdag 24.00 uur en op zaterdag en zondag tot 19.00 uur; in geval van bijzondere gelegenheden kan ontheffing van het sluitingsuur worden gevraagd;

  • -

    terrassen: algemene ontheffing van het sluitingsuur zoals in de APV opgenomen tot 24.00 uur.

3.9 Horecaconcentratie- en horecastiltegebieden

Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) kan in zogenaamde horecaconcentratiegebieden worden afgeweken van de algemeen geldende geluidsnormen. Een zodanig gebied moet door de raad bij of krachtens verordening zijn aangewezen. Horecaconcentratiegebieden zijn voornamelijk bedoeld voor stedelijke gebieden waar zich vrijwel uitsluitend horecabedrijven bevinden en weinig woningen. Deze situatie doet zich binnen de gemeente Tytsjerksteradiel niet voor zodat aan het aanwijzen van horecaconcentratiegebieden geen behoefte bestaat.

Omgekeerd kunnen horecastiltegebieden worden aangewezen. Het gaat er dan om dat gebieden geheel horecavrij worden gehouden. Ook aan het aanwijzen van deze stiltegebieden bestaat momenteel geen behoefte. De Exploitatievergunning biedt voldoende mogelijkheden om ongewenste vestiging van horecabedrijven tegen te gaan.

3.10 Geen maximumstelsel

De APV kent de mogelijkheid via beleid vooraf het aantal horecabedrijven in een bepaalde wijk of straat aan een maximum te binden, als verwacht wordt dat door het overschrijden van een bepaald aantal horecabedrijven de openbare orde en/of de woon- en leefsituatie in gevaar wordt gebracht. Op basis van dit maximumstelsel kan een Exploitatievergunning worden geweigerd wanneer het toegestane maximum aantal horecabedrijven is bereikt. Binnen de gemeente zijn er geen gebieden waar dit momenteel noodzakelijk is. Er wordt dus geen maximumstelsel gehanteerd.

Het Exploitatievergunningstelsel biedt voldoende waarborgen om verstoring van de woon- en leefomgeving van een horecabedrijf tegen te gaan. Met name omdat dit stelsel impliciet wel voorziet in een maximalisering van het aantal horecabedrijven doordat vestiging of exploitatie van een openbare inrichting in strijd met het bestemmingsplan grond is vergunning te weigeren.

Het bestemmingsplan legt de bestemmingen positief vast (toelatingsplanologie). Hierdoor is het mogelijk de omvang, de aard en de locatie van openbare inrichtingen te reguleren. Door deze koppeling met het bestemmingsplan kunnen in beginsel niet meer Exploitatievergunningen worden verleend dan volgens het bestemmingsplan is toegestaan. Het vestigen van een openbare inrichting is alleen mogelijk door het verlenen van een vrijstelling van het bestemmingsplan dan wel door middel van een (gedeeltelijke) bestemmingsplanwijziging.

Feitelijk biedt het Exploitatievergunningstelsel een extra mogelijkheid om bij grote vrees voor aanzienlijke overlast of openbare orde verstoringen de exploitatie van een (bepaald soort) openbare inrichting te voorkomen, ook al zou een bestemmingsplan de vestiging of uitbreiding van die openbare inrichting wel mogelijk maken, onder voorwaarde dat wordt aangetoond of aannemelijk wordt gemaakt dat van zo’n gevaar in concreto sprake is.

3.11 Uitzondering op Exploitatievergunningplicht

Niet alle bedrijven waarin horeca-activiteiten plaatsvinden vallen onder de Exploitatievergunningplicht. Op grond van artikel 2:28, lid 8 van de APV zijn de hieronder vermelde bedrijven uitgezonderd van de Exploitatievergunningplicht:

  • a.

    Horeca-activiteiten in winkels, voor zover de horeca-activiteiten als dienstverlening kan worden gezien voor het winkelend publiek. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een koffiecorner. Indien de horeca een bedrijfsmatige nevenactiviteit is, dus een substantieel onderdeel van de bedrijfsvoering vormt, is wel een Exploitatievergunning nodig.

  • b.

    Horeca-activiteiten in een zorginstelling, voor zover de horeca-activiteiten van de openbare inrichting alleen toegankelijk zijn voor de bewoners van de zorginstelling en het personeel. Indien de horeca-activiteiten ook toegankelijk zijn voor personen die bij de activiteiten van de zorginstelling in de ruimste zin van het woord betrokken zijn (bijv. ouderen die komen voor de dagbehandeling en deelnemers van activiteiten die vorming, spel en recreatie van de mens beogen zoals sjoelmiddagen, kaarten, optredens zangkoren, spelmiddagen, handwerkmiddagen enz.), is wel een Exploitatievergunning nodig.

  • c.

    Horeca-activiteiten in een museum, voor zover de horeca-activiteiten alleen toegankelijk zijn voor de museumbezoekers en het personeel.

  • d.

    Horeca-activiteiten in een school, voor zover de horeca-activiteiten alleen toegankelijk zijn voor scholieren en het personeel.

  • e.

    Horeca-activiteiten in een bedrijfskantine of -restaurant, voor zover de kantine/het restaurant alleen toegankelijk is voor personeel.

  • f.

    Horeca-activiteiten in een B&B, voor zover aan de regels van aan huis verbonden beroep of bedrijf bij (bedrijfs)woningen in het bestemmingsplan wordt voldaan en de capaciteit maximaal 2 kamers en 4 bedden/slaapplaatsen is.

Het feit dat geen aparte Exploitatievergunning is vereist betekend overigens niet dat voor deze additionele horeca geen Drank- en Horecavergunning nodig is. Wanneer bedrijfsmatig alcoholhoudende drank wordt verstrekt voor gebruik ter plaatse, moet daarvoor een Drank- en Horecavergunning worden aangevraagd.

4. HORECAFUNCTIE IN RUIMTELIJKE PLANNEN

4.1 Inleiding

Horecabedrijvigheid wordt, behalve in de sectorale wetgeving (zoals de Drank- en Horecawet), ook geregeld in bestemmingsplannen e.d. Een herijking van het horecabeleid werkt daarom ook door in de regels van bestemmingsplannen.

4.2Beleid m.b.t. ondergeschikte en bedrijfsfunctie gerelateerde horeca-functies

a.Oude beleid

Bij een aantal bedrijven -voornamelijk bedrijven in de recreatieve sector- vormen horeca-activiteiten een (al dan niet belangrijk) onderdeel van de totale bedrijfsvoering. Het betreft horeca-activiteiten die primair gericht zijn op de hoofdfunctie van het bedrijf.

In diverse bestemmingsplannen is daarom een regeling opgenomen die horeca-activiteiten toestaat, maar dan wel ondergeschikt aan de hoofdfunctie en uitsluitend ten behoeve van de bezoekers/gebruikers van de hoofdfunctie (bijvoorbeeld een manege, een rondvaartbedrijf, een sportcentrum).

b.Motieven beleidsaanpassing

Aan de regelingen voor horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie gaan steeds meer bezwaren kleven.

De indertijd gekozen regelingen zijn vaak toegespitst op een concrete situatie. Daarbij waren de ontstaansgeschiedenis van zo’n situatie en het tijdsgewricht waarin het speelde een bepalende factor.

Een paar ontwikkelingen nopen tot een heroverweging van de (planologische) regelgeving met betrekking tot horeca-activiteiten in relatie tot andere (bedrijfs)functies.

Maatschappelijke en economische veranderingen leiden tot aanpassingen in de bedrijfsvoering. In het verleden kwamen horeca-activiteiten als ondergeschikte functie slechts bij enkele bedrijfstypen (recreatiebedrijven, warenhuizen) regelmatig voor. Tegenwoordig zie je bij steeds meer bedrijven en instellingen (boekwinkels, musea, bibliotheken) een nevenfunctie horeca. Die horecafunctie is vaak een ‘zelfstandige’ functie, dus niet alleen ten behoeve van klanten/bezoekers/gebruikers van het bedrijf of instelling, maar ook voor derden.

Deze laatste ontwikkeling manifesteerde zich in onze gemeente vooral bij recreatiebedrijven. Zij is in het bestemmingsplan voor de recreatieterreinen ‘vertaald’ door aan de gebouwen met een horecafunctie ook een horecabestemming te geven.

De horecafunctie bij een bedrijf of instelling krijgt dus steeds vaker een ‘zelfstandige’ functie.

In de praktijk blijkt, dat het voor ondernemers erg moeilijk is om te bepalen welke horeca-activiteit nu wel en welke juist niet valt onder een begrip ‘aan de hoofdfunctie gerelateerd’. Ook is niet altijd duidelijk of een gebruiker van de horecafunctie aan te merken is als bezoeker/gebruiker van de hoofdactiviteit.

Dit probleem geldt niet alleen voor ondernemers. Ook voor handhavers van de regelgeving is het moeilijk en soms onmogelijk om te bepalen of bepaalde activiteiten conform de regeling zijn of niet.

c.Aanpassing beleid

In plaats van een (planologische)regeling met als uitgangspunt ‘ondergeschikte en aan de hoofdfunctie gerelateerde horecafunctie’ wordt gekozen voor een regeling met als uitgangspunt ‘nevengeschikte, zelfstandige horecafunctie’ voor bedrijven en instellingen waar de horecatak commercieel wordt geëxploiteerd (en dus niet voor bedrijven en instellingen waar sprake is van een paracommerciële exploitatie met vrijwilligers).

In het kader van de actualisering van onze basisregels voor bestemmingsplannen worden momenteel ruimere en beter te handhaven regels uitgewerkt. Bij bepaalde typen bedrijf of instelling worden horeca-activiteiten categorie 2 (zie Bijlage 4) als nevenfunctie van dat bedrijf/ die instelling bij recht toegestaan of via toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Uiteraard moet ook de horeca nevenfunctie planologisch inpasbaar zijn.

De grootte van het horecabedrijfsgedeelte wordt uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een concreet genoemde maximum oppervlakte.

De in de bestemmingsplannen op te nemen regels worden zo veel mogelijk afgestemd op de situatie binnen het plangebied, de aard van de bedrijven, etc. Het kan dus zijn dat voor het ene bedrijfstype andere mogelijkheden zijn, dan voor een ander bedrijfstype. Het kan ook zijn dat in een bepaald gebied ruimere mogelijkheden worden geboden, dan in een ander gebied.

De bedrijven waar het nieuwe beleid voor geldt en die voorheen op grond van voorschriften in het bestemmingsplan nog over een ondergeschikte en beperktere horecafunctie beschikten, zijn commerciële ondernemingen en géén paracommerciële ondernemingen die met vrijwilligers werken. Zij vormen geen oneerlijke concurrentie ten opzichte van de horecabedrijven die niet over een ondergeschikte en beperktere horecafunctie beschikken.

Mocht zich in de toekomst een situatie voordoen waarbij een stichting onbeperkt horeca-activiteiten wil ontplooien, dan zal zij een pachter (commerciële horeca-ondernemer) hiervoor moeten zoeken.

4.3Beleid m.b.t. vestiging nieuwe horecabedrijven binnen de dorps-bebouwing

a.Oude beleid

In beginsel mogen nieuwe horecabedrijven zich alleen vestigen in de dorpskern.

b.Motieven beleidsaanpassing

Het oude beleid staat vestiging van nieuwe horecabedrijven in de dorpsbebouwing buiten de dorpskern niet toe. Dit uitgangspunt staat soms op gespannen voet met het toeristisch-recreatief beleid, dat pleit voor ruimere vestigingsmogelijkheden van bedrijvigheid in de recreatieve sfeer, waaronder horecafuncties. Het beleidsuitgangspunt sluit ook niet aan bij de hiervoor geconstateerde ontwikkelingen m.b.t. (zelfstandige) horecafuncties die nevengeschikt zijn aan de andere functie van een bedrijf of instelling.

c.Aanpassing beleid

In beginsel mogen horecabedrijven zich, behalve in de dorpskern ook vestigen in de dorpsbebouwing buiten de dorpskernen van Burgum, Ryptsjerk en Tytsjerk (mits planologisch inpasbaar). Dit geldt dus niet voor locaties buiten de dorpskern van andere dorpen.

Ook hier geldt dat de regels in bestemmingsplannen zo veel mogelijk worden afgestemd op de situatie binnen het plangebied, etc.

4.4 Beleid m.b.t. vestiging nieuwe horecabedrijven in het buitengebied

a.Oude beleid

Nieuwe horecabedrijven kunnen zich in beginsel vestigen in een vrijgekomen agrarisch bedrijfscomplex in het buitengebied.

b.Motief aanpassing regelgeving

In het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is de mogelijkheid om de bestemming van een (voormalig) agrarisch bedrijf te wijzigen in een horecabestemming niet (goed) geregeld.

c.Aanpassing regelgeving

In het kader van de aanpassing van het plan Buitengebied die voor 2015 op het programma staat, worden de regels zodanig aangepast, dat de bestemming voor (voormalige) agrarische bedrijven kan worden gewijzigd in een horecabestemming.

4.5 Beleid m.b.t. Bed & Breakfasts / Bêd & Brochjes

a.Oude beleid

Een Bed & Breakfast of op z’n fries: een Bêd & Brochje, is een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt binnen bestaande gebouwen.

Een B&B is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw en wordt geëxploiteerd door de eigenaren van het betreffende huis. Een B&B is wat betreft de activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een kamerverhuurbedrijf, pension, hotel of een horecagelegenheid.

Het hoofddoel van het pand waar een B&B gerealiseerd wordt, is wonen. Dit in tegenstelling tot een pension of een hotel die als hoofddoel hebben 'het verstrekken van logies' en als nevenactiviteiten 'het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten'.

In artikel 2:28 APV staat dat een Exploitatievergunning nodig is als in een inrichting tegen betaling logies wordt verstrekt. Of (alcoholvrije)dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Het aantal slaapplaatsen doet hierbij niet ter zake. De raad heeft aangegeven dat voor de kleine B&B de regelgeving in de APV zijn doel voorbijschiet. De regel moet in dit geval anders geïnterpreteerd worden.

b.Motieven beleidsaanpassing

De noodzaak om voor kleinschalige vormen van Bêd en Brochje een Exploitatievergunning te eisen is niet aanwezig. Dit omdat in deze situaties aspecten als openbare orde, veiligheid en verkeer vrijwel geen rol spelen.

Bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is aangegeven dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis is toegestaan, mits: de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan

  • -

    30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, of

  • -

    m².

Een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in de lijst met beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis (Bijlage5), dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, moet in of bij een woonhuis op een zodanige wijze worden uitgeoefend dat:

  • a.

    het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  • b.

    de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

    • -

      het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

    • -

      het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

    • -

      het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

    • -

      er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.

Bedraagt de oppervlakte van de B&B meer dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel of meer dan m² dan is er sprake van strijdig gebruik.

Een aantal B&B zijn in de loop van de tijd uitgegroeid van een B&B naar pension. Deze B&B zijn niet meer onder/nevengeschikt aan het wonen te noemen. Gelet op de aard en omvang is het een hoofdfunctie geworden. Bekeken wordt of deze B&B de aanduiding ‘pension’ in het bestemmingsplan kunnen krijgen.

Bedrijfsmatig

Wanneer is er sprake van een bedrijfsmatige activiteit? Indien er sprake is van betaling/het maken van winst dan is er sprake van een bedrijfsmatige activiteit.

Belastingdienst

Elk (startend) bedrijf moet zich melden bij de Belastingdienst. Op basis van de verstrekte gegevens bepaalt de Belastingdienst welke belastingwetten in het concrete geval van toepassing zijn.

Kamer van Koophandel

Of een B&B inschrijfplichtig is bij de Kamer van Koophandel (KvK) hangt van een aantal factoren af en kan voor ieder B&B anders uitvallen. De KvK hanteert hierbij de 'Beleidsregel ondernemingsbegrip in handelsregister' om te bepalen of een B&B inschrijfplichtig is. Indien een B&B inschrijfplichtig is/wordt, krijgt de ondernemer vanzelf bericht van de KvK.

