Regeling vervallen per 01-01-2015

Bouwverordening Tytsjerksteradiel 2012

Geldend van 01-04-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Bouwverordening Tytsjerksteradiel 2012

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1.In deze verordening wordt verstaan onder:

Bevoegd gezag:

-bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders;

Bouwbesluit:

-de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;

Bouwtoezicht:

-degene, die ingevolge artikel 92, tweede lid van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht;

Bouwwerk:

-elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

Gebruiksoppervlakte:

-de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;

Hoogte van de weg:

-de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld;

NEN:

-een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

NVN:

-een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm;

Omgevingsvergunning voor het bouwen:

-vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Straatpeil:

  • a.

    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b.

    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

Weg:

  • -

    alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

    • 2.

      In deze verordening wordt mede verstaan onder:

Bouwwerk: - een gedeelte van een bouwwerk;

Gebouw: - een gedeelte van een gebouw.

Artikel 1.2 Termijnen

(vervallen)

Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:

    • a.

      het gebied binnen de bebouwde kom;

    • b.

      het gebied buiten de bebouwde kom;

    • c.

      het gebied dat is uitgesloten van welstandstoezicht, als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid.

  • 2.

    Als gebieden bedoeld in het vorige lid onder a tot en met c, gelden de gebieden die op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig zijn aangegeven.

HOOFDSTUK 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden

Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning

(vervallen)

Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens

(vervallen)

Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden

(vervallen)

Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen

(vervallen)

Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek

  • 1.

    Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit:

    • a.

      de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1;

    • b.

      de resultaten van het nader onderzoek, verricht volgens het Protocol Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1994) of de Richtlijn Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1995), in het geval dat de resultaten van het verkennend onderzoek uitwijzen dat sprake is van bodemverontreiniging en voor de beoordeling van de ernst van deze verontreiniging een nader onderzoek, als bedoeld in het Protocol Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1994) of de Richtlijn Nader Onderzoek deel 1 (SDU, uitgave 1995), onontkoombaar is.

    • c.

      Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2003.

  • 2.

    De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.

  • 3.

    Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen..

  • 5.

    Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.

Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning

(vervallen)

Artikel 2.1.7 Bouwregistratie

(vervallen)

Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen

(vervallen)

Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning

Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag

(vervallen)

Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening

(vervallen)

Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen

(vervallen)

Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening

(vervallen)

Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek

(vervallen)

Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning

(vervallen)

Paragraaf 3 Welstandstoetsing

Artikel 2.3.1 Welstandscriteria

(vervallen)

Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond

Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:

  • a.

    waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

  • b.

    voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en

    • 1.

      dat de grond raakt, of

    • 2.

      waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.

Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht van de bij dit besluit behorende bijlage, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en / of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet Bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.

Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen

Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen

(vervallen)

Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling

(vervallen)

Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer

Brandblusvoorzieningen

(vervallen)

Artikel 2.5.3A Brandweeringang

(vervallen)

Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

(vervallen)

Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevel¬rooi¬lijn

(vervallen)

Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.8 Ontheffing voor overschrijdingen van de voorgevelrooi¬lijn

(vervallen)

Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg

(vervallen)

Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken

(vervallen)

Artikel 2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.14 Ontheffing voor overschrijdingen van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen

  • 1.

    Bij een woning of woongebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die:

    • a.

      over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel, en

    • b.

      voor wat betreft het achter het gebouw gelegen deel dat is begrepen tussen het verlengde van de zijgevels, een diepte heeft van ten minste .

  • 2.

    De maat genoemd in het eerste lid, moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw. Daarbij moeten de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 2.5.13, en de balkons en veranda's buiten beschouwing blijven.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

    • a.

      het eerste lid, wat de aanwezigheid van het erf betreft, indien de gelijkstraats gelegen bouwlaag niet tot bewoning bestemd is;

    • b.

      het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    een gunstige, andere indeling van het erf is aanwezig;

  • 2.

    het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht;

  • 3.

    bij het vergroten van een gebouw dat niet aan de bepalingen voor te bouwen woningen en woongebouwen van het Bouwbesluit voldoet, wordt de bestaande toestand verbeterd.

Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen

(vervallen)

Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken

  • 1.

    De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

    • a.

      vanaf de hoogte van het erf tot daarboven minder dan breed zijn;

    • b.

      niet toegankelijk zijn.

Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

2.Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen

1 Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in artikel.2, onderdeel 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten.

2 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein.

Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen

(vervallen)

Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achterge¬vel¬rooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen

(vervallen)

Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken

(vervallen)

Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen

(vervallen)

Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken

(vervallen)

Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen)

Artikel 2.5.28 Ontheffing voor overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen)

Artikel 2.5.29 Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van een nieuw ruimtelijk beleid

(vervallen)

Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

1 Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

2 De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's.

Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

a indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste bij en ten hoogste bij bedragen;

b indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – ten minste bij bedragen.

3 Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

4 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:

a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

b voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtroute aanduidingen

Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.5 Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid

(vervallen)

Artikel 2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten

(vervallen)

Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen

Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen)

Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen)

Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen)

Artikel 2.7.3A Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming

(vervallen)

Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen)

Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen)

HOOFDSTUK 3 De melding (vervallen)

Artikel 3.1 De wijze van melden

(vervallen)

Artikel 3.2 Welstandscriteria

(vervallen)

HOOFDSTUK 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk

Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden

(vervallen)

Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie

(vervallen)

Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw

(vervallen)

Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen)

Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen

(vervallen)

Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten

(vervallen)

Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein

(vervallen)

Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein

(vervallen)

Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder

(vervallen)

Artikel 4.11 Bouwafval

(vervallen)

Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen)

Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen

(vervallen)

Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming

(vervallen)

HOOFSTUK 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte

Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen

Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen

(vervallen)

Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.

Brandblusvoorzieningen

(vervallen)

Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

(vervallen)

Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtroute-aanduidingen

Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in gebouwen niet zijndewoningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen

(vervallen)

Artikel 5.2.3 Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard

(vervallen)

Artikel 5.2.4 Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in logiesverblijven en logiesgebouwen

(vervallen)

Artikel 5.2.5 Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in kantoorgebouwen

(vervallen)

Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen

Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen)

Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen)

Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen)

Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen)

Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen)

Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid.

Artikel 5.4.1 Preventie

(vervallen)

HOOFDSTUK 6 Brandveilig gebruik

Paragraaf 1 Gebruiksvergunning

Artikel 6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk

(vervallen)

Artikel 6.1.2 Aanvraag gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 6.1.3 In behandeling nemen

(vervallen)

Artikel 6.1.4 Termijn van beslissing

(vervallen)

Artikel 6.1.5 Weigeren gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 6.1.6 Intrekken gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 6.1.7 Verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar

Artikel 6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken

(vervallen)

Artikel 6.2.2 Opslag brandgevaarlijke stoffen

(vervallen)

Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen

(vervallen)

Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand

Artikel 6.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen

(vervallen)

Artikel 6.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen

(vervallen)

Paragraaf 4 Hinder in verband met de brandveiligheid

Artikel 6.4.1 Hinder in verband met de brandveiligheid

(vervallen)

HOOFDSTUK 7 Overige gebruiksbepalingen

Paragraaf 1 Overbevolking

Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen

(vervallen)

Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens

(vervallen)

Paragraaf 2 Staken van het gebruik

Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid

(vervallen)

Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne

(vervallen)

Artikel 7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen

(vervallen)

Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen

Artikel 7.3.1 Verbod tot het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen in afwijking van de bestemming

(vervallen)

Artikel 7.3.2 Hinder

(vervallen)

Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid

Artikel 7.4.1 Preventie

(vervallen)

Paragraaf 5 Watergebruik

Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water

(vervallen)

Paragraaf 6 Installaties

Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties

(vervallen)

HOOFSTUK 8 Slopen

Paragraaf 1. Omgevingsvergunning voor het slopen.

Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning

(vervallen)

Artikel 8.1.3 In behandeling nemen

(vervallen)

Artikel 8.1.4 Termijn van beslissing

(vervallen)

Artikel 8.1.5 Samenloop van slopen en bouwen

(vervallen)

Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen.

(vervallen)

Artikel 8.1.7 Intrekking omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen

Artikel 8.2.1 Sloopmelding

(vervallen)

Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen

Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein

(vervallen)

Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt

(vervallen)

Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest

(vervallen)

Artikel 8.3.6 Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen

(vervallen)

Paragraaf 4 Vrij slopen

Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen

(vervallen)

HOOFDSTUK 9 Welstand

Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie

  • 1.

    De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan Hûs en Hiem, welstandsadvisering en monumentenzorg, hierna te noemen: de welstandscommissie.

  • 2.

    De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen.

  • 3.

    De welstandscommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.

Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie (alternatief 3)

1.De welstandscommissie bestaat ten minste uit vijf leden, waaronder een voorzitter en

een secretaris, waarvan ten minste drie leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie.

