Regeling vervallen per 01-07-2014

Planschadeverordening

Geldend van 10-10-2008 t/m 30-06-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2008

Intitulé

Planschadeverordening

PLANSCHADEVERORDENING

Verordening vastgesteld bij Raadsbesluit van 25 september 2008, nummer R2008.0108, gepubliceerd 2 oktober 2008, in werking getreden met terugwerkende kracht op 1 juli 2008.

Gebaseerd op artikel 6.7 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Deze verordening komt in de plaats van de Procedureregeling Planschadevergoeding, vastgesteld door B&W d.d. 30 augustus 2005, nummer B2005.1362, in werking getreden met ingang van 9 september 2005.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet indient;

  • -

    adviseur: de door het College aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, van het Besluit;

  • -

    adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van deze verordening;

  • -

    Besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

  • -

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wet;

  • -

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, van de Wet;

  • -

    Wet: Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2. Indiening van de aanvraag

Een aanvraag om planschade wordt bij het College ingediend met gebruikmaking van een door het College vastgesteld formulier.

Artikel 3. Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het Besluit verstrekt het College aan een of meer adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het Besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4. Adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het College een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2.

    Indien het College, na advies te hebben ingewonnen van de in lid 1 bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het College een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3.

    Indien het College, na advies te hebben ingewonnen van de in lid 1 bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4.

    Indien naar het oordeel van het College lid 2 en lid 3 van toepassing zijn, worden zowel de in lid 2 als in lid 3 bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5.

    Bij aanwijzing van meer adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in lid 1 bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6.

    De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 5. Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 4, leden 1, 2 of 3, bedoelde aspecten waarop hij de aanvraag moet beoordelen.

  • 2.

    Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de Raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn of zijn geweest bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 6. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het College de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a

      een adviseur als bedoeld in artikel 4, lid 1, of

    • b

      meer adviseurs als bedoeld in artikel 4, lid 5.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in lid 1 schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van een of meer adviseurs bij het College indienen.

  • 3.

    Het College beslist binnen drie weken na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking.

Artikel 7. Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het College stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    Het College kan uit de ambtelijke organisatie een of meer personen aanwijzen die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert een of meer hoorzittingen, waar de aanvrager en de gemeente in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken.

  • 4.

    Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6.

    Van de in lid 3 bedoelde hoorzitting en van de in lid 4 bedoelde bezichtiging wordt melding gemaakt in het uit te brengen advies.

Artikel 8. Het advies

  • 1.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, lid 2 en 3, van de Wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 3.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn een advies uit aan het College, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 4.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend is het conceptadvies een definitief advies geworden.

Artikel 9. Uitbetaling

Indien het College een vergoeding van planschade vaststelt, geschiedt uitbetaling ervan inclusief de kosten als bedoeld in artikel 6.5 van de Wet op een door aanvrager opgegeven rekening zo spoedig mogelijk na het onherroepelijk worden van de beschikking.

Artikel 10. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 juli 2008.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Planschadeverordening.