Regeling vervallen per 04-02-2022

Waterafvoerverordening gemeente Uden

Geldend van 07-05-2011 t/m 03-02-2022

Intitulé

Waterafvoerverordening gemeente Uden

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 15 februari 2011;

overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over

het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een rioolvoorziening

en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een

rioolvoorziening voor afvalwater;

overwegende dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater

en het grondwater in een bepaald gebied vanaf een vooraf te bepalen datum niet meer te doen

afvloeien in een openbaar vuilwaterriool;

overwegende dat het gewenst is de verhouding tussen de gemeente en burgers inzake aansluitingen op het gemeentelijk rioleringsstelsel binnen het grondgebied van de gemeente Uden vast te leggen;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t

vast te stellen de

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aansluiting: de verbinding tussen het particulier riool en het openbaar vuilwaterriool, inclusief eventuele bronneringen;

  • b.

    aansluitpunt: het punt waar het particulier riool en openbaar vuilwaterriool aan elkaar worden of zijn verbonden, inclusief eventuele tijdelijke verbindingen;

  • c.

    afvalwater: afvalwater, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

  • e.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • f.

    beheerder van het openbaar riool: het college;

  • g.

    openbaar vuilwaterriool: openbaar vuilwaterriool als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

  • h.

    particulier riool: de binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van een perceel gelegen rioolstelsel tot aan het aansluitpunt;

Artikel 2. Aansluiting op openbaar vuilwaterriool

Het is verboden door een ander dan door of vanwege de gemeente een aansluiting van een particulier riool op het openbaar vuilwaterriool tot stand te brengen, te wijzigen of op te heffen.

Artikel 3. Verzoek om aansluiting

  • 1. De eigenaar of gebruiker van een perceel waarvan het particulier riool aangesloten dient te worden op het openbaar vuilwaterriool, dient hiertoe een schriftelijk verzoek te doen bij de beheerder van het openbaar riool.

  • 2. Binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek treedt het college zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende en stelt een termijn vast voor uitvoering van de aansluiting.

Artikel 4. Onderhoud riool

  • 1. Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de aansluiting wordt uitgevoerd door of namens de beheerder.

  • 2. De kosten voortvloeiend uit de onder het eerste lid genoemde werkzaamheden komen voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de eigenaar of gebruiker komen.

  • 3. Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via de aansluiting lozen van stoffen, preparaten of producten die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de aansluiting of het openbaar vuilwaterriool kunnen veroorzaken;

    • b.

      het via de aansluiting lozen van stoffen, preparaten of producten die, door hun aard of concentratie, de constructie van de aansluiting of het openbaar vuilwaterriool kunnen aantasten.

Artikel 5. Calamiteiten

  • 1. Bij een storing in het riool dient de eigenaar of gebruiker van het perceel waar de storing zich voordoet het aansluitpunt op te graven en te onderzoeken of de storing zich bevindt in het particulier riool of openbaar vuilwaterriool.

  • 2. Indien sprake is van een storing in de aansluiting of als gevolg van een storing in het openbaar vuilwaterriool dient de eigenaar of gebruiker van het perceel waar de storing zich voordoet zo spoedig mogelijk contact op met de beheerder ter oplossing van de storing.

Artikel 6. Zorgplicht

  • 1. Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een openbare riolering aangesloten perceel, treft de eigenaar van het perceel zodanige voorzieningen aan het particulier riool te treffen dat storingen aan het openbaar vuilwaterriool en de aansluiting worden voorkomen.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de beheerder de bevoegdheid de aansluiting op het openbaar vuilwaterriool af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de eigenaar van het perceel.

  • 3. Wanneer het gebruik van een aansluiting definitief wordt beëindigd is de eigenaar van het perceel waarvan het gebruik eindigt verplicht dit schriftelijk aan de beheerder te melden.

  • 4. Bij beëindiging van het gebruik van een aansluiting is de eigenaar van het perceel waarvan het gebruik eindigt verplicht om de particuliere aansluiting te verwijderen tot het aansluitpunt. De eigenaar van het perceel waarvan het gebruik eindigt is verplicht om de aansluiting af te doppen, zodat niets vanaf het perceelsterrein in de aansluitleiding en het openbaar vuilwaterriool kan komen.

  • 5. Wanneer de eigenaar van het perceel de particuliere aansluiting verwijderd dient het aansluitpunt niet aan het zicht te worden onttrokken, tot de werkzaamheden volgens afspraak zijn gecontroleerd door of namens de beheerder.

Artikel 7. Plicht tot afkoppelen

  • 1. Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen het verboden is een hemelwaterafvoerleiding aan te sluiten of aangesloten te houden op het openbaar vuilwaterriool. Eenzelfde gebiedsaanwijzing kan door het college worden gedaan ten aanzien van het vrijkomende grondwater bij drainage, oppompen of andere vormen van onttrekkingen.

  • 2. Het college kan de wijze bepalen waarop het afkoppelen plaatsvindt.

  • 3. De gebiedsaanwijzing heeft geen betrekking op inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer en op de openbare weg.

  • 4. Bij het vaststellen van de gebiedsaanwijzing houdt het college rekening met het gemeentelijk rioleringsplan.

  • 5. De gebiedsaanwijzing treedt in werking met ingang van de derde dag na de dag waarop zij bekend is gemaakt.

  • 6. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichting tot afkoppelen die voortvloeit uit de gebiedsaanwijzing, indien van de eigenaar van het bouwwerk, open erf of terrein redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van het hemelwater kan worden gevergd.

  • 7. Op de voorbereiding van de gebiedsaanwijzing is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 8. Strafbepaling

Overtreding van het krachtens artikel 2 of 8 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 9. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld zijn

belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Waterafvoerverordening gemeente Uden.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 april 2011.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester