Regeling vervallen per 01-03-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tytsjerksteradiel houdende regels omtrent Maatschappelijke Participatie (Verordening Maatschappelijke Participatie 2020 gemeente Tytsjerksteradiel)

Geldend van 08-05-2020 t/m 28-02-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Tytsjerksteradiel houdende regels omtrent Maatschappelijke Participatie (Verordening Maatschappelijke Participatie 2020 gemeente Tytsjerksteradiel)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Awb, de Gemeentewet en het Burgerlijk Wetboek.

    • a.

      In deze verordening wordt verstaan onder:

      • a.

        de wet: de Participatiewet;

      • b.

        het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel;

      • c.

        de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Tytsjerksteradiel;

      • d.

        de belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in deze verordening ook wordt aangeduid met “hij” en “hem” en welke in de categorie aanduiding in artikel 2 nader is omschreven;

      • e.

        het toetsinkomen: een inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 van de PW, alsmede een uitkering voor de kosten van levensonderhoud als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub b van de PW, dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm als bedoeld in paragraaf 3.2 en 3.3 van de PW voor de belanghebbende als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening. Voor de belanghebbende als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening geldt voor de ouder(s) of verzorger(s) een inkomensgrens van 120% van de voor hen van toepassing zijnde norm als bedoeld in paragraaf 3.2 en 3.3 van de PW. Voor de beoordeling van het inkomen in het kader van artikel 32 PW is onderdeel b van het eerste lid van dat artikel niet van toepassing;

      • f.

        het vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de PW, dat niet meer bedraagt dan de desbetreffende maximale bedragen;

      • g.

        de peildatum: de eerste van de maand waarin de aanvraag is ingediend;

      • h.

        de maatschappelijke participatie: het zo mogelijk in groepsverband deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard, als bedoeld in artikel 3 van deze verordening. Voor kinderen van 4 tot 18 jaar wordt voor het nastreven van het doel sociale uitsluiting tegen te gaan het Kindpakket, zoals die wordt uitgevoerd door Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur, ingezet;

      • i.

        de voorziening: de verstrekking die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet ten behoeve van een belanghebbende, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening, gedaan kan worden;

      • j.

        Leergeld: de landelijke organisatie die met behulp van vrijwilligers binnen lokale vestigingen verstrekkingen in natura op het gebied van onderwijs, sport, cultuur en welzijn geeft ten behoeve van kinderen van 4 tot 18 jaar uit gezinnen met een laag inkomen met het doel kinderen te kunnen laten meedoen;

      • k.

        Jeugdfonds Sport: de landelijke organisatie die sportkansen geeft aan kinderen van 4 tot 18 jaar die leven in gezinnen waar niet voldoende geld aanwezig is om lid te worden van een sportvereniging. Voor die kinderen betaalt Jeugdfonds Sport de contributie en in bepaalde gevallen de sportattributen;

      • l.

        Jeugdfonds Cultuur: de landelijke organisatie die zich ten doel stelt om financiële drempels weg te halen waardoor kinderen in achterstandsposities de kans krijgen om mee te doen door middel van actieve kunstbeoefening;

      • m.

        Kindpakket: de naam voor de verstrekkingen die de fondsen Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur in gezamenlijkheid kunnen doen ten behoeve van kinderen van 4 – 18 jaar uit gezinnen met een laag inkomen.

Artikel 2 Categorieën

Voor belanghebbenden ten behoeve van wie een tegemoetkoming voor deelname maatschappelijke participatie kan worden verleend geldt een categorie-aanduiding. De categorieën worden aangeduid als:

  • a.

    de persoon ouder dan 18 jaar met hun eventuele kinderen jonger dan 4 jaar en;

  • b.

    het ten laste komende kind van 4 tot 18 jaar dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt.

Hoofdstuk 2. Personen ouder dan 18 jaar met hun eventuele kinderen tot 4 jaar

Artikel 3 Tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie

  • 1. Het college stelt op aanvraag van de belanghebbende van 18 jaar en ouder een voorziening voor de kosten van maatschappelijke participatie ter beschikking ten behoeve van de belanghebbende en/of zijn eventuele partner en/of zijn eventueel ten laste komend kind jonger dan 4 jaar.

  • 2. Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de in Nederland gemaakte of te maken kosten van:

    • a.

      lidmaatschap van verenigingen op het gebied van sport, cultuur of ontspanning, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

    • b.

      lidmaatschap van een ouderenvereniging, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

    • c.

      bijdrage peuterspeelzaal;

    • d.

      abonnement bibliotheek;

    • e.

      muzieklessen en huur van een muziekinstrument;

    • f.

      zwembadbezoek;

    • g.

      museumbezoek;

    • h.

      volgen van cursussen, niet zijnde beroepsgerichte cursussen;

    • i.

      overige kosten welke naar het oordeel van het college bijdragen aanmaatschappelijke participatie.

  • 3. Bij een eventueel verlenen van individuele bijzondere bijstand voor deze kosten houdt het college rekening met de ontvangen tegemoetkoming voor deze kosten.

Hoofdstuk 3. Het ten laste komende kind van 4 tot 18 jaar dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt

Artikel 4 Tegemoetkoming via Leergeld (in samenwerking met Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur)

De Gemeente, Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur werken voor wat betreft werkwijze, verplichtingen en financiële verhoudingen samen in het kader van het Kindpakket.

Hoofdstuk 4. Aanvraag en onderzoek, hoogte van de tegemoetkoming en verstrekking

Artikel 5 Aanvraag belanghebbenden als bedoeld in hoofdstuk 2

  • 1. De aanvraag voor een voorziening Maatschappelijke Participatie voor personen van 18 jaar en ouder als bedoeld in Hoofdstuk 2 wordt schriftelijk ingediend.

  • 2. Een aanvraag kan eenmaal per kalenderjaar onder overlegging van een bewijsstuk van betaling worden ingediend.

  • 3. Het college kan de belanghebbende vragen aanvullende bewijsstukken te overleggen.

Artikel 6 Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. Het maximale bedrag voor een voorziening voor een belanghebbende van 18 jaar of ouder en/of zijn eventuele partner en/of zijn eventueel ten laste komend kind jonger dan 4 jaar als bedoeld in Hoofdstuk 2 bedraagt per kalenderjaar: € 101,00 per persoon (prijspeil 1-1-2020).

  • 2. Het in het eerste lid genoemde bedrag worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande kalenderjaar, afgerond naar boven op hele euro’s, voor het eerst op 1 januari 2021.

Artikel 7 Betaling

  • 1. Betaling van de voorziening vindt conform de keus van de belanghebbende plaats op een bankrekening ten name van zichzelf, een bewindvoerder, een leverancier, een instantie of een vereniging.

  • 2. Betaling van de tegemoetkoming vindt zo snel mogelijk na de toekenning van de voorziening plaats.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 8 Uitvoering en bevoegdheid college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9 Citeertitel

Deze Verordening kan worden aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatie 2020 gemeente Tytsjerksteradiel.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2020.

  • 2. De Verordening Maatschappelijke Participatieregeling, vastgesteld op 21 december 2017, wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Tytsjerksteradiel op 23 april 2020.

De Raad voornoemd,

de Raadsgriffier,

O.E. de Vries

de Voorzitter,

drs. L.J. Gebben

Toelichting Verordening Maatschappelijke Participatie 2020 gemeente Tytsjerksteradiel

Algemeen

Gemeenten hebben in het kader van armoedebestrijding, naast de mogelijkheden die er op basis van de Participatiewet zijn, een beperkte mogelijkheid om op basis van de Gemeentewet een aanvullende regeling in het leven te roepen met als doel de maatschappelijke participatie voor een nader omschreven doelgroep te stimuleren. Voorwaarde voor een dergelijke regeling is dat deze gericht moet zijn op activiteiten die liggen op het gebied van sport, cultuur, sociale activiteiten en educatie. Het ongericht verstrekken van een inkomensondersteunende financiële bijdrage is daarbij niet toegestaan.

Ook de gemeente Tytsjerksteradiel heeft indertijd bewust de keus gemaakt om een dergelijke Maatschappelijke Participatieregeling in te zetten. Hierbij kon de inwoner die daar op basis van zijn inkomen (maximaal 120% van het sociaal minimum) en het vermogen (binnen de grenzen van de Participatiewet) aanspraak op kon maken een bedrag van € 93,- per persoon per jaar ontvangen, terwijl voor kinderen van 12 tot 18 jaar een bedrag van € 185,- per persoon per jaar gold (prijsniveau 2019).

Op grond van praktische overwegingen werd daarbij vastgelegd dat doelgroep, die bij de gemeente bekend was, zoals bijstandsgerechtigden en mensen die de bijdrage al eerder hadden ontvangen, het bedrag jaarlijks ambtshalve zouden krijgen.

Deze Maatschappelijke Participatieregeling bevatte tevens een regeling voor de aanschaf van een computer voor het oudste kind dat voor het eerst naar het voortgezet onderwijs ging en een tegemoetkoming voor de indirecte schoolkosten. Voor deze vormen van ondersteuning gold overigens wel een afzonderlijke aanvraagprocedure.

Sinds 2014 is echter ook een samenwerking van kracht met de fondsen Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur. Deze fondsen verstrekken aan schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar onder de naam “Kindpakket” allerlei verstrekkingen (in natura) op het gebied van onderwijs, welzijn, sport en cultuur, waaronder ook kosten van schoolbenodigdheden en een computer.

Daarnaast is door de gemeenteraad in april 2019 het Beleidskader Sociaal Domein vastgesteld, waarin naast een te realiseren besparing is uitgesproken dat de regelingen binnen het armoedebeleid de activering van daarvoor in aanmerking komende inwoners moet stimuleren. De maatregelen die daarbij zijn genomen betreffen:

  • -

    Een verlaging van de toegangsgrens tot 110% van het sociaal minimum (i.p.v. 120%), waardoor de doelgroep iets wordt verkleind.

  • -

    Het laten vervallen van de aparte regelingen voor schoolgaande kinderen (het bedrag voor maatschappelijke participatie, de computerregeling en de indirecte schoolkostenregeling), aangezien hier door middel van het Kindpakket in kan worden voorzien.

  • -

    Het stoppen van de ambtshalve verstrekking en het laten aanvragen en aantonen van de kosten van maatschappelijke participatie, waardoor de verstrekkingen gerichter worden en daadwerkelijk bijdragen aan maatschappelijke participatie en daardoor meer activerend zijn.

Toelichting per artikel

Artikel 1

Ten aanzien van de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij wettelijke omschrijvingen.

a. de wet:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

b. het college:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

c. de gemeenteraad:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

d. de belanghebbende:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

e. het toetsinkomen :

Voor deze omschrijving is gekozen om duidelijk aan te geven dat belanghebbenden ook met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet in aanmerking kunnen komen.

Dit geldt tevens voor de verstrekkingen in het kader van het Kindpakket, die Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur ten behoeve van kinderen van 4 tot 18 jaar verzorgen. Genoemde instellingen laten het kind centraal staan en gaan ten aanzien van het gezinsinkomen uit van 120% van het toepasselijke normbedrag.

f. het vermogen:

Deze omschrijving is opgenomen om aan te geven dat het wenselijk is om bij de vaststelling van het recht op een tegemoetkoming ook het vermogen in ogenschouw te nemen. Anders zou het kunnen dat een vermogend iemand, met toevallig een laag inkomen, recht zou hebben op een tegemoetkoming.

Overigens geldt deze toets niet voor de verstrekkingen op het gebied van onderwijs, sport, cultuur of welzijn die Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur ten behoeve van kinderen van 4 tot 18 jaar verzorgt. Genoemde instellingen stellen de kinderen centraal.

g. de peildatum:

Deze omschrijving moet worden gezien in relatie tot het gestelde bij het toetsinkomen en het vermogen.

h. de maatschappelijke participatie:

In deze beschrijving is aangegeven wat wettelijk gezien onder dit begrip mag vallen.

i. de voorziening:

De voorziening moet aantoonbaar worden aangewend voor maatschappelijke participatie.

j. Leergeld:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

k. Jeugdfonds Sport:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

l. Jeugdfonds Cultuur:

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

m. Kindpakket :

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

De categorie-indeling is gebaseerd op de doelgroepen die met deze verordening moeten worden bediend. Hier wordt het onderscheid gemaakt in enerzijds inwoners van 18 jaar en ouder en kinderen van 4 tot 18 jaar.

Artikel 3

Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij. Voorkomen moet worden dat inwoners door financiële beperkingen in een sociaal isolement geraken.

In dit artikel staan de meest voorkomende activiteiten van maatschappelijke participatie waarvoor een voorziening kan worden getroffen. Als in een individueel geval wordt geoordeeld dat een andere activiteit dan hier genoemd staat aangewezen is om de belanghebbende in voldoende mate te kunnen laten participeren, dan kan natuurlijk hiervoor worden gekozen. Het bieden van een individuele maatwerkoplossing is leidend. Een voorbeeld hiervan is de persoon die als gevolg van huisgebondenheid door middel van een internet-abonnement maatschappelijk kan deelnemen.

Kosten kunnen uitsluitend worden vergoed voor activiteiten die in Nederland plaatsvinden.

Het volgen van beroepsgerichte cursussen worden niet vergoed op basis van de regeling maatschappelijke activiteiten. Als er een noodzaak is voor het volgen van een beroepsgerichte cursus kan immers een beroep worden gedaan op het Participatiebudget. Dit geldt zowel voor niet-uitkeringsgerechtigden als voor uitkeringsgerechtigden. Daarom kan alleen een vergoeding worden verstrekt voor niet beroepsgerichte cursussen, zoals hobby-cursussen.

Artikel 4

Dit artikel beschrijft de doelgroep die wordt bediend door Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur en op welke wijze de onderlinge verhoudingen zijn vastgelegd.

Artikel 5

Een aanvraag kan eenmaal per kalenderjaar schriftelijk worden ingediend.

Bij de aanvraag hoeft de belanghebbende, als hij geen bijstandsuitkering van de gemeente ontvangt, zich in principe alleen te identificeren. Door het indienen van de aanvraag verklaart hij tot de doelgroep te behoren. Wel moet de aanvrager aantonen de kosten voor maatschappelijke participatie te hebben gemaakt. De administratieve last voor zowel de inwoner als de gemeenten wordt tot een minimum beperkt. In voorkomende gevallen kan het college gemotiveerd om aanvullende bewijsstukken vragen.

Aanvragen ten behoeve van kinderen van 4 tot 18 jaar worden rechtstreeks bij Kindpakket van Leergeld, Jeugdfonds Sport en Jeugdfonds Cultuur ingediend.

Artikel 6

In dit artikel ligt de hoogte van de verstrekking vast.

De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het cijfer van de consumentenprijsindex (CPI) over het voorgaande jaar zoals die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt bekendgemaakt.

Artikel 7

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8

De uitvoering van deze verordening ligt bij het college. De verordening kent een hardheidsclausule op grond waarvan het college van de bepalingen van deze verordening kan afwijken als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard. In gevallen waarin de verordening niet voorziet neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de inwoner of het huishouden.

Artikel 9

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.