Regeling vervallen per 04-07-2020

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 03-07-2020

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2015

Hoofdstuk 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      budgethouder: de cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend.

    • b.

      huisgenoot: iedere persoon met hetzelfde hoofdverblijf als de cliënt.

    • c.

      voucher: tegoed van een bepaald aantal kilometers op jaarbasis te reizen met het collectief vervoer.

    • d.

      verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2015;

    • e.

      CAK: Centraal Administratie Kantoor.

    • f.

      Inningperiode: periode van 4 weken over welke het CAK de verschuldigde eigen bijdrage berekend. Ieder jaar heeft 13 aaneengesloten, vooraf vastgestelde perioden.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Hoofdstuk 2. VORM MAATWERKVOORZIENING

Vorm

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in natura of als persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Naturaverstrekking is het uitgangspunt, een persoonsgebonden budget kan alleen worden verstrekt op verzoek van de cliënt.

Hoofdstuk 3. NATURAVERSTREKKING

Keuzevrijheid aanbieders

Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde maatwerkvoorziening in natura wordt de belanghebbende in beginsel de mogelijkheid geboden om hieruit een aanbieder te kiezen.

Tarief collectief vervoer

Het door de belanghebbende zelf te betalen tarief voor het collectief vervoer is gelijk aan het

tarief voor openbaar vervoer zonder korting.

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden budget

  • artikel 5. Voorwaarden persoonsgebonden budget

    • 1.

      Het college toetst, alvorens een persoonsgebonden budget toe te kennen of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

      • a.

        de cliënt is naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Is de cliënt niet zelf in voldoende mate in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen, dan kan iemand uit zijn sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger hem daarin bijstaan.

      • b.

        de cliënt geeft gemotiveerd aan dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen;

      • c.

        naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt en weegt het college mee of ze in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

    • 2.

      Is niet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden voldaan, dan komt de cliënt niet in aanmerking voor een persoonsgebonden budget.

    artikel 6. Weigeringgronden persoonsgebonden budget

    • 1.

      Het college weigert een persoonsgebonden budget te verstrekken voor zover de kosten hiervan hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura.

    • 2.

      Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren te verstrekken indien het college eerder een beslissing heeft herzien of ingetrokken omdat:

      • a.

        de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

      • b.

        de cliënt niet heeft voldaan aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden,

      • c.

        de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel heeft gebruikt.

  • artikel 7. Hoogte persoonsgebonden budget

    • 1.

      Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp geleverd door een professionele aanbieder bedraagt maximaal 100% van het tarief van de betreffende zorg in natura.

    • 2.

      Een persoon uit het sociaal netwerk of een ongekwalificeerde ondersteuner (waaronder werkstudenten, ZZP´ers zonder gespecialiseerde opleiding) die huishoudelijke hulp verleent ontvangt een tarief van maximaal € 16 per uur of - indien de aansturing van het huishouden eveneens noodzakelijk is - € 23,50 per uur. Het persoonsgebonden budget wordt berekend aan de hand van het feitelijk aantal geïndiceerde uren.

    • 3.

      Het persoonsgebonden budget voor begeleiding geleverd door een professionele aanbieder – zo nodig inclusief vervoer naar de betreffende locatie - bedraagt maximaal 100% van het tarief van de betreffende vorm van zorg in natura.

    • 4.

      Een persoon uit het sociaal netwerk of een ongekwalificeerde ondersteuner (waaronder werkstudenten, ZZP’ers zonder gespecialiseerde opleiding) die begeleiding verleent ontvangt maximaal 75% van het tarief van de betreffende vorm van zorg in natura.

    • 5.

      Een persoonsgebonden budget voor vervoer met (eigen) auto wordt berekend aan de hand van een kilometertarief overeenkomstig de autokosten voor een kleine midden-klasse auto zoals die door het Nibud in de Prijzengids 2014-2015 zijn vastgesteld. Afhankelijk van de situatie baseren we de meerkosten uitsluitend op de variabele kosten (bij vervoer door derden), of op de vaste en variabele kosten (bij vervoer met eigen auto).

artikel 8. Verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    de budgethouder besteedt het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning ten behoeve van het doel waarvoor het is verstrekt, tenzij het college schriftelijk heeft ingestemd met een langere periode;

  • 2.

    de budgethouder besteedt het persoonsgebonden budget uitsluitend aan een veilige, doeltreffende en cliëntgerichte voorziening;

  • 3.

    de budgethouder zorgt voor een goede en controleerbare administratie en houdt deze gedurende 3 jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van de toekenning van het persoonsgebonden budget;

  • 4.

    voor zover de budgethouder in het kader van het trekkingsrecht de administratie reeds in handen heeft gegeven van de Sociale Verzekeringsbank, is lid 3 niet van toepassing.

  • 5.

    De budgethouder verantwoordt desgevraagd de besteding van het persoonsgebonden budget met inachtneming van artikel 11 lid 3 onder e van de verordening. In de beschikking wordt vermeld wat de budgethouder, voor zover van toepassing, aan het college verstrekt, zoals:

    • a.

      de offerte voor de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een opdrachtbevestiging;

    • c.

      de factuur van de aangeschafte voorziening;

    • d.

      een urenverantwoording;

    • e.

      een kopie van de arbeidsovereenkomst;

    • f.

      overige bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.

Hoofdstuk 5. Bijdrage in de kosten

  • artikel 9. Bijdrage in de kosten

  • 1.

    Belanghebbende is per verstrekte voorziening een bijdrage in de kosten verschuldigd. Dit geldt ook voor vervanging van een eerder toegekende voorziening.

  • 2.

    Bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar is een eigen bijdrage verschuldigd over voorzieningen die vanaf dat moment worden toegekend. Dit kan een nieuwe voorziening betreffen of vervanging van de reeds eerder toegekende voorziening.

  • 3.

    Lid 2 geldt niet voor woningaanpassingen. De verplichting tot het betalen van de eigen bijdrage gaat voor deze voorziening bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar over op de cliënt zelf.

  • 4.

    Voor hulpmiddelen die de gemeente in gebruik geeft wordt hanteert de gemeente als kostprijs de eenheidsprijs van de voorziening zoals deze per (sub-)productgroep in het kernassortiment van de gecontracteerde aanbieder is opgenomen vermeerderd met de daarin gehanteerde beheertarieven. Het is daarbij niet van belang of de voorziening ook daadwerkelijk uit het kernassortiment komt.

  • 5.

    Voor hulpmiddelen die de gemeente in gebruik geeft die niet in de productgroepen van het

kernassortiment voorkomen, hanteert de gemeente als kostprijs de daadwerkelijke aanschafkosten inclusief de beheerkosten over een periode van 3 jaar.

  • 6.

    Voor een scootmobiel is de kostprijs gelijk aan de prijs van een scootmobiel met een maximumsnelheid van kilometer per uur uit het kernassortiment van de gecontracteerde aanbieder

  • 7.

    Voor een elektrische driewielfiets is de kostprijs € 1.000,--. Wordt de elektrische hulpmotor op

een later moment aangebracht op een reguliere driewielfiets? Dan bedraagt de kostprijs van de driewielfiets en hulpmotor samen € 1.000 minus de reeds in rekening gebrachte kostprijs voor de reguliere driewielfiets.

  • 8.

    De kostprijs voor voorzieningen die - wegens verhuizing van de cliënt naar onze gemeente - worden overgenomen van de vertrekgemeente is gelijk aan de kosten die de overname met zich meebrengt.

  • 9.

    Voor collectief vervoer hanteert de gemeente een kostprijs van € 1,-- per kilometer. Dit bedrag ligt lager dan de aan de gemeente gefactureerde kilometerprijs. Het maximaal aantal kilometers per voucher dient als uitgangspunt voor de berekening:

Voucher

Kilometers

Kostprijs per jaar

A

0 -500

€ 500.-

B

0 -1000

€ 1.000,-

C

0 -1500

€ 1.500,-

10.Indien het collectief vervoer voor een beperkt gedeelte van het kalenderjaar wordt toegekend,

10. dan wordt de kostprijs gebaseerd op de periode van de voorziening, afgerond op de

vastgestelde inningperioden. De kostprijs per inningperiode bedraagt 1/13 deel van de kostprijs per jaar.

  • 11.

    In afwijking van lid 9 wordt de kostprijs tussentijds aangepast indien deze door een

    nieuwe aanbesteding lager is dan € 1,-- per kilometer.

  • 12.

    De kostprijs voor de voorzieningen die niet in dit artikel worden genoemd bedraagt de aanschafkosten die de gemeente voor de voorziening maakt, inclusief eventuele kosten voor onderhoud en verzekering over een periode van 3 jaar, ook wel beheerkosten genoemd.

  • 13.

    Er wordt geen bijdrage in de kosten gevraagd voor:

  • a.

    een noodzakelijke toevoeging op of aanpassing, uitgezonderd de elektrische hulpmotor genoemd in lid 7, van het in bruikleen verstrekte hulpmiddel;

  • b.

    rijlessen welke noodzakelijk zijn voor een goede beheersing van de

    vervoersvoorziening;

  • c.

    onderhoud-, reparatie- en verwijderingkosten van trapliften die zijn verstrekt tot

    1 oktober 2012.

artikel 10. Korting op bijdrage algemene voorzieningen

Dit artikel treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking.

hoofdstuk 6. Zelstandig leven

  • artikel 11. Indicatie en uitvoering huishoudelijke hulp

  • 1.

    Het college indiceert de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden op basis van het resultaat: Cliënt heeft een gestructureerd huishouden en zorgt (zelfstandig) voor een schoon en leefbaar huis.

  • 2.

    Voor de licht huishoudelijke ondersteuning (HH1) met een benodigde omvang van 3 uur of minder per week wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt, maar verwezen naar een algemene voorziening.

artikel 12. Gebruikelijke hulp

Geen maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden en / of begeleiding wordt verstrekt indien en voor zover de cliënt een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten en / of de begeleiding te bieden.

hoofdstuk 7. informatieplicht EN cONTROLE

artikel 13. Informatieplicht

De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld, doch in ieder geval binnen 10 werkdagen uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging de beslissing tot toekenning van de maatwerkvoorziening in natura of het persoonsgebonden budget.

artikel 14. Controle

Het college heeft regels ten aanzien van de controle op de voorzieningen opgenomen in het Controleplan 2015, zie bijlage 3 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Tytsjerksteradiel 2015.

Hoofdtsuk 8. SLOTBEPALINGEN

artikel 15. Inspraak

Het college heeft regels gesteld ten aanzien van de inspraak in de inspraakverordening Tytsjerksteradiel.

artikel 16. Medezeggenschap

De gemeenteraad heeft regels gesteld ten aanzien van medezeggenschap in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.

artikel 17. Overgangsrecht

Ten aanzien van aanvragen waarop artikel 26 lid 4 van de verordening en ten aanzien van bezwaarschriften waarop artikel 26 lid 6 van de verordening van toepassing is, blijft het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2014 van kracht.

artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2014.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2015.