Regeling vervallen per 01-01-2019

Participatieverordening

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2018

De Raad van de gemeente Uden;

overwegende dat de Verordening cliëntenparticipatie 2006 inwoners die een direct belang hebben bij het gemeentelijk beleid op een aantal genoemde terreinen de mogelijkheid biedt via overlegplatforms bij te dragen aan de vorming van dat beleid;

dat het wenselijk is de betrokkenheid van burgers bij de vorming van gemeentelijk beleid inzake maatschappelijke ondersteuning en gebiedsontwikkeling integraal respectievelijk meer direct te organiseren;

dat daartoe de Verordening cliëntenparticipatie 2006 moet worden vervangen door een nieuwe verordening, die voorziet in burgerparticipatie op de genoemde terreinen;

dat de verordening daarnaast de cliëntenparticipatie in het gemeentelijk bijstandsbeleid en minimabeleid regelt;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 1 november 2011 en het memorie van antwoord;

gelet op artikel 11 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 47 van de Wet werk en bijstand, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 42 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de

Participatieverordening

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College : het College van burgemeester en wethouders;

  • b.

    Stichting Wmo-raad Uden : een door het College aangewezen overlegorgaan dat betrokken wordt bij de ontwikkeling van gemeentelijke beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    gebiedsplatform : een door het College aangewezen overlegorgaan van inwoners in een voor gebiedsgericht werken aangewezen deel van de gemeente;

  • d.

    Stichting Platform Minima Uden : een door het College aangewezen overlegorgaan dat wordt betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het bijstand- en minimabeleid.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze verordening laat de toepassing van de Algemene inspraakverordening in daarvoor in aanmerking komende gevallen onverlet.

Artikel 3. WMO-raad

  • 1. Stichting WMO-raad Uden wordt betrokken bij de ontwikkeling van gemeentelijk beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. Bij de uitvoering van haar taak betrekt de stichting representatieve organisaties van vragers van maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 4. Gebiedsplatforms

  • 1. Gebiedsplatforms worden betrokken bij de ontwikkeling en uitwerking van gemeentelijk beleid op gebiedsniveau. Zij adviseren het College over de communicatie met de bewoners in hun gebied.

  • 2. Een gebiedsplatform bestaat uit deelnemers die door het college als zodanig zijn toegelaten. Zij hebben in het platform zitting op persoonlijke titel.

  • 3. Niet toegelaten worden personen die:

    • a.

      niet in het betrokken gebied wonen;

    • b.

      lid zijn van de Raad of het College dan wel burgerlid zijn.

  • 4. Op voorstel van het gebiedsplatform kan het College de toelating van een deelnemer intrekken als deze door zijn gedragingen bij herhaling de geregelde gang van zaken belemmert. Het voorstel vermeldt op welke gedragingen het betrekking heeft.

Artikel 5. Platform minima

  • 1. Stichting Platform Minima Uden wordt betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het bijstandsbeleid en het minimabeleid.

  • 2. Bijstandsbeleid is het geheel van voornemens, beleid en activiteiten die erop gericht zijn de verstrekking van bijstand binnen de gemeente rechtmatig en doelmatig vorm te geven.

  • 3. Minimabeleid is het geheel van gemeentelijke maatregelen om armoede te voorkomen en te bestrijden, de financiële situatie te verlichten van ingezetenen met een inkomen rond het sociaal minimum en het gebruik van voorzieningen ten behoeve van deze mensen te bevorderen.

  • 4. Bij de toepassing van het eerste lid worden de wettelijke verplichtingen inzake cliëntenparticipatie in acht genomen.

Artikel 6. Vorm van participatie

  • 1. Het College bepaalt op welke wijze de in deze verordening genoemde raad en platforms worden betrokken bij gemeentelijk beleid.

  • 2. In elk geval vindt met hen periodiek overleg plaats en zijn zij bevoegd het College gevraagd en ongevraagd van advies te dienen.

  • 3. Het College vraagt op een zodanig tijdstip advies dat het geven van advies van wezenlijke invloed kan zijn op besluitvorming.

Artikel 7. Facilitering

  • 1. Het College verstrekt de in deze verordening genoemde raad en platforms de informatie die zij redelijkerwijs nodig hebben om hun taak te kunnen vervullen.

  • 2. Voor zover de Raad daarvoor in de begroting middelen beschikbaar stelt, kan het College aan de raad en de platforms een subsidie verstrekken voor de uitvoering van hun taak.

Artikel 8.Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 3.

    Op dat tijdstip vervalt de Verordening cliëntenparticipatie 2006.

Aldus besloten door de Raad van gemeente Uden,

in zijn openbare vergadering van 22 december 2011.

drs. M.A.H. Heffels drs. H.A.G. Hellegers

de griffier, de burgemeester,

Toelichting Participatieverordening

Ad artikel 4.3

Mensen die in politieke bestuurs- of adviesorganen actief zijn, kunnen daar hun opvattingen uitdragen. Hiervoor zijn de gebiedsplatforms niet bedoeld. Door burgerparticipatie en politiek gescheiden te houden, komt de inbreng van burgers het best tot zijn recht. Tevens dient deze keuze de integriteit en zuiverheid van verhoudingen. Wettelijk zijn er geen belemmeringen om deze bepaling op te nemen.

Ad artikel 4.4

De intentie van dit artikel is om ervoor te zorgen dat het overleg werkbaar blijft.

Het biedt het gebiedsplatform de mogelijkheid om een lid uit te sluiten als deze bij herhaling het overleg ondermijnt of anderszins onaanvaardbaar gedrag (bv. door racistische of seksistische uitlatingen) aan de dag legt dat anderen belemmert een constructieve bijdrage te leveren.

Het vereiste dat het gebiedsplatform een voorstel doet, onderstreept de eigen verantwoordelijkheid van het gebiedsplatform. Het college is niet verplicht het voorstel te volgen. Zo nodig hoort het college de betrokken deelnemer.

Ad artikel 6.1

Niet elk onderwerp leent zich voor burgerparticipatie. Als een van de adviesorganen van mening is hun advies toch van belang is, geeft artikel 6.2 hen de ruimte het college ongevraagd te adviseren.

Ad artikel 6.2

De bevoegdheid om ongevraagd te adviseren houdt uiteraard ook in dat er de mogelijkheid is om proactief te adviseren en nieuwe ontwikkelingen te initiëren.