GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Geldend van 20-03-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel, ieder voor zover het hun eigen bevoegdheden betreft;

overwegende,

  • -

    dat de raden van beide gemeenten op 17 december 2009 de intentie hebben uitgesproken dat de beide gemeenten gaan samenwerken in een preferent partnerschap;

  • -

    dat met de samenwerking tussen de gemeenten de volgende doelen werden en worden beoogd:

  • a.

    verhoging van effectiviteit en efficiëntie, die zich moet vertalen in lagere kosten;

  • b.

    verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening aan de inwoners;

  • c.

    opheffing c.q. vermindering van de aanwezigheid van kwetsbare functies en taken binnen beide organisaties;

  • d.

    het bieden van meer mogelijkheden/kansen voor functiemobiliteit voor de gemeentelijke medewerkers;

  • e.

    het kunnen uitvoeren van taken die de lokale schaal te boven gaan;

  • f.

    behoud c.q. versterking van een herkenbaar en toegankelijk bestuur.

  • -

    dat de samenwerking sinds 17 december 2009 vorm heeft gekregen in een aantal zogenaamde proeftuinen en op een aantal overige samenwerkingsterreinen;

  • -

    dat de bestuursorganen van de gemeenten voor de samenwerking een gemeenschappelijke regeling hebben getroffen in de vorm van een gemeenschappelijke regeling met centrumgemeenteconstructie; de raden besloten hiertoe op 3 november 2011;

  • -

    dat de raden van de gemeenten op 21 juni 2012 een evaluatie hebben besproken van de samenwerking in de proeftuinen en op de overige samenwerkingsterreinen;

  • -

    dat de raden op 13 september 2012 een scenarioanalyse voor de samenwerking tussen de gemeenten hebben besproken, die voortvloeide uit een onderzoek naar mogelijke toekomstscenario’s dat mee gebaseerd was op de op 21 juni 2012 besproken evaluatie;

  • -

    dat de colleges van de gemeenten in deze scenarioanalyse een voorkeursscenario hebben aangegeven, dat in de analyse als scenario 3c is beschreven en dat het ontwikkelen van een gezamenlijke organisatie betreft, waarin de samenwerking in de proeftuinen en op de overige samenwerkingsterreinen en een groot deel van de bedrijfsvoeringstaken van de gemeenten worden ondergebracht;

  • -

    dat de raden van de gemeenten op 27 september 2012 hebben ingestemd met het volgen van het voorkeursscenario 3c;

  • -

    dat de colleges van de gemeenten naderhand extern advies over de samenwerking hebben ingewonnen en dat zij de conclusies uit het rapport ‘Innovatief samen verder’, dat in dat kader op 19 juni 2013 is uitgebracht, hebben meegenomen als richtsnoeren voor de verdere ontwikkeling en inrichting van de samenwerking, met een uitzondering voor het in dat rapport geformuleerde t.a.v. de directiestructuur van de te ontwikkelen gezamenlijke organisatie;

  • -

    dat de raden van de gemeenten op 12 september 2013 hiervan kennis hebben genomen, dan wel hiermee hebben ingestemd;

  • -

    dat het nodig is, dat er in lijn met de hiervoor genoemde besluitvorming voor de te ontwikkelen gezamenlijke organisatie een passende juridische regeling wordt getroffen en dat deze organisatie binnen een passende juridische structuur kan werken;

  • -

    dat de raden van Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel op 12 december 2013, respectievelijk 19 december 2013 toestemming hebben verleend voor het treffen van de gemeenschappelijke regeling, genaamd ‘Gemeenschappelijke Regeling Werkmaatschappij 8KTD’, tot de vorming van een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 8, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    dat de Gemeenschappelijke Regeling Werkmaatschappij 8KTD op 19 december 2013 door de colleges en burgemeesters van de gemeenten is vastgesteld;

  • -

    dat het nodig is, dat de positie van de rekenkamercommissies in de Gemeenschappelijke Regeling Werkmaatschappij 8KTD wordt geregeld;

  • -

    dat de raden van Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel op 6 maart 2014, respectievelijk 20 februari 2014, toestemming hebben gegeven tot een wijziging hiertoe van de Gemeenschappelijke Regeling Werkmaatschappij 8KTD, door het toevoegen van een derde lid aan artikel 11 en een vierde lid aan artikel 18;

 

 

besluiten:

 

de op 19 december 2013 getroffen Gemeenschappelijke Regeling Werkmaatschappij 8KTD aldus gewijzigd vast te stellen:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1.