  • 2.

    Voor de leden worden plaatsvervangers aangewezen.

  • 3.

    De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien ten minste drie leden aanwezig zijn en waarvan ten minste twee leden beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand.

  • 4.

    De leden van de commissie zijn onafhankelijk van het gemeentebestuur.

Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur

Het reglement van orde van de welstandscommissie dat als bijlage 9 bij deze verordening is vastgesteld, bevat nadere regels voor de samenstelling, de taakomschrijving, de werkwijze en de benoeming van de leden.

Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording

De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:

- op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

- de werkwijze van de welstandscommissie;

- op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

- de aard van de beoordeelde plannen;

- de bijzondere projecten.

De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen over de toepasbaarheid van de welstandsnota.

Artikel 9.5 Termijn van advisering

  • 1.

    De welstandscommissie brengt advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen drie weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondeling toelichting

  • 1.

    De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    De aanvrager wordt tijdens de openbare welstandsbehandeling door of namens de welstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.

  • 3.

    In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.

  • 4.

    Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht. Het reglement van orde van de welstandscommissie dat als bijlage 9 bij deze verordening is vastgesteld, voorziet in een procedurele opzet, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht in de toelichtende fase en de beraadslagingen.

Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid

  • 1.

    De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.

  • 2.

    In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandscommissie.

Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1.

    De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

  • 2.

    Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 9.9 Uitzondering welstandstoetsing door welstandscommissie

  • 1.

    In afwijking van artikel 9.1 beoordelen burgemeester en wethouders zonder advies van de welstandscommissie of:

    • -

      Vlaggenmasten, straatmeubilair, informatieborden, walbeschoeiingen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken geen gebouw zijnde;

    • -

      Civieltechnische bouwwerken tot een bouwsom van €75.000, - met uitzondering van met de Centrale As samenhangende civieltechnische bouwwerken;

    • -

      Interne niet aan de buitenkant van een gebouw zichtbare verbouwingen;

    • -

      Het vervangen van dakpannen op een bestaande woning

niet in strijd is/zijn met de redelijke eisen van welstand. Burgemeester en wethouders baseren hun standpunt op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.

HOOFDSTUK 10 Overige administratieve bepalingen

Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning

(vervallen)

Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen

(vervallen)

Artikel 10.3 Overdragen vergunningen

(vervallen)

Artikel 10.4 Overdragen mededeling

(vervallen)

Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen

(vervallen)

Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften

Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening -of in de bij deze verordening behorende bijlagen- wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.

HOOFDSTUK 11 Handhaving

Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw

(vervallen)

Artikel 11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming

(vervallen)

Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen

(vervallen)

Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek

(vervallen)

HOOFDSTUK 12 Straf-, overgang- en slotbepalingen

Artikel 12.1 Strafbare feiten

(vervallen)

Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek

(vervallen)

Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven

en terreinen

(vervallen)

Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding

(vervallen)

Artikel 12.6 Inwerkingtreding nieuwe verordening, intrekking oude verordening, citeertitel en overgangsbepaling

  • 1.

    De bouwverordening zoals die voor de laatste keer gewijzigd is vastgesteld d.d. 17 juni 2010 wordt ingetrokken per 1 april 2012.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2012.

  • 3.

    Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning die is ingediend voor 1 april 2012 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: bouwverordening Tytsjerksteradiel 2012.

BIJLAGEN BIJ DE BOUWVERORDENING

1 t/m 8 Vervallen

9. Reglement van orde van de welstandscommissie

9.1. Reglement voor de behandeling en het Huishoudelijke reglement voor de vergadering van de grote commissie

9.2. Reglement voor de behandeling en het Huishoudelijke reglement voor de vergadering van de kleine commissie

10 t/m 13 Vervallen

BIJLAGE 9 Reglement van orde van de welstandscommissie

Bijlage 9.1

Reglement voor de behandeling en het Huishoudelijke Reglement voor de Vergaderingen van de Grote commissie

In dit reglement worden de instelling, de samenstelling, de benoeming en de werkwijze van de Grote commissie vastgesteld. Daar waar in dit reglement de Kleine Commissie wordt bedoeld, wordt dit expliciet aangeduid. Voor het overige is voor de Kleine Commissie als bijlage 9.2 een eigen reglement opgesteld.

INHOUD

1 Begripsbepalingen

2 Aanwijzing van de Commissie

2.2 Benoeming van de Commissieleden

3 Taken

  • 3.

    1 Taakomschrijving Commissie

  • 3.

    2 Wettelijke taken

  • 3.

    3 Niet wettelijke verplichte taken

  • 3.

    4 Taakomschrijving Commissieleden

4 Werkwijze Team vergunningen

5 Werkwijze van de Commissie

  • 5.

    1 Grote en Kleine Commissie

  • 5.

    2 Openbaarheid, locatie en publicatie Commissievergadering

  • 5.

    3 Gemandateerde behandeling

  • 5.

    4 Vooroverleg

  • 5.

    5 Spreekrecht

  • 5.

    6 Advies

  • 5.

    7 Jaarverslag Commissie

  • 6.

    B&W vragen ‘Second Opinion ‘

1. BEGRIPSBEPALINGEN

  • a.

    het college het college van burgemeester en wethouders

  • b.

    de G.R. Hus en Hiem de Gemeenschappelijke Regeling Hus en Hiem

  • c.

    de commissie De gemeentelijke Welstands- en / of monumentencommissie

  • d.

    de aanvraag een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (art. 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • e.

    advies Advies als bedoeld in de artikelen 2.26 lid 3 van de Wabo, juncto artikel 6.2 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht, en in de van toepassing zijnde regelgeving in de gemeentelijke verordeningen.

2. AANWIJZING VAN DE COMMISSIE

De gemeente wijst de G(emeenschappelijke) R(egeling) Hûs en Hiem aan als commissie die aan het college advies uitbrengt over de vraag of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand. De gemeente wijst de Gemeenschappelijke Regeling Hûs en Hiem aan als commissie die het college advies uitbrengt over de vraag of een omgevingsvergunning die voor het bouwen is ingediend niet in strijd is met de Monumentenwet en de Monumentenverordening.

De commissie kent de volgende samenstelling:

  • 1.

    een voorzitter

  • 2.

    een secretaris, de adviseur ruimtelijke kwaliteit van Hûs en Hiem

  • 3.

    ten minste twee architecten

  • 4.

    ten minste een monumentenarchitect

  • 5.

    ten minste een stedenbouwkundige

  • 6.

    ten minste een gemeentelijke bouwtechnisch deskundige

  • 7.

    ten minste een architectuurhistoricus

  • 8.

    ten minste een burgerlid

  • 9.

    en facultatief andere disciplines, zoals bijv. landschapskunde, e.d. welke voor een adequate beoordeling van belang worden geacht.

De Commissie, functionerend als integrale Welstands- en Monumentencommissie adviseert zowel op welstandsaspecten op basis van de Woningwet, als op monumentenaspecten op basis van de Monumentenwet en de gemeentelijke en provinciale erfgoed- en/of monumentenverordening. In het geïntegreerde advies over de omgevingsvergunning komt duidelijk naar voren welke aspecten betrekking hebben op de welstand en welke op de monumentale status. De Commissie formuleert één gezamenlijke conclusie.

De (integrale) Commissie kent als vaste bezetting ten minste de disciplinaire samenstelling die voor een adequate beoordeling van de welstands- en monumentenaspecten relevant worden geacht. De Commissie hanteert als toetsingskader de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota.

De ‘Regeling op de Commissie’, legt de werkwijze en samenstelling van de Commissie (Welstands- en Monumentencommissie) vast.

2.2 Benoeming van de Commissieleden

  • a.

    De Gemeenschappelijke Regeling Hus en Hiem doet voor elke zittingstermijn een voordracht voor commissieleden en hun plaatsvervangers aan het college. Indien gewenst vindt hierover vooroverleg plaats tussen de gemeente en de Gemeenschappelijke Regeling Hûs en Hiem.

  • b.

    De voorzitter, de secretaris en de overige leden van de commissie en hun plaatsvervangers worden op voorstel van het college benoemd en ontslagen door de gemeenteraad.

3. TAKEN

3.1 Taakomschrijving Commissie

De Commissie is belast met zowel wettelijk verplichte als niet wettelijk verplichte taken.

De wettelijke taken van de Commissie: worden uitgevoerd op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Woningwet, de Monumentenwet en gemeentelijke en provinciale erfgoed- en/of monumentenverordeningen. De Commissie is voorts beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid, zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota.

