Regeling vervallen per 01-05-2014

Welstandsnota voor de gemeente Uithoorn

Geldend van 08-07-2004 t/m 30-04-2014

Intitulé

Welstandsnota voor de gemeente Uithoorn

ARTIKEL A Beleidsregels

De raad van de gemeente Uithoorn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 juli 2004, nr. RVO4.42;

gelet op, artikel 12a eerste lid van de Woningwet (Staatsblad 2002, 582) en artikel 9.1, tweede lid van de Bouwverordening;

de amendementen 14.1 en 14.2 van 18 jui 2004;

besluit:

  • 1.

    de welstandsnota voor de gemeente Uithoorn vast te stellen;

  • 2.

    te bepalen, met verwijzing naar artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet aangezien zo spoedig mogelijk na 1juli 2004 over deze nota moet kunnen worden beschikt, dat deze nota in werking treedt de dag na bekendmaking

  • 3.

    bouwplannen die betrekking hebben op monumenten die reeds beoordeeld worden door de monumentencommissie, niet aan welstandstoezicht te onderwerpen. (8 juli 2004 14.1)

  • 4.

    bouwwerken aan de achterzijden van woningen die niet grenzen aan de openbare ruimte niet aan welstandstoezicht te onderwerpen voorzover het gaat om bouwwerken op de begane grond. (8 juli 2004 14.2).

INLEIDING

Redelijke eisen van welstand

Welstandstoezicht werd ooit ingesteld om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte zouden ontsieren. Nog steeds wordt bij iedere aanvraag voor een bouwvergunning beoordeeld of het betreffende bouwwerk niet in strijd is met ‘redelijke eisen van welstand’.

De welstandsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet, gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen. Artikel 12 maakt duidelijk dat de welstandsbeoordeling een complex gebeuren is, waarbij deskundigheid en kennis van de omgeving vereist is. Door de oneindige hoeveelheid combinaties van bouwwerk en omgeving valt de welstandsbeoordeling onmogelijk te standaardiseren of te objectiveren.

Toch vraagt de samenleving om meer zekerheid en meer openheid rondom de welstandsbeoordeling. De meeste mensen willen best meewerken aan het instandhouden en bevorderen van de schoonheid van hun leefomgeving, mits vroegtijdig duidelijk wordt gemaakt wat dat betekent als zij bouwplannen hebben. Veel irritaties over het welstandstoezicht worden weggenomen als vooraf wordt aangegeven welke zaken een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. Dat zijn politieke keuzes, die moeten worden gebaseerd op inhoudelijk onderzoek en een maatschappelijke discussie.

Modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht is dan ook een belangrijke doelstelling van het voorstel tot wijziging van de Woningwet, dat samen met het onderzoek Welstand op een nieuwe leest’ in september 1999 aan de Tweede Kamer is aangeboden en met ingang van 1 januari 2003 van kracht is. Artikel 12 van de Woningwet is in dit wijzigingsvoorstel uitgebreid met een nieuw artikel 12 A, dat bepaalt dat de welstandsbeoordeling alleen nog maar kan worden gebaseerd op door de gemeenteraad in een welstandsnota vastgestelde welstandscriteria (noot 1).

Voor u ligt de zo bedoelde welstandsnota van de gemeente Uithoorn (noot 2). Deze nota voldoet aan de voorschriften van het voorstel tot wijziging van de Woningwet zoals op 13 maart 2001 aangeboden aan de Eerste Kamer (noot 3). Naar aanleiding van de vijfde wetswijziging is ook de bouwverordening van Uithoorn aangepast, waarbij verwezen zal worden naar deze nota als uitwerking van de bepalingen volgens artikel 8 lid 6 van de gewijzigde Woningwet (noot 4).

Doel en uitgangspunten voor het welstandsbeleid van Uithoorn

Welstandtoezicht houdt Uithoorn mooi en aantrekkelijk

Het welstandsbeleid van Uithoorn is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Uithoorn. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat.

Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van Uithoorn.

Klantgericht en bespreekbaar

Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een effectief, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. Voor veranderingen aan bestaande bouwwerken kunnen de criteria concreet en duidelijk zijn, voor nieuwe bouwwerken of ontwikkelingen is wat meer ruimte voor overleg en interpretatie van de criteria, waarbij de karakteristieken van de gebieden kunnen worden gebruikt voor een eigentijdse invulling.

De welstandsnota

In december 2000 gaf de gemeente Uithoorn de Stichting Welstandszorg NoordHolland (WZNH) opdracht tot het opstellen van een welstandsnota. Bij het opstellen van de welstandsnota werd de landelijke modelwelstandsnota als uitgangspunt gebruikt. Het proces werd intensief begeleid door een gemeentelijke werkgroep.

Voorafgaand aan de besluitvorming over de welstandsnota in de gemeenteraad zal de welstandsnota met de bevolking van Uithoorn worden besproken. De vraag die daarbij wordt gesteld is of burgers en ondernemers het voorgestelde kwaliteitsniveau, uitgewerkt in welstandscriteria, voldoende vinden en daarin de belangrijke en gewaardeerde kenmerken van hun omgeving herkennen.

Leeswijzer

De welstandsnota moet inhoudelijke kennis koppelen aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk en opwekkend zijn voor verschillende ‘gebruikers’. Dit programma van eisen levert een gelaagde nota op waarin welstandscriteria in allerlei soorten en maten worden uitgewerkt. Daarbij is in ruime mate gebruik gemaakt van foto’s en voorbeelden.

Hoofdstuk 1 begint met een beschrijving van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de huidige werkwijze van de welstandscommissie. Daarna volgen paragrafen over de aangescherpte verantwoordelijkheden van de gemeenteraad en burgemeester en wethouders bij respectievelijk de vaststelling en de uitvoering van het welstandsbeleid. Vervolgens wordt ingegaan op de betekenis en de inhoud van het advies van de welstandscommissie. In een volgende paragraaf komen de taakomschrijving en de samenstelling van de welstandscommissie aan de orde. Tot slot volgen paragrafen over de openbaarheid van de vergaderingen van de welstandscommissie, de mogelijkheden voor vooroverleg met de welstandscommissie, de werkwijze bij projecten waar planbegeleiding door een supervisor plaatsvindt en over de handhaving van het welstandsbeleid en de excessenregeling.

Hoofdstuk 2 van de welstandsnota geeft alle criteria die burgemeester en wethouders en de welstandscommissie gebruiken bij het welstandsoordeel. Allereerst worden de algemene welstandscriteria beschreven die gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. Daarna worden de gebiedsgerichte welstandscriteria gegeven. Deze worden bij iedere welstandsbeoordeling gebruikt, om te beoordelen hoe het bouwwerk zich gedraagt in zijn omgeving. In Uithoorn zijn 20 gebieden onderscheiden die elk een eigen set van welstandscriteria hebben gekregen. In de volgende paragraaf van het tweede hoofdstuk worden welstandscriteria gegeven voor specifieke bouwwerken. Daarna volgen de welstandscriteria voor de ambtelijke toets van veel voorkomende kleine bouwplannen: aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, dakkapellen, dakramen, kozijn- en/of gevelwijzigingen, erfafscheidingen en reclames. De welstandscriteria voor deze kleine bouwplannen zijn vrijwel objectief zodat een ambtelijke toets mogelijk is. Alleen als zo’n bouwplan van de criteria afwijkt of als in een bijzondere situatie de criteria niet van toepassing kunnen zijn, wordt het plan aan de welstandscommissie voorgelegd. In de laatste paragraaf wordt tot slot de procedure gegeven voor het opstellen van welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten.

De nota wordt afgesloten met een overgangsbepaling en drie bijlagen: een begrippenlijst en een register van straatnamen met een verwijzing naar de betreffende gebiedsbeschrijving(en).