    • In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      het samenwerkingsgebied: het gezamenlijke grondgebied van de deelnemers;

    • c.

      het  Openbaar Lichaam: het rechtspersoonlijkheid bezittende Openbaar Lichaam in de zin van artikel 8, eerste lid van de Wet;

    • d.

      de Directie: het team dat de ambtelijke organisatie van het Openbaar Lichaam aanstuurt en dat bestaat uit de twee gemeentesecretarissen van de deelnemers;

    • e.

      de leidinggevenden: de leidinggevenden van de onderdelen van de ambtelijke organisatie van het Openbaar Lichaam;

    • f.

      het leidinggevendenoverleg: het overleg bestaande uit de Directie en de leidinggevenden;

    • g

      deelnemers: de gemeenten waarvan de aan de regeling deelnemende colleges en burgemeesters bestuursorgaan zijn, de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel;

    • h

      Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân;

    • i

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • j

      opdrachtgever: een van de deelnemers, ter zake vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;

    • k

      opdrachtnemer: het Openbaar Lichaam, vertegenwoordigd door het Dagelijks Bestuur;

    • l

      Werkmaatschappij 8KTD: het bestuur en de ambtelijke organisatie van het Openbaar Lichaam;

    • m

      bedrijfsvoering: dit betreft de kosten voor het ambtelijk apparaat van het Openbaar Lichaam, inclusief huisvesting en overige kantoorkosten en productiemiddelen die niet rechtstreeks aan een van de individuele gemeenten toegerekend worden;

    • n

      kostenverrekenmodel: het model volgens welke de kosten van de bedrijfsvoering worden verdeeld tussen de deelnemers;

    • o

      Sociaal Statuut: het reglement dat de ‘spelregels’ bevat waaraan de deelnemers, de medewerkers en hun vertegenwoordigers van de deelnemers en het Openbaar Lichaam zich moeten houden bij de organisatievorming en organisatieveranderingen binnen het Openbaar Lichaam in verband met het opdragen van taken door de deelnemers aan het Openbaar Lichaam.

Artikel 2: Openbaat lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet, genaamd 'Werkmaatschappij 8KTD'.

  • 2. Het Openbaar lichaam is gevestigd in Burgum.

  • 3. Het bestuurd van het OPenbaar Lichaam bestaat uit:

    a. het Algemeen Bestuur;

    b. het Dagelijkse Bestuur;

    c. de Voorzitter.

  • 4. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het Openbaar Lichaam, het Dagelijkse Bestuur en de Voorzitter in de plaats van resepectievelijke de gemeente, de raad, het college en de burgemeester.

Hoofdstuk 2: Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 3: Belang

Het belang waarvoor de regeling wordt getroffen, is het bewerkstelligen van een kwalitatief goede en doelmatige uitvoering door het Openbaar Lichaam van de door de deelnemers opgedragen taken, zoals vastgelegd in de vastgestelde en vast te stellen verordeningen, regelingen, beleid en overige besluiten.

Artikel 4: Taken van het Openbaar Lichaam

  • 1. De deelnemers laten overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van deze regeling door het Openbaar Lichaam gemeentelijke taken uitvoeren.

  • 2. Dit takenpakket strekte zich in ieder geval uit tot de volgende aspecten:

    a. uitvoering van door de daartoe bevoegde gemeentelijke bestuursorganen vastgesteld beleid;

    b. uitvoering van door de rijksoverheid opgedragen medebewindstaken;

    c. uitvoering van de integrale veiligheidstaken;

    d. toezicht op en handhaving van de hiervoor genoemde uitvoering;

    e. toezicht op en handhaving van bij de deelnemers blijvende taken;

    f. dienstverlening met betrekking tot voormelde taken;

    g. dienstverlening met betrekking tot bij de deelnemers blijvende taken;

    h. bedrijfsvoeringstaken ter ondersteuning van voormelde taken;

    i. bedrijfsvoeringstaken ter ondersteuning van bij de deelnemers blijvende taken.

  • 3. Het Openbaar Lichaam voert uitsluitende taken uit voor de deelnemers; uitvoering voor derden is slechts toegestaan na een expliciet besluit daartoe van het Algemeen Bestuur.

Artikel 5: Bevoegdheidstoedeling

  • 1. De daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemers bepalen in afzonderlijke delegatie-, mandaat- en volmachtbesluiten, welke bevoegdheden die samenhangen met de taakgebieden zoals vermeld in artikel 4 van de regeling bedoelde taken, overgedragen respectievelijk toegekend dienen te worden aan de overeenkomstige bestuursorganen, de Directie en de leidinggevenden.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde besluiten worden als bijlage bij deze regeling gevoegd.

Artikel 6: Planning- en controlcyclus

  • 1. Voor de uitvoering van de taken zoals bedoeld in artikel 4 van de regeling zijn de begrotingen van de deelnemers leiden.

  • 2. De kosten van de bedrijfsvoering worden per deelnemer vastgelegd, overeenkomstig de uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in een bij afzonderlijke overeenkomst vast te leggen kostenverrekenmodel, dat vervolgens integraal deel uitmaakt van deze regeling.

  • 3. De kosten voor de bedrijfsvoering worden opgenomen in de begroting van het Openbaar Lichaam.

  • 4. Op de vaststelling van de begroting van het Openbaar Lichaam zijn de bepalingen van artikelen 28 tot en met 30 van deze regelingen van toepassing.

Artikel 7: Kwaliteitsborging

  • 1. Het Openbaar Lichaam draagt zorg voor een zorgvuldige en hoogwaardige uitvoering van de taken, zoals vermeld in artikel 4 van deze regeling.

  • 2. Indien sprake is van onvoldoende kwaliteit of onzorgvuldig handelen van het Openbaar Lichaam ten aanzien van een of beide deelnemende gemeenten als gevolg waarvan schade is ontstaan of dreigt te ontstaan, wordt dit zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen drie maanden na constateren van de geleden of dreigende schade bij het betreffende college resp. de betreffende colleges gemeld.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur draagt zorgt voor beperking en zo nodig herstel van de geleden schade.

  • 4. In het verlengde van hetgeen bepaald is in het derde lid draat ook het Openbaar Lichaam zorg voor een adequate verzekering van de risico's die samenhangen met de uitvoering van zijn taken en die niet vallen onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering van de deelnemers.

  • 5. Over de wijze van afhandeling van aan (vertegenwoordigers van) het Openbaar Lichaam toe te rekenen schade die in het kader van de uitvoering van de taken van het Openbaar Lichaam is ontstaan, maar niet voor vergoeding door een verzekeraar in aanmerking komt, wordt besloten door het Dagelijks Bestuur.

Hoofdstuk 3: Het Algemeen bestuur

Artikel 8: Samenstelling

  • 1. Het Algemeen bestuur van het Openbaar Lichaam bestaat uit de leden van de twee colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers.

  • 2. De zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur is gelijk aan die van de leden van de raden van de deelnemers. De leden van het Algemeen Bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip, dat de nieuwe leden (leden nieuwe colleges van burgemeester en wethouders) door de respectieve raden zijn aangewezen.

Artikel 9: Werkwijze Algemeen bestuur

  • 1. Het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam vergadert zo vaak als het daartoe besluit, maar ten minste tweemaal per jaar en verder als de Voorzitter of één college of beide colleges van burgemeester en wethouders dit onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen verzoeken; een verzoek van een college van burgemeester en wethouders dient te worden gericht aan de Voorzitter.

  • 2. Voor de oproeping van de vergaderingen is artikel 19 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Bijeenroeping geschiedt door of vanwege de Voorzitter.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een Reglement van orde vast, waarin onder meer alle besluitvormingsaspecten worden uitgewerkt.

  • 4. In een besloten vergadering van het Algemeen Bestuur kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    a. het beleidsplan van de Werkmaatschappij 8KTD;

    b. de organisatiestructuur;

    c. het vaststellen van de begroting, dan wel wijzigingen daarvan;

    d. het vaststellen van de rekening;

    e. het wijzigen, dan wel opheffen van de regeling.

  • 5. In het Algemeen Bestuur hebben de leden elk één stem. Bij staken van de stemmen of in de situatie, bij een oneven aantal leden, dat de leden afkomstig uit de twee colleges van burgemeester en wethouders bij de stemming als blok verschillend stemmen treden de colleges van burgemeester en wethouders terstond met elkaar in overleg. Dit teneinde zo mogelijk tot een oplossing te komen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past.

  • 6. Besluiten tot vaststelling van de begroting en de rekening, zoals bedoeld in de artikelen 30, vijfde lid en 31, derde lid en vijfde lid van de regeling, dienen unaniem genomen te worden.

  • 7. De leden van het Algemeen Bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 10: Bevoegdheden Algemeen Bestuur

  • 1. Aan het Algemeen Bestuur komen alle bevoegdheden toe die in de regeling niet zijn opgedragen aan het Dagelijks Bestuur, de Voorzitter dan wel aan de leidinggevende van het Openbaar Lichaam.

  • 2. Overeenkomstig artikel 1 van de wet kan het Algemeen Bestuur niet besluiten over toetreding tot en uitreding uit de regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 11: Informatie- en verantwoordelingsplicht

  • 1. Het Algemeen Bestuur geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen twee maanden aan de raden van de deelnemers de door een of meer leden van die raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het algemeen belang.

  • 2. Het Algemeen Bestuur geeft aan de raden van de deelnemers in een frequentie, zoals die bij de deelnemers gebruikelijk is voor tussentijdse informatievoorziening, ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het Algemeen Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3. Het Algemeen Bestuur geeft de rekenkamercommissies die door de raden van de deelnemers zijn ingesteld, afzonderlijk of in samenwerking alle informatie die voor het uitvoeren van de taken van de rekenkamercommissies nodig is.

Artikel 12: Bestuurscommissies

Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

Hoofdstuk 4: het Dagelijks Bestuur

Artikel 13: Samenstelling, benoeming, zittingsduur

  • 1. Het Algemeen Bestuur benoemt uit zijn midden een Dagelijks Bestuur op voordracht van de twee colleges van burgemeester en wethouders.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitters van beide colleges en één wethouder per gemeente.

  • 3. Voor elk lid van het Dagelijks Bestuur wijst het Algemeen Bestuur een plaatsvervangend lid aan, dat dezelfde deelnemer vertegenwoordigt als het te vervangen lid.

  • 4. De leden van het Dagelijks Bestuur treden af als lid van het Dagelijks Bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het Algemeen Bestuur een nieuw Dagelijks Bestuur heeft aangewezen.

  • 5. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan deze functie te allen tijde neerleggen.

  • 6. Degene die tussentijds ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 7. Indien er tussentijds een vacature in het Dagelijks Bestuur ontstaat, wijst het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Dit gebeurt op voordracht van het college van burgemeester en wethouders wiens vertegenwoordiger is afgetreden/ontslagen. Tot die tijd kunnen de resterende leden van het Dagelijks Bestuur geldige besluiten nemen.

  • 8. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen als dit lid niet langer het vertrouwen van het Algemeen Bestuur geniet. De artikelen 49 en 50 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 14: Werkwijze Dagelijks Bestuur

  • 1. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het Dagelijks Bestuur zijn werkzaamheden verdelen over de leden. Deze portefeuilleverdeling wordt schriftelijk vastgelegd en aan het Algemeen Bestuur ter vaststelling voorgelegd.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur vergadert in beginsel eens in de twee maanden, maar kan naar eigen believen van deze frequentie afwijken.

  • 3. In de vergadering van het Dagelijks Bestuur heeft ieder lid één stem. Bij staken van de stemmen zal het betreffende voorstel ter besluitvorming worden voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Als bij het Algemeen Bestuur de stemmen eveneens staken of als de leden van het Algemeen Bestuur afkomstig uit de twee colleges van burgemeester en wethouders bij de stemming dan als blok verschillend stemmen treden de colleges van burgemeester en wethouders terstond met elkaar in overleg, teneinde zo mogelijk tot een oplossing te komen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past.

  • 4. Op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 54 tot en met 59 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een Reglement van orde vast. In dit Reglement worden onder meer de besluitvormingsprocedures nader uitgewerkt. Het Reglement van orde wordt ter kennisneming aan het Algemeen Bestuur gezonden.

  • 6. De leden van het Dagelijks Bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm dan ook.

Artikel 15: Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met het bestuur van het Openbaar Lichaam. Hiertoe behoort in ieder geval:

    a. het voorbereiden van alles wat aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing wordt voorgelegd;

    b. het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur en het door het Algemeen Bestuur vastgestelde beleid;

    c. het beheer en de financiën van het Openbaar Lichaam;

    d. de zorg voor de controle op het financiële beheer en de boekhouding van het Openbaar Lichaam;

    e. het zo nodig nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het nemen van maatregelen ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    f. het vaststellen van rechtspositionele regelingen;

    g. het op voorstel van de Directie benoemen, schorsen en ontslaan van personeel dan wel het op voorstel van de Directie aangaan van arbeidsovereenkomsten;

    h. het houden van toezicht op alles wat de Werkmaatschappij 8KTD aangaat.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan aan het Dagelijks Bestuur bevoegdheden overdragen met uitzondering van:

    a. het vaststellen, dan wel wijzigen van de begroting;

    b. het vastellen van de jaarrekening;

    c. het vaststellen van de financiële beheer- en de controleverordening, zoals omschreven in de artikelen 212 en 213 Gemeentewet;

    d. het vaststellen van een Organisatieverordening en bijbehorende regels.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan op voorstel van de Directie bevoegdheden mandateren aan de leidinggevenden en doet daarvan melding aan het Algemeen Bestuur. Ondermandaat is toegestaan.

