Verordening subsidie bij uitstroom uit een dienstbetrekking in het kader van de Wet inschakeling Werkzoekenden of Besluit in- of doorstroombanen

Geldend van 12-12-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening subsidie bij uitstroom uit een dienstbetrekking in het kader van de Wet inschakeling Werkzoekenden of Besluit in- of doorstroombanen

Verordening subsidie bij uitstroom uit een dienstbetrekking in het kader van de Wet inschakeling Werkzoekenden of Besluit in- of doorstroombanen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    uitstroom : het aanvaarden van een regulier dienstverband of via uitstroom als zelfstandig beroep of bedrijf op ongesubsidieerde wijze in de kosten van het bestaan wordt voorzien;

  • b.

    ex-banenpoolers/ : personen die voordat de Wet inschakeling werkzoekenden per 1 januari

    JWG’ers : 1998 in werking trad een dienstverband hadden in het kader van Rijksbijdrageregeling banenpools en Jeugdwerkgarantiewet;

  • c.

    gesubsidieerd werk : dienstverband in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, het Besluit in- en doorstroombanen, een dienstbetrekking of werkervaringsplaats in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden;

  • d.

    Wiw : Wet inschakeling werkzoekenden;

  • e.

    Abw : Algemene bijstandswet;

  • f.

    Ioaw : Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • g.

    Ioaz : Inkomensvoorzienning oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 2. Uitstroomsubsidie

  • 1.

    Het College van burgemeester en wethouders kent bij uitstroom vanuit een gesubsidieerde baan in het kader van de Wiw of het Besluit in- en doorstroombanen naar regulier werk aan de volgende personen een uitstroomsubsidie toe:

    • a.

      ex-banenpoolers/JWG’ers die na 1 januari 2003 vanuit een gesubsidieerde baan uitstromen naar regulier werk;

    • b.

      personen die in de periode van 1 januari 1998 tot 1 januari 2003 een gesubsidieerde baan in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden dan wel het Besluit in- en doorstroombanen hebben aanvaard en na 1 januari 2003 zijn uitgestroomd en in de 18 maanden direct voorafgaand aan de uitstroom minimaal 12 maanden werkzaam zijn geweest in een gesubsidieerde baan.

  • 2.

    De uitstroomsubsidie wordt in 2 gelijke delen na een periode van 6 maanden en 12 maanden na het ontstaan van het recht op subsidie vastgesteld en betaald, indien in elke genoemde periode door de belanghebbende:

    • -

      geen algemene bijstandsuitkering of uitkering ingevolge de Ioaw, Ioaz is ontvangen;

    • -

      geen arbeid in een gesubsidieerd dienstverband is verricht.

  • 3.

    De subsidie kan eveneens worden vastgesteld en betaald indien in enige periode, bedoeld in het tweede lid eenmaal een uitkering is ontvangen of gesubsidieerd werk is verricht mits de duur van de periode niet langer is dan een aaneengesloten periode van 3 maanden.

  • 4.

    De uitstroomsubsidie voor onder het eerste lid, sub a genoemde doelgroep bedraagt in totaal € 1.816,00 bruto, per tranche € 908,00. De uitstroomsubsidie voor onder het eerste lid, sub b genoemde personen bedraagt in totaal € 908,00 bruto, per tranche € 454,00.

  • 5.

    De subsidie wordt slechts eenmaal verstrekt.

Artikel 3. Aanvraag van subsidie

  • 1.

    De uitstroomsubsidie wordt op schriftelijke aanvraag verleend door de gemeente die verantwoordelijk was voor de dienstbetrekking in het kader van de Wiw of de arbeidsovereenkomst in het kader van het Besluit in- en doorstroombanen op het moment van uitstroom en dient derhalve in die gemeente aangevraagd te worden.

  • 2.

    De aanvraag dient na 6 maanden doch uiterlijk binnen 8 maanden nadat de uitstroom naar regulier werk heeft plaatsgevonden te zijn ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag kan alleen geschieden door indiening van een volledig ingevuld en eigenhandig ondertekend, door het College van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. De aanvraag dient voorzien te zijn van alle bescheiden die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op de uitstroomsubsidie.