Gebruik van de welstandsnota en hardheidsclausule

In de praktijk zal de welstandsnota niet als ‘leesboek’ worden gebruikt. De planindiener die wil weten wat de welstandscriteria voor zijn of haar bouwplan zijn, zal eerst kijken of het bouwplan valt onder de ‘veel voorkomende kleine bouwplannen’. Voor een dakkapel bijvoorbeeld volstaat het om kennis te nemen van de betreffende welstandscriteria, bij de Bouw- en Woningtoezicht na te vragen of er in de straat een standaardplan is aangewezen en na te gaan of er bij het betreffende gebied nog iets bijzonders over dakkapellen wordt gezegd. Het gebied is gemakkelijk te vinden in het register van straatnamen. Met deze informatie heeft de planindiener voldoende gegevens om een dakkapel te realiseren die voldoet aan redelijke eisen van welstand. Wil de planindiener een andere dakkapel dan kan hij (liefst via de ontwerper) daarover in overleg treden met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Het bouwplan wordt dan, eventueel in de vorm van een principeaanvraag, aan de welstandscommissie voorgelegd, die het beoordeelt op grond van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

Voor de bouwplannen die niet voorkomen in de lijst van veel voorkomende kleine bouwplannen gelden de gebiedsgerichte welstandscriteria, en indien van toepassing de criteria voor specifieke beeldbepalende bouwwerken. Deze welstandscriteria zijn minder ‘objectief’ dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie, dit wordt zeker aanbevolen bij twijfel of grote afwijkingen van de criteria.

Vangnet én opstapje

De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, uit Uithoorn te weren. Dat is primair de bedoeling van het welstandstoezicht. Maar veel liever zien we in Uithoorn bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving.

In zo’n geval kan het zelfs voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn.

Hardheidsclausule

Daarom kunnen burgemeester en wethouders, na schriftelijk en gemotiveerd advies van de welstandscommissie, afwijken van deze welstandscriteria en het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria beoordelen. Daarbij geldt de stelregel: het is redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

Noot 1: Waar in het vervolg van deze nota wordt gesproken van of verwezen naar de Woningwet (Ww) wordt bedoeld het voorstel tot wijziging van de Woningwet zoals dat op 13 maart 2001 is aangeboden aan de Eerste Kamer der Staten Generaal, kamerstuk 26 734, vergaderjaar 2000-200 1, nr 235.

Noot 2: De Welstandsnota Uithoorn’ is gebaseerd op de modelwelstandsnota uit de publicatie ‘Naar een gemeentelijke welstandsnota’ die in 2000 werd opgesteld in opdracht van de Rijksbouwmeester, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Federatie Welstand.

Noot 3: De Welstandsnota Uithoorn’ is opgesteld vooruitlopend op de behandeling door de Eerste Kamer van het voorstel tot wijziging van de Woningwet. Indien te zijner tijd verschillen tussen het wetsvoorstel en de vastgestelde wet daartoe aanleiding geven, zal een aanpassingsvoorstel worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

Noot 4: De bouwverordening moet volgens artikel 8 lid 6 Ww voorschriften bevatten omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie.

HOOFDSTUK 1

Beleidsbepallng, Participanten en Procedures

1.1 HET HUIDGE WELSTANDSTOEZICHT IN UITHOORN

Het huidige welstandstoezicht in Uithoorn

De gemeente Uithoorn voert reeds lange tijd welstandstoezicht uit. Sinds 1992 zijn hiervoor, overeenkomstig de modelbouwverording van de VNG, algemene welstandscriteria opgenomen in de bouwverordening: de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte en de stedenbouwkundige context, de massa, materiaal, maat, schaaf, detaillering en kleurstelling mede in verband met de samenhang in het bouwwerk zelf. Daarnaast kan de gemeente specifiek beleid voeren met betrekking tot de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving.

Burgemeester en wethouders laten zich bij de afgifte van bouwvergunningen adviseren door een adviescommissie die bestaat uit onafhankelijke deskundigen, de Welstandscommissie Noord-Holland Zuid van de Stichting Welstandszorg NoordHolland. Een keer per twee weken houdt deze commissie zitting in het gemeentehuis van Aalsmeer. De vergaderingen zijn openbaar. Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan. Alle bouwvergunningplichtige plannen van Uithoorn worden in de plenaire commissie behandeld, tenzij het handelt over herhalingsplannen. Ook is het mogelijk een principeplan aan de commissie voor te leggen.

Bij grotere nieuwe ontwikkelingen wordt de welstandscommissie geïnformeerd over de stedenbouwkundige en bestemmingsplannen.

De uitvoering van het welstandstoezicht geschiedt onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders door de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving. Het afdelingshoofd of een door hem aangewezen vervanger licht de bouwplannen toe bij de welstandscommissie. Burgemeester en wethouders volgen in het algemeen de adviezen van de welstandscommissie op.

1.2 DE GEMEENTERAAD STELT HET WELSTANDSBELEID VAST

Met de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2003 is een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde geworden voor het uitvoeren van welstandstoezicht. Na vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota zijn genoemd. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk zijn en zo veel mogelijk zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren (noot 5).

Nieuw is dat de welstandscriteria niet langer algemeen verbindend zijn (omdat ze niet meer zijn opgenomen in de bouwverordening) maar een stelsel van beleidsregels vormen waarbinnen burgemeester en wethouders het welstandstoezicht moeten uitvoeren. Dit geeft onder meer de mogelijkheid om de welstandscriteria per gebied op maat te snijden. Het blijft bij het welstandstoezicht gaan om redelijke eisen van welstand, maar de vraag wat precies ‘redelijk’ is wordt per gebied ingevuld.

Welstandstoezicht jaarlijks op de agenda van de gemeenteraad

Na vaststelling van de welstandsnota zal de werking ervan jaarlijks in de gemeenteraad worden geëvalueerd, aan de hand van het jaarverslag van de welstandscommissie en een rapportage van burgemeester en wethouders over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan het welstandstoezicht. Deze evaluatie is wettelijk verplicht. Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is. Voor dergelijke aanpassingen is de gemeentelijke inspraakverordening van kracht.

Aanvullende welstandscriteria bij de nieuwe grote projecten

Na vaststelling van de welstandsnota zal de gemeenteraad soms ook tussentijds aanvullingen op de welstandsnota vaststellen. Dit is vooral het geval bij de grotere bij nieuwe projecten waarvoor de welstandscriteria voortaan in het kader van de grote planvoorbereiding worden opgesteld. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

Relatie met bestemmingsplan en andere beleidsdocumenten

In het kader van deze welstandsnota is de relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van groot belang.

Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening’ (artikel 10 WRO). Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt in de toekomst exclusief door de welstandsnota geregeld.

De welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit.Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo’n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.

In de welstandsnota kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten (noot 6). Dergelijke documenten worden daardoor geacht deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die zo veel mogelijk’ zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren.

1.3 B & W VOEREN HET WELSTANDSTOEZICHT UIT

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van de bouwvergunning ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. In vele gevallen speelt het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie daarbij een belangrijke rol.

Wanneer vragen B & W advies aan de welstandscommissie?

Zolang de Woningwet nog niet is gewijzigd is het wettelijk verplicht bij elke bouwvergunningaanvraag advies aan de welstandscommissie te vragen.

Reguliere bouwvergunning: in principe altijd advies van de welstandscommissie

Sinds de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2003 zullen burgemeester en wethouders in principe bij elke reguliere bouwvergunningaanvraag (uitgezonderd herhalingsplannen) advies vragen aan de welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de bouwvergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd (noot 7).

De planindiener kan verzoeken om een gefaseerde behandeling van een reguliere bouwvergunningaanvraag. In dat geval vindt de welstandsbeoordeling plaats in de

eerste fase. Na de goedkeuring krijgt de indiener de gelegenheid om het plan bouwtechnisch verder uit te werken, waarna in de tweede fase de toetsing aan het Bouwbesluit, Bouwverordening en op bodemverontreiniging plaatsvindt. Als in deze tweede fase een ingrijpende wijziging in het plan wordt aangebracht, moeten burgemeester en wethouders de planindiener verzoeken om een gewijzigde aanvraag voor de eerste fase in te dienen. Deze wordt dan opnieuw door de welstandscommissie beoordeeld. Naast de formele gefaseerde bouwvergunningaanvraag blijft ook de mogelijkheid bestaan tot het voeren van vooroverleg met de welstandscommissie door middel van een principeaanvraag (zie paragraaf 1.7).

Lichte bouwvergunning: waar mogelijk ambtelijke afhandeling

Bij bouwaanvragen die volgens de nieuwe Woningwet onder de lichte vergunningprocedure vallen vragen burgemeester en wethouders geen advies aan de welstandscommissie indien het betreffende bouwplan valt onder één van de categorieën veel voorkomende kleine bouwplannen, de ambtelijke toetsingscriteria van toepassing zijn en het bouwplan daaraan zonder twijfel voldoet. De ambtenaar die belast is met de uitvoering van het welstandstoezicht is door burgemeester en wethouders gemandateerd om in dat geval het positieve welstandsoordeel te geven.