Artikel 16: Informatieplicht

  • 1. Het Dagelijks Bestuur geeft zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 30 dagen na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek aan de raden van de deelnemers, door tussenkomst van het betreffende college van burgemeester en wethouders, de door één of meer leden van die raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het algemeen belang.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur geeft aan de raden van de deelnemers, door tussenkomst van de respectievelijke colleges van burgemeester en wethouders, in een frequentie, zoals die bij de deelnemers gebruikelijk is voor tussentijdse informatievoorziening, ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3. De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers zijn gehouden het Dagelijks Bestuur in kennis te stellen van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde taken, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van het Openbaar Lichaam.

Artikel 17: Overleg portefeuillehouder college- medewerker Openbaar Lichaam

  • 1. Individuele leden van colleges van burgemeester en wethouders en burgemeester(s) kunnen (als portefeuillehouder) zo vaak als zij dit nodig achten, overleg voeren met medewerkers van het Openbaar Lichaam.

  • 2. Leden van colleges van burgemeester en wethouders en burgemeester(s) met een gelijke portefeuille (van verschillende Deelnemers) bepalen zelf hoe en met welke frequentie zij in gezamenlijkheid overleg voeren met (een) medewerker(s) van het Openbaar Lichaam.

  • 3. Geschillen over de uitvoering van het eerste en tweede lid worden, na tussenkomst van het Dagelijks Bestuur, ter besluitvorming voorgelegd aan het Algemeen Bestuur.

Artikel 18: Verantwoordingsplicht

  • 1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur geven, tezamen en afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde en te voeren beleid noodzakelijk is.

  • 3. De leden van het Dagelijks Bestuur geven, tezamen dan wel afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur, indien dit bestuur dan wel één of meer leden daarvan daarom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover dit niet in strijd is met het algemeen belang.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur geeft de rekenkamercommissies die door de raden van de deelnemers zijn ingesteld, afzonderlijk of in samenwerking alle informatie die voor het uitvoeren van de taken van de rekenkamercommissies nodig is.

Hoofdstuk 5: de Voorzitter

Artikel 19: de Voorzitter

  • 1. Het Algemeen Bestuur benoemt uit zijn midden een Voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. De Voorzitter is tevens voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 3. De zittingsperiode van de Voorzitter is twee jaar. Na deze periode vindt er een wisseling van voorzitter plaats. In bijzondere gevallen kan het Algemeen Bestuur besluiten van dezen algemene regel af te wijken.

  • 4. De Voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

  • 5. De Voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6. De Voorzitter vertegenwoordigt het Openbaar Lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

Hoofdstuk 6: Ambtelijke leiding Openbaar Lichaam

Artikel 20: Bijstaan bestuursorganen

  • 1. De bestuursorganen van het Openbaar Lichaam worden bijgestaan door de Directie en de leidinggevenden. De leden van de Directie kunnen de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks bestuur bijwonen. Zij hebben daarin een adviserende stem.

  • 2. De Directie wijst een lid van de Directie aan als secretaris van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur. Deze functie van secretaris wordt bij toerbeurt door de leden van de Directie vervuld.

  • 3. Het Algemeen en/of Dagelijks Bestuur kan bepalen dat de leden van de Directie bij bepaalde vergaderingen of onderdelen daarvan niet aanwezig zijn.

  • 4. De secretaris ondertekent mede alle stukken die van het Algemeen en van het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 5. De Directie wijst de functionaris aan die als plaatsvervanger optreedt voor het als secretaris aangewezen lid van de Directie in geval van diens afwezigheid.

Artikel 21: de Directie

  • 1. De Directie stuurt de uitvoering van de taken van het Openbaar Lichaam aan. Dit houdt onder andere de vertaling in van de opdrachten van een opdrachtgever of de opdrachtgevers aan de opdrachtnemer naar opdrachten voor de leidinggevenden.

  • 2. De Directie wijst een lid van de Directie aan als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).

