Regeling vervallen per 01-01-2023

Financiële verordening Uitgeest 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2022

Intitulé

Financiële verordening Uitgeest 2017

De raad van de gemeente Uitgeest;

gelezen het voorstel van de raadswerkgroep inzake financiële aspecten in BUCH-verband van 13 augustus 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gehoord de beraadslagingen in de commissie Algemene Zaken en Financiën van 8 september 2016;

besluit:

vast te stellen de FINANCIËLE VERORDENING UITGEEST 2017

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

inkomsten:

totaal van de baten voor onttrekking reserves;

netto schuld

bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

overheidsbedrijf:

onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

programmaonderdeel:

een samenstel van een aantal samenhangende beleidsvelden.

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad kan in samenspraak met de andere BUCH-gemeenten bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vaststellen.

  • 2. De raad kan bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s in programmaonderdelen vaststellen.

  • 3. De raad kan op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vaststellen voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4. De raad kan bij aanvang van iedere raadsperiode vaststellen over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per programmaonderdeel weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programmaonderdelen de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per cluster het totaal benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stemt voor het zomerreces in met de kadernota en stelt de bijbehorende begrotingswijziging vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 10.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programmaonderdeel.

  • 2. Bij de behandeling van de begroting en/of de kadernota geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de behandeling van de begroting en/of de kadernota met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. De investeringskredieten worden hierbij geclusterd opgenomen en vastgesteld in de begroting en/of kadernota.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1 miljoen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de financiële tussenrapportages en voortgangsrapportages beleid.

  • 2. De eerste financiële tussenrapportage maakt onderdeel uit van de kadernota. De tweede financiële tussenrapportage (FIRAP) wordt behandeld in de raad van december. De financiële tussenrapportages bevatten een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar programmaonderdeel;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar programmaonderdeel;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d,

  • 1. alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 2. In de financiële tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten per programmaonderdeel en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

  • 3. De voortgangsrapportages beleid bevatten tenminste per beleidsspeerpunt uit de begroting de voortgang op de volgende drie onderwerpen:

    • a.

      voortgang beleid

    • b.

      voortgang planning

    • c.

      voortgang financiën

  • 4. De eerste voortgangsrapportage beleid wordt aan de raad gerapporteerd door middel van een presentatie van het college aan de raad in de commissievergadering / carrousel voorafgaand aan de raad waarin de kadernota wordt behandeld. De tweede voortgangsrapportage wordt in de commissievergadering / carrousel van oktober gepresenteerd.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1. Het college is verplicht de raad een voorstel ter besluitvorming voor te leggen, voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 25.000 ten laste van het begrotingssaldo;

    • b.

      nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 25.000 ten laste van het begrotingssaldo;

    • c.

      niet eerder bij de begroting opgenomen investeringskredieten groter dan € 0;

    • d.

      strategische aan- en verkopen groter dan het bedrag zoals genoemd in de door de raad vastgestelde nota Grondbeleid;

    • e.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties;

    • f.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9. Waarderen, activeren en afschrijving van vaste activa

De waardering, activering en afschrijving van vaste activa wordt geregeld in de Nota activabeleid, die periodiek aan de raad wordt aangeboden ter vaststelling.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      hondenbelasting;

    • d.

      parkeerbelasting;

    • e.

      rioolheffing;

    • f.

      afvalstoffenheffing; en

    • g.

      bijstandsvertrekking,

  • 2. wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 5.000,-, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

De vorming en besteding van reserves en voorzieningen wordt geregeld in de Nota reserves en voorzieningen, die periodiek aan de raad wordt aangeboden ter vaststelling.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

  • 4. Voor de berekening van de tarieven van de heffingen en leges wordt de overhead als volgt toegerekend aan de verschillende taakvelden.

  • 3. (Totale kosten overhead / toegestane formatie taakvelden exclusief taakveld overhead) * toegewezen formatie aan betreffend taakveld.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

  • 2. Het college biedt de raad periodiek een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie wordt geregeld in het Treasurystatuut, dat periodiek aan de raad wordt aangeboden ter vaststelling.

Artikel 16. Paragrafen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college conform het Besluit begroting en verantwoording minimaal de verplichte onderdelen van de paragrafen op.

Artikel 17. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 18. Financiële organisatie

A) Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de Gemeenschappelijke Regeling BUCH over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

B) opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 19. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 20. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening Uitgeest (in werking getreden 1 januari 2012) wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Uitgeest 2017.