Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2020

Geldend van 28-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2020

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 12 november 2019;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2020

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a.

begraafplaats

:

de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel;

b.

graf

:

een zandgraf of keldergraf;

c.

grafkelder

:

een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

d.

particulier graf

:

een graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen:

-

begraven en begraven houden van het lijken;

-

bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

-

verstrooien van as;

e.

algemeen graf

:

een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

f.

particulier urnengraf

:

een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; het doen verstrooien van as;

g.

algemeen urnengraf

:

een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

h.

particuliere urnennis

:

een nis, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

i.

particuliere gedenkplaats

:

een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledene te gedenken;

j.

gedenkzuil

:

een zuil waarop gedenkplaatjes kunnen worden bevestigd;

k.

gedenkplaatje

:

een door de gemeente beschikbaar gesteld rechthoekig plaatje welke bevestigd kan worden op een de gedenkzuil;

l.

asbus

:

een bus bestemd voor het bergen van as van een overledene;

m.

urn

:

een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

n.

particulier kindergraf

:

een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het recht is verleend tot het doen:

-

begraven en begraven houden van lijken van personen beneden de leeftijd van 12 jaar;

-

bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen van personen beneden de leeftijd van 12 jaar;

-

verstrooien van as van overledenen beneden de leeftijd van 12 jaar;

o.

rechthebbende

:

natuurlijk of rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf, een particulier urnennis, een particuliere gedenkplaats of een particulier kindergraf.

Artikel 2. Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden, onder de naam van begrafenisrechten, rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4. Vrijstellingen

Algemene graven worden, onverminderd het bepaalde in de artikelen van de tarieventabel, kosteloos ter beschikking gesteld.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6. Belastingjaar

  • 1. Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor het recht wordt verleend.

  • 3. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 4.2 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

  • 4. Het tijdvak van de rechten genoemd in hoofdstuk 1 van de tarieventabel lopen gelijk met de rechten genoemd in hoofdstuk 4 van de tarieventabel.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1. De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending (elektronische toezending daaronder begrepen) of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden voldaan binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving of de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de rechten genoemd onder hoofdstuk 1 en hoofdstuk 4.2 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het College van burgemeester en wethouders

Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De Begrafenisrechtenverordening 2019 van 20 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening begrafenisrechten Uden 2020'.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2019

De Raad voornoemd

de griffier

drs. M.A.J.R. Hermans

de burgemeester

drs. H.A.G. Hellegers

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING BEGRAFENISRECHTEN 2020

Hoofdstuk 1. Verlenen van rechten

1.1.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier graf of een particuliere gedenkplaats wordt geheven voor een periode van 20 jaar

960,00

1.2.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1. met een periode van 10 jaar wordt geheven

429,00

1.3.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1. met een periode van 5 jaar wordt geheven

268,00

1.4.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier urnengraf of een particuliere urnennis wordt geheven voor een periode van 20 jaar

562,00

1.5.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier urnengraf of een particuliere urnennis wordt geheven voor een periode van 10 jaar

383,00

1.6.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.4. met een periode van 10 jaar wordt geheven

266,00

1.7.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.4. met een periode van 5 jaar wordt geheven

172,00

1.8.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier kindergraf wordt geheven voor een periode van 20 jaar

479,00

1.9.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.8. met een periode van 10 jaar wordt geheven

218,00

1.10.

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.8. met een periode van 5 jaar wordt geheven

128,00

Hoofdstuk 2. Begraven / asbestemming

2.1.

Voor het begraven van een lijk van een persoon van 12 jaar of ouder wordt geheven

869,00

2.2.

Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden één jaar wordt geheven

215,00

2.3.

Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden 12 jaar wordt geheven

430,00

2.4.

Voor het begraven van een lijk van een persoon zoals opgenomen in 2.1., 2.2. of 2.3. in een graf op drie diep zal een toeslag worden geheven van

83,00

2.5.1.

Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een overledene van één jaar of ouder in een urnengraf of columbarium wordt geheven

395,00

2.5.2.

Voor het bijzetten van een urn of verstrooien van de as van een overledene van één jaar of ouder in of op een bestaand graf wordt geheven

255,00

2.6.

Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een overledene beneden één jaar wordt geheven

198,00

2.7.

Voor de verstrooiing van de as van een overledene op het strooiveld van de begraafplaats in aanwezigheid van nabestaanden wordt geheven

165,00

2.8.