  • 3. De taken en bevoegdheden van de Directie worden vastgelegd in een door het Dagelijks Bestuur op te stellen Directiestatuut; het Dagelijks Bestuur brengt dit document ter kennis van het Algemeen Bestuur. Daarin wordt onder andere de wijze vastgelegd waarop de Directie de uitvoering van de taken van het Openbaar Lichaam aanstuurt en de opdrachten aan de opdrachtnemer vertaalt naar opdrachten voor de leidinggevenden

  • 4. De Directie legt voor de aansturing van de taken van het Openbaar Lichaam verantwoording af aan het Dagelijks Bestuur.

  • 5. De Directie verschaft in samenwerking met de leidinggevenden, in een frequentie, zoals die bij de deelnemers gebruikelijk is voor rapportages, de informatie aan het Dagelijks Bestuur om het functioneren en de bedrijfsvoering van het Openbaar Lichaam te kunnen beoordelen.

  • 6. De Directie draagt in samenwerking met de leidinggevenden zorg voor afstemming van capaciteitsverdeling, doorlooptijden, kwaliteit en budgetten van de deelnemers en het Openbaar Lichaam in relatie tot de uitvoering van de vastgestelde begrotingen en wijzigingen op de begrotingen van de deelnemers en het Openbaar Lichaam.

  • 7. De Directie bespreekt periodiek met de leidinggevenden onder meer de werkverdeling en de prioriteitenstelling en de kwaliteit van de dienstverlening van de deelnemers en het Openbaar Lichaam.

Artikel 22: de Leidinggevenden

  • 1. De leidinggevenden zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het Openbaar Lichaam.

  • 2. De leidinggevenden dragen zorg voor de kwaliteit van personeel en organisatie, beheer en bedrijfsvoering, en voor het zijn van een (aantrekkelijke) werkgever voor de huidige en toekomstige medewerkers van de Werkmaatschappij 8KTD.

  • 3. De leidinggevenden worden op voorstel van de Directie benoemd en ontslagen door het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur kan op voorstel van de Directie een leidinggevende schorsen.

  • 4. De taken en bevoegdheden van de leidinggevenden kunnen worden vastgelegd in een op voorstel van de Directie door het Dagelijks Bestuur vast te stellen document; het Dagelijks Bestuur brengt dit document ter kennis van het Algemeen Bestuur.

Artikel 23: Leidinggevendenoverleg

  • 1. De Directie voert met de leidinggevenden structureel leidinggevendenoverleg.

  • 2. In het leidinggevendenoverleg komen periodiek de opdrachten aan de opdrachtnemer, de vertaling van de opdrachten naar de leidinggevenden en de uitvoering van de opdrachten aan de orde.

  • 3. In het leidinggevendenoverleg heeft de Directie een signalerende rol met betrekking tot het dagelijks functioneren van het Openbaar Lichaam.

  • 4. Het leidinggevendenoverleg draagt zorg voor afstemming van capaciteitsverdeling, doorlooptijden, kwaliteit en budgetten in relatie tot de uitvoering van de vastgestelde begrotingen en wijzigingen op de begrotingen.

  • 5. Het leidinggevendenoverleg bespreekt periodiek onder meer de werkverdeling en de prioriteitenstelling en de kwaliteit van de dienstverlening van de deelnemers en het Openbaar Lichaam.

Hoofdstuk 7: Organisatie en personeel

Artikel 24: Organisatieverordening

  • 1. Binnen de uitgangspunten van deze Regeling zal het Algemeen Bestuur een Organisatieverordening voor het Openbaar Lichaam vaststellen.

  • 2. In een Organisatieverordening als bedoeld in het eerste lid legt het Algemeen Bestuur de organisatiestructuur van Werkmaatschappij 8KTD vast.

Artikel 25: Organisatiestructuur

  • 1. Op de ingangsdatum van deze regeling geldt de organisatiestructuur zoals die is vastgelegd door de colleges van burgemeester en wethouders van 12 november 2013.

  • 2. Vanaf het derde jaar evalueert het Algemeen Bestuur periodiek (tussen 1 en 5 jaar) de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur.

Artikel 26: Personeel

  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24 en 25 van deze Regeling en binnen de kaders van het door hem vastgestelde formatieplan over de benoeming en het ontslag van het personeel van het Openbaar Lichaam.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur regelt de bezoldiging en de overige rechtspositie van het personeel van het Openbaar Lichaam. Het Dagelijks Bestuur draagt er in dat kader zorg voor, dat als grondslag daarvoor de CAR-UWO wordt gehanteerd.

  • 3. Bij de overgang van personeel van de deelnemers naar het Openbaar Lichaam zullen het Algemeen en Dagelijks Bestuur, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, zorg dragen voor de verdere toepassing en uitvoering van het Sociaal Statuut, dat ook mee door hen, voor het Openbaar Lichaam, wordt vastgesteld.