Bedrijfschap Horeca en Catering

Elk commercieel bedrijf moet worden ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. In het Instellingenbesluit bedrijfschap Horeca en Catering is opgenomen wanneer er sprake is van een horeca-onderneming. Maar ook indien er op andere wijze sprake is van het bedrijfsmatig verstrekken van dranken, spijzen, maaltijden voor verbruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies gepaard gaande met dienstverlening is er een inschrijfplicht bij het bedrijfschap. Onder dienstverlening wordt daarbij gedacht aan zaken als bijvoorbeeld het schoonmaken, ontbijt en receptieservice.

Een B&B met een capaciteit van maximaal 2 kamers en 4 bedden hoeft zich niet te registreren bij het bedrijfschap Horeca en Catering. Vanaf 5 bedden/slaapplaatsen is inschrijving bij het bedrijfschap verplicht.

Kampeerbedrijven en bedrijven die uitsluitend huisjes of appartementen te huur aanbieden, zonder enige dienstverlening gedurende het verblijf, vallen niet onder de werkingssfeer van het bedrijfschap.

c.Aanpassing beleid

Voor kleinschalige vormen van Bêd en Brochje wordt geen Exploitatievergunning meer gevraagd. Onder kleinschalig wordt verstaan: maximaal 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen. Vanuit de ruimtelijke ordening geldt nog een oppervlakte-eis (maximaal 30% van de begane grondoppervlakte van de woning met een maximum van m2).

In alle andere gevallen is wel een Exploitatievergunning nodig.

4.6Vertaling aangepast horecabeleid in vergunningen en bestemmings-plannen

4.6.1 Hoe gaan we het aangepaste horecabeleid in de vergunningen regelen

Vanaf het moment dat de Raad besluit tot aanpassing van de beleidslijn horeca zal, voor zover nodig, worden begonnen met het aanpassen van de exploitatievergunningen van de bedrijven met een ´ondergeschikte en aan de hoofdfunctie gerelateerde´ horecatak. Uiteraard zullen ook Exploitatievergunningen van andere bedrijven worden aangepast, als dat nodig is.

Wanneer een nieuwe Exploitatievergunning moet worden verleend of wanneer een vergunning moet worden gewijzigd (bijv. bij vestiging van een bedrijf, bij overname van een bedrijf of bij een wijziging van het bedrijf of van de bedrijfsvoering) wordt het aangepaste horecabeleid direct in de vergunning verwerkt.

4.6.2 Hoe gaan we het aangepaste horecabeleid planologisch regelen

a. in de dorpen

De nieuwe bestemmingsplanregels, die betrekking hebben op het aangepaste horecabeleid zullen worden toegepast, wanneer voor een bepaald dorp een nieuw bestemmingsplan wordt gemaakt.

Voor diverse dorpen zou dat inhouden, dat het nog geruime tijd zal duren voor nieuwe regelgeving wordt ingevoerd.

Daarom zal voor die dorpen een beleid worden gevoerd, dat vooruitloopt op deze nieuwe regelgeving. Dat zal in concrete gevallen dan handen en voeten worden gegeven, afhankelijk van de situatie, door het volgen van een uitgebreide Wabo-procedure of het toepassen van de zgn. ‘kruimellijst’ van het Bor.

b. in het buitengebied

Dat gaat gebeuren in het kader van de voorgenomen actualisering van de planregels en herstel van geconstateerde fouten en onvolkomenheden in het plan in de loop van 2015.

In de tijd tot die planherziening zal worden vooruitgelopen op de nieuwe regels. In concrete gevallen zal dat gebeuren, afhankelijk van de situatie, door middel van een uitgebreide Wabo-procedure of een partiële planwijziging.

5 ALCOHOL IN PARACOMMERCIELE INSTELLINGEN

5.1 Inleiding

Paracommerciële instellingen zijn in te delen in drie categorieën, te weten:

a.Sportieve- en recreatieve rechtspersonen b. Sociaal-culturele rechtspersonen c. Rechtspersonen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard

Aan de vergunningen voor paracommerciële rechtspersonen zijn, ter voorkoming van oneerlijke mededinging, regels verbonden waaraan zij zich moeten houden bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Deze voorschriften en beperkingen kunnen per categorie verschillen en zijn opgenomen in de Drank- en Horecaverordening Tytsjerksteradiel.

Voor alle paracommerciële rechtspersonen geldt er een verbod op het maken van reclame voor bijeenkomsten van persoonlijke aard.

5.2 Sportkantines

Bij de sportkantines is het alleen toegestaan om alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens en tot twee uur na de hoofdactiviteit. Het is in ieder geval verboden om alcoholhoudende drank te verstrekken buiten de volgende tijden:

  • -

    maandag tot en met vrijdag van 19.00 uur tot uiterlijk 24.00 uur,

  • -

    zaterdag van 14.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur en

  • -

    zondag van 12.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur.

De sportkantine mag niet later open zijn dan hiervoor genoemd, maar mag wel eerder open zijn. Alleen mag er dan geen alcoholhoudende drank worden verstrekt. In geval van bijzondere gelegenheden kan ontheffing van het sluitingsuur worden gevraagd.

De burgemeester kan ontheffing verlenen voor een aantal speciale clubactiviteiten. Deze activiteiten staan genoemd in de Drank- en Horecaverordening:

  • -

    feestavond voor vrijwilligers (maximaal 1x per jaar),

  • -

    afscheidsfeest van het bestuur/ een bestuurslid, jaarfeest of afsluiting seizoen (maximaal 1x per jaar),

  • -

    clubkampioenschap (senioren maximaal 1x per jaar),

  • -

    toernooi (maximaal 2x per jaar),

  • -

    Nieuwjaarsborrel voor leden,

  • -

    kaart-, dart-, dobbel-, en bordspelavonden voor leden en introducés (maximaal 12 per jaar) en

  • -

    overige strikt clubgerelateerde activiteiten voor leden (maximaal 2x per jaar).

Sportkantines mogen - in tegenstelling tot dorpshuizen en MFC - geen bijeenkomsten van persoonlijke aard houden omdat deze activiteiten niet binnen hun doelstelling vallen. Zij mogen hun sportkantine en inventaris ook niet verhuren of ter beschikking stellen voor het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard (verjaardagen, bruiloftsfeesten, jubilea e.d.).

5.3 Dorpshuizen en MFC

In de dorpen waar geen geschikt regulier horecabedrijf aanwezig is - voor het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard - mogen dorpshuizen/MFC onbeperkt activiteiten van persoonlijke aard houden. (Zie uitspraak hoger beroep Tytsjerksteradiel-BEM bij de Raad van State, zaaknr. 200807420/1/H3).

In Tytsjerksteradiel gaat het om dorpshuis De Kamp in Sumar, It Geahûs in Garyp, de Suderfinne in Suwâld en MFC de Balstien in Noardburgum. Er is geen aanleiding om aan deze dorpshuizen/MFC strikte beperkingen op te leggen, omdat er in deze situaties geen sprake is van oneerlijke mededinging ten opzichte van de reguliere horeca.

In de dorpen waar wel een - voor het houden van activiteiten van persoonlijke aard - geschikt regulier horecabedrijf aanwezig is, zal het aantal activiteiten van persoonlijke aard jaarlijks na overleg met de in het dorp aanwezige horeca, dorpsbelang en het betreffende dorpshuis/MFC vastgesteld worden.

In Tytsjerksteradiel is bovenstaande van toepassing op 2 dorpshuizen/MFC, te weten in Aldtsjerk, dorpshuis Oerein en in Hurdegaryp, MFC It Maskelyn. Mocht er in Ryptsjerk een nieuwe uitbater komen in Frouckje State dan geldt het ook voor dorpshuis De Einekoer.

Deze dorpshuizen/MFC moeten in hun dorp jaarlijks aan het begin van het jaar samen met de aanwezige reguliere horeca en dorpsbelang afspraken maken over het aantal bijeenkomsten van persoonlijke aard. Dit gebeurd aan de hand van een vragenlijstje welke opgesteld is door de Stichting Federatie Dorpshuizen Tytsjerksteradiel (SFDT). Dit vragenlijstje wordt gezamenlijk doorlopen en de antwoorden/reacties worden genoteerd. Op dit lijstje is tevens ruimte voor op/aanmerkingen. Vervolgens ondertekenen de partijen het lijstje en sturen dit naar de gemeente. Per horecagelegenheid wordt een vragenlijstje ingevuld. De burgemeester stelt vervolgens het aantal bijeenkomsten van persoonlijke aard voor deze dorpshuizen/MFC vast.

De dorpshuizen/MFC zijn verplicht een registratie van het aantal bijeenkomsten van persoonlijke aard bij te houden. Op dit overzicht moet in ieder geval staan: de datum van de bijeenkomst van persoonlijke aard, wat de aanleiding van de bijeenkomst was, waarom dit in het dorpshuis/MFC werd gehouden en niet in een regulier horecabedrijf, aantal bezoekers en eventuele rol/betrokkenheid reguliere horeca (buffetten e.d.).

Tijdens deze activiteiten mag ook alcoholhoudende drank verstrekt worden. Overigens moeten bij deze activiteiten wel de sluitingstijden van het horecabedrijf, zoals opgenomen in de APV en de schenktijden van artikel 4 van de Drank- en Horecaverordening worden gerespecteerd. De burgemeester kan aan een ontheffing voorschriften verbinden en een ontheffing kan worden ingetrokken als niet aan de voorschriften wordt voldaan.

Dorpshuizen/MFC hebben doordeweeks een sluitingstijdstip van 24.00 uur en op vrijdag en zaterdag van 01.00 uur. In geval van bijzondere gelegenheden kan ontheffing van het sluitingsuur worden gevraagd. Voor dorpshuizen die verpacht zijn gelden de sluitingstijden van de reguliere horeca.

De schenktijden van de paracommerciële dorpshuizen/MFC zijn van zondag tot en met donderdag van 11.00 uur tot uiterlijk 24.00 uur en op vrijdag en zaterdag van 11.00 tot uiterlijk 01.00 uur.

Voor alle paracommerciële dorpshuizen/MFC geldt dat het niet is toegestaan de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard openlijk aan te prijzen of onder de aandacht te brengen met bijvoorbeeld posters, brochures, publicaties in kranten of tijdschriften, via de eigen website of social media-accounts.

5.4 Club- en buurthuizen

In de gemeente zijn twee club- en buurthuizen, te weten Kiehool in Burgum en BOB in Oentsjerk. Deze club- en buurthuizen mogen op bepaalde avonden gedurende bepaalde tijden zwakalcoholhoudende drank verstrekken aan jongeren van 18 jaar en ouder. Zij hebben hiervoor een Drank- en Horecavergunning. Op de tijden dat er zwakalcoholhoudende drank wordt verstrekt moet er iemand met de Verklaring Sociale Hygiëne aanwezig zijn.

5.5 Jeugdsozen

Er is een aantal jeugdsozen die onder het dak van een paracommerciële horecagelegenheid zitten (dorpshuis/MFC/kerkelijk gebouw). Het gaat hierbij om jeugdsoos It Pypke in Suwâld, de Tuorrebout in Ryptsjerk, Pro Rege in Oentsjerk, Yn ‘e Mande in Tytsjerk, Warber in Noardburgum en It Maskelyn in Hurdegaryp.

De dorpshuizen en verenigingsgebouwen waar de jeugdsozen in zitten beschikken allen over een Exploitatievergunning en een Drank- en Horecavergunning. Er mag derhalve worden geschonken. In de jeugdsozen zelf mag geen zwakalcoholhoudende dranken geschonken worden.

In het kader van het alcoholmatigingsbeleid wordt streng gehandhaafd door de gemeente ten aanzien van de naleving van de Drank- en Horecawet voor wat betreft het schenkgedrag in deze gelegenheden. Er mag geen alcohol worden geschonken aan jongeren onder de 18. Tevens wordt op de legitimatieplicht toegezien.

De overige jeugdsozen, te weten De Okse in Jistrum en De B-soos in Mûnein mogen geen alcohol schenken.

5.6 Verenigingsgebouwen bij een kerk

Een aantal verenigingsgebouwen bij een kerk heeft een Exploitatievergunning en een Drank- en Horecavergunning. Het gaat hierbij om het verenigingsgebouw van de Protestantse Gemeente in Eastermar, De Stryp in Burgum, Nieuw Perspectief in Hurdegaryp en Pro Rege in Oentsjerk.

Voor bijeenkomsten van persoonlijke aard van rechtspersonen van levenbeschouwelijke of godsdienstige aard is geen ontheffing nodig wanneer het gaat om bijeenkomsten rondom een begrafenis en doopdienst. Wil men echter bijvoorbeeld een receptie naar aanleiding van een huwelijk of een huwelijksjubileum houden, dan is wel een ontheffing nodig. De schenktijden zijn: dagelijks van 11.00 tot uiterlijk 24.00 uur.

Voor alle paracommerciële rechtspersonen geldt dat indien wordt afgeweken van de vastgestelde sluitingstijd, hiervoor op grond van artikel 2:29 van de APV een ‘ontheffing sluitingstijd’ moet worden aangevraagd bij de burgemeester. De paracommerciële rechtspersoon moet daarvoor aangeven waarvoor die ontheffing nodig is en welke maatregelen genomen worden om de openbare orde en veiligheid te beschermen. De burgemeester kan aan de ontheffing voorschriften verbinden. Indien een ontheffing verleend is, schuift de schenktijd op met de nieuwe tijdelijke sluitingstijd.

6. HANDHAVING

6.1 Inleiding

Sinds 1 januari 2013 is de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet. Voorheen lag deze bevoegdheid bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De burgemeester heeft BOA’s (buitengewoon opsporingsambtena-ren) aangewezen die bevoegd zijn om binnen de gemeente te controleren en te handhaven op de wet.

Handhaving van het gemeentelijk beleid is de laatste schakel van de gemeentelijke reguleringsketen. Toezicht en handhaving hebben tot doel om het naleefgedrag te vergroten. Dit kan worden bereikt door consequent toezicht en steng optreden bij overtredingen. De meest effectieve vorm van handhaving is preventie. Door te voorkomen dat regels worden overtreden bestaat er immers geen noodzaak om handhavend op te treden. Het handhavingsbeleid van de gemeente is sterk gericht op preventie. De belangrijkste vormen van preventieve handhaving zijn goede voorlichting en heldere regels.

6.2 Horeca convenant

In het licht hiervan is eind 2013 besloten om te proberen met de reguliere horeca en de paracommerciële horeca een convenant af te sluiten. In het convenant worden afspraken gemaakt met betrekking tot naleving van de geldende wet en regelgeving, inzet op het gebied van alcoholmatiging en verantwoord alcoholgebruik en de wijze waarop er wordt gehandhaafd. Als extra stimulans geeft de gemeente een tegemoetkoming in de kosten voor de cursus BAR-code en IVA-training ter hoogte van 50% van de totale kosten.

Hiermee wil de gemeente het gewenste partnerschap tussen horeca en gemeente verder invulling gaan geven. Partnerschap moet er op gericht zijn om te komen tot een beter horeca klimaat en vermindering van de administratieve lasten en bemoeienis (handhaving) met elkaar. De gemeente heeft inmiddels een contactpersoon vanuit de handhaving voor de horeca beschikbaar gesteld (de coördinator horeca) die voor goede voorlichting en optimale dienstverlening richting de horeca zal zorgen.

De horeca ondernemer die maximaal zijn verantwoordelijkheid neemt zal minimaal worden belast met gemeentelijke handhaving en toezicht. Bij ondertekening van het convenant zal er minder worden gecontroleerd op naleving van de regels op het gebied van Drank- en Horecawet, Drank- en Horecaverordening, APV-vergunningen en -regels. Alleen steekproefsgewijs en bij klachten zal een controle worden uitgevoerd. Inrichtingen die het convenant niet ondertekenen zullen jaarlijks minimaal één keer aan een inspectie worden onderworpen. De gemeente zal strikt en duidelijk optreden bij horeca gelegenheden waar sprake is van overtredingen.

Het convenant zal een groeimodel zijn gericht op behoud en versterking van de relatie tussen gemeente en horeca inrichtingen en andere betrokken partijen. Hiermee doen we meer dan voorheen een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemers en burgers zelf. Dit kan alleen als er sprake is van optimaal vertrouwen tussen partijen. Hiermee wordt horeca ondernemers ook de gelegenheid geboden om invulling te geven aan hun maatschappelijke taak als het gaat om verantwoord drank- en middelengebruik van jongeren.

Deze maatschappelijke betrokkenheid is positieve reclame voor branche en gemeente. Het vastleggen van afspraken in een convenant levert een positieve bijdrage aan het imago van de branche en de gemeente. De media zal worden gevraagd aandacht te besteden aan (de ondertekening van) het convenant.

6.3 Handhavingsmiddelen

Handhaving kan worden onderscheiden in strafrechtelijke- en bestuursrechtelijke handhaving. Strafrechtelijke handhaving geschiedt door algemene (de politie) en buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s). De artikelen 20, lid 5 en 6, 21 en 45 van de Drank- en Horecawet kunnen alleen strafrechtelijk worden afgedaan. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt als er een overtreding van deze artikelen wordt geconstateerd. Het openbaar ministerie bepaalt de hoogte van de boete.

De bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang is opgenomen in artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met de artikelen 5:21 e.v. van de Awb. Het college is het orgaan bij wie de bevoegdheid berust, tenzij het regels betreft ten aanzien waarvan de uitvoering bij de burgemeester is neergelegd. In dat geval is de burgemeester het bevoegde orgaan. Het tot bestuursdwang bevoegde orgaan kan in plaats daarvan besluiten de overtreder een last onder dwangsom op te leggen (artikel 5:32 Awb). Voorbeelden van bestuursrechtelijke handhaving zijn:

  • -

    (tijdelijk) intrekken van een vergunning/ontheffing;

  • -

    (tijdelijk) sluiten van een horeca-inrichting;

  • -

    opleggen van een vervroegd sluitingstijdstip;

  • -

    toepassen van last onder bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.

In alle gevallen waarbij het gaat om de feitelijke handhaving van de openbare orde is de burgemeester bevoegd (artikel 127 Gemeentewet). Daarnaast is de burgemeester met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de burger belast met het toezicht op openbare samenkomsten en voor het publiek openstaande gebouwen, waaronder horecabedrijven (artikel 174 Gemeentewet).

Binnen dit stelsel berust de bevoegdheid tot toepassing van last onder bestuursdwang ten aanzien van de Drank- en Horecawet en Exploitatievergunningen bij de burgemeester, behoudens toepassing van artikel 2:33 van de APV.

Vele overtredingen zoals vermeld in de Drank- en Horecawet kunnen bestuurlijk worden beboet. Op basis van artikel 44a van de Drank- en Horecawet is de burgemeester bevoegd om voor de daarin genoemde overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. De hoogte van deze geldsom is opgenomen in de bijlage behorende bij het Besluit Bestuurlijke boete Drank- en Horecawet. Het opmaken van een bestuurlijke boete op basis van de Drank- en Horecawet wordt gedaan door een door de burgemeester aangewezen toezichthouder. De bestuurlijke boete is onderdeel van de handhaving in het bestuursrecht.

6.4 Sanctiestrategie

Als wordt vastgesteld dat niet aan regels wordt voldaan moet hier tegen worden opgetreden. Het ongemotiveerd nalaten van optreden tast de geloofwaardigheid en integriteit van de gemeente aan. Bovendien kan niet consequent optreden leiden tot willekeur, waarbij het rechtsgevoel in het geding kan komen.

Consequent optreden betekent in dit kader het aanpakken van overtredingen van gelijke orde op één en dezelfde manier.

Daarnaast is ook de opstelling van de gemeente (toezichthouders/handhavers) bij het toezicht op de naleving van regels van belang. Dit moet gemeentebreed op dezelfde manier te gebeuren. Er moet door de handhavers “in het veld” zoveel als mogelijk eenduidig naar buiten worden getreden.

In het Beleidsplan Handhaving wordt een algemeen te hanteren handhavingsstrategie (handhavingsstappen) beschreven die toegepast wordt bij de constatering van een overtreding. Dit is een soort basisstrategie. Afwijking van deze strategie is, afhankelijk van de zaak en de omstandigheden mogelijk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen “gewone” overtredingen, overtredingen van zwaardere aard en overtredingen die direct optreden vereisen.

Deze sanctiestrategie geldt voor ieder beleidsveld in de “fysieke omgeving”, zo ook voor de regelgeving voor de horeca.

Voor de toepassing van het sanctiebeleid wordt verwezen naar het Beleidsplan Handhaving.

Op een paar punten wordt afgeweken van het algemene handhavingsbeleid.

  • 1.

    Bij het in werking zijn zonder daarvoor benodigde Exploitatievergunning (art. 2:28 APV) en/of Drank- en Horecavergunning (art.3 Drank- en Horecawet) zal worden overgegaan tot sluiting van de horeca-inrichting, het verwijderen van alcoholhoudende dranken uit de inrichting en/of afsluiten en verzegelen tapinstallatie (het toepassen van last onder bestuursdwang).

  • 2.

    Bij het moedwillig verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie bij de aanvraag voor een vergunning (art. 31, lid 1, aanhef onder a Drank- en Horecawet). In die situatie ontstaat een verplichte intrekkingsgrond.

  • 3.

    Bij schijnbeheer/schijnconstructie (stroman-constructie). In dit geval wordt regelmatig gecontroleerd of er tijdens de openingstijden daadwerkelijk een opgegeven leidinggevende aanwezig is (art. 24, lid 1 Drank- en Horecawet). Mocht dat meerdere malen niet het geval zijn dan kan dit leiden tot intrekking van de vergunning (art. 31, lid 2 Drank- en Horecawet). Indien op voorhand redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn, moet de vergunning worden geweigerd (art. 27, lid 1 aanhef onder b Drank- en Horecawet).

De sanctiestrategie voor deze overtredingen ziet er als volgt uit:

Handelen zonder de daartoe benodigde vergunning(en)

Overtreder

Toezichthouders/Buitengewone

Opsporingsambtenaren

gemeente

Officier van Justitie

Burgemeester en/of

het college van burgemeester en wethouders

1e constatering: mondelinge waarschuwing

Schriftelijke waarschuwing met verzoek tot indiening legalisatie-aanvraag binnen tien werkdagen (aanvraagformulier(en) meezenden)

Vanaf tien dagen na waarschuwingsbrief met legalisatieverzoek

2e constatering: proces verbaal (laten) opmaken en rapportage aan bestuur

Eventueel opsporing of vervolging laten instellen

Aanzeggen tot toepassing van bestuursdwang met mogelijkheid tot indienen zienswijzen

Zienswijzen binnen twee weken

Afhankelijk van de zienswijzen

rapportage aan bestuur

Toepassen van last onder bestuursdwang

Toepassen last onder bestuursdwang bestaat uit:

  • -

    handelen zonder Exploitatievergunning: sluiting

  • -

    handelen zonder Drank- en Horecavergunning: verwijdering alcoholhoudende dranken uit de inrichting en/of afsluiten en verzegelen tapinstallatie

Onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking en/of schijnbeheer

Overtreder

Toezichthouders/Buitengewone

Opsporingsambtenaren

gemeente

Officier van Justitie

Burgemeester en/of

het college van burgemeester en wethouders

1e constatering: mondelinge waarschuwing

Schriftelijke waarschuwing met verzoek feitelijke toestand in overstemming te brengen met verleende vergunning(en) of tot indiening legalisatie-aanvraag binnen tien werkdagen (aanvraagformulier meezenden)

Vanaf tien dagen na waarschuwingsbrief met verzoek om herstel of legalisatie-aanvraag

2e constatering: proces verbaal (laten) opmaken en rapportage aan bestuur

Eventueel opsporing of vervolging laten instellen

Aanzeggen tot intrekken van de vergunning(en) met mogelijkheid tot indienen zienswijzen

Zienswijzen binnen twee weken

Afhankelijk van de zienswijzen

rapportage aan bestuur

Intrekken vergunning(en)

Bij intrekking van:

  • -

    een Exploitatievergunning: sluiting (evt. tijdelijk)

  • -

    Drank- en Horecavergunning: verwijdering alcoholhoudende dranken uit de inrichting en/of afsluiten en verzegelen tapinstallatie (evt. tijdelijk)

Kernbepalingen

Niet elke overtreding telt even zwaar. Om enig onderscheid te maken tussen zware en minder zware overtredingen is het begrip “kernbepaling” in het leven geroepen.

Onder kernbepaling wordt verstaan: “Bepaling die de kern vormt van de bescherming van de belangen waartoe een regeling of vergunning strekt.”

Tegen een overtreding van een kernbepaling wordt strenger opgetreden.

Kernbepalingen zijn niet statisch. Jaarlijks wordt in het handhavingsprogramma beoordeeld of kernbepalingen vervallen of moeten worden toegevoegd.

Binnen het beleidsterrein horeca worden de volgende overtredingen aangemerkt als kernbepaling:

  • -

    voorschriften voor sociale hygiëne

  • -

    het schenken van alcoholhoudende drank aan < 18 jarigen

  • -

    het aanwezig zijn van een leidinggevende

  • -

    het houden van feesten van persoonlijke aard

  • -

    schenktijden

  • -

    het schenken van sterke drank

Voor de overige overtredingen geldt de basisstrategie, of indien van toepassing de strategie voor direct optreden.

Gedogen

In het Beleidsplan Handhaving is ook omschreven wanneer niet wordt opgetreden als wel een overtreding wordt geconstateerd (gedogen). Zie hiervoor paragraaf 3.4.

BIJLAGEN

BIJLAGE 1.

Om een Drank- en Horecavergunning te kunnen krijgen moet worden voldaan aan de volgende eisen op grond van artikel 8 van de wet:

  • ·

    Alle personen die algemene leiding (eigenaar/ondernemer/bedrijfsleider/bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden) en onmiddellijke leiding (beheerder) aan de inrichting geven, moeten in het bezit zijn van de Verklaring Sociale Hygiëne (VSH). Meer informatie over de cursus Sociale Hygiëne is verkrijgbaar bij Stichting Horeca Onderwijs te Breda, telefoon (076) 5710078 of via http://www.sho-horeca.nl/cursussen/ spoedcursus-sociale-hygiene.

  • ·

    Tijdens de openingstijden moet altijd iemand aanwezig zijn die in het bezit is van de Verklaring Sociale Hygiëne. De leidinggevenden worden met naam op de vergunning vermeld.

  • ·

    Verder moeten alle personen die algemene en onmiddellijke leiding aan de inrichting geven:

    • -

      tenminste 21 jaar oud zijn,

    • -

      niet onder curatele staan of uit de ouderlijke macht of voogdij zijn ontzet en

    • -

      mogen deze personen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. In het ‘Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet ’ staan bepaalde delicten die leidinggevenden niet op hun naam mogen hebben. (bijv. geen veroordeling wegens rijden onder invloed gedurende de laatste 5 jaar). Is dat wel het geval, dan wijst de gemeente het verzoek om de vergunning af of trekt zij de verleende vergunning in. Politie en justitie brengen hierover advies uit.

  • ·

    De inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend moet op grond van het ‘Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet’ voldoen aan de volgende eisen:

    • -

      er is ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste m2;

    • -

      de horecalokaliteit heeft een hoogte van ten minste m van de vloer af gemeten;

    • -

      de horecalokaliteit is voorzien van een rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staande goed werkende mechanische ventilatie-inrichting met een luchtverversings-capaciteit van 3,8•10-3m3/s per m2 vloeroppervlakte;

    • -

      de inrichting beschikt over een voorziening voor elektriciteit en drinkwater;

    • -

      in de onmiddellijke nabijheid van de horecalokaliteit moeten tenminste twee volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden aanwezig zijn;

    • -

      elke toiletgelegenheid bevat ten minste een of meer behoorlijke en afsluitbare toiletruimten en een of meer behoorlijke voorzieningen om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen;

    • -

      de in de toiletruimten aanwezige toiletpotten en urinoirs zijn voorzien van een waterspoeling;

    • -

      de toiletruimten mogen niet rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit een horecalokaliteit.

  • ·

    De inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend moet op grond van het ‘Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet’ voldoen aan de volgende eisen:

    • -

      de oppervlakte van de slijtlokaliteit is ten minste m2;

    • -

      alle wanden van de slijtlokaliteit zijn gesloten wanden van ten minste ,40 m hoog vanaf de vloer gemeten;

    • -

      er mag geen rechtstreekse verbinding zijn tussen de slijtlokaliteit en de neringruimte (de eventuele verbinding komt tot stand door middel van een verbindingslokaliteit);

    • -

      in de verbindingslokaliteit mag geen nering plaatsvinden (nering=uitoefening van kleinhandel, zelfbedieningsgroothandel dan wel de onder neringruimte genoemde activiteiten);

    • -

      eisen verbindingslokaliteit voor de bezoekers:

    • -

      aan alle zijden gesloten wanden van ten minste ,40 m hoog vanaf de vloer gemeten;

    • -

      maximaal 1 afsluitbare toegang naar de slijtlokaliteit met een breedte van ten hoogste ,40 m;

    • -

      maximaal 1 afsluitbare toegang naar de neringruimte met een breedte van ten hoogste ,40 m;

    • -

      de loopafstand van de toegang tot de slijtlokaliteit en de toegang tot de neringruimte is minimaal ,00 m;

    • -

      vanuit de verbindingslokaliteit mag uiteraard wel een deur naar buiten of naar bijvoorbeeld een kantoorruimte aanwezig zijn.

    • -

      eisen verbindingslokaal voor het personeel:

    • -

      aan alle zijden gesloten wanden van ten minste ,40 m hoog vanaf de vloer gemeten;

    • -

      maximaal 1 afsluitbare toegang naar de slijtlokaliteit met een breedte van ten hoogste ,00 m;

    • -

      maximaal 1 afsluitbare toegang naar de neringruimte met een breedte van ten hoogste ,00 m;

    • -

      de loopafstand van de toegang tot de slijtlokaliteit en de toegang tot de neringruimte is minimaal ,00 m.

BIJLAGE 2.

De weigeringsgronden voor een Exploitatievergunning zijn opgenomen in artikel 2:28 van de APV. De vergunning wordt geweigerd indien:

  • 1.

    de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan c.q. indien het verzoek tot medewerking aan een vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan onherroepelijk is afgewezen (lid 2);

  • 2.

    de aanvrager geen Verklaring Omtrent het Gedrag met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt bij de vergunningaanvraag, die is afgegeven maximaal drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend (lid 3);

  • 3.

    naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed (lid 4);

  • 4.

    de leidinggevenden niet voldoen aan de eisen als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 2, van de Drank- en Horecawet (lid 7, onder a);

  • 5.

    de openbare inrichting niet voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 10 van de Drank- en Horecawet (lid 7, onder b);

Ad 1

Bij de toets aan de eerste weigeringsgrond bestaat - gelet op het dwingende karakter daarvan - geen beleidsvrijheid voor de burgemeester. Voor zover de vestiging van de openbare inrichting of de ontplooiing van de activiteiten in strijd zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, moet de Exploitatievergunning worden geweigerd. De burgemeester moet bij de beoordeling van de aanvraag binnen de gegeven planologische kaders blijven. Het college c.q. de raad heeft de mogelijkheid om de planologische randvoorwaarden voor de vestiging of wijziging van een openbare inrichting te creëren, als geoordeeld wordt dat de vestiging of de ontwikkeling van een bepaalde horecafunctie ter plaatse gewenst is gelet op de ruimtelijke visie.