Wanneer kunnen B & W afwijken van het advies van de welstandscommissie?

Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden:

  • Afwijken op inhoudelijke grond: Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast.

  • Second opinion

  • Indien burgemeester en wethouders bij een reguliere bouwvergunningaanvraag op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie, dan vragen zij voordat het besluit op de vergunningaanvraag wordt genomen maar binnen de daarvoor geldige afhandelingtermijn, een second opinion aan de speciaal daarvoor bestaande welstandscommissie van de Stichting Welstandszorg NoordHolland. Het advies van deze commissie speelt een zware rol bij de verdere oordeelsvorming van burgemeester en wethouders.

  • Indien burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.

  • Afwijken van de welstandscriteria (hardheidsclausule): Burgemeester en wethouders kunnen, op advies van de welstandscommissie, afwijken van de welstandscriteria zelf. Dit kan gebeuren bij plannen die niet voldoen aan de gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria maar wél aan redelijke eisen van welstand, dit te beoordelen aan de hand van de algemene welstandscriteria. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd.

  • Afwijken om andere redenen: Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44 lid id Ww de mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de bouwvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. In Uithoorn zullen burgemeester en wethouders uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen.

Het indienen van bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een bouwvergunning. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener of de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit. De belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan. De afdeling Bouw- en Woningtoezicht kan informatie over de procedure geven.

Bezwaar richten aan burgemeester en wethouders

Als een bezwaar te maken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de welstandscommissie. Dat is immers alleen een advies aan burgemeester en wethouders. De welstandscommissie zelf kent daarom geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden.

Natuurlijk kunnen de ontwerper en eventueel de planindiener wel een toelichting op een uitgebracht advies vragen. Na hoor en wederhoor kan de welstandscommissie als zij daartoe aanleiding ziet, het advies herzien. Deze herziening wordt in het advies gemotiveerd (zie ook paragraaf 1.4).

Jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het welstandstoezicht

Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van artikel 12c Woningwet jaarlijks een verslag op voor de gemeenteraad van de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht zijn omgegaan. De rapportage over het voorgaande jaar is uiterlijk gereed in maart van het volgende jaar zodat het daarna aan de gemeenteraad kan worden voorgelegd. In de rapportage komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:

  • de wijze waarop burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen;

  • in welke categorieën van gevallen zij de aanvraag voor een lichte bouwvergunning niet aan de welstandscommissie hebben voorgelegd;

  • op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de welstandscriteria,

  • in welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand’ (artikel 19 Ww) zijn overgegaan en of zij na die aanschrijving zijn overgegaan tot toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom.

1.4 DE WELSTANDSCOMMISSIE ADVISEERT

Het advies van de welstandscommissie geeft aan of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota.

Welstandsadvies in begrijpelijke taal

Het advies van de welstandscommissie wordt altijd schriftelijk vastgelegd in begrijpelijke taal: minimaal door middel van een ondertekend akkoordstempel op de geveltekeningen, maar liever nog in de vorm van goedgekeurde vergaderingsnotulen of een brief aan burgemeester en wethouders. Het welstandsadvies (met uitzondering van het akkoordstempel) bevat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten, uitmondend in een integraal advies, Steeds moet de motivering op grond waarvan het advies wordt gegeven, duidelijk zijn.

De welstandsadvisering is niet gericht op zaken die geen betrekking hebben op het welstandstoezicht Het welstandsadvies kan wel suggesties bevatten voor beleid of procedurele zaken die naar mening van de commissie in acht genomen zouden moeten worden.

De welstandsadviezen mogen nooit zodanig zijn geformuleerd dat één der betrokkenen zich daardoor beledigd of in goede naam of eer aangetast kan voelen.

UITKOMST EN BETEKENIS VAN HET WELSTANDSADVIES

Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:

  • Akkoord: Als een plan naar mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt een positief advies gegeven aan burgemeester en wethouders. Op initiatief van de welstandscommissie of op verzoek van burgemeester en wethouders of diens vertegenwoordiger, kan een positief advies schriftelijk worden gemotiveerd. Dit gebeurt in ieder geval bij bijzondere situaties waarbij op grond van de hardheidsclausule wordt geadviseerd om een plan, in afwijking van de van toepassing zijnde gebiedsgerichte c.q. objectgerichte welstandscriteria, goed te keuren en in geval van op welstandsgronden gebaseerde bezwaren tegen de afgifte van de bouwvergunning.

  • In een enkel geval zal de welstandscommissie als het plan akkoord is, de planindiener willen attenderen op zaken die het plan op een (nog) hoger niveau kunnen tillen. Deze suggesties kunnen als vrijblijvende overwegingen worden genoemd en staan los van het welstandsadvies zelf.

  • Akkoord mits wordt voldaan aan de opmerkingen: Soms voldoet een plan naar mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet aan redelijke eisen van welstand, tenzij het op ondergeschikte punten wordt aangepast. Deze punten worden ondubbelzinnig genotuleerd of op de tekening aangegeven. De welstandscommissie kan in dit geval aan burgemeester en wethouders het advies geven ‘akkoord mits wordt voldaan aan de opmerkingen’. Burgemeester en wethouders kunnen vervolgens ofwel het plan aanhouden en de planindiener de gelegenheid geven het plan aan te passen, ofwel de bouwvergunning verlenen onder voorwaarde dat het plan wordt aangepast. In het laatste geval moet de voorwaarde vanuit het belang van ‘redelijke eisen van welstand’ expliciet worden genoemd bij de vergunningverlening (noot 8).

  • Niet akkoord: Als een plan naar mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, volgt een negatief advies. Dit betekent dat ingrijpende wijzigingen in het planconcept of de uitwerking van het ontwerp noodzakelijk zijn. Een negatief advies wordt altijd schriftelijk gemotiveerd door de welstandscommissie. Indien een plan na drie negatieve adviezen en eventuele gesprekken met de ontwerper en de planindiener, geen noemenswaardige vooruitgang kent zal de welstandscommissie via de ambtenaar die belast is met de uitvoering van het welstandstoezicht contact opnemen met de verantwoordelijk wethouder om de (politieke) consequenties hiervan te bespreken. Dit om te voorkomen dat er een eindeloze discussie tussen de welstandscommissie en de ontwerper of de planindiener ontstaat waarbij aan het eind niemand tevreden is.

  • Aanhouden: Binnen de wettelijke beslistermijnen kan de welstandscommissie het 13 welstandsadvies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is of om de ontwerper de gelegenheid te geven zijn plan aan te passen. De gemeentelijk toelichter is verantwoordelijk voor het aanleveren van de gevraagde gegevens of het maken van afspraken. Gezien de korte afhandelingtermijn van lichtvergunningplichtige plannen zal het in praktijk nauwelijks mogelijk zijn deze plannen aan te houden.

Mondelinge toelichting op het welstandsadvies

In principe moeten de schriftelijke welstandsadviezen zo begrijpelijk en duidelijk zijn dat nadere uitleg overbodig is. Indien de ontwerper of de planindiener een mondelinge toelichting op het welstandsadvies wenst wordt dit in eerste instantie gegeven door de ambtenaar die belast is met de uitvoering van het welstandstoezicht en die bij de commissievergadering aanwezig is geweest. Indien betrokkenen vervolgens een nadere toelichting wensen kan via deze ambtenaar een afspraak worden gemaakt met (een lid van de) welstandscommissie; voor, tijdens of na de zitting. Na hoor en wederhoor kan de welstandscommissie als zij daartoe aanleiding ziet, het advies herzien. Deze herziening wordt in het advies gemotiveerd.

1.5 DE WELSTANDSCOMMISSIE

Taakomschrijving

Adviseren en verslag uitbrengen

De belangrijkste, wettelijke en openbare taak van de welstandscommissie is het uitbrengen van adviezen aan burgemeester en wethouders ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarvoor een aanvraag om bouwvergunning is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand (noot 9). Dit welstandsadvies is gebaseerd op de in deze welstandsnota genoemde welstandscriteria die zowel stedenbouwkundige als architectonische aspecten omvatten.