Artikel 27: Bestuursopdrachten

  • 1. De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters kunnen door middel van bestuursopdrachten het Openbaar Lichaam via de Directie opdracht geven tot het uitvoeren van nieuw beleid en/of nieuwe werkwijzen of het aanpassen van de uitvoering van beleid en/of werkwijzen.

  • 2. Bestuursopdrachten bevatten een duidelijk omschreven probleembeschrijving, het doel en de kaders waarbinnen de opdracht moet worden uitgevoerd, inclusief tijd en middelen.

  • 3. Bestuursopdrachten worden formeel vastgesteld door de te onderscheiden colleges van burgemeester en wethouders en de te onderscheiden burgemeesters.

  • 4. De met een bestuursopdracht gemoeide financiële middelen worden, als dat nodig is, beschikbaar gesteld door middel van een begrotingswijziging van de begroting van de deelnemer.

Hoofdstuk 8: Financiële bepalingen

Artikel 28: Financiële administratie en controle

  • 1. Op het financieel beleid, het financiële beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt de financiële regels vast die vereist zijn om aan het in het eerste lid bepaalde te kunnen voldoen.

Artikel 29: Dienstjaar

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 30: Begroting

  • 1. Uiterlijk 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de (ontwerp)begroting van het Openbaar Lichaam zal dienen, zendt het Dagelijks Bestuur de uitgangspunten voor het opstellen van de begroting en een overzicht van de voor het dan komende jaar te hanteren kosten van bedrijfsvoering conform het vigerende kostenverrekenmodel aan de deelnemers. Het Openbaar Lichaam baseert de ontwerpbegroting op deze uitgangspunten.

  • 2. Uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de (ontwerp)begroting dient, zendt het Dagelijks Bestuur deze aan de deelnemers.

  • 3. De raden van de deelnemers kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerpbegroting via het college van burgemeester en wethouders het Dagelijks Bestuur van hun zienswijze(n) schriftelijk laten blijken.

  • 4. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli.

  • 5. De begroting wordt binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur aan de colleges van burgemeester en wethouders en de raden toegezonden.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 7. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de planning- en controlcyclus voor de meerjarenbegroting voor het Openbaar Lichaam, alsmede een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven voor het komend dienstjaar, voorzien van de nodige toelichtingen en specificaties, zodanig wordt ingericht dat de datum van 15 juli zoals in het zevende lid opgenomen, wordt gehaald.

  • 8. De meerjarenbegroting en de ontwerpbegroting worden door de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen ter beschikking gesteld. De ter inzage legging en de verkrijgbaarstelling van de stukken wordt openbaar bekend gemaakt.

  • 9. De raden van de deelnemers behouden het recht om - na vaststelling van de begroting –met voorstellen voor begrotingswijzigingen te komen. Het Dagelijks Bestuur zal deze voorstellen zo spoedig mogelijk doorrekenen op hun consequenties en voorleggen aan de deelnemers.

Artikel 31: Jaarrekening

  • 1. Het Dagelijks Bestuur maakt elk jaar de ontwerprekening van baten en lasten van het voorgaande dienstjaar op. Het Dagelijks Bestuur zendt op uiterlijk 1 april de ontwerprekening met de daarbij behorende bescheiden aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur zendt de ontwerprekening ter controle naar de door het Algemeen Bestuur daartoe aangewezen accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het controlerapport uit te brengen.

  • 2. Het Algemeen Bestuur zendt de ontwerprekening aan de colleges van burgemeester en wethouders en de raden van de deelnemende gemeenten. De colleges en de raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen tien weken na toezending van de ontwerprekening het Dagelijks Bestuur hun zienswijze schriftelijk doorgeven.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 1 juli.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Het besluit van het Algemeen Bestuur, houdende vaststelling van de rekening, strekt voor zover het daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft, het Dagelijks Bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Hoofdstuk 9: Archief

Artikel 32: Archiefbeheer

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het Openbaar Lichaam en zijn bestuursorganen overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur met inachtneming van artikel 41, tweede lid Archiefwet vast te stellen regeling.

  • 2. De leidinggevenden zijn belast met de bewaring van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorige lid, overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3. Als plaats waar de archiefbescheiden van het Openbaar Lichaam worden bewaard, wordt de archiefbewaarplaats van de gemeente Tytsjerksteradiel aangewezen.

  • 4. Bij opheffing van de Regeling blijven de archiefbescheiden gezamenlijk in de in het vorige lid genoemde archiefbewaarplaats bewaard.