Ad 2

De Exploitatievergunning is persoonsgebonden (art. 2:28, lid 12 APV). Dat is niet zonder reden. De persoon van de exploitant speelt een belangrijke rol in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt. Om die reden is de verplichting voor de vergunningaanvrager opgenomen om een recente Verklaring Omtrent het Gedrag te overleggen. Leidinggevende kan de aanvrager zelf zijn, maar ook iemand die bij hem in dienst is. Ook in het kader van de wet BIBOB was het aan te bevelen om een dergelijk artikellid op te nemen. De burgemeester kan de vergunning weigeren in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB (art. 2:28, lid 6 APV). Indien toepassing wordt gegeven aan de mogelijkheden van de wet BIBOB, zal de gemeente eerst zelf al het mogelijke moeten doen om de integriteit en achtergrond van de vergunningaanvrager te onderzoeken. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is de Verklaring Omtrent het Gedrag.

Ad 3

De vierde weigeringsgrond vormt de kern van het Exploitatievergunningstelsel. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 APV kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Of daarvan sprake is moet per situatie worden beoordeeld op grond van concrete feiten en omstandigheden. In ieder geval wordt daarbij in aanmerking genomen:

  • -

    het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen;

  • -

    de aard en omvang van de openbare inrichting;

  • -

    het sluitingstijdstip;

  • -

    de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de openbare inrichting (o.a. cumulatie van overlast en ‘overloop’ tussen horecabedrijven);

  • -

    de wijze van bedrijfsvoering door de ondernemer/leidinggevende in deze of in andere openbare inrichtingen;

  • -

    het soort publiek waarop het te vestigen bedrijf zich richt;

  • -

    de afstand tot en de situering van parkeergelegenheid;

waarbij algemeen als uitgangspunt wordt genomen dat:

  • -

    geen horeca wordt toegestaan in de directe nabijheid van bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen en daarmee te vergelijken instellingen;

  • -

    geen daghoreca met speelautomaten wordt toegestaan in de directe nabijheid van scholen;

geen uitbreiding plaatsvindt van luide horeca (dancings, disco’s e.d.) in woongebieden binnen de bebouwde kom c.q. bebouwingsconcentraties.

Ad 4 en 5

De vijfde en de zesde weigeringsgrond zijn ontleend aan de Drank- en Horecawet, en gelden eveneens als toetsingsgrond voor een Exploitatievergunning. Indien niet wordt voldaan aan de eisen die de Drank- en Horecawet aan de leidinggevenden en aan de inrichting van het horecapand stelt, moet de vergunning worden geweigerd.

Wel kan de burgemeester aan een horecabedrijf waar bedrijfsmatig alleen alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, ontheffing verlenen van de inrichtingseisen die bij of krachtens artikel 10 van de Drank- en Horecawet zijn gesteld (artikel 2:28, lid 7, onder b).

Ad 6

De burgemeester kan (o.g.v. art. 2:28, lid 10, APV) ingebruikneming van de weg ten behoeve van een of meer bij een openbare inrichting behorende terrassen weigeren:

  • -

    wanneer het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

  • -

    wanneer het gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:

  • -

    wat is de functie van de weg (voetgangerspassage/fietspad/"gewone" weg etc.);

  • -

    wat voor gevolgen brengt deze functie met zich mee met betrekking tot doelmatigheid (geen belemmering van het verkeer/voetgangers e.d.);

  • -

    wat voor gevolgen brengt deze functie met zich mee met betrekking tot de veiligheid van zowel verkeer als terrasbezoekers;

  • -

    hoe wil men het terras inrichten, wordt de weg er ingrijpend door gewijzigd waardoor beheer en onderhoud wordt belemmerd etc.;

  • -

    hoe zit het met afstand tot/afscheiding van verkeer in relatie tot veiligheid;

  • -

    hoe worden in-/uitgangen gesitueerd met het oog op de veiligheid;

  • -

    hoe is de breedte van de weg in verhouding tot de gewenste oppervlakte van het terras in verband met doorstroming verkeer en creëren onveilige situaties e.d.

BIJLAGE 3.

De gronden voor het weigeren van een Drank- en Horecavergunning zijn limitatief opgenomen in artikel 27 van de Drank- en Horecawet. De volgende weigeringsgronden zijn van toepassing:

  • -

    de leidinggevenden moeten de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt (lid 1, onder a, juncto artikel 8, lid 1, onder a Drank- en Horecawet);

  • -

    de leidinggevenden mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn (lid 1, onder a, juncto artikel 8, lid 1 onder b Drank- en Horecawet);

  • -

    de leidinggevenden mogen niet onder curatele staan en zijn evenmin uit het ouderlijk gezag of de voogdij ontzet (lid 1, onder a, juncto artikel 8, lid 1, onder c Drank- en Horecawet);

  • -

    de leidinggevenden moeten náást de voornoemde eis omtrent het niet van slecht levensgedrag zijn voldoen aan de eisen die zijn gesteld in het Besluit eisen zedelijk gedrag (lid 1, onder a, juncto artikel 8, lid 2, Drank- en Horecawet);

  • -

    de leidinggevenden moeten over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne beschikken overeenkomstig de eisen die zijn gesteld in het Besluit kennis en inzicht sociale hygiëne Drank- en Horecawet (lid 1, onder a, juncto artikel 8, lid 3).

  • -

    de inrichting moet voldoen aan de eisen die zijn gesteld in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet (lid 1, onder a, juncto artikel 10 Drank- en Horecawet);

  • -

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn (lid 1 onder b);

  • -

    er dient sprake te zijn van een inrichting, en de situatie mag zich niet voordoen dat binnen een termijn van een jaar terug een vergunning is ingetrokken wegens onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking (lid 1 onder c. juncto artikel 7, lid 2, artikel 31, lid 4 en artikel 32, lid 2 Drank- en Horecawet);

  • -

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 gestelde verboden zal worden overtreden of dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften (lid 1 onder d);

  • -

    binnen een termijn van vijf jaar terug is een vergunning ingetrokken wegens gevaar voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (lid 2 juncto artikel 31, lid 1, onder c Drank- en Horecawet);

  • -

    de wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) verzet zich tegen vergunningverlening (lid 3).

Artikel 31 van de Drank- en Horecawet bevat de gronden voor het intrekken van een Drank- en Horecavergunning. De belangrijkste intrekkingsgronden zijn imperatief opgenomen in het eerste lid van het artikel. Een vergunning moet door de burgemeester worden ingetrokken indien:

  • -

    door onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking anders op de aanvraag zou zijn beslist (lid 1, onder a);

  • -

    niet langer wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 en 10 geldende eisen (lid 1, onder b);

  • -

    gelet op de feiten bij instandhouding van de vergunning gevaar bestaat voor aantasting van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (lid 1, onder c);

  • -

    de vergunninghouder geen mededeling heeft gedaan van het veranderen van zijn inrichting (lid 1, onder d juncto artikel 30 en 30a, lid1 Drank- en Horecawet).

BIJLAGE 4.

Horecafunctie in ruimtelijke plannen

Horecabedrijven worden (net als andere vormen van bedrijvigheid) geregeld in onze bestemmingsplannen. Daarbij worden 4 typen horecabedrijven onderscheiden. Dat onderscheid is gebaseerd op de functie die de verschillende vormen van horeca hebben, de tijden waarop de meeste bezoekers komen, de verkeersaantrekkende werking, milieuaspecten, e.d.

Horecabedrijf categorie 1 (daghoreca) heeft betrekking op bedrijven die voornamelijk overdag en in de vroege avond de meeste bezoekers trekken. Vaak is er een relatie met aanwezigheid van winkels en andere centrumvoorzieningen (complementair horecabedrijf). We noemen in dit verband een lunchroom, cafetaria, petit-restaurant, snackbar e.d.

Horecabedrijf categorie 2 (avondhoreca) betreft bedrijven met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie in de avonduren. Te denken valt aan een (grand)café, een café-restaurant, een restaurant e.d.

Horecabedrijf categorie 3 (avond en nachthoreca) is een bestemming die wordt gegeven aan bedrijven die voornamelijk ’s avonds laat en ’s nachts hun bezoekers ontvangen. Te denken valt aan bar-dancings, discotheken en nachtclubs.