De tweede belangrijke wettelijke taak van de welstandscommissie is het opstellen van een jaarlijks verslag van de werkzaamheden voor de gemeenteraad. Volgens artikel 12b lid 3 Ww komt in dit verslag ten minste aan de orde op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit deze nota. De gemeente Uithoorn wil daarnaast ook in het verslag lezen hoe de werkwijze van de welstandscommissie is geweest en op welke manier zij uitwerking heeft gegeven aan de openbaarheid van vergaderen, wat de aard van de beoordeelde plannen was en hoe de advisering is verlopen bij spraakmakende of beeldbepalende projecten. Voorts kan de welstandscommissie in haar jaarverslag aanbeveling doen ten aanzien van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en aanpassing van de welstandsnota in het bijzonder. Het jaarverslag van de welstandscommissie moet gereed zijn in maart van het volgend jaar.

Aanvullende taken

Om deze twee belangrijke wettelijke taken optimaal te kunnen uitoefenen en de kennis die daarbij wordt vergaard ten goede te laten komen aan het lokale ruimtelijke kwaliteitsbeleid krijgt de welstandscommissie in Uithoorn tevens de volgende taken mee:

  • Het onder regie van de gemeente voeren van noodzakelijk geacht overleg met betrokkenen bij de voorbereiding van bouwplannen en het beoordelen van principeaanvragen voor bouwplannen.

  • Het beoordelen van aanvragen voor een reclamevergunning.

  • Het op verzoek van burgemeester en wethouders uitbrengen van adviezen over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken.

  • Overleg met de betrokken ambtelijke afdelingen en burgemeester en wethouders over het opstellen van welstandscriteria en welstandsbeleid.

  • Het bevorderen van de openbaarheid van het welstandstoezicht, het zorgdragen voor het maatschappelijk draagvlak en het stimuleren van de discussie over ruimtelijke kwaliteit in de gemeente.

  • Het zorgdragen voor regelmatig overleg met het gemeentebestuur.

  • Het gevraagd en ongevraagd signaleren van stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor ruimtelijke kwaliteit in de gemeente.

Mandaat

In overleg met de gemeente kan de welstandscommissie één van haar leden schriftelijk mandateren om bepaalde taken uit te voeren (noot 10). Het lid voert de taak uit namens de commissie, wat moet blijken uit bijvoorbeeld de ondertekening. Taken die gemandateerd kunnen worden zijn bijvoorbeeld:

  • Het voeren van vooroverleg. Een commissielid kan door de commissie worden gemandateerd om namens haar het vooroverleg met planindieners en ontwerpers te voeren. Vooroverleg wordt altijd gevoerd in overleg met de gemeente. Het gemandateerde commissielid kan zelfstandig overleggen dan wel deelnemen in een ‘kwaliteitsteam’. De gemandateerde werkt uiteraard binnen het kader van de welstandsnota en in goed overleg met de welstandscommissie. Hij of zij is verantwoordelijk voor de consistentie van de planbegeleiding en de welstandsbeoordelingen. Bij twijfel zal de gemandateerde het plan bespreken in de plenaire commissie. De welstandscommissie blijft eindverantwoordelijk, maar kan nooit terugkomen op standpunten die tijdens het vooroverleg door de gemandateerde zijn ingenomen. Het vooroverleg komt echter niet in de plaats van het uiteindelijke welstandsadvies bij de definitieve vergunningaanvraag. Op dat moment zal het plan door de gemeente aan de plenaire welstandscommissie worden voorgelegd waarbij de gemandateerde verslag doet van wat er tijdens het vooroverleg (namens de commissie) is besproken en besloten. De commissie geeft daarna binnen dit kader, haar eindoordeel.

  • Het adviseren over plannen waarbij de mening van de commissie bekend wordt verondersteld. Een commissielid kan door de commissie worden gemandateerd om namens haar het advies te geven bij plannen waarbij de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld. In juridische zin geldt dit als het advies van de collectieve commissie. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de lichtvergunningplichtige plannen, herhalingsplannen, plannen die reeds door de monumentencommissie zijn goedgekeurd of alle plannen die door een supervisor zijn begeleid.

Samenstelling van de welstandscommissie

De welstandscommissie is volgens artikel 1 lid 1 r Ww een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie (noot 11). De gemeenteraad van Uithoorn heeft de werkzaamheden betreffende het welstandstoezicht opgedragen aan de Stichting Welstandszorg Noord-Holland.

De leden van de welstandscommissie worden in overleg met burgemeester en wethouders benoemd voor een periode van drie jaar. Na deze termijn is eenmaal herbenoeming voor drie jaar mogelijk. Het streven is om per jaar niet meer dan één nieuw lid in de commissie te benoemen. Bij afwezigheid of betrokkenheid bij een bouwplan van één van de commissieleden zorgt de Stichting Welstandszorg NoordHolland voor een gekwalificeerde vervanger.

Deskundig en onafhankelijk

De gemeente Uithoorn hanteert voor de commissieleden de volgende profielschetsen.

Van alle leden van de welstandscommissie wordt verwacht dat zij geïnteresseerd zijn in Uithoorn en de gemeente kennen of willen leren kennen. Bovendien moeten zij communicatief zijn ingesteld en in staat zijn om het welstandsoordeel begrijpelijk te verwoorden. Uit oogpunt van deskundigheid wordt daarbij aan alle leden van de welstandscommissie de eis gesteld dat zij tekeningen kunnen lezen en cultureel besef en kennis van de (geschiedenis van de) bouwkunst hebben. Uit oogpunt van onafhankelijkheid mogen de leden van de welstandscommissie niet ondergeschikt zijn aan burgemeester en wethouders of belangen in Uithoorn hebben die gerelateerd zijn aan het welstandstoezicht. Indien één van de commissieleden betrokken is bij een bouwplan dat ter beoordeling aan de welstandscommissie wordt voorgelegd, neemt hij of zij geen deel aan de beraadslaging en de eindbeoordeling van het betreffende plan maar wordt een gekwalificeerde vervanger ingeschakeld.

De voorzitter heeft binnen de welstandscommissie een belangrijke rol. Hij of zij is verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de algemene kwaliteit van de advisering. Dit vereist, naast bovenstaande capaciteiten, zowel bestuurlijke ervaring en inzicht in lokale besluitvormingsprocessen als kennis van de ruimtelijke ontwikkelingen en het beleid van Uithoorn. Tijdens de vergadering moet de voorzitter ervoor zorgen dat er een evenwichtige discussie wordt gevoerd waarbij alle commissieleden hun mening voldoende kunnen uiten. De voorzitter integreert de verschillende visies tot een gemeenschappelijk eindadvies en moet dat helder kunnen formuleren. De voorzitter heeft tevens tot taak de commissie, de welstandsadviezen en het jaarverslag naar buiten toe te presenteren. De voorzitter verzorgt de externe contacten van de commissie en is het officiële aanspreekpunt voor het gemeentebestuur en geïnteresseerden.

De architect-secretaris en de leden van de welstandscommissie zijn verantwoordelijk voor de vakinhoudelijke kwaliteit van de welstandsadviezen en het schriftelijk formuleren daarvan. Zij hebben zowel ervaring met het beoordelen van ontwerpen van (aanstaande) collega’s bijvoorbeeld in onderwijssituaties of jury’s als ook een erkend niveau van eigen vakuitoefening als architect.

Ondersteuning van de welstandscommissie

De welstandscommissie wordt ondersteund door:

  • Adviseurs: Indien de aard van een te beoordelen plan dan wel het beleid daartoe aanleiding geeft kunnen burgemeester en wethouders en de welstandscommissie in overleg treden over de mogelijkheid om op ad hoc of permanente basis specifieke deskundigen als adviseur aan de commissie toe te voegen, bijvoorbeeld een stedenbouwkundige, een architectuurhistoricus, een landschapsarchitect of een kunstenaar. De adviseur neemt deel aan de beraadslaging maar heeft geen stem in de eindbeoordeling.

  • Plantoelichter: De ambtenaar die belast is met de uitvoering van het welstandstoezicht, is als plantoelichter aanwezig bij de vergaderingen van de welstandscommissie. Hij of zij neemt geen deel aan de beraadslaging en de beoordeling maar informeert de commissie over alle relevante aspecten van de bouwaanvraag. De plantoelichter is verantwoordelijk voor het overbrengen van de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen aan de commissie en voor het tijdig inwinnen van een advies van de welstandscommissie over de welstandsaspecten van nieuwe stedenbouwkundige plannen. De plantoelichter ziet toe op de volledigheid van het dossier, is verantwoordelijk voor de archivering van de bouwplandossiers en zorgt dat bouwaanvragen op het juiste moment aan de commissie worden voorgelegd: nadat de planologische aanvaardbaarheid is vastgesteld en uiteraard binnen de wettelijke beslistermijn. Hij of zij is verantwoordelijk voor het maken van afspraken voor (voor-)overleg en zorgt dat het welstandsadvies uiteindelijk arriveert bij burgemeester en wethouders.