Hoofdstuk 10: Geschillen

Artikel 33: Geschilbeslechting

  • 1. Mocht er tussen de besturen van het Openbaar Lichaam en van een van de deelnemers een geschil ontstaan over de uitvoering van de taken, dan treden het Dagelijks Bestuur en het betreffende college van burgemeester en wethouders of de burgemeester terstond met elkaar in overleg, teneinde het geschil verder te verkennen en zo mogelijk op te lossen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past (bijvoorbeeld mediation of juridische/financiële toetsing van de verschillende standpunten).

  • 2. Met betrekking tot geschillen tussen de besturen van de deelnemers onderling, dan wel tussen de besturen van de deelnemers en die van het Openbaar Lichaam omtrent de toepassing in de ruimste zin van de Regeling, beslist, conform artikel 28 van de Wet, Gedeputeerde Staten.

Hoofdstuk 11: Wijziging, opheffing, toetreding, uittreding

Artikel 34: Wijziging en opheffing

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats indien de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters daar gezamenlijk toe besluiten.

  • 3. Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het Dagelijks Bestuur het daartoe strekkend voorstel aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemers.

  • 4. In geval van opheffing van de regeling stelt het Algemeen Bestuur een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de opheffing; de regeling wordt vastgesteld door de betreffende bestuursorganen van de deelnemers.

  • 5. De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het Openbaar Lichaam, mede in het kader van de vereffening van het vermogen van het Openbaar Lichaam, een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het Openbaar Lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7. Zo nodig blijft het Algemeen Bestuur functioneren tot de liquidatie voltooid is.

  • 8. Van elk besluit tot wijziging, dan wel opheffing van deze regeling wordt terstond bericht gezonden aan de deelnemers en Gedeputeerde Staten.

Artikel 35: Toetreding

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een gemeente die wensen toe te treden tot het Openbaar Lichaam, richten het verzoek ter zake aan de overeenkomstige bestuursorganen van de deelnemers en aan het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam.

  • 2. Toetreding vindt plaats indien de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemers, na toestemming van de raden, daartoe besluiten en het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam daarmee instemt.

  • 3. Aan de toetreding kan het Algemeen Bestuur voorwaarden verbinden.

  • 4. Het besluit van de deelnemers als bedoeld in het tweede lid geeft de datum van toetreding aan.

  • 5. Van elk bericht van toetreding van een gemeente worden Gedeputeerde Staten in kennis gesteld.

Artikel 36: Uittreding

  • 1. Het college en de burgemeester van elke deelnemende gemeente kunnen, na vooraf verkregen instemming van de raad van die gemeente, besluiten dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd. De raad of raden van de overige gemeente(n) word(t)(en) over de besluiten geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan voor de eerste keer worden genomen drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 2. Een uittredingsbesluit gaat twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot opzegging is genomen, in.

  • 3. Alvorens de deelnemende gemeente tot besluitvorming komt, als bedoeld in het eerste lid, wordt eerst over het voornemen overleg met de andere deelnemende gemeenten gevoerd.

  • 4. In het voornemen als bedoeld in het eerste en derde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemende gemeente wenst uit te treden.

  • 5. Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht van het Algemeen Bestuur.

  • 6. Het Algemeen Bestuur regelt de financiële verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 7. Van elk besluit tot uittreding van een gemeente wordt terstond kennis gegeven aan de overige deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten.

Artikel 37: Richtlijnen ten aanzien van verplichtingen jegens derden

  • 1. De deelnemers zullen er, binnen het kader van de vastgestelde begroting van het Openbaar Lichaam,  steeds zorg voor dragen dat het Openbaar Lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2. Indien aan het Algemeen Bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

Hoofdstuk 12: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 38: Inwerkingtreding en onvoorzienbaarheden

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en kan worden aangehaald onder de titel ‘Gemeenschappelijke Regeling Werkmaatschappij 8KTD’.

  • 2. De deelnemers dragen zorg voor de bekendmaking van deze regeling op een voor de deelnemers gebruikelijke wijze.

  • 3. Het gemeentebestuur van de gemeente Tytsjerksteradiel is aangewezen als het gemeentebestuur, bedoeld in artikel 26, eerste lid van de wet.

  • 4. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Algemeen Bestuur, gehoord de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemers.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 6 maart 2014.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen,
de secretaris, de burgemeester
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel,
de secretaris, de burgemeester
De burgemeester van Achtkarspelen,
De burgmeester van Tytsjerksteradiel,