3.2 Wettelijke taken

Toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen

De Commissie is bevoegd om B&W te adviseren over de welstandsaspecten van een bouwplan overeenkomstig artikel 2.10, eerste lid, onderdeel d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 12 en 12a van de Woningwet, artikel 11 van de Monumentenwet en aanvragen waarop de gemeentelijke monumenten- en/of erfgoedverordening van toepassing is. In de regel wordt dit advies binnen drie weken na behandeling gegeven.

3.3 Niet wettelijke taken

De Commissie krijgt de opdracht om naast de reguliere taken de volgende (niet wettelijk verplichte) taken uit te voeren:

  • a.

    Beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor reclame (inzake de gemeentelijke APV).

  • b.

    Op verzoek van B&W adviseren over stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente.

  • c.

    Desgevraagd adviseren in het geval van excessen: buitensporigheden in het uiterlijk van bouwwerken die ook voor niet-deskundigen evident zijn.

3.4 Taakomschrijving Commissieleden

De leden van de Commissie (voorzitter, secretaris en overige leden) worden geselecteerd op de noodzakelijk geachte materiedeskundigheid en zijn onafhankelijkheid.

Indien een plan niet door de gemandateerde in de Kleine Commissie wordt behandeld (artikel 9.7 van de Bouwverordening), voert de rayonarchitect tijdens de vergadering van de Kleine Commissie (als gemandateerd lid van de Welstandscommissie) het (eerste) vooroverleg met de planindieners, ontwerpers en andere belanghebbenden, verzameld relevante informatie en bereidt de behandeling van de adviesaanvragen in de Grote Commissie voor.

De secretaris stelt in samenspraak met de voorzitter en de behandelend ambtenaar Vergunningen de agenda voor de Commissievergadering op. Tijdens de Commissievergadering introduceert de secretaris de bouwplannen en verstrekte gegevens over het relevante welstandsbeleid voor het betreffende plan en/of gebied. Onder verantwoordelijkheid van de secretaris wordt de beraadslaging en de conclusie(s) over een bouwplan uitgewerkt in een schriftelijk advies, dat in beginsel binnen twee weken na de commissievergadering verzonden wordt.

De voorzitter, een materiedeskundige met bestuurlijke ervaring, is verantwoordelijk voor het functioneren van de Commissie en de kwaliteit van de advisering. Hij/ zij ziet toe dat de Commissie adviseert binnen de kaders van het gemeentelijke welstandsbeleid. Tijdens de vergadering treedt de voorzitter op als gastheer/ gastvrouw voor alle aanwezigen. Hij/ zij licht de vergaderorde toe en informeert wie van de aanwezigen bij een agendapunt wil toelichten. Indien een plan in vooroverleg is besproken doet de voorzitter c.q. de secretaris verslag van hetgeen in dat stadium van het planproces is besproken. Na de fase van de toelichtingen (secretaris/ externe toelichters) wordt deze afgerond en vangt de fase van de beraadslaging aan, een fase waaraan alleen de leden van de Commissie deelnemen.

De voorzitter draagt er zorg voor dat na de inhoudelijke discussie een voor alle aanwezigen korte en heldere samenvatting wordt gegeven, resulterend in een conclusie. De voorzitter bewaakt de voortgang van de agenda.

De voorzitter c.q. de secretaris onderhoudt de contacten met het gemeentebestuur en de relevante gemeentelijke diensten. Indien een adviesaanvrage niet is voorzien van de in artikel 6 genoemde bescheiden en hierdoor een afgewogen advisering niet mogelijk is, neemt de voorzitter c.q. de secretaris de adviesaanvraag niet voor behandeling in de commissie aan.

De voorzitter ziet er op toe dat, in het geval dat één van de leden van de Commissie op een of andere wijze een zakelijke binding heeft met een plan, dit lid in voorkomend geval niet zal deelnemen aan de beraadslagingen en zo mogelijk zal worden vervangen.

Bij het overleg met de gemeente en de pers treedt de voorzitter namens de Commissie naar buiten. De voorzitter organiseert met de Commissie jaarlijks een inhoudelijk evaluatie van de werkzaamheden. De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in het jaarlijkse verslag van de Commissie.

4 WERKWIJZE TEAM VERGUNNINGEN

Het Team Vergunningen toetst een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen eerst op de vereisten in het bestemmingsplan en de bouwverordening. Ten behoeve van de welstands- en monumententoets beoordeelt de ambtenaar of het bouwplan is voorzien van de benodigde bescheiden om het te kunnen toetsen. Welke gegevens nodig zijn, is vastgelegd in de Mor.

5. WERKWIJZE VAN DE COMMISSIE

5.1 Grote en Kleine Commissie

De Commissie kent een tweetal werkwijzen, één op het locatie bij de gemeente (Kleine Commissie) en één op het bureau van Hûs en Hiem (Grote Commissie).

5.2 Openbaarheid, locatie en publicatie Commissievergadering

De Commissie vergadert in de regel eenmaal per twee weken. De vergaderingen vinden plaats ofwel in het gemeentehuis, dan wel op een andere vaste locatie binnen de gemeente (Kleine Commissie), ofwel op een centrale lokatie (Grote Commissie). De behandeling van de adviesaanvragen is openbaar, tenzij het bevoegd gezag op grond van het gestelde in de Wet Openbaarheid van Bestuur, gronden aanwezig acht om de behandeling besloten te doen plaatsvinden. De behandeling van bouwplannen in mandaat is evenzeer openbaar met dezelfde uitzonderingsclausule op grond van de Wet Openbaar Bestuur. De gemeente informeert op verzoek van de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen waar en wanneer behandeling van de Commissie plaatsvindt. Voor zoveel mogelijk zal de agenda van de Kleine Commissie op het gemeentehuis ter inzage worden gelegd en worden gepubliceerd in het lokale huis-aan-huisblad alsook onderdeel vormen van de gemeentelijke website. Hûs en Hiem informeert de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, de gemeente, dan wel andere belangstellenden waar en wanneer behandeling in de Grote Commissie plaatsvindt. De agenda voor de Grote Commissie wordt daarnaast gepubliceerd op de website van Hûs en Hiem.

5.3 Gemandateerde behandeling

De secretaris van de (Grote) Commissie, de adviseur ruimtelijke kwaliteit van Hûs en Hiem, die tevens bij de vergadering van de Kleine Commissie adviseert, heeft een mandaat om adviesaanvragen betreffende plannen waarvan het oordeel over de welstands-, monumentenaspecten van de Commissie als bekend mag worden verondersteld te behandelen en van een advies te voorzien.

5.4 Vooroverleg

Plannen kunnen onder regie van de gemeente in een vooroverleg worden besproken. Van dit vooroverleg wordt een verslag opgesteld. Dit verslag wordt openbaar bij de behandeling van de formele adviesaanvraag.

5.5 Spreekrecht

Tijdens de vergadering van de Commissie wordt de mogelijkheid tot spreekrecht geboden, in die zin dat opdrachtgevers, ontwerpers, gemeentelijke vertegenwoordigers en andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld de vergadering bij te wonen en de planvoornemens toe te lichten, respectievelijk daarover hun visie geven. De Commissieleden krijgen daarna de gelegenheid tot het stellen van vragen. Na beantwoording daarvan wordt de toelichtende fase afgesloten en vangt de beraadslaging van de Commissie aan, waarna het advies wordt geformuleerd.

5.6 Het advies

De Commissie brengt heldere en goed beargumenteerde schriftelijke adviezen uit aan het College van Burgemeester en Wethouders, over de vraag of ‘het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand’ (art. 12, lid 1 Ww 2003). Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria die daartoe door de gemeenteraad zijn vastgesteld (= welstandsnota). En welstandsadvies kan de volgende conclusie hebben:

Voldoet

De Commissie is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria en/ of monumentenbelangen niet in strijd is met redelijke eisen van welstand en/ of monumentenzorg. Desgewenst motiveert de Commissie haar advies.

Voldoet mits

De Commissie is van oordeel dat het plan op onderdelen niet voldoet aan de toetsingscriteria, tenzij tegemoet gekomen wordt aan de geformuleerde bezwaren op die punten. De Commissie omschrijft nauwkeurig welke onderdelen van het plan bezwaarlijk zijn. In het geval B&W het advies overneemt, krijgt de aanvrager voor zover dit nog past binnen de beschikbare vergunningstermijn, de gelegenheid om de plannen te wijzigen en aan de bezwaarpunten tegemoet te komen. B&W kunnen ook besluiten om de voorwaarden van het advies op te nemen in de omgevingsvergunning.

Voldoet niet

De Commissie is van oordeel dat het plan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en/ of monumentenzorg. Een negatief standpunt houdt in dat indien B&W het advies overneemt, het plan ingrijpend zal moeten worden gewijzigd. Adviseert de Commissie negatief dan geeft ze een nauwkeurige motivering. Deze omvat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en/ of monumentenbelangen en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten.

Aanhouden

De Commissie kan het advies aanhouden – waarbij het Team vergunningen aangeeft of en hoe lang dit mogelijk is binnen de resterende vergunningstermijn – wanneer meer informatie en/ of een andere toelichting van de opdrachtgever/ ontwerper noodzakelijk is. De commissie kan het advies ook aanhouden wanneer de Commissie van oordeel is dat bijzondere omstandigheden, andere dan die gelden voor de toepassing van de hardheidsclausule, opgenomen in de welstandsnota, nopen tot afwijking van het gemeentelijke welstandsbeleid. Zij geeft dan gemotiveerd aan op grond waarvan afwijken gerechtvaardigd is. Daarnaast is er sprake van het (in formele zin) aanhouden van een advies, wanneer het een voorlopige planbeoordeling betreft, zoals van toepassing bij een zogenaamd pré- advies.

5.7 Jaarverslag Commissie

De Commissie legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de Commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria. Tenminste eenmaal per jaar vindt, ten behoeve van het jaarverslag, een evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de Commissie.

6 B&W VRAGEN “SECOND OPINION”

Alvorens een ‘second opinion’ te vragen, bieden B&W de Commissie eerst de mogelijkheid tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies, waarbij wordt aangegeven op welke punten naar de mening van B&W de houdbaarheid van het advies mogelijk in het geding is. Indien alsnog een ‘second opinion’ wordt gevraagd, wordt dit ter kennis van de Commissie gebracht. Bij een ‘second opinion’ wordt de adviesaanvraag voorgelegd aan een elders in Nederland functionerende Commissie. De gemeente neemt daartoe contact op met de Federatie Welstand.

Bijlage 9.2

Reglement voor de behandeling en het Huishoudelijke Reglement voor de Vergaderingen van de Kleine commissie

Dit reglement is van toepassing op de welstandstoets die in het kader van artikel 9.7 lid 1 en 2 (afdoening bij door welstandscommissie gegeven mandaat)wordt uitgevoerd.

In dit reglement toegepaste afkortingen:

HRW Het onderhavige Huishoudelijk Reglement voor de Welstandsvergaderingen Tytsjerksteradiel

Tijdsduur reglement

Artikel 1

Dit HRW voorziet in een te hanteren gedragscode voor, tijdens en na de openbare behandeling in de kleine commissie van wettelijk benodigde Welstandsadviezen bij ingekomen aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Reikwijdte van de te behandelen adviezen

Artikel 2

De openbare behandeling van Welstandsadviezen vindt plaats nadat een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen bij de gemeente is ingekomen en er geconstateerd is dat de aanvraag kan voldoen aan het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Locatie, bekendmaking en vertegenwoordiging

Artikel 3

De openbare vergaderingen van de kleine commissie vinden eens per twee weken plaats in een daarvoor geschikte ruimte in het gemeentehuis dan wel elders in Burgum indien een dergelijke ruimte in het gemeentehuis niet beschikbaar is en worden ruim van tevoren aan belanghebbende kenbaar gemaakt.

Artikel 4

De directe belanghebbende, dit is de aanvrager zoals vermeld op het aanvraagformulier om een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt door de gemeente schriftelijk uitgenodigd om bij de openbare behandeling aanwezig te zijn. De directe belanghebbende mag zich laten bijstaan door een door hem afgevaardigde deskundige dan wel deze hiertoe (voor de commissie aantoonbaar) machtigen.

Artikel 5

Derde belanghebbenden - in de praktijk kan dat ten aanzien van de welstandsbehandeling een ieder zijn - mogen bij de openbare behandeling aanwezig zijn en worden uitsluitend op de hoogte gebracht van de welstandsvergaderingen door tijdige advertenties in het weekblad Actief en door publicatie op de gemeentelijke internetsite.

Samenstelling, handelswijze en bevoegdheden van de commissieleden

Artikel 6

De kleine commissie bestaat uit twee deskundige door de welstandscommissie (Hûs en Hiem welstandsadvisering en monumentenzorg) gemandateerde leden. Een van hen fungeert als voorzitter.

Artikel 7

De vergaderingen worden geleid door de voorzitter. Bij de openbare vergadering is een medewerker van het Team vergunningen aanwezig die het gemeentelijk standpunt toelicht en in die hoedanigheid wel bij de beraadslaging betrokken is doch niet bij de uiteindelijke advisering.

Artikel 8

De ingekomen aanvragen worden in beginsel via een vooraf vastgestelde agenda behandeld.

Artikel 9

De voorzitter noemt voor de behandeling kort de inhoud van het behandelpunt en daarbij de status van de aanvraag. Aan de hand van beschikbare (digitale) tekeningen wordt de aanvraag vooraf kort toegelicht. Tussentijdse correctie(s) op de aanvraag worden niet in de behandeling betrokken. Dergelijke aanvragen worden, afhankelijk van de uitslag van een tweede bestemmingsplantoets, naar een volgende vergadering verplaatst.

Inspraak

Artikel 10

De voorzitter stelt eerst derde belanghebbenden in de gelegenheid om kort hun mening te geven over het betreffende agendapunt.

Artikel 11

De voorzitter stelt na eventuele inspraak van derde belanghebbenden de directe belanghebbende (conform artikel 4) in de gelegenheid diens aanvraag mondeling toe te lichten en eventueel een kort commentaar te geven op de door derde belanghebbende(n) geventileerde meningen.

Beraadslaging en uit te brengen advies

Artikel 12

Nadat de inspraakreacties hebben plaatsgevonden of indien daarvan geen gebruik wordt gemaakt vindt de beraadslaging plaats door de medewerker van het Team Vergunningen en de gemandateerde leden van de welstandscommissie Hûs en Hiem.

Artikel 13

Tijdens de beraadslaging mogen (derde) belanghebbenden niet inspreken of meepraten. Uitsluitend op daartoe strekkend verzoek van één van de commissieleden kunnen (derde) belanghebbende(n) antwoord geven op vragen van de commissieleden die eventueel voortvloeien uit de beraadslagingen.

Artikel 14

Nadat de beraadslaging heeft plaatsgevonden krijgen de afgevaardig¬de leden van de commissie Hûs en Hiem de gelegenheid om het advies namens de Welstandscommissie Hûs en Hiem uit te brengen.

Artikel 15

De afgevaardigde leden van de commissie Hûs en Hiem kunnen (overeenkomstig artikel 9.7 van de bouwverordening) bij twijfel en/of bij grotere plannen besluiten het plan te doen laten behandelen in de plenaire behandeling van de Welstandscommissie Hûs en Hiem te Leeuwarden (= de grote commissie). De afgevaardigde leden van de commissie delen daarbij mee op welke datum en tijdstip deze tweede – eveneens openbare - behandeling zal plaatsvinden. Op de behandeling van het plan in de grote commissie is het door Hûs en Hiem opgestelde reglement (bijlage 9.1) van toepassing.

Status advies

Artikel 16

de medewerker van het Team Vergunningen notuleert het advies van Welstand. De samenvatting van het door de afgevaardigde van Welstand uitgebrachte advies wordt door hem of haar voorgelezen en akkoord bevonden door de voltallige behandelcommissie alvorens het betreffende agendapunt wordt afgesloten.

Artikel 17

Een welstandsadvies is een niet bindend advies aan de gemeente. Bij de verdere behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen en de daarop volgende beslissing van het gemeentebestuur zal het slechts onderdeel uitmaken van de totale procedure. Indien de gemeente afwijkt van een welstandsadvies zal dat gemotiveerd geschieden. Van deze beslissing kunnen derde belanghebbenden kennis nemen nadat de verleende omgevingsvergunning is gepubliceerd in het weekblad Actief. Bij het weigeren van een omgevingsvergunning volgt geen publicatie in Actief. Derde belang¬hebbenden kunnen hier op eigen verzoek via de Balie Bouwen en Wenjen van de gemeente (na de afgegeven negatieve beschikking) wel kennis van nemen.

Algemeen

Artikel 18

Indien aanwezige(n) zich tijdens de behandeling of beraadslaging schuldig maken aan onaanvaardbaar taalgebruik kan de voorzitter deze aanwezige(n) het woord ontnemen. Bij herhaaldelijk onaanvaardbaar taalgebruik dan wel bij ernstig storende uitlatingen of gedragingen kan de voorzitter betreffende aanwezige(n) verzoeken de vergaderruimte te verlaten.

Artikel 19

De voorzitter kan, indien de situatie dat in principe voor een ieder duidelijk rechtvaardigt, incidenteel besluiten om af te wijken van de gedragscodes als genoemd in dit HRW.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de 23 februari 2012.

De Raad voornoemd,

de griffier de voorzitter

mr. S.K. Dijkstra drs. E.J. ter Keurs