  • De plantoelichter is door burgemeester en wethouders gemandateerd het welstandsoordeel te geven voor vergunningplichtige plannen waarbij de mening van de welstandscommissie bekend wordt verondersteld, waaronder herhalingsplannen. Bij een dergelijke mandaatstelling geldt dat de plantoelichter bij twijfel de welstandscommissie kan raadplegen.

  • De commissieassistent: Bij alle vergaderingen van de welstandscommissie is een commissieassistent aanwezig die wordt benoemd door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland. De commissieassistent neemt geen deel aan de beraadslaging maar ondersteunt de commissie, ontvangt de bezoekers, zorgt voor de vergaderingsnotulen, de administratieve verwerking van de welstandsadviezen en het verzamelen van gegevens voor het jaarverslag. De commissieassistent is tevens verantwoordelijk voor de digitale archivering van de welstandsadviezen. De commissieassistent werkt nauw samen met de gemeentelijke toelichter en de architect-secretaris.

Het aan te leveren materiaal

De kwaliteit van het aangeleverde materiaal (plattegronden, tekeningen, foto’s etc.) staat duidelijk beschreven in de AmvB 409 van 13 juli 2002 ‘Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning’ en moet een goed beeld geven van het bouwplan en de planfilosofie. De welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als tenminste de volgende zaken worden aangeleverd:

  • situatietekening inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1:1000),

  • tekeningen van bestaande en nieuwe plattegronden,

  • doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100),

  • tekeningen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk,

  • kleurenschema’s en materiaallijst,

  • foto’s van de bestaande toestand van het bouwwerk en de omgeving.

Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen.

De plantoelichter zorgt voor aanvullende informatie, bijvoorbeeld luchtfoto’s, een digitaal beeldregistratiesysteem, stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en eventueel maquettes. De leden van de welstandscommissie gaan indien noodzakelijk zelf ter plekke kijken.

1.6 OPENBAARHEID

De wettelijke taken van de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid tenzij er zwaarwegende redenen zijn dit niet te doen (zoals gedefinieerd in artikel 10 Wet Openbaarheid van Bestuur en nader uitgewerkt in hoofdstuk 6 van het ‘Reglement op de orde op de Welstandscommissie voor de gemeente Uithoorn’). Het jaarverslag van de welstandscommissie is openbaar en de advisering over bouwplannen in de bouwvergunningprocedure geschiedt in openbaarheid, dit betreft zowel de beraadslaging als de beoordeling. Ook de schriftelijke adviezen over bouwplannen in de bouwvergunningprocedure zijn openbaar.

Ontwerpers en planindieners zijn welkom voor een plantoelichting

Betrokkenen, dat wil zeggen ontwerpers en planindieners, zijn tijdens de behandeling van hun plan welkom ‘aan tafel’ om een mondelinge toelichting te geven. Zij kunnen daarvoor een afspraak maken met de gemeentelijk toelichter. Betrokkenen hebben spreekrecht, in die zin dat de commissie hoor- en wederhoor toepast Daarna vormt de commissie het eindoordeel dat wordt verwoord in het advies aan burgemeester en wethouders.

Belangstellenden zijn welkom op de publieke tribune

Belangstellenden kunnen de vergadering zonder afspraak bijwonen op de ‘publieke tribune’. Belangstellenden hebben geen spreekrecht. In zeer bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders de welstandscommissie vragen om belangstellenden voorafgaand aan de planbeoordeling te horen. Een dergelijk verzoek van burgemeester en wethouders is niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

Verwacht mag worden dat deze openbaarheid bijdraagt aan de gewenste vermaatschappelijking van het welstandstoezicht. Het streven is daarom de huidige passieve openbaarheid te veranderen in een actieve openbaarheid. Dit door bijvoorbeeld de agenda voor de vergadering van de welstandscommissie, die momenteel pas op de dag van vergadering kan worden opgevraagd bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht, in de toekomst eerder en via de pers en internet bekend te maken. Ook de werkwijze van de welstandscommissie en de faciliteiten waarvan de commissie gebruik maakt moeten hiervoor worden geoptimaliseerd.

1.7 VOOROVERLEG EN PRINCIPEPLANNEN

De gemeente Uithoorn biedt ontwerpers en planindieners de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele bouwvergunningaanvraag, vooroverleg te plegen met de welstandscommissie over de interpretatie van de welstandscriteria in het concrete geval van hun bouwplan. Hiertoe kan het schetsontwerp als principeplan worden ingediend bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Het vooroverleg met de welstandscommissie kan in principe pas starten nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het plan.

Vooroverleg moet de planindiener rechtszekerheid bieden

Omdat het vooroverleg diep kan ingrijpen in de planontwikkeling moet het met de nodige waarborgen worden omgeven. De volgende punten zijn daarbij van belang:

  • De kwaliteit van het aangeleverde materiaal moet een goed beeld geven van de bedoelingen en de planfilosofie. De welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als de volgende zaken worden aangeleverd: situatieschets inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1:1000), schetsen van bestaande en nieuwe plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100), schetsen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk, voorstel voor kleurenschema’s en materiaallijst en foto’s van de bestaande toestand van het bouwwerk en de omgeving. Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen.

  • Het principeplan wordt geregistreerd, gedateerd en krijgt een nummer en een dossier. De welstandscommissie behandelt geen ongeregistreerde plannen.

  • De welstandscommissie draagt uiterste zorg voor goede verslaglegging en consistente beoordelingen in de verschillende planfasen.

Bij het welstandsadvies over een principeplan moet de welstandscommissie altijd aangeven in welk stadium het plan werd beoordeeld en, bij een positief advies, of zij het plan bij de definitieve vergunningaanvraag nog in de plenaire commissie wil terug zien of dat het definitieve advies door een gemandateerd lid kan worden afgehandeld. Voor de welstandsadviezen over deze principeplannen gelden verder dezelfde uitgangspunten als voor de adviezen over bouwvergunningaanvragen.

1.8 SUPERVISIE EN ONTWERPWEDSTRIJDEN

De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en initiatiefnemers in de vroege planvormingfasen reeds te informeren en te begeleiden. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tussen de planbegeleiding door de supervisor en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie vooraf schriftelijk vast te leggen.

Supervisor begeleidt, welstandscommissie beoordeelt

Hieronder wordt aangegeven welke rol de supervisor kan hebben (noot 12).

  • De integrale supervisor of stadsarchitect heeft op alle schaalniveaus adviserende taken en bestrijkt een relatief groot gebied. De integrale supervisor kan een rol spelen als ontwerper bij projecten waar de gemeente zelf opdrachtgever is, of optreden als coördinator van projecten en als intermediair tussen ontwerpers, stadsbestuur, marktpartijen en opdrachtgevers. De integrale supervisor kan vanwege zijn relatie met het gemeentebestuur geen lid zijn van de welstandscommissie, maar kan wel als adviseur van de commissie worden aangewezen.

  • De ontwerpende supervisor is (mede-)verantwoordelijk voor het stedenbouwkundig ontwerp van een gebied en stelt uitgangspunten en randvoorwaarden op voor de architectonische uitwerking daarvan. De ontwerpende supervisor is betrokken bij de architectenkeuze en treedt op als begeleider van de architecten. In sommige gevallen ontwerpt deze supervisor zelf ook een deel van de gebouwen. Ook de vormgeving en inrichting van de openbare ruimte gaan in overleg met de ontwerpende supervisor. De ontwerpende supervisor kan vanwege zijn relatie met het gemeentebestuur geen lid zijn van de welstandscommissie, maar kan wel als adviseur van de commissie worden aangewezen.

  • De beherende supervisor werkt in een bestaand gebied, waarbij de nadruk ligt op de vele, vaak kleine ingrepen die min of meer passen binnen die bestaande structuur. De taakomschrijving van de beherende supervisor heeft betrekking op het bewaken en begeleiden van een stads- of dorpsbeeld, waarin de relatie tussen de ruimtelijke opzet en de architectuur centraal staat. De beherende supervisor kan betrokken zijn op verschillende niveaus in het planproces. De beherende supervisor kan vanwege zijn relatie met het gemeentebestuur geen lid zijn van de welstandscommissie, maar kan wel als adviseur van de commissie worden aangewezen.