Onder horecabedrijf categorie 4 (logiesverstrekking) worden bedrijven verstaan die zich in hoofdzaak toeleggen op het verstrekken van logies (hotel, motel, pension) eventueel in combinatie met een café-restaurant.

Planologisch inpasbaar

Bij de beoordeling van de vraag of een horecabedrijf zich kan vestigen op een bepaalde locatie, wordt gekeken naar een aantal aspecten, zoals:

  • 1.

    Past vestiging binnen het planologisch beleid, dat voor een bepaald dorp of gebied geldt. Dat planologisch beleid is o.a. beschreven in de Structuurvisie en het Woonplan. Naast de Structuurvisie zijn de beleidsnota’s/-plannen ‘Oan ’t wurk – beleidsplan economische zaken’ (2007), ‘toerisme en recreatie’ (2007), ‘duorsumens, it kin oars, it moat oars’ (2008) en het ‘ecologisch ontwikkelingsplan’ (2009) van belang. Ook moet worden getoetst aan het provinciaal Streekplan en de Provinciale Verordening Ruimte.

  • 2.

    de milieusituatie (geluid, geur, e.d.);

  • 3.

    de woonsituatie;

  • 4.

    de landschappelijke waarden;

  • 5.

    de cultuurhistorische waarden;

  • 6.

    de archeologische waarden;

  • 7.

    de natuurwaarden;

  • 8.

    de verkeersveiligheid;

  • 9.

    de ontsluitingssituatie;

  • 10.

    de parkeersituatie;

  • 11.

    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

BIJLAGE5.

Lijst met beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

BEROEPS- EN BEDRIJFSACTIVITEITEN AAN HUIS

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:

individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, lichaamsverzorging, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts, alternatieve geneeswijzen enz.

Stoffeerderijbedrijven, waaronder:

(maat)kledingmakerij, kledingverstelbedrijf, meubelstoffeerderij, woningstoffeerderij, waarbij detailhandel in stoffen en stofferingen in ieder geval is uitgesloten.

Kantoorfunctie voor bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:

schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook voor bijvoorbeeld een detail- of groothandelsbedrijf of een aannemersbedrijf.

Reparatiebedrijfjes, waaronder:

schoen-/lederwarenreparatiebedrijf, uurwerkreparatiebedrijf, goud- en zilverwerkreparatiebedrijf, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, reparatie van muziekinstrumenten, computerservice- en informatietechnologiebedrijf, enz.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

Horeca:

logiesverstrekking in de vorm van bêd en brôchje (bieden logies- en ontbijtgelegenheid).

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:

reclameontwerp, grafisch ontwerp, tuinontwerp- en advies, (binnenhuis)architect, (steden)bouwkundig ontwerp, juridisch advies, financieel advies, milieukundig advies, enz.

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:

notaris, advocaat, accountant, assurantie-/ verzekeringsbemiddeling, administratiekantoor, vertaalbureau, exploitatie en handel in onroerende zaken, enz.

Overige dienstverlening, waaronder:

kappersbedrijf, schoonheidssalon, fotograaf, foto– en filmontwikkelbedrijf, kinderopvang (i.c. gastouder of kindercentrum met een capaciteit van < 10 kinderen), enz.

Onderwijs, waaronder:

autorijschool, onderwijs, niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium.

BIJLAGE6.

Aanvraagformulier EXPLOITATIE OPENBARE INRICHTING

ONDERGETEKENDE:

Naam inrichting :

Naam aanvrager :

Adres :

Postcode : Woonplaats:

Geboorteplaats : Geboortedatum:

Telefoon :

verzoekt hierbij om een vergunning ingevolge artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het exploiteren van een openbare inrichting:

die gevestigd is

die gevestigd wordt

op het adres :

postcode : plaats:

VRAGENLIJST:

  • 1.

    Houdt het verzoek verband met:

    vestiging van een nieuwe inrichting

    de overname van een bestaande inrichting

    wijziging in het karakter van een bestaande inrichting

    uitbreiding of verplaatsing van een bestaande inrichting

    andere omstandigheden, namelijk: _______________________________________

  • 2.

    Hoe moet de inrichting worden aangemerkt:

    café bar bedrijfskantine

    petit-restaurant discotheek sport

    restaurant snackbar sociaal/cultureel gebouw

    hotel lunchroom bed and breakfast (v/a 5 slaapplaatsen)

    pension theetuin anderszins namelijk:

    ___________________________

  • 3.

    Voor welke ruimtes wordt vergunning gevraagd?

    • a.

      _____________________________________________ oppervlakte m2

    • b.

      _____________________________________________ oppervlakte m2

    • c.

      _____________________________________________ oppervlakte m2

    • d.

      _____________________________________________ oppervlakte m2

  • 4.

    Hoe groot zal de (maximale) bezoekerscapaciteit van de inrichting zijn? ____ personen

  • 5.

    Wat zullen in principe de openingstijden van de inrichting zijn?

  • 6.

    Zullen in de inrichting recepties, partijen en dergelijke worden gehouden?

    nee

    zo ja: - hoe vaak

    • -

      van welke aard

    • -

      tot welk tijdstip

  • 7.

    Richt de exploitatie zich mede op de verstrekking van maaltijden/eetwaren voor gebruik elders dan ter plaatse (afhaalmaaltijden, snacks etc.)?

    nee

    zo ja, tot welk tijd:

  • 8.

    Is bij de inrichting gelegenheid voor het stallen van (brom)fietsen?

    ja, op eigen terrein plaatsen

    ja, op ander terrein plaatsen (plaatsen op trottoirs, voetpaden, groenstroken e.d. niet meerekenen)

    nee

  • 9.

    Is bij de inrichting gelegenheid voor het parkeren van auto's?

    ja, op eigen terrein plaatsen

    ja, op ander terrein plaatsen

    nee

  • 10.

    Zal bij de inrichting een terras worden geëxploiteerd?

    nee

    zo ja, op de openbare weg

    op eigen terrein

    van welke oppervlakte?

    tot welk tijdstip geopend?

    aantal tafels/aantal stoelen

11. Is de exploitatie van de inrichting seizoensgebonden?

nee

ja, namelijk van _____________________________________________________

  • 12.

    Bent u voornemens om speelautomaten in de inrichting te plaatsen?

    nee

    zo ja, behendigheidsautomaten of kansspelautomaten

    Aantal Aantal ______

  • 13.

    Is het pand waarin de inrichting is of zal worden gevestigd, eigendom van de aanvrager?

    ja

    nee, namelijk: Naam :

    Adres :

    Postcode :

    Woonplaats :

Aldus naar waarheid ingevuld,

Plaats en datum : ______________________________

Handtekening ondernemer :

Wij verzoeken u de volgende bijlagen mee te sturen:

  • ·

    een plattegrond (schaal 1:100) van de openbare inrichting (incl. eventueel terras) met de indeling en de oppervlakte van de daarin aanwezige ruimtes;

  • ·

    een document waaruit blijkt dat u over de ruimte beschikt of gaat beschikken waarin de inrichting wordt gevestigd (bijv. een huurcontract of eigendomsakte);

  • ·

    een afschrift van de statuten en/of uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (indien van toepassing);

  • ·

    een recente Verklaring omtrent gedrag (aan te vragen bij Burgerzaken van de gemeente waar u woont);

  • ·

    een kopie van een geldig legitimatiebewijs (paspoort, identiteitskaart of rijbewijs);

  • ·

    voor zover van toepassing, een opgave van de adressen van overige/andere openbare inrichtingen die door u worden geëxploiteerd;

  • ·

    eventueel andere gegevens of bescheiden die relevant zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover u redelijkerwijs kunt beschikken.

Let op:indien gegevens of bijlagen ontbreken kan uw aanvraag niet in behandeling wordengenomen!

Deze aanvraag met bijlagen sturennaar:

De burgemeester van de gemeente Tytsjerksteradiel mw. G. van der Let-Veenstra

T.a.v. de afdeling Financiële en Juridische Zaken Tel.: (0511) 460 784

Postbus 3

9250 AA BURGUM