Verordening Reclameheffing Burgum centrum Tytsjerksteradiel 2017

Geldend van 28-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening Reclameheffing Burgum centrum Tytsjerksteradiel 2017

B E S L U I T

Stuknummer: S2016-26761

Gemeente Tytsjerksteradiel

Raadsvergadering d.d.15 december 2016, agendapunt 15

De Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel:

gelezen de voorstellen van het College d.d. 15 november 2016;

gelet op het bepaalde in de artikelen 147, 216 e.v. en 227 van de Gemeentewet;

BESLUIT vast te stellen de:

Verordening Reclameheffing Burgum centrum

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    openbare aankondiging: alle tot het publiek gerichte mededelingen die erop gericht zijn de belangstelling van het publiek te trekken voor het geen wordt aangekondigd;

  • c.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • d.

    onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

  • e.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Tytsjerksteradiel in het centrum van Burgum zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart. Dit is de kaart opgemaakt in november 2023. (bijlage 1)

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de titel ‘reclameheffing’ wordt onder de in de bij deze verordening behorende tarieventabel gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe reclamebelasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De reclameheffing wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak, waarop en waarbij één of meer reclameobjecten worden aangetroffen, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn gedaan in verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De reclameheffing wordt geheven per onroerende zaak.

  • 2. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar.

  • 3. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4. Het vaste bedrag van de reclameheffing bedraagt € 75,00.

  • 5. Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van € 1,90 per € 1.000,00 van de WOZ-waarde geldend in het belastingjaar, met een maximum van € 725,00, per pand.

  • 6. De heffing bedraagt maximaal € 725,00 en € 75,00 = € 800,00.

  • 7. Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclameheffing.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclameheffing verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclameheffing als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclameheffing als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Wijze van heffing

De reclameheffing wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Vrijstellingen

De reclameheffing wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn geplaatst aan een pand of in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

  • c.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • d.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • e.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • f.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement;

  • g.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • h.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • i.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • j.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • k.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw.

Artikel 10 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Elk van de volgende termijnen vervalt telkens een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen (onroerende zaakbelastingen of andere heffingen) minimaal € 90,00 en maximaal € 4.000,00 is, en zolang de gemeente gemachtigd is de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso af te schrijven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Elk van de volgende termijnen vervalt telkens een maand later.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen (onroerende zaakbelastingen of andere heffingen) meer is dan € 4.000,00, dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste werkdag 3 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. In aanvulling op het eerste, tweede lid en derde lid geldt, in het geval dat het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen (onroerende zaakbelastingen of andere heffingen) minder dan € 90,00 bedraagt, en zolang de gemeente gemachtigd is de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso af te schrijven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Elk van de volgende termijnen vervalt telkens een maand later.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden

    gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Voor deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclameheffing.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

De “Verordening Reclameheffing Burgum centrum 2014, vastgesteld in de raadsvergadering d.d. 19 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de artikel 13 lid 2 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Reclameheffing Burgum centrum 2017’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel van 15 december 2016.
De Raad voornoemd, de griffier de voorzitter
mr. S.K. Dijkstra Wilma J. Mansveld

Bijlage 1 Plattegrond begrensd gebied centrum

afbeelding binnen de regeling