  • De welstandssupervisor of prévisor kan worden getypeerd als coördinerend en begeleidend architect, wiens opdracht vooral ligt in het bewaken van de samenhang en de kwaliteit van de te ontwikkelen architectuur. De prévisor is te zien als een vooruitgeschoven post van de welstandscommissie, hij of zij begeleidt de architecten en opdrachtgevers als het ware door het planproces naar de uiteindelijke welstandstoets. De prévisor kan een gemandateerd lid zijn van de welstandscommissie, het mandaat betreft dan het voeren van het vooroverleg bij bouwplannen in een bepaald gebied. Voorstelbaar is dat welstandscommissies in de toekomst zullen functioneren als een college van dergelijke prévisoren.

Bij het aanstellen van een supervisor zullen de afdelingen Ruimte en Maatschappij en Veiligheid, Vergunningen en Handhaving zorg dragen voor een heldere taakomschrijving en een goede afstemming tussen supervisie en welstandsbeoordeling. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • De supervisor formuleert de welstandscriteria voor het gebied (het gaat immers meestal om grotere nieuwe projecten waarvoor in deze welstandsnota nog geen gebiedsgerichte welstandscriteria zijn opgenomen).

  • De welstandscriteria gelden na vaststelling door de gemeenteraad als leidraad voor de planbegeleiding door de supervisor en als kader voor de welstandsbeoordeling.

  • Tijdens het planvormingsproces is de supervisor verantwoordelijk voor tijdige rapportage aan de welstandscommissie. Controversiële kwesties kunnen leiden tot plenair vooroverleg van de welstandscommissie met de ontwerper, de planindiener en/of de supervisor.

  • Wanneer uiteindelijk de bouwvergunning wordt aangevraagd vindt de definitieve welstandsbeoordeling door de welstandscommissie plaats waarbij de commissie rekening houdt met wat er tijdens het begeleidingsproces is besproken en besloten.

Welstandscriteria opnemen bij ontwerpwedstrijden

Sommige bouwprojecten komen tot stand na een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie. Bij deze projecten vindt een deskundige beoordeling van het ontwerp plaats, vaak lang voordat de welstandsbeoordeling aan de orde is. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tussen de planbeoordeling in het kader van de wedstrijd en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie goed vast te leggen.

Uitgangspunt is dat de gemeente en de leden van de welstandscommissie slechts actief medewerking verlenen aan ontwerpwedstrijden of ontwikkelingscompetities waarvan het wedstrijdprogramma is opgesteld volgens ‘Kompas’ en die gemeld is bij het Steunpunt Ontwerpwedstrijden (noot 13).

De gemeente zal stimuleren dat in het wedstrijdprogramma expliciete welstandscriteria worden opgenomen. Deze kunnen specifiek door de gemeenteraad worden vastgesteld ofwel uit deze welstandsnota worden overgenomen.

De beoordeling van inzendingen voor een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie geschiedt door een speciaal aangewezen jury of beoordelingscommissie. Dit kan nooit de welstandscommissie als zodanig zijn. Een lid van de welstandscommissie kan wel op persoonlijke titel worden aangewezen als lid van een jury of beoordelingscommissie.

Bij een welstandsbeoordeling voor een bouwplan dat het gevolg is van een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie, gelden de in het wedstrijdprogramma genoemde welstandscriteria als (onderdeel van het) beoordelingskader.

1.9 HANDHAVING EN EXCESSENREGELING

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. De gemeente Uithoorn zal prioriteit geven aan het handhavingsbeleid en illegale bouwwerken of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan actief opsporen en daar tegen optreden.

Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze bouwvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan zal de eigenaar de situatie moeten veranderen. Burgemeester en wethouders kunnen dan degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen.

Voor vergunningsvrije bouwwerken óók minimale welstandseisen

Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 19 Ww kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen.

Volgens datzelfde wetsartikel moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen. Deze excessenregeling’ is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.

De gemeente Uithoorn hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:

  • het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving;

  • het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;

  • armoedig materiaalgebruik;

  • toepassing van felle of contrasterende kleuren;

  • te opdringerige reclames, of

  • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria).

Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand.

Noot 5: Dit blijkt uit de nota naar aanleiding van het verslag, TK 1999-2000, 26 734, nr 6, p.I3.

Noot 6: In het geval van een beeldkwaliteitplan moet per geval zorgvuldig worden nagegaan of dit zal worden gebruikt in kader van de bestemmingsplantoetsing of in het kader van welstandstoezicht. Beide tegelijk geeft Juridische complicaties; het bestemmingsplan of een daaraan gekoppeld plan mag immers niet ingaan op de architectonische vormgeving terwijl een welstandsnota of een daaraan gekoppeld beleidsdocument dat juist wel doet.

Noot 7: In de Woningwet wordt een onderscheid gemaakt tussen de reguliere bouwvergunning (beslissing binnen 12 weken) en de lichte bouwvergunning (beslissing binnen 6 weken). In de Algemene Maatregel van Bestuur 410 ‘Besluit Bouwvergunningsvrije en Lichtbouwvergunningplichtige Bouwwerken’ van 13 juli 2002 is vastgelegd welke bouwplannen voor een lichte bouwvergunning in aanmerking komen. Daarnaast wordt aangegeven welke bouwplannen vergunningsvrij zijn. Alle overige bouwplannen vallen onder de reguliere bouwvergunning.

Noot 8: Artikel 56 lid 3 van de Ww geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om aan de bouwvergunning voorwaarden te verlenen ter bescherming van de belangen waarvoor die vergunning moet worden aangevraagd. Eén daarvan is ‘redelijke eisen van welstand.

Noot 9: De bouwverordening geeft volgens artikel 8 lid 6 Ww voorschriften omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie. In bijlage 9 behorende bij de bouwverordening, 8e serie wijzigingen, is het reglement van orde op de welstandscommissie voor de gemeente Uithoorn vastgesteld.

Noot 10: Onder mandaat wordt verstaan de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan een besluit te nemen (Algemene wet bestuursrecht). In het geval van welstandstoezicht wordt dit ook geïnterpreteerd als de bevoegdheid om in naam van een adviesorgaan een advies te geven. Voor een mandaat geldt dat er wordt gehandeld onder verantwoordelijkheid van de mandaat ge ver. In geval van welstandstoezicht geldt het ingenomen standpunt van de mandaathouder in juridische zin als het advies van de collectieve commissie. De commissie kan daarin het concrete geval dus niet op terugkomen.

Noot 11: Uithoorn maakt geen gebruik van de nieuwe wettelijke mogelijkheid de welstandscommissie te vervangen door een stadsbouwmeester omdat bij het eenhoofdig welstandstoezicht de waardevolle collectie oordeelsvorming ontbreekt en de openbaarheid moeilijk te waarborgen is.

Noot 12: Bron: ‘Naar een gemeentelijke welstandsnota’, VNG Uitgeverij, 2000.

Noot 13: ‘Kompas’ is de nationale richtlijn voor het uitschrijven van ontwerpwedstrijden en ontwikkelingscompetities op het gebied van architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur en interieurarchitectuur. ‘Kompas’ is onderschreven door een groot aantal organisaties, waaronder de VNG. Het Steunpunt Ontwerpwedstrijden begeleidt het gebruik van Kompas.

HOOFDSTUK 2 Welstandscriteria

2.1 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

Toelichting

De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes (noot 14).

De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling.

In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden.

Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm.

Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong.

Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw s sprake van hef afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.

Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.

Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maat verhoudingen heeft dat beheerst wordt toe gepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.

De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar waarom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.

Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.

De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden vetwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

Noot 14: De algemene welstandscriteria zijn opgesteld in samenwerking met prof. ir Tj. Dijkstra en gebaseerd op de notitie ‘Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid’ die hij schreef als Rijksbouwmeester in 1985.

2.2 GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA

Toelichting

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Uithoorn. Deze criteria zijn gebaseerd op het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Ze geven aan hoe een bouwwerk zich moet 'gedragen’ om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.

Gebiedsindeling

In de gemeente Uithoorn kunnen op basis van overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken 20 deelgebieden worden onderscheiden. Deze gebieden vallen voor een groot deel samen met de grenzen van de bestaande bestemmingsplannen.

Per welstandsgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen:

  • -

    Een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken en het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering.

  • -

    Een samenvatting van het beleid, de te verwachten en/of gewenste ontwikkelingen en de waardering voor het gebied op grond van de belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken.

  • -

    De aanvullende beleidsinstrumenten die de gemeente inzet in het gebied.

  • -

    Het voor het gebied geldende welstandsregime.

  • -

    De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de massa, de opbouw en de detaillering.

Welstandsregimes

Het vaststellen van het welstandsregime is cruciaal voor het opstellen van de welstandscriteria. Het welstandsregime moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn vier welstandsregimes mogelijk:

  • het door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezicht,

  • het bijzondere welstandsgebied waar extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is,

  • het reguliere welstandsgebied waar de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd,

  • het welstandsvrije gebied.

Uithoorn kent geen beschermd stads- of dorpsgezicht.

Voor 2 gebieden in Uithoorn wordt het bijzondere welstandsregime voorgesteld. Het gaat om de gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht en de gemeente ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet. Het welstandstoezicht moet een bijdrage leveren aan het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit.

Voor 17 gebieden wordt een regulier welstandsregime voorgesteld. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De gemeente stelt hier geen aanvullende eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden.

In Uithoorn wordt geen welstandsvrij gebied aangewezen.

Welstandsbeleidskaart

De welstandsbeleidskaart geeft een overzicht van de onderscheiden gebieden en de bijbehorende welstandsregimes. De daarvoor gemaakte indeling is gebaseerd op de typologie van de gebieden en het karakter van de bebouwing. Dit is dan ook een op zichzelf staande kaart, die slechts geldt voor het welstandsbeleid. Hieronder zijn de gebieden weergegeven:

  • 1.

    Uithoorn Centrum regulier

  • 2.

    Uithoorn Waterfro bijzonder

  • 3.

    Linten bijzonder

  • 4.

    Uithoorn Thamerdal regulier

  • 5.

    Uithoorn Zijdelwaard regulier

  • 6.

    Uithoorn De Legmeer regulier

  • 7.

    Uithoorn Meerwijk, Thamerdal Noord, Legmeer Zuid, Vinckebuurt regulier

  • 8.

    Uithoorn Burgemeester Kootpark regulier

  • 9.

    Uithoorn Legmeer West ntb

  • 10.

    De Kwakel Kerklaan regulier

  • 11.

    De Kwakel Noordmanlaan regulier

  • 12.

    De Kwakel Uitbreidingen regulier

  • 13.

    De Kwakel Rondom het Fort regulier

  • 14.

    Bedrijventerreinen regulier

  • 15.

    Werken in het Groen regulier

  • 16.

    Bedrijventerreinen VBA-Zuid regulier

  • 17.

    Recreatie, Sportterreinen en Parken regulier

  • 18.

    Volkstuinen Korte Eind regulier

  • 19.

    Landelijk gebied regulier

  • 20.

    Veenweidegebied regulier

kaartje

Gebied 1

UITHOORN CENTRUM

Gebiedsbeschrijving

Het huidige centrum van Uithoorn ligt aan beide zijden van de Provincialeweg ter hoogte van de kruising met de Laan van Meerwijk. Tegen de rand van het oude dorp is een nieuw hart gebouwd met winkels en voorzieningen zoals het gemeentehuis. De nieuwe bebouwing is qua maat en schaal beter toegesneden op het sterk gegroeide inwonertal.

De moderne gebouwen van het centrum staan direct naast de kleinschalige huizen van het oude dorp. De bebouwing is een aaneengesloten geheel van individuele huizen, winkels en een grootschalig winkelcomplex.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Het nieuwe centrum van Uithoorn is een recent ontwikkeld gebied met complexen waarin woningen en winkels zijn ondergebracht. De waarde van het gebied is gelegen in de Openbare ruimte en de wijze waarop de gebouwen daarop aansluiten.

Het beleid is gericht op verdere versterking van de functies, waarbij de winkels een belangrijke rol spelen.

Voor de gehele gemeente is een visie op de voorzieningenstructuur geformuleerd. In het kader van deze visie vallen diverse mogelijk ook grootschalige ontwikkelingen in het centrumgebied te verwachten.

Daarnaast kunnen de plannen voor de omlegging van de Provincialeweg gevolgen hebben. Als deze uit het centrum verdwijnt, is een herinrichting te verwachten.

Aanvullend beleid

Voor het centrum geldt geen aanvullend beleid. Wel zijn voor reclames bij het winkelcentrum Amstelplein afspraken gemaakt met de eigenaar.

Welstandsregime

Het centrum is regulier welstandsgebied. Bij herinrichtingsplannen kan het gebied onder supervisie vallen.

Bebouwingsprincipe Uithoorn centrum

Ligging

  • rooilijnen liggen in elkaars verlengde

  • geen dichte gevels aan de straat

  • de individuele winkel of woning binnen een blok is een deel van het geheel

Massa

  • de gebouwen zijn individueel en afwisselend

  • complexen zijn geleed

  • de begane grond bevat openbare functies

  • ingangen van winkel- of kantorencomplexen zijn verbijzonderingen in de gevel

  • andere verbijzonderingen van de massa zijn mogelijk als er een stedenbouwkundige aanleiding is

Detaillering

  • ontwerpaandacht voor alle details

  • bij aanpassingen aan ensembles aansluiten op ritme, oriëntatie, ontsluiting, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van het geheel

Materiaal

  • gevels zijn hoofdzakelijk uitgevoerd in baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen

Gebied 2

UITHOORN WATERFRONT

Gebiedsbeschrijving

Aan de oevers van de Amstel ligt het historisch Watertront. Het gebied bestaat uit de delen: omgeving van Seumerenlaan, Dorpsstraat tot Wilhelminakade en Schans dat aan de andere zijde van de provinciale weg ligt.

De bebouwing is een aaneenschakeling van huizen, winkels en bedrijfspanden met ieder een individuele verschijningsvorm. De gebouwen langs het Marktplein en de Dorpsstraat vormen een wand, die op een aantal plaatsen wordt onderbroken door een straat of steeg met daarlangs eenvoudiger huizen. Het grootste deel van de gebouwen langs dit deel heeft twee lagen en een kap. De gevel van de woning grenst direct aan de straat. Vaak is dit de korte gevel, een enkele keer de lange gevel. De begane grond van veel panden is in gebruik als winkel of bedrijf. De bebouwing langs de zijstraten is eenvoudig en heeft hoofdzakelijk een woonfunctie.

De gebouwen langs de Schans vormen een statige gesloten wand van baksteen met witte accenten. De rooiljn loopt evenwijdig aan de straat. De gebouwen zijn afzonderlijk herkenbaar, maar vertonen qua materiaalgebruik en detaillering grote overeenkomsten.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Het Waterfront heeft een afwisselende bebouwing van woningen, winkels en horecagelegenheden en bijzonder openbare gebouwen. Er liggen een aantal monumenten in dit gebied. De historische structuur en het karakter van de architectuur van de bebouwing maakt het Watertront een waardevol onderdeel van de gemeente.

Het beleid voor het Waterfront is gericht op versterking van de cultuurhistorische waarde. Het behoud van de kleinschaligheid en het versterken van de zorgvuldige architectuur staan voorop bij het beoordelen van de plannen. Voor de gehele gemeente is een visie op de voorzieningenstructuur geformuleerd. In het kader van deze visie vallen diverse mogelijk ook grootschalige ontwikkelingen in het centrumgebied te verwachten.

Bouwaanvragen zullen zich in het algemeen beperken tot kleine wijzigingen aan of bij bestaande bebouwing, die goed ingepast moet worden in het bestaande beeld.

Aanvullend beleid

Voor het gebied geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

Het waterfront valt onder bijzonder welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe Uithoorn Waterfront

Ligging

  • per erf of kavel is er één hoofdmassa

  • de voorzijde van de hoofdmassa is gericht naar de (belangrijkste) weg

  • rooilijnen van de hoofdmassa’s liggen in principe in elkaars verlengde met kleine sprongen

  • de rooilijnen liggen parallel aan de weg

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond of maken deel uit van de straatwand

Massa en vorm

  • de gebouwen zijn individueel en afwisselend

  • schaalvergroting door samenvoeging of grote aanbouwen is ongewenst, behoud van kleinschaligheid is gewenst

  • huizen bestaan uit een onderbouw tot drie lagen met kap

  • op- en aanbouwen als erkers zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa

Detaillering

  • de detaillering is zorgvuldig en gevarieerd, van eenvoudig tot rijk

  • renovaties aan- of verbouwingen in stijl aanpassen aan het oude gebouw

  • de horizontale scheiding tussen onderbouw en bovenbouw benadrukken

  • raamopeningen zijn verticaal en beperkt in grootte

  • fijne en rijke detaillering wordt benadrukt door kleine elementen als gootklossen en belijning

  • dakkapellen, kroonlijsten, erkers en dergelijke moeten worden vormgegeven als zelfstandige elementen

Materiaal

  • gevels zijn in hoofdzaak uitgevoerd in aardgetinte bakstenen

  • hellende daken zijn voorzien van keramische pannen

  • houtwerk is geschilderd: grote vlakken in donkere tinten kleinere elementen gebroken wit

  • kozijnen en dakkapellen in principe uitvoeren in hout

  • het kleurgebruik wijkt niet sterk af van de belendende panden

  • geen rolluiken of plaatmaterialen

Gebied 3

LINTEN

Gebiedsbeschrijving

Amsteldijk-Noord, Boterdijk, Zijdelveld, Ringdijk, Thamerweg en Drechtdijk zijn bebouwde linten in Uithoorn. Tussen de veelal op ruime afstand van elkaar staande gebouwen zijn de achterliggende weilanden en kassen te zien. De linten vormden voorheen de belangrijkste verbindingsroutes in de gemeente.

De bebouwing is kleinschalig met op een aantal plaatsen geschakelde woningen, waaronder twee-onder-één-kapwoningen. Op andere plekken langs de linten staan de woningen, boerderijen en kleinschalige bedrijven vrij op eigen erf. Het hoofdvolume ligt voor op de kavel en is gericht op de weg. De hallen, kassen en schuren liggen meer naar achteren.

De bebouwing bestaat meestal uit één of twee lagen met kap. Naast elkaar gelegen panden verschillen soms sterk qua nokrichting, materiaal van de gevels en detaillering. De gebouwen zijn meestal klein van schaal en terughoudend gedetailleerd. Een enkel gebouw in de buurt heeft uitbundiger versiering.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De linten vormen een belangrijk onderdeel van de historische structuur van de gemeente, waarlangs veel monumenten zoals boerderijen te vinden zijn. Het beleid is terughoudend en gericht op het in stand houden van de aanwezige kwaliteiten.

Aanvullend beleid

Voor het gebied geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

Het lint is bijzonder welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe Uit hoorn lint

Bebouwingsprincipe Uithoorn lint

Ligging

  • de voorgevel van het gebouw is gericht naar de (belangrijkste) weg

  • de rooilijnen zijn wisselend

  • de gebouwen liggen terug en hebben voortuinen

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond en zoveel mogelijk achter het hoofdgebouw

  • zicht op groengebieden tussen de gebouwen door is gewenst

Massa

  • de gebouwen zijn op een enkele rij na individueel en afwisselend

  • per erf/kavel één hoofdmassa (qua maat en schaal aan passen aan woonhuizen rondom)

  • gebouwen bestaan uit een onderbouw met kap (bedrijfsgebouwen en schuren soms alleen een onderbouw)

  • op- en aanbouwen als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en toegevoegd

Detaillering

  • de detaillering is gevarieerd

  • fijne detaillering wordt benadrukt in kleine elementen zoals gootklossen en belijning

  • raamopeningen zijn beperkt in grootte

  • toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in lijn met de architectuur van het geheel

Materiaal

  • het kleurgebruik van huizen is in hoofdzaak donker, terughoudend voor de grote vlakken met frisse accenten

  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen (bijvoorbeeld baksteen of houten beschot)

Gebied 4

UTHOORN THAMERDAL

Gebiedsbeschrijving

De uitbreidingswijk Thamerdal is een wijk uit de jaren vijftig aan de oostzijde van de Provincialeweg. De wijk is ontwikkeld op basis van een stedebouwkundig plan met rechthoekige stroken laagbouw. Langs de Prinses Christinalaan ligt een concentratie van enkele winkels.

Herhaling is één van de kenmerken van de wijk. Op meerdere plaatsen zijn dezelfde woningtypen te vinden met dezelfde rooilijnen, gevels en tuinen. Doordat de bebouwingsstroken los van elkaar staan, zijn de huizen en blokken rondom zichtbaar. Dit is in lijn met de collectiviteit van de architectuur, die gebaseerd is op herhaling van de woning als

basiseenheid en de leesbaarheid van deze eenheid in de compositie. De hoekwoningen zijn op een enkel raam na gelijk aan de tussenwoningen. De wijk is ruim van opzet met veel openbare ruimte en groen tussen de woningstroken. Op een aantal plekken in de wijk staan bijzondere gebouwen zoals scholen. Complexen bestaan meestal uit een hoofdmassa met meerdere uitlopers, waarin drager en inbouw goed te herkennen zijn.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Thamerdal heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden. Het beleid voor het gebied is terughoudend en gericht op beheer van de basiskwaliteit.

Aanvullend beleid

Voor het gebied geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

Het Thamerdal is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe Uithoorn Thamerdal

Bebouwingsprincipe Uithoorn Thamerdal

Ligging

  • woningen en woongebouwen zijn gericht op de straat aan de voorzijde

  • rooilijnen aan de voorzijde van de rijen behouden

  • op de kopse kanten van de rijen zijn ondiepe erkers mogelijk

  • overige gebouwen staan vrij op het maaiveld

Massa

  • geschakelde woningen zijn een herkenbaar deel van de compositie van de rij

  • de hoeken krijgen geen bijzondere nadruk in de massa

  • overige gebouwen staan op zichzelf, maar zijn aangepast aan de belendingen

Detaillering

  • bij rijenwoningen de herhalingen in gevelritmiek en dak handhaven

  • benadrukking van herhaling door bijvoorbeeld onderscheid tussen drager en invulling of eenvormige aanbouwen

  • overige gebouwen aanpassen aan belendingen

Materiaal

  • muren zijn van baksteen, beton of andere steenachtige materialen

  • hellende daken van woningen zijn uitgevoerd met pannen en voorzien van een daklijst of boeibord in plaatmateriaal of gelakt hout

Gebied 5

UITHOORN ZIJDELWAARD

Gebiedsbeschrijving

Aan de noordoostzijde van Uithoorn ligt Zijdelwaard dat wordt begrensd door de Hollandsedijk, de Zijdelweg en de busbaan. In het gebied staat woningbouw uit de jaren zestig en zeventig.

De Wiegerbruinlaan vormt een centrale as door de wijk. Het gedeelte tussen deze as en de busbaan sluit qua structuur en bebouwing aan bij de wijk Thamerdal en bestaat vooral uit laagbouw. De meest noordelijke zijde van de wijk heeft een grootschaliger karakter, gekenmerkt door veel openbare ruimte met daarin een winkelcentrum en hoogbouw.

Herhaling is een van de kenmerken van de wijk. Op meerdere plaatsen zijn dezelfde woningtypen te vinden met dezelfde rooilijnen, gevels en tuinen.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Zijdelwaard heeft geen bijzondere cultuurhistorische waarden.

Het beleid voor het gebied is terughoudend en gericht op beheer van de basiskwaliteit.

Voor het meest noordelijke deel van de wijk, rondom de hoogbouw, zijn herontwikkelingsplannen in de maak. In de toekomst zullen hier veranderingen optreden. Voor de gehele gemeente is een visie op de voorzieningenstructuur geformuleerd. In het kader van deze visie vallen diverse mogelijk ook grootschalige ontwikkelingen in het centrumgebied te verwachten.

Aanvullend beleid

Voor het gebied geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

De Zijdelwaard is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe Zijdelwaard

Ligging

  • de woningen zijn met de voorgevel georiënteerd op de straat

  • bijgebouwen aan de achterzijde van het erf en tenminste drie meter terug van de voorgevelrooilijn

  • lichte verspringingen in de rooilijnen behouden

Massa en vorm

  • de bouwmassa voegt zich in maat en ritme naar de omliggende bebouwing

  • dakkapellen vormen een zelfstandig herkenbaar deel

  • geen gesloten plint van meer dan een halve verdieping bij gebouwen van meer dan drie lagen

  • aanbouwen en opbouwen blijven onder of boven de lijn van de daklijst

  • aanpassingen aan de voorzijde van woningen die onderdeel vormen van een ensembles zijn in relