Regeling vervallen per 20-10-2021

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Tytsjerksteradiel 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 19-10-2021

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Tytsjerksteradiel 2015

Beleidsregels Jeugdhulp

gemeente Tytsjerksteradiel 2015

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

artikel 1.1 Definities

artikel 1.2 Algemene inleiding

HOOFDSTUK 2. VORMEN VAN EN TOEGANG TOT JEUGDHULP

artikel 2.1 Vormen van jeugdhulp

artikel 2.2 Toegang jeugdhulp

HOOFDSTUK 3. PROCEDURE JEUGDHULP VIA GEMEENTE

artikel 3.1. Melding hulpvraag

artikel 3.2 Vooronderzoek

artikel 3.3 Gesprek

artikel 3.4 Verslag

artikel 3.5 Opstellen van het gezinsplan

artikel 3.6 Aanvraag

artikel 3.7 Criteria voor een individuele maatwerkvoorziening

artikel 3.8 Advisering

HOOFDSTUK 4. BESCHIKKING EN PGB

artikel 4.1 Inhoud beschikking

artikel 4.2 Criteria voor PGB

artikel 4.3 Regels voor PGB

HOOFDSTUK 5. WIJZIGINGEN EN HANDHAVING, KWALITEIT EN INSPRAAK

artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

artikel 5.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschemringsmaatregelen en jeugdreclassering

artikel 5.3 Inspraak en medezeggenschap

1. Algemeen

1.1Definities en begrippen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het besluit.

1.2 Algemene inleiding

De verordening jeugdhulp gemeente Tytsjerksteradiel 2015 geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening). Dit vindt plaats op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk).

Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

De Jeugdwet schrijft voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt:

  • ·

    over de door het college te verlenen individuele jeugdhulpvoorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen;

  • ·

    met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele jeugdhulpvoorziening;

  • ·

    over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • ·

    over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

  • ·

    voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele jeugdhulpvoorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet;

  • ·

    over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en

  • ·

    ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

In het beleidsplan Zorg voor Jeugd 2015 -2018 wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgesteld met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermings-maatregelen en jeugdreclassering.

De verordening Jeugdhulp gemeente Tytsjerksteradiel 2015 wordt, op grond van de Jeugdwet, vastgesteld door de raad. In de verordening wordt in artikel 7 en 9 verwezen naar nadere regels over de toegang tot jeugdhulp en PGB. In de nu voorliggende beleidsregels staan in ieder geval deze artikelen nader uitgewerkt.

Het beleidsplan, de verordening en de beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

2 Vormen van en toegang tot hulp

2.1Vormen van jeugdhulp

De verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a van de wet, bepaalt dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele jeugdhulpvoorzieningen en overige jeugdhulpvoorzieningen.

Als gemeente hebben we in de verordening onderscheid gemaakt naar overige en individuele jeugdhulpvoorzieningen op het gebied van jeugdhulp.

Voor een deel van de hulpvragen kan worden volstaan met een overige jeugdhulpvoorziening. Hier kunnen de jeugdige en zijn ouders gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden. Voorbeelden van overige jeughulpvoorzieningen zijn onder andere de lichte ambulante hulpverlening vanuit het jeugdteam, of het Advies en meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK).

Voor individuele jeugdhulpvoorzieningen is wel een beschikking nodig vanuit het jeugdteam. Voorbeelden van individuele jeugdhulpvoorzieningen zijn onder andere dagbehandeling, pleegzorg/tijdelijke gezinsvervanging of crisisopvang.

2.2 Toegang jeugdhulp

De toeleiding naar de jeugdhulp vindt op verschillende manieren plaats.

Toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist

De Jeugdwet regelt daarnaast dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp een jeugdige en/of zijn ouder precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is, hoe vaak iemand moet komen en hoe lang. Bij deze beoordeling moet de jeugdhulpaanbieder zich houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie. Deze afspraken zien toe op hoe de gemeente haar regierol kan waarmaken en op de omvang van het pakket. Deze afspraken gaan ook in op hoe de artsen en het jeugdteam goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind. Dit om de integrale benadering rond het kind en het principe van 1 gezin – 1 plan – 1 contactpersoon, vooral bij multiproblematiek, te waarborgen en om te voorkomen dat er nieuwe ‘verkokering’ plaats vindt, waarbij professionals niet goed van elkaar weten dat zij bij het gezin betrokken zijn.

Daarnaast moet de jeugdhulpaanbieder rekening houden met de regels die wij als gemeente bij verordening hebben gesteld. De verordening regelt welk aanbod wij alleen via verwijzing of met een besluit van de gemeente toegankelijk stellen. Omdat de gemeente verder geen nadrukkelijke rol speelt bij de toegang via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist, regelt de gemeente alleen de aspecten met betrekking tot het proces.

Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken, of in het uitzonderlijke geval dat het jeugdteam een besluit neemt dat afwijkt van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder, legt het jeugdteam de te verlenen individuele jeugdhulpvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

Toegang via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting

Een andere ingang tot de jeugdhulp is via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting.

De gecertificeerde instelling is verplicht om bij de bepaling van de in te zetten jeugdhulp in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering te overleggen met het jeugdteam.

Het jeugdteam is op haar beurt vervolgens gehouden de jeugdhulp in te zetten die deze partijen nodig vinden om een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering uit te voeren. Ook hier geldt dat de gecertificeerde instelling in beginsel gebonden is aan de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht.

Als de kinderrechter een ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging uitspreekt, wijst hij gelijktijdig in de beschikking de gecertificeerde instelling aan die de maatregel gaat uitvoeren. Dit kan de rechter doen omdat de raad voor de kinderbescherming in zijn verzoekschrift een concreet advies geeft over welke gecertificeerde instelling de maatregel zou moeten uitvoeren. De raad voor de kinderbescherming neemt een gecertificeerde instelling in zijn verzoekschrift op die na overleg met de gemeente en gezien de concrete omstandigheden van het geval hiervoor het meest geschikt lijkt. De raad voor de kinderbescherming is verplicht om hierover met het jeugdteam te overleggen. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in de verordening.

Toegang via het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK)

Ten slotte vormt ook het AMHK een toegang tot onder andere jeugdhulp. Het AMHK geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt wanneer nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in de verordening.

Toegang jeugdhulp via de gemeente

Een hulpvraag van een jeugdige en/of zijn ouder kan ook rechtstreeks binnenkomen bij de gemeente, via het jeugdteam. De beslissing welke zorg een jeugdige en/of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand in overleg tussen het jeugdteam met die jeugdige en zijn ouders.

In een gesprek tussen een door de gemeente ingezette deskundige, uit het jeugdteam, en de jeugdige en zijn ouders wordt gekeken wat de jeugdige en zijn ouders eventueel zelf of met behulp van hun netwerk kunnen doen aan het probleem. Als aanvullend daarop een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is, dan wordt eerst gekeken of dit een overige voorziening is of een individuele jeugdhulpvoorziening. Is het laatste het geval dan neemt het jeugdteam, namens het college, een besluit en verwijst hij de jeugdige door naar de jeugdhulpaanbieder die volgens de deskundige de aangewezene is om de betreffende problematiek aan te pakken.

De regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren, bij een individuele jeugdhulpvoorziening via het jeugdteam van de gemeente zijn in hoofdstuk 3 nader bepaald.

3. Procedure jeugdhulp via de gemeente

3.1 Melding hulpvraag

3.1.1 Iedere jeugdige of ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag richten tot het jeugdteam.

3.1.2 In spoedeisende gevallen treft het jeugdteam, namens het college, zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel, of vraagt een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

3.1.3 Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

3.2 Vooronderzoek

3.2.1 Het jeugdteam verzamelt in overleg met de jeugdige en/of de ouders de noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

3.2.2 Het jeugdteam maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek en informeert de jeugdige en/of de ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

3.2.3 Het jeugdteam brengt de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het jeugdteam zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

3.2.4 Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het jeugdteam alle overige gegevens die naar het oordeel van het jeugdteam voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

3.2.5 Het jeugdteam kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

3.3 Gesprek

3.3.1 In het gesprek over de jeugdhulpvraag tussen de jeugdige, de ouders en het jeugdteam en mogelijk andere betrokkenen, kan worden gesproken over:

a.de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en

gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de jeugdhulpvraag;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • c.

    het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving/ sociaal netwerk een oplossing voor de jeugdhulpvraag te vinden;

  • d.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, die niet onder de Jeugdwet vallen;

  • e.

    de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

  • f.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een overige, vrij toegankelijke, voorziening;

  • g.

    de mogelijkheden om een individuele jeugdhulpvoorziening aan te vragen;

  • h.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 3.3.2.

      In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het jeugdteam de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

3.3.3 Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de wet hebben opgesteld, betrekt het jeugdteam dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

3.3.4 Alleen indien het jeugdteam dit acceptabel vindt, kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders worden afgezien van een gesprek.

3.4 Verslag

    • 3.4.1

      Het jeugdteam maakt van het gesprek een verslag. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk na het gesprek aan de jeugdige en/of de ouders gestuurd, overhandigd, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

    • 3.4.2

      Het gespreksverslag bevat afspraken over vervolgstappen in verband met de besproken jeugdhulpvraag, In deze vervolgstappen wordt aangegeven:

    • a.

      of de jeugdhulpvraag aanleiding geeft tot het opstellen van een gezinsplan;

    • b.

      op welke wijze een mogelijk toe te kennen individuele jeugdhulpvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en/of

    • c.

      (indien van toepassing) hoe rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

      • 3.4.3

        Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag

        toegevoegd.

      • 3.4.4

        Het verslag kan worden aangemerkt als gezinsplan, indien deze door de jeugdige en/of zijn ouders is ondertekend en dit expliciet is aangegeven.

3.5 Opstellen van het gezinsplan

  • 3.5.1 Het jeugdteam stelt samen met de jeugdige en/of de ouders een gezinsplan op.

  • 3.5.2 Het gezinsplan wordt opgesteld vanuit het kader: een gezin, een plan zoals genoemd in het beleidsplan Zorg voor jeugd Tytsjerksteradiel 2015-2018.

  • 3.5.3 Het familiegroepsplan kan onderdeel uitmaken van het gezinsplan. Het familiegroepsplan is een plan van aanpak opgesteld door de ouder, samen met bloedverwanten, of andere die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

  • 3.5.4 In het gezinsplan wordt vermeld van welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of voor welke individuele jeugdhulp voorzieningen de jeugdige en/of de ouders een aanvraag indienen bij het jeugdteam.

3.6 Aanvraag

  • 3.6.1 Jeugdigen en/of de ouders kunnen een aanvraag om een individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk indienen bij het jeugdteam.

  • 3.6.2 Het jeugdteam kan een ondertekend verslag van het gesprek en, in voorkomend geval het gezinsplan, aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 3.6.3 Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouders en welk doel deze ondersteuning dient.

    Artikel 3.7 Criteria voor een individuele maatwerkvoorziening

      • 3.7.1

        Het jeugdteam neemt het verslag, en in voorkomende gevallen het gezinsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele jeugdhulpvoorziening.

      • 3.7.2

        Een cliënt komt in aanmerking voor een individuele maatwerkvoorziening indien

    • a.

      De jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, en

    • b.

      Er geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening of

    • c.

      Geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van andere voorzieningen

      3.7.3Het jeugdteam kent eveneens een individuele jeugdhulpvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing is afgegeven via de rechter of gecertificeerde instelling.

    Artikel 3.8 Advisering

    In complexe situaties wordt er door het jeugdteam advies gevraagd aan de expertpool,

    voordat een individuele jeugdhulpvoorziening wordt toegewezen door het jeugdteam.

    4. Beschikking en PGB

    Artikel 4.1 Inhoud beschikking

      • 4.1.1

        In de beschikking tot verstrekking van een individuele maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

      • 4.1.2

        Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

    4.1.3 Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb. Onder kwaliteitseisen kan onder andere worden verstaan specifieke ervaring en/of competenties, een Verklaring Omtrent Gedrag of aantoonbare kennis.

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

    4.1.4 Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

    Artikel 4.2 Criteria voor pgb

    • 4.2.1Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het jeugdteam alleen een individuele jeugdhulpvoorziening in de vorm van een pgb:

    • a.

      Als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      Als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele jeugdhulpvoorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      Als naar het oordeel van het jeugdteam gewaarborgd is dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is. Onder goede kwaliteit kan onder andere worden verstaan specifieke ervaring en/of competenties, een Verklaring Omtrent Gedrag of aantoonbare kennis.

    • d.

      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn ouders zijn aangegeven na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt;

      d.Als de jeugdige of zijn ouders de kosten, die uitstijgen boven de kostprijs van de naar het oordeel van het jeugdteam adequate individuele jeugdhulpvoorziening in natura, zelf willen bekostigen.

    Artikel 4.3 Regels voor pgb

      • 4.3.1

        Namens het college verstrekt het jeugdteam een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de wet.

      • 4.3.2

        Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele jeugdhulpvoorziening in natura.

      • 4.3.3

        De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

      • 4.3.4

        Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden en tegen welk tarief de persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, dan wel van een ongekwalificeerde ondersteuner.

    Hoofdstuk 5 Wijzigingen en handhaving, kwaliteit en inspraak

    Artikel 5.1. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

      • 5.1.1

        Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige en/of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het jeugdteam mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening.

      • 5.1.2

        Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening herzien, dan wel intrekken, als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele jeugdhulpvoorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele jeugdhulpvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

      • 5.1.3

        Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele jeugdhulpvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

      • 5.1.4

        Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

      • 5.1.5

        Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

    Artikel 5.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

    • 5.2.1Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel

    Artikel 5.3 Inspraak en medezeggenschap

    • 5.3.1

      Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

    • 5.3.2

      Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

    • 5.3.3

      Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

    • 5.3.4

      Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.