  • 4.

    De aanvrager is verplicht het College van burgemeester en wethouders onmiddellijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het recht op subsidie.

Artikel 4. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen, waarin deze niet voorziet, beslist het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 5. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening subsidie bij uitstroom uit dienstbetrekking in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden of Besluit in- en doorstroombanen.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking 6 weken na bekendmaking met dien verstande, dat zij tevens van kracht is op aanvragen die voor die datum en na 1 januari 2003 zijn ingediend.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 oktober 2003.

De Raad voornoemd

de secretaris de voorzitter

Verordening uitstroom dienstbetrekking

Toelichting Verordening subsidie bij uitstroom uit dienstbetrekking in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden of Besluit in- en doorstroombanen

Algemeen

De Wet inschakeling werkzoekenden heeft een brede doelstelling. Gemeenten wordt via de Wiw de mogelijkheid geboden om een samenhangend instrumentarium te ontwikkelen en in te zetten dat de afstand tot de arbeidsmarkt voor langdurig werklozen, uitkeringsgerechtigden en werkloze jongeren waar mogelijk verkleint en dat, waar dit niet mogelijk is, voorkomt dat die afstand verder toeneemt.

Een van die instrumenten zijn de Wiw-dienstverbanden. Het Wiw-dienstverband is het belangrijkste instrument van gemeenten om langdurig werklozen of hieraan gelijk gestelden werkervaring te laten opdoen. Die werkervaring kan nodig zijn voor de doorstroming naar regulier werk maar kan ook de enige mogelijkheid zijn om maatschappelijk relevante arbeid te verrichten.

Vanaf het aantreden van het nieuwe kabinet was duidelijk dat er bezuinigd zou gaan worden op de gesubsidieerde arbeid. Dit heeft ook zijn weerslag op de uitvoering van de Wet inschakeling werkzoekenden.

Om te voorkomen dat er een te groot financieel risico ontstaat op de uitvoering van de Wiw is het belangrijk om de WIW’ers die daadwerkelijk nog kunnen uitstromen ook feitelijk te laten uitstromen. De Wiw heeft tot doel om uiteindelijk een persoon terug te laten keren op de reguliere arbeidsmarkt. In de praktijk bleek echter dat de gemeenten onvoldoende vorm gaven aan het Wiw-instrument als uitstroom- c.q. doorstroominstrument naar reguliere arbeid.

In de toekomst neemt het financiële belang van de gemeente alleen maar toe. Vanaf 1 januari 2004 zal de Wiw samen met de Algemene bijstandswet en het Besluit in- en doorstroombanen opgaan in een nieuwe wet. Hierbij zal de gemeente 100% financiële verantwoordelijkheid krijgen voor de uitvoering van deze wet.

De eerder genoemde ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de uitstroomgedachte in de uitvoering van de Wiw centraal komt te staan. In eerste instantie is het instrument van de Wiw een tussenfase of onderdeel van een traject gericht op het aanvaarden van regulier werk. Pas op het moment dat er voor de Wiw-werknemer geen mogelijkheden zijn om ooit regulier werk te aanvaarden kan de Wiw als eindstation aangemerkt worden. Uiteraard moet hierbij de afweging gemaakt worden of de WIW of Wet sociale werkvoorziening voor de persoon de meest passende vorm van beschermde werkgelegenheid is.

Onderhandelingen IBN

Per 1 januari 2003 liep het contract met de IBN-groep ten aanzien van de uitvoering van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) ten einde. De onderhandelingen over het nieuwe contract zijn al in september 2002 gestart. Op dat moment waren de contouren van de plannen van het kabinet op het terrein van gesubsidieerde arbeid duidelijk, in de onderhandelingen met IBN is dan ook rekening gehouden met de volgende ontwikkelingen:

  • -

    de bezuinigingen op de gesubsidieerde arbeid;

  • -

    het feit dat de Wiw een doorstroom- c.q. uitstroominstrument is naar regulier werk;

  • -

    het feit dat het jaar 2003 een overgangsjaar is naar een vrij besteedbaar reïntegratiebudget en daarmee samenhangend de waarschijnlijke afschaffing van de Wiw.

In het kader van het centraal stellen van de uitstroomgedachte in de uitvoering van de Wiw is er in de onderhandelingen met IBN onderscheid gemaakt in het zittende bestand aan WIW’ers (de Wiw-dienstverbanden per 31 december 2002) en de nieuwe aanmeldingen vanaf 1 januari 2003.

Er zal zorgvuldig omgegaan moeten worden met de Wiw als uitstroominstrument. In die zin dat voor sommige mensen het concept van de Wiw-dienstbetrekking als tussenfase naar regulier werk niet vanzelfsprekend is. Door de IBN-groep is gezamenlijk met de consulenten van de gemeenten een screening gemaakt waarbij de mogelijkheden tot uitstroom van alle zittende WIW’ers in beeld is gebracht. Voor de WIW’ers waarbij er mogelijkheden tot uitstroom naar regulier werk aanwezig is, zal een uitstroomtraject gestart worden.

Voor de personen die vanaf 1 januari 2003 worden aangemeld bij IBN in het kader van de Wiw geldt dat hiervoor van begin af aan afspraken worden gemaakt over de toekomstige mogelijkheden om regulier werk te aanvaarden.

IBN heeft in de onderhandelingen aan de gemeenten kenbaar gemaakt dat zij het belangrijk vindt dat er voor de individuele Wiw’er een prikkel aanwezig is. Per 1 januari 2003 is namelijk de toetrederskorting vervallen. Personen die voor 1 januari 2003 vanuit een gesubsidieerde baan zijn uitgestroomd naar regulier werk konden aanspraak maken op deze toetrederskorting. De WIW’ers en ID'ers die na 1 januari 2003 uitstromen naar regulier werk kunnen geen aanspraak meer maken op een toetrederskorting. Wel wordt ter gedeeltelijke compensatie de arbeidskorting verhoogd voor werknemers. Het is echter onduidelijk hoe hoog deze compensatie is.

Op zich zou het aanvaarden van regulier werk op zichzelf al lonend genoeg moeten zijn. Echter op basis van het feit dat een actief uitstroombeleid in de Wiw pas de laatste jaren actief wordt ingezet is het gerechtvaardigd om prikkels in te bouwen bij uitstroom van het zittend Wiw-bestand.

Verder zou een onderscheid qua premiebeleid op zijn plaats zijn voor ex-banenpoolers die uitstromen naar regulier werk en het zittende bestand vanaf 1 januari 1998.

Al met al heeft dit geleid tot de volgende gradatie.

  • -

    Ex-banenpoolers die na 1 januari 2003 uitstromen een uitstroomsubsidie toekennen conform de oude werkaanvaardingssubsidie namelijk € 1816,00 bruto (ca. ƒ 4.000,00) en dit te betalen in bv. 2 tranches ter hoogte van € 908,00 bruto na elk half jaar.

  • -

    Personen die na 1 januari 1998 zijn ingestroomd in de Wiw en na 1 januari 2003 uitstromen en van de 18 maanden direct voorafgaand aan de uitstroom minimaal 12 maanden werkzaam zijn geweest in een Wiw-dienstbetrekking zouden een premie kunnen ontvangen van 50% van de werkaanvaardingssubsidie, dus € 908,00 bruto te betalen in bv. 2 tranches van elk € 454,00.

  • -

    Personen die na 1 januari 2003 zijn ingestroomd in de Wiw en ook uitstromen geldt geen premie.

De uitwerking van deze gradatie is verwerkt in de verordening:

Voor personen die na 1 januari 2003 instromen in de Wiw en ID moet vanaf het begin af aan duidelijk zijn dat het uiteindelijke doel het aanvaarden van regulier werk is en de Wiw/ID slechts een tussenstap is richting regulier werk. Voor deze groep is het derhalve niet noodzakelijk om een premie te realiseren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden de begripsbepalingen gedefinieerd.

Artikel 2. Uitstroomsubsidie

In dit artikel wordt in het eerste lid gespecificeerd welke personen recht hebben op een uitstroomsubsidie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ex-banenpoolers met een gesubsidieerde baan en personen die in de periode van 1 januari 1998 tot 1 januari 2003 een gesubsidieerde baan hebben aanvaard.

Belangrijk is dat de dienstverbanden voor 1 januari 2003 tot stand zijn gekomen. Personen die na 1 januari 2003 een gesubsidieerd dienstverband hebben aanvaard en vervolgens een regulier dienstverband verwerven kunnen geen aanspraak maken op de subsidie. De reden hiervan is dat voor deze personen vanaf begin af aan duidelijk is dat de Wiw/ID een tussenstap is naar regulier werk. Voor deze groep is regulier werk het uiteindelijke doel.

In het tweede lid wordt beschreven dat de subsidie in 2 termijnen betaalbaar gesteld. De eerste termijn wordt na 6 maanden beoordeeld en vastgesteld. De tweede termijn wordt na 12 maanden vastgesteld en beoordeeld. De beoordeling heeft betrekking op het vaststellen dat gedurende de voorliggende periode geen bijstandsuitkering is genoten of gesubsidieerde arbeid is verricht.

Het derde lid geeft weer dat als er sprake is van een tijdelijke onderbreking van het regulier dienstverband met maximaal 3 maanden aaneengesloten waarin de betrokkene een bijstandsuitkering heeft genoten dan wel gesubsidieerde arbeid heeft verricht er toch aanspraak bestaat op de uitstroomsubsidie. Deze onderbreking mag slechts maximaal 3 maanden betreffen in de hele periode van 12 maanden.

Het vierde lid geeft de hoogte van de uitstroomsubsidie weer. Voor ex-banenpoolers bedraagt de uitstroomsubsidie € 1.816,0 bruto totaal en € 908,00 bruto per tranche. Voor de groep personen die in de periode van 1 januari 1998 en 1 januari 2003 een gesubsidieerd dienstverband hebben aanvaard en uitstromen naar regulier werk geldt een lagere uitstroomsubsidie, namelijk € 908,00 bruto totaal en € 454,00 bruto per tranche.

Uit het vijfde lid blijkt dat een aanvrager slechts eenmaal in aanmerking kan komen voor de uitstroomsubsidie.

Artikel 3. Aanvraag van een subsidie

De subsidie moet schriftelijk aangevraagd worden bij de gemeente die verantwoordelijk was voor de dienstbetrekking in het kader van de Wiw of de arbeidsovereenkomst in het kader van het besluit in- en doorstroombanen, ook als de aanvrager ten tijde van het indienen van een aanvraag in een andere gemeente woont.

De aanvraag dient na 6 maanden na uitstroom doch uiterlijk binnen 8 maanden na uitstroom te zijn ingediend. Op het moment dat een aanvrager te laat zijn aanvraag indient kan er geen aanspraak meer gemaakt worden op de uitstroomsubsidie.

Een aanvraag kan alleen ingediend worden door invulling en eigenhandig ondertekend, door het College van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. De aanvraag dient voorzien te zijn van alle bescheiden die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het recht op de uitstroomsubsidie.

Belangrijk is dat alle benodigde gegevens worden verstrekt om het recht op subsidie te kunnen vaststellen. Daartoe is het derde lid aan artikel 4 toegevoegd. In geval ten onrechte tot een te hoog bedrag subsidie wordt verstrekt en wordt besloten om het bedrag terug te vorderen dient dit langs civielrechtelijke weg te geschieden.

Artikel 4. Onvoorziene omstandigheden

Het College van burgemeester en wethouders kan in individuele gevallen beslissen.

Het reguliere stelsel van rechtsbescherming conform de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op beslissingen die voortvloeien uit deze verordening.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Op grond van artikel 8, eerste lid onder a van de Tijdelijke referendumwet (Trw) is onderhavige verordening referendabel. In verband hiermee treedt de verordening pas na zes weken na de bekendmaking van het Besluit tot vaststelling van de verordening in werking. De verordening treedt echter met terugwerkende kracht per 1 januari 2003 in werking.

Toelichting Verordening uitstroom dienstbetrekking