BIBOB-beleid 2017

Geldend van 29-06-2017 t/m heden

Intitulé

BIBOB-beleid 2017

ZUIVER ZAKEN DOEN

Notitie ‘Wet Bevordering integriteits beoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

1.Inleiding

In 1996 constateerde de Parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden (commissie Van Traa) dat criminele organisaties soms misbruik maken van vergunningen en subsidies; de criminele onderwereld infiltreerde de (legale) bovenwereld. Criminelen maakten met illegaal verdiend geld aanspraak op vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten waardoor dit geld in de bovenwereld terecht kwam. Een vergunning of subsidie werd bijvoorbeeld aangevraagd op naam van een op het eerste gezicht bonafide bedrijf. De vergunning of subsidie werd na toekenning vervolgens gebruikt voor criminele activiteiten want het bedrijf was een dekmantel voor malafide praktijken (zoals het witwassen van geld). Tot de invoering van de Wet Bibob (2003) konden alleen de politie en het Openbaar Ministerie ingrijpen als er sprake was van malafide praktijken, maar met de Wet BIBOB hebben nu ook andere bestuursorganen een (bestuurlijk) instrument in handen waarmee ze criminele activiteiten kunnen aanpakken.

De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. Als er een ernstig gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een vergunning wordt misbruikt, kan het bevoegde bestuursorgaan de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning intrekken. Zo wordt voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert en wordt bovendien de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd. Om de mate van gevaar te bepalen, kan het bestuursorgaan als dat nodig is een advies aanvragen bij het landelijk Bureau Bibob.

In 2007 is de Wet Bibob geëvalueerd; in 2011 is een wetsvoorstel met wijzigingen aangeboden aan de Tweede Kamer en per 1 juli 2013 is de gewijzigde wet in werking getreden. Uit de evaluatie bleek dat het goed zou zijn de wet uit te breiden met de vuurwerkimporteurs, de vastgoedsector, de kansspelsector, vergunningen i.h.k.v. de Huisvestingswet en de uitvoer, doorvoer en overdracht van strategische goederen / diensten (wapens).

Er is ook gekeken hoe de lasten voor ondernemers konden worden verlicht, hoe de uniformiteit bij het toepassen van de Wet Bibob kon worden bevorderd en het gebruik van de wet moest gemakkelijker worden (gemeenten kunnen bijvoorbeeld nu zelf bepalen welke vergunningen (die zijn gebaseerd op een gemeentelijke verordening) onder de Wet Bibob vallen, de branches en sectoren worden niet meer door de wet aangegeven).

De toepassing van de Wet Bibob op subsidies wordt gemakkelijker. Het is niet meer nodig om de toepassing van de Wet Bibob in subsidieregelingen op te nemen en er hoeft geen toestemming meer te worden gevraagd aan de minister van Veiligheid en Justitie. De Wet Bibob kan nu op iedere subsidie worden toegepast.

Verder wordt het door de wetswijziging voor bestuursorganen gemakkelijker om eerst een gedegen eigen onderzoek te doen naar een betrokkene. Bestuursorganen krijgen een betere informatiepositie en de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) worden beter toegerust om bestuursorganen te ondersteunen bij toepassing van de Wet Bibob.

  • 2.

    Toepassing van de Wet Bibob (op gemeentelijk niveau)

    • *

      Alle gemeentelijke vergunningen die op grond van een verordening verplicht zijn gesteld voor een inrichting of bedrijf (art. 7 Wet Bibob).

    • *

      De horeca-exploitatievergunning (art. 2:28 Algemene plaatselijke verordening).

    • *

      De Drank- en Horecawetvergunningen (art. 3 en 30a Drank- en Horecawet).

    • *

      Een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten (art. 2.1 eerste lid onder a Wabo).

    • *

      Een omgevingsvergunning milieu (art. 2.1 eerste lid onder e Wabo).

    • *

      Een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (art. 2.1 eerste lid onder i Wabo).

    • *

      Vergunning op grond van de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 Wet Milieubeheer.

    • *

      Huisvestingsvergunning (art. 7 Huisvestingswet).

    • *

      Onttrekkingsvergunning (art. 30 Huisvestingswet).

    • *

      Splitsingsvergunning (art. 33 Huisvestingswet).

    • *

      Alle subsidies.

    • *

      Aanbestedingen bouw, ICT en milieu (art. 3 Besluit Bibob).

    • *

      Vastgoedtransacties met de overheid als partij (koop en verkoop onroerende zaken; vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht; huur en verhuur; het verlenen van een gebruikersrecht; de deelname aan een rechtspersoon, bv of vof die het recht op eigendom of een zakelijk recht heeft op een onroerende zaak of die onroerende zaak huurt of verhuurt).

  • 3.

    Hoe werkt het

Als de Wet Bibob wordt toegepast op een vergunningaanvraag, betekent dit dat bij de aanvraag inzicht gegeven moet worden in de eigendomsverhoudingen en financiering van het bedrijf.

Op het aanvraagformulier van de vergunning wordt in elk geval de volgende informatie gevraagd:

  • *

    naam, adres en woonplaats van de aanvrager;

  • *

    naam, adres en woonplaats van de persoon die het formulier namens de aanvrager invult;

  • *

    burgerservicenummer (BSN) van de aanvrager en van degene die het formulier eventueel namens de aanvrager invult;

  • *

    het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  • *

    de rechtsvorm van de aanvrager;

  • *

    eventueel de handelsnaam waarvan de aanvrager gebruik maakt;

  • *

    de natuurlijke personen of rechtspersonen die direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan de aanvrager, die direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over deze en die hem of haar direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft;

  • *

    vragen omtrent de wijze van financiering.

Een overheidsinstantie (in dit geval de gemeente) die een vergunningsaanvraag moet beoordelen, kan op basis van de verkregen informatie de aanvraag goed gemotiveerd weigeren als zij van oordeel is dat er een ernstig gevaar bestaat dat de vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten. Als uit de verkregen informatie onvoldoende duidelijk wordt of er sprake is van ernstig gevaar voor criminele activiteiten, kan de gemeente het dossier voor nader onderzoek doorsturen naar het landelijk Bureau Bibob.

Bibob onderzoek

Als de gemeente het nodig vindt om Bureau Bibob in te schakelen om nader onderzoek te laten verrichten, moet de aanvrager hiervan op voorhand in kennis gesteld worden, de zogenaamde ‘notificatieplicht'.

Bureau BIBOB doet vervolgens onderzoek en brengt een advies uit over de mate van gevaar dat de gevraagde vergunning zal worden gebruikt voor criminele activiteiten of dat crimineel vermogen wordt geïnvesteerd. Het onderzoek van Bureau Bibob kan onder andere bestaan uit:

  • *

    het verzamelen van persoonsgegevens uit openbare registers waarbij gebruik kan worden gemaakt van het Burgerservicenummer (BSN);

  • *

    het opvragen van informatie bij de Belastingdienst FIOD-ECD;

  • *

    het opvragen van informatie bij de Centrale Justitiële Documentatie;

  • *

    het opvragen van informatie bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst;

  • *

    het opvragen van informatie bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties;

  • *

    het opvragen van informatie bij het Openbaar Ministerie;

  • *

    het opvragen van informatie bij het registratiesysteem Vennoot;

  • *

    het opvragen van informatie bij de Arbeidsinspectie en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;

  • *

    navraag bij autoriteiten in het buitenland naar strafrechtelijke gegevens;

  • *

    de aanvrager vragen om nadere gegevens te overleggen over het ingevulde aanvraagformulier

Aan de hand van de uit het onderzoek verkregen gegevens brengt het Bureau Bibob een advies uit.

Bibob advies In het Bibob advies worden de geraadpleegde bronnen en de daarin aangetroffen feiten en omstandigheden vermeld. Er zijn 3 mogelijke uitkomsten:

  • 1.

    dat er geen gevaar bestaat dat de gevraagde vergunning wordt misbruikt voor criminele activiteiten. Als er geen gevaar bestaat dat de vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten kan de gemeente de gevraagde vergunning verlenen;

  • 2.

    dat er een mindere mate van gevaar bestaat dat de gevraagde vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten. Als er een mindere mate van gevaar bestaat dat de gevraagde vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten kan de gemeente aan de vergunning extra voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn dan gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar van misbruik van de vergunning. Hierbij valt te denken aan extra controles of het verlenen van een tijdelijke vergunning;

  • 3.

    dat er een ernstig gevaar bestaat dat de gevraagde vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten. Als er een ernstig gevaar bestaat dat de gevraagde vergunning zal worden misbruikt voor criminele activiteiten kan de gemeente goed gemotiveerd weigeren de gevraagde vergunning te verlenen (of een verleende vergunning intrekken).

N.B. een betrokkene krijgt een afschrift van het Bibob-advies als dit wordt gebruikt ter motivering van een beslissing.

4.Hoe lang moet een aanvrager op zijn of haar vergunning wachten

De normale termijn voor vergunningverlening is ten hoogste 8 weken, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen. Als advies wordt gevraagd aan het landelijk Bureau Bibob wordt deze termijn met 8 weken verlengd. Dit kan nogmaals met 4 weken verlengd worden als het onderzoek van het landelijk bureau niet in de eerste 4 weken na het indienen van het verzoek om advies kan worden afgerond.

Dit betekent dat de beslissing op een aanvraag maximaal 20 weken duurt, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen en een extra redelijke termijn wordt bepaald als bedoeld in artikel 4:14 Algemene wet bestuursrecht. De gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksterdadiel streven ernaar de beslissingstermijn zo kort mogelijk te houden.

5.Implementatie Wet Bibob, hoe ?

Sinds de Wet Bibob in werking is getreden (2003) is er zowel bij de gemeente Tytsjerksteradiel als bij de gemeente Achtkarspelen een aantal keren gebruik gemaakt van de wet.

Bij vergunningen voor de horeca (bij in Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel alleen bij onbekende aanvragers) en enkele keer bij een bedrijf; dat laatste ter ondersteuning van een Bibob-onderzoek van de Provinsje Fryslân bij een groot afvalverwerkend bedrijf.

Om te voorkomen dat Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel criminele activiteiten faciliteren en om alle mogelijkheden te gebruiken die de wet biedt, is een beleidslijn opgesteld. Deze beleidslijn wordt (aangepast op de lokale situatie) gebruikt door de meeste van de ons omringende gemeenten.

De beleidslijn is altijd van toepassing op de volgende vergunningen:

  • *

    horeca-exploitatievergunning;

  • *

    vergunning ex. artikel 3 Drank- en horecawet;

  • *

    vergunning seksinrichtingen en escortbedrijven.

Als daar aanleiding voor is wordt de beleidslijn ook toegepast op:

  • *

    artikel 2:25 Apv (evenementenvergunning);

  • *

    milieuvergunningen;

  • *

    bouwvergunningen;

  • *

    subsidies;

  • *

    aanbestedingen;

  • *

    vastgoedtransacties.

In het veiligheidsbeleid van zowel Achtkarspelen als Tytsjerksteradiel wordt het thema “georganiseerde criminaliteit” als prioriteit benoemd. Daarnaast is dit thema een belangrijk onderwerp in het Regionaal Beleidsplan.

De invoering (Achtkarspelen) c.q. het updaten (Tytsjerksteradiel) van Bibob-beleid is dus onderdeel van het thema “georganiseerde criminaliteit”.

In de driehoek van 12 september 2016 is de invoering van regio breed Bibob-beleid besproken; de driehoek heeft de opdracht gegeven aan het Algemeen Veiligheids Overleg (AVO) om dezelfde Bibob-beleidslijn vast te laten stellen in alle gemeenten in Noordoost Fryslân (uiteraard aangepast op de lokale situatie).

Er is in 2003 in Tytsjerksteradiel een Bibob-coördinator aangewezen; deze valt binnen het huidige team Advies & Control. Hij of zij zal deze rol in het vervolg vervullen voor beide gemeenten.

6.De beleidslijn kort en praktisch vertaald

Aanvrager: aanvragen van (rechts)personen ten aanzien van wie eerder een Bibob-advies is aangevraagd door één van beide gemeentes, worden opnieuw aan een Bibob-toets onderworpen wanneer het Bibob-advies aangaf dat er enige mate van gevaar of ernstig gevaar dreigde.

Artikel 2:28 (horeca-exploitatievergunning): altijd een Bibob-toets.

Aanvraag vergunning artikel 3 Drank- en Horecawet: altijd een Bibob-toets.

Aanvraag vergunning sexinrichtingen en escortbedrijven: altijd een Bibob-toets.

Omgevingsvergunning bouwactiviteit (horeca, kamerverhuur, bouwkundige splitsing van woningen): een BIBOB-toets wordt gedaan als daar aanleiding voor is.

Subsidies: een Bibob-toets wordt gedaan als daar aanleiding voor is.

Vastgoed: een Bibob-toets wordt gedaan als daar aanleiding voor is.

Aanbestedingen: een Bibob-toets wordt gedaan als daar aanleiding voor is.

Rechtmatigheid Bibob-toets: er

De Bibob-coördinator: is onderdeel van het huidige team Advies & Control, vervult deze rol voor beide gemeenten. De Bibob-coördinator heeft geen aansturende rol maar moet het totaaloverzicht bewaren over alles wat binnen beide gemeenten gebeurt m.b.t. de Wet Bibob.

Als er een signaal is of de Wet Bibob wordt toegepast, dan moet dit altijd gemeld worden bij de Bibob-coördinator. De Bibob-coördinator is naast een sparringpartner ook het aanspreekpunt voor inhoudelijke vragen.

Het opvragen van bepaalde justitiële informatie i.h.k.v. toepassing van de Wet Bibob gebeurt voor wat betreft de horeca op de vakafdeling (daar worden de vergunningverleners voor gemachtigd); in alle overige gevallen moet dit gebeuren via de Bibob-coördinator; deze is daarvoor ook gemachtigd.

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)voor de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel 2017

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, lid 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersonen met een overheidstaak: de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel;

    • c.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht;

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

    • e.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • f.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen zijn om de aanvraag te weigeren of de beschikking in te trekken of waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen zijn om de aanvraag te weigeren of de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het landelijk Bureau Bibob aan te vragen;

    • g.

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • h.

      Bureau Bibob: het landelijk Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet.

Paragraaf 2: publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide (aanvragen voor) beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden.

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toetsvindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 2:28 Apv (horeca-exploitatievergunning);

    • b.

      artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecawetvergunning);

    • c.

      artikel 3:4 Apv (vergunning sexinrichtingen en escortbedrijven).

  • 2.

    Uitvoering van een Bibob-toets wordt in beginsel in onderstaande gevallen alleen uitgevoerd als er aanleiding wordt gevonden:

  • ü

    vanuit eigen informatie en/of

  • ü

    vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • ü

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Algemeen

a.Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning Bouwactiviteit). De toepassing blijft beperkt tot (de aanvraag van) een omgevingsvergunning Bouwactiviteit, die valt binnen onderstaande kaders.

  • 1.

    Horeca: bij nieuwe horeca-inrichtingen gaat de procedure voor de omgevingsvergunning vooraf aan de aanvraagprocedure voor een horeca-exploitatievergunning en evt. een Drank- en Horecavergunning. Dat is de reden om bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor horeca-inrichtingen op een nieuwe locatie een Bibob-toets te doen. Bij bestaande horecalocaties blijft de horeca-exploitatievergunning en de vergunning op grond van de Drank- en Horecawet het aangrijpingspunt voor een Bibob-toets.

  • 2.

    Kamerverhuur: bij kamerverhuurinrichtingen kan sprake zijn van ernstige problemen met de handhaving op het gebied van brandpreventie en brandveiligheid. Daarnaast kan er sprake zijn van verschillende vormen van criminele activiteiten zoals illegale verhuur en hennepteelt. Om te voorkomen dat de gemeente door verlening van een vergunning criminele activiteiten faciliteert, wordt bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor kamerverhuur een Bibob-toets uitgevoerd.

  • 3.

    Bouwkundige splitsingen van woningen: bij het splitsen van woningen wordt er vrijwel altijd een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aangevraagd. Particuliere woningverhuur is een branche die gevoelig is voor criminele activiteiten. Om te voorkomen dat de gemeente vervolgens door verlening van een dergelijke vergunning criminele activiteiten faciliteert wordt bij aanvragen voor een dergelijke omgevingsvergunning een Bibob-toets uitgevoerd.

Selectie op aanvrager

De gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel willen aanvragers consistent behandelen, wat betekent dat aanvragen van (rechts)personen ten aanzien van wie eerder een Bibob-advies is aangevraagd door één van beide gemeentes, aan een Bibob-toets worden onderworpen wanneer het Bibob-advies aangaf dat er enige mate van gevaar of ernstig gevaar dreigde.

De Bibob-toets zal niet worden toegepast, als de aanvraag afkomstig is van:

  • *

    overheidsinstanties;

  • *

    semi-overheidsinstanties;

  • *

    toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister voor Wonen en Rijksdienst conform de herziene Woningwet middels een daartoe verstrekte vergunning);

    • *

      door het college van burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS-samenwerkingsconstructies van particuliere ondernemingen en overheid).

    • *

      Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e en i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).

Een Bibob-toets wordt in beginsel alleen uitgevoerd als er aanleiding wordt gevonden:

  • *

    vanuit eigen informatie en/of

  • *

    vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • *

    informatie verkregen vanuit de FUMO (Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing) en/of

  • *

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

De Bibob-toets zal niet worden toegepast, als de aanvraag afkomstig is van:

  • *

    overheidsinstanties;

  • *

    semi-overheidsinstanties.

  • 3.

    Het besluit tot uitvoering van een Bibob-toets bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 Apv (evenementenvergunning) zal, voorzover dit het organiseren van een vechtsportgala betreft, gebaseerd zijn op:

  • *

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • *

    informatie verkregen van het Bureau BIBOB en/of

  • *

    informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB;

  • *

    informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet BIBOB (OM-tip).

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situatie bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1

Naast de in artikel 2.1 lid 1 aangeduide gevallen, zal het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in artikel 2.1 lid 2 genoemde beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets, als:

  • *

    vanuit eigen informatie en/of

  • *

    informatie verkregen vanuit de FUMO en/of

  • *

    vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • *

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot al verleende beschikkingen, als:

  • 1.

    vanuit eigen informatie dan wel informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • 2.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen van het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau Bibob;

  • 3.

    bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in Achtkarspelen en/of Tytsjerksteradiel een soortgelijke beschikking is verstrekt. In het geval dat aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie m.b.t. de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.2a

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo. 3 van de Wet Bibob.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Als een Bibob-toets wordt toegepast op subsidies, dan zal het besluit daartoe gebaseerd zijn op:

  • *

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • *

    informatie verkregen van het Bureau BIBOB en/of

  • *

    informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of

  • *

    informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip).

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

Het bestuursorgaan zal de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder f, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-procedure deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Een Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die één of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • 1.

    hoge mate van financiële complexiteit;

  • 2.

    hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • 3.

    exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

Het besluit tot uitvoering van een Bibob-toets kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

  • *

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • *

    informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of

  • *

    informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of

  • *

    informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • *

    informatie verkregen vanuit de Belastingdienst.

Als de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde in de betreffende overeenkomst opgenomen.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De rechtspersoon met een overheidstaak zal het eigen onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatiecommunicatietechnologie (ICT) en/of bouw en die, conform het aanbestedingsbeleid van de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, die meervoudig onderhands dan wel openbaar moeten worden aanbesteed.

Het besluit tot uitvoering van een Bibob-toets zal gebaseerd zijn op:

  • *vv

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • *

    informatie verkregen van het Bureau Bibob en/of

  • *

    informatie verkregen van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC indien er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, en/of

  • *

    informatie verkregen vanuit het OM conform art. 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • *

    informatie verkregen vanuit de Belastingdienst.

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal de betrokkene de Bibob-vragenformulieren in moeten vullen en in moeten leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij moeten ook de documenten worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30 tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

Als de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit twee stappen.

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • *

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij het Bibob-vragenformulier (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • *

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • *

    open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster, etc.);

  • *

    het bevragen van gesloten bronnen voor zover het “de betrokkene” betreft.

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en zo mogelijk toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig wordt ingevuld, worden allereerst de regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast (met name die van artikel 4:5 van genoemde wet). Bij volharding zal de weigering of het toesturen van onvolledige informatie leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van het bestuursorgaan worden versterkt vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen vermoeden dat er sprake is van een “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevaagd als:

  • a.

    na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • b.

    na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB-advies te vragen.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterste middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten en voorts alleen een advies kan vragen indien dit - gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten - evenredig is. De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat dus geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van de beschikking te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau Bibob.

  • 2.

    In geval een van het Bureau Bibob ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan schriftelijk gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1.

    Als het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau BIBOB in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet Bibob.

  • 2.

    Als het Bureau Bibob het advies niet binnen de in lid 1 genoemde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, lid 3 van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet Bibob.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene zo snel mogelijk over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau Bibob, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau Bibob in gevallen als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag voor de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau Bibob blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Als het bestuursorgaan het voornemen heeft negatief te beschikken op de aanvraag voor de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen conform de betreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht, is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 4.

    Het bestuursorgaan of aanbestedende dienst, die een advies van het Bureau Bibob als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 5: Slotbepalingen

Artikel 5.1. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen ontvangen vanaf de datum van inwerkingtreding en op de reeds verleende beschikkingen als bedoeld in art. 2.2 van deze beleidslijn.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als de ‘BIBOB-beleidslijn gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel 2017’.

Artikel 5.3 Datum inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de dag na publicatie.

Toelichting BIBOB-beleidslijn gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel 2017

Waarom een beleidslijn?

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn m.b.t. de Wet Bibob biedt de gemeente haar burgers meer structuur en zekerheid in werkwijze. In de beleidslijn staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB (de zgn. BIBOB-toets) plaats zal vinden. Er wordt voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing. Met deze beleidslijn wordt door de gemeente een nadrukkelijk signaal afgegeven; een preventieve werking kan het gevolg zijn.

Artikelsgewijze toelichting bij de beleidslijn

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Algemene informatie

De gemeente zal bij de procedure van het nemen van beschikkingen (of bij toetsing van de reeds verleende vergunning welke kan leiden tot intrekking daarvan) steeds onderzoeken of artikel 3 van de Wet Bibob van toepassing is. Artikel 3 bevat samengevat, de volgende elementen:

  • 1.

    Een bestuursorgaan kan op basis van de Wet BIBOB een vergunning of subsidie weigeren of intrekken wanneer er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor:

  • a.

    Het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

  • b.

    Het plegen van strafbare feiten.

  • 2.

    Wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Artikel 2.1, lid 1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

Para commerciële bedrijven worden uitgezonderd van de Bibob-toets.

Onder artikel 2.1a van de beleidslijn is een soort “vangnetconstructie” voor deze instellingen opgenomen: wanneer er aanleiding is te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob of wanneer het OM gebruik maakt van de tipfunctie, zal alsnog een Bibob-toets worden toegepast. Para commerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarvan de kantine in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid.

Artikel 2.1, lid 2, sub a

In deze beleidslijn worden de omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen onder de werking van de Wet Bibob gebracht. Het is echter niet noodzakelijk op alle omgevingsvergunningen bouwactiviteit een Bibob-toets los te laten.

Horeca

Dit geldt voor nieuwe aanvragen om een vergunning. Horeca-exploitanten worden geconfronteerd met de Bibob-toets bij het aanvragen van de noodzakelijke vergunningen. Om te voorkomen dat ze deze toets niet doorstaan, maar al wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen hebben ontvangen, wordt deze laatste vergunning onder het bereik van de Wet Bibob gebracht.

De Bibob-toets zal niet worden toegepast bij aanvragen afkomstig van:

  • -

    overheidsinstanties

  • -

    semi-overheidsinstanties

  • -

    toegelaten woning(bouw)corporaties

  • -

    door het college van burgemeester en wethouders bij besluit aangewezen aanvragers.

Artikel 2.1, lid 2, sub b Omgevingsvergunning voor de activiteit milieu

Sinds de inwerkingtreding van de Wabo zijn veel milieuvergunningen omgezet in “meldingen” en valt een deel van dit soort vergunningen tegenwoordig onder het bevoegde gezag van de provincie. Meldingen vallen buiten het bereik van de wet Bibob. Toch is het college van burgemeester en wethouders in een aantal gevallen nog steeds het bevoegde orgaan om op een milieuvergunning te beslissen. Voor die gevallen is het mogelijk om een Bibob-kader vast te stellen, maar er is voor gekozen om een Bibob-toets alleen op indicatie uit te voeren en geen branches aan te wijzen.

Artikel 2.1, lid 3 Evenementenvergunning

Volgens artikel 2:25 Apv is een vergunning verplicht voor het houden of organiseren van een evenement. De meeste vergunningen worden sinds jaar en dag georganiseerd door lokale verenigingen. Er wordt alleen dan een Bibob toets gedaan wanneer er aanleiding toe wordt gezien in een aanvraag voor een evenement of wanneer informatie van een externe partner (OM, Politie, RIEC) hier aanleiding toe geeft.

Het bevoegd gezag kan een evenementenvergunning ook weigeren als o.a. de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu in gevaar komt.

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situatie bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1

Op grond van artikel 11a van de wet Bibob kan een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak in het geval waarin hij bevoegd is tot toepassing van de wet Bibob het Bureau Bibob vragen of over de betrokkene de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen. Indien dit het geval is, bericht het Bureau Bibob over het type beschikking, aanbesteding of vastgoedtransactie en ten behoeve van welk bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak het advies is uitgebracht dan wel de adviesaanvraag in behandeling is genomen. Ditzelfde geldt indien een adviesaanvraag door het Bureau Bibob in behandeling is genomen en de betrokkene tussentijds de aanvraag om beschikking heeft ingetrokken. Indien een advies is uitgebracht, meldt het Bureau Bibob de conclusie van het advies.

Voor een verzoek op grond van artikel 11a van de wet Bibob dient er:

  • -

    sprake te zijn van een beschikking dan wel een aanvraag ter verkrijging van een beschikking die onder de reikwijdte van de Wet Bibob valt of een inschrijving voor een aanbesteding dan wel een gegunde aanbesteding.

  • -

    in het geval van een vastgoedtransactie, een partij schriftelijk toestemming tot het indienen van een verzoek om een artikel 11a bericht te hebben gegeven aan de rechtspersoon met de overheidstaak.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Tevens is het mogelijk reeds verleende beschikkingen aan een Bibob-toets te onderwerpen.

Om die reden is besloten dat het Bibob-instrument enkel kan worden ingezet op reeds verstrekte beschikkingen indien er sprake is van informatie die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de betreffende beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet, bekend wordt dat bij een Bibob-toets bij een andere gemeente een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Dit betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken.

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De vastgoedtransacties die sinds de wetswijziging van 2013 onder de Wet Bibob vallen zijn afgebakend tot de rechtshandelingen, waarbij de rechtspersoon met een overheidstaak partij is.

Er is aangesloten bij het juridische begrip “onroerende zaak” uit het Burgerlijk Wetboek. Dit omvat grond en de gebouwen op de grond.

In de Wet Bibob wordt een vastgoedtransactie als volgt omschreven:

Een overeenkomst/rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • ·

    het verwerven, vervreemden, vestigen of wijzigen van een eigendomsrecht of zakelijk recht m.b.t. onroerende zaak;

  • ·

    huur of verhuur;

  • ·

    het verlenen of verkrijgen van een gebruiksrecht;

  • ·

    de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Het kan dan gaan over:

  • ·

    erfpacht;

  • ·

    natuuraankopen;

  • ·

    verplaatsing bedrijven;

  • ·

    stimulering woningbouw;

  • ·

    gebiedsontwikkeling;

  • ·

    huur/verhuur en koop/verkoop vastgoed.

Deze uitbreiding van de reikwijdte van de Wet Bibob stelt gemeenten in staat om, voordat een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, de transactie te toetsen op:

  • a.

    de mate van gevaar dat een vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten,

  • b.

    de mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd of

  • c.

    de ernst van de feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

Indien een vastgoedtransactie al heeft plaatsgevonden, kan alleen advies worden gevraagd bij het Bureau Bibob in het geval dat bij een vastgoedtransactie is bedongen dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd indien één van de situaties zich voordoet, zoals benoemd in artikel 9 lid 3 van de Wet Bibob, alvorens zich op die opschortende of ontbindende voorwaarden te beroepen. Het betreft hier de mogelijke situaties, zoals hiervoor onder a, b en c genoemd.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

Alleen aanbestedingen voor de sectoren Bouw, Milieu en ICT kunnen getoetst worden aan de Wet Bibob. Anders dan bij beschikkingen gaat het hierbij niet om het toepassen van weigeringsgronden op grond van de Wet Bibob. De Wet Bibob geeft geen weigeringsgronden voor het niet gunnen van een overheidsopdracht, maar het toetsingskader van artikel 3 van de Wet Bibob (waaronder het advies van het Bureau Bibob) kan gebruikt worden ter versterking van één of meer van de reguliere uitsluitingsgronden binnen het gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria.

Toetsing aan de Wet Bibob kan voorafgaand aan de beslissing inzake de gunning. Indien al een overeenkomst is afgesloten, kan de gemeente advies vragen bij het Bureau Bibob.

Aan het Bureau Bibob kan alleen advies worden gevraagd indien:

  • -

    de gemeente bij de overeenkomst heeft bedongen dat de overeenkomst ontbonden wordt, indien zich één van de situaties, als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet Bibob (uitsluitingsgronden), voordoet alvorens zich op die ontbindende voorwaarde te beroepen;

  • -

    ten aanzien van een onderaannemer, uitsluitend met het oog op diens acceptatie als zodanig, indien de gemeente in het bestek als voorwaarde heeft gesteld dat onderaannemers niet zonder toestemming van die rechtspersoon worden gecontracteerd en in het kader van die voorwaarde zich het recht heeft voorbehouden aan het Bureau advies te vragen.

Het Bureau Bibob kan de gemeente adviseren of er sprake is van feiten en omstandigheden, waarbij een uitsluitingsgrond van toepassing is.

De uitsluitingsgronden zijn benoemd in de Aanbestedingswet (2013). De Aanbestedingswet kent verplichte en facultatieve uitsluitingsgronden. Aan de verplichte uitsluitingsgronden kan direct worden getoetst. Indien de gemeente de facultatieve uitsluitingsgronden als toetsingskader wil hanteren om een overeenkomst te kunnen ontbinden, dient dit in de aanbestedingsstukken te worden aangegeven.

Paragraaf 4 Uitvoering

Deze paragraaf bevat diverse artikelen aangaande de uitvoering.

Artikel 4.1 Bibob-toets

In artikel 4.1 van paragraaf 4 is de uitvoering van de Bibob-toets beschreven. Bij de uitvoering van de Bibob-toets zal het bestuursorgaan in eerste instantie gebruik maken van alle eigen instrumenten. Dit betekent dat eerst wordt gekeken naar de eigen informatiehouding. Dit is informatie die afkomstig is uit de Bibob-vragenformulieren inclusief bijlagen. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld:

  • -

    zeggenschap;

  • -

    financiering;

  • -

    relaties/ verbanden.

Ook zal er gebruik gemaakt worden van de relevante informatie, die beschikbaar is in de open bronnen. De (half) open bronnen die benaderd kunnen worden zijn:

  • -

    Kamer van Koophandel (KvK);

  • -

    kadaster;

  • -

    registers (insolventie, curatele, e.d.);

  • -

    handhavingsinformatie;

  • -

    de Basisregistratie Personen (BRP);

  • -

    gemeentelijke belastingen;

  • -

    internet (google, media).

De beschikbaarheid van relevante informatie in de gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Middels de wijziging van de Wet Bibob, heeft de gemeente sinds 1 juli 2013 een ruimere bevoegdheid.

De gesloten bronnen die de gemeente kan raadplegen, betreffen:

  • -

    de politie;

  • -

    justitie (justis/Track);

  • -

    het Handelsregister (natuurlijke personen);

  • -

    Bureau Bibob.

Het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) kan de eigen onderzoeksfase van de gemeente versterken door het verstrekken van relevante informatie, die bij hen beschikbaar is en die afkomstig is van samenwerkingspartners. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Bureau Bibob.

Het RIEC is door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoeksrapport als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunen-de en coördinerende rol naar de gemeente bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Als het bestuursorgaan op basis van de Bibob-toets in het kader van de Wet Bibob nog niet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan er worden besloten om het Bureau te vragen om een advies.

Het besluit om over te gaan tot een adviesaanvraag bij het Bureau moet weloverwogen zijn, omdat deze maatregel als beginsel geldt als een uiterst middel om de integriteit van de betrokken (rechts)persoon te controleren. Het onderzoek dat het Bureau uitvoert heeft namelijk een zware inbreuk op de privacy.

Indien de gemeente een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. In de wetswijziging is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg. De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeente, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, haar besluit afdoende moet motiveren.

Artikel 4.2 Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan Bureau Bibob gerecht-vaardigd is, dient de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te worden gesteld (artikel 32 van de Wet). Tevens ligt hierin de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van het indienen van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.

Artikel 4.3 Adviestermijn

De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau Bibob. Het Bureau Bibob kan zelf zijn adviestermijn verlengen. In dat geval dient de aanvrager eveneens door het bestuursorgaan te worden geïnformeerd. De opschorting van de termijn van beslissing op de aanvraag is geregeld in artikel 31 en de adviestermijn van het Bureau is geregeld in artikel 15 van de Wet.

Artikel 4.4 Beschikking

Ingevolge artikel 3 van de Wet zal een vergunning worden geweigerd indien sprake is van “ernstig gevaar” dat de betreffende vergunning zou kunnen worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten. Dit dient per individuele aanvraag te worden beoordeeld.

Op grond van artikel 3, zevende lid van de Wet kan een bestuursorgaan bij een mindere mate van gevaar dan “ernstig gevaar”, bijvoorbeeld bij enige mate van gevaar, aan de vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van een dergelijk gevaar.

Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies, zal de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het Bibob-advies inzien. Derden die worden genoemd in de beslissing, worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gebracht om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien.

Het uiteindelijke besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep. Het advies van het Landelijk Bureau Bibob mag gedurende een periode van 2 jaar gebruikt worden in verband met een andere beslissing.

Artikel 5.1 Invoeringsdatum

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5.2 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5.3 Datum inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Ondertekening

2 juli 2017

Burgemeester en wethouders van Achtkarspelen,     

de secretaris/directeur,               de burgemeester,                                        

mr. drs. E.H.C. van der Laan                         G. Gerbrandy

27 juni 2017

Burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel,         

de secretaris/directeur                de burgemeester

O.de Jager MAC RC                                      drs. L.J. Gebben