Voor de verstrooiing van de as van een overledene op het strooiveld van de begraafplaats zonder aanwezigheid van nabestaanden wordt geheven

131,00

2.9.

Indien het begraven van een lijk, het bijzetten van een asbus of urn of het verstrooien van as plaatsvindt buiten de ingevolge de Begraafplaatsverordening vastgestelde uren, worden de in 2.1., 2.2., 2.3., 2.4., 2.5., 2.6. en 2.7. genoemde rechten met 50% verhoogd.

2.10.

Voor het gelijktijdig begraven van lijken van twee overledenen of bijzetten van twee asbussen of urnen is het recht genoemd in 2.1., 2.2., 2.3., 2.4., 2.5. en 2.6. slechts éénmaal verschuldigd indien dit begraven of bijzetten in hetzelfde graf, urnengraf of urnennis geschiedt.

Hoofdstuk 3. Gedenkteken

3.1.

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning zoals bedoeld in artikel 19 van de Begraafplaatsverordening gemeente Uden is een recht verschuldigd van

139,00

3.2.

Voor het recht tot het aanleggen van een gemetseld graf of een grafkelder is een recht verschuldigd van:

3.2.1.

in een particulier graf

95,00

3.2.2.

in een particulier kindergraf

48,00

3.3.

Voor het leveren en aanbrengen van een gedenkplaat exclusief belettering voor het columbarium wordt geheven

366,00

3.4.

Voor het leveren en bevestigen van een gedenkplaatje op een gedenkzuil bij het strooiveld voor de periode van tien jaar

156,00

3.4.1.

Voor het verlengen van de bevestiging van een gedenkplaatje voor de periode van vijf jaar

30,45

Hoofdstuk 4. Onderhoud

4.1.

Voor het door of vanwege de gemeente schoonhouden en verzorgen van graven, gedenkplaatsen, urnengraven, urnennissen, gemetselde graven en grafkelders, gedenktekens en overige op de begraafplaats aanwezige zaken zoals de entree met overdekte afscheidsplaats, bomen en paden wordt geheven per grafruimte per jaar:

4.1.1.

voor een particulier graf, algemeen graf, particuliere gedenkplaats

56,00

4.1.2.

voor een particulier kindergraf, kindergraf

35,50

4.1.3.

voor een particulier urnengraf, algemeen urnengraf

47,45

4.1.4.

voor een urnennis

35,50

4.2.

De rechten als bedoeld in 4.1. kunnen worden afgekocht door het storten van een bedrag ineens voor:

4.2.1.

een particulier graf, met een looptijd van:

5 jaar

250,00

10 jaar

457,00

20 jaar

765,00

een particulier kindergraf met een looptijd van:

5 jaar

158,00

10 jaar

288,00

20 jaar

482,00

een urnengraf met een looptijd van:

5 jaar

211,00

10 jaar

385,00

20 jaar

645,00

een urnennis met een looptijd van:

5 jaar

158,00

10 jaar

288,00

20 jaar

482,00

een algemeen graf, met een looptijd van 10 jaar

457,00

een kindergraf, met een looptijd van 10 jaar

288,00

4.3.

Het recht genoemd in 4.1.1. tot en met 4.1.4. kan worden afgekocht over de nog niet verstreken jaren tegen betaling van de naar boven op hele euro’s afgeronde contante waarde der nog jaarlijks verschuldigde rechten, berekend naar een rente van 4%.

Hoofdstuk 5. Opgraven

5.1.1.

Voor het opgraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk wordt geheven

500,00

5.1.2.

Voor het opgraven van twee lijken of de overblijfselen van twee lijken wordt geheven

563,00

5.2.

Voor het opgraven en weer begraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk in hetzelfde graf (3 diep) gelijktijdig met het begraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk (2 diep) wordt geheven naast het tarief voor begraven

204,00

5.3.

Voor het na opgraven weer begraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk in een ander graf wordt geheven

475,00

Het recht onder 5.1., 5.2. en 5.3. is niet van toepassing indien dit door openbaar gezag bevolen wordt.

5.4.

Voor het opgraven of verwijderen van een asbus of urn

135,00

Behoort bij besluit van de Raad van 19 december 2019

De griffier van de gemeente Uden

drs. M.A.J.R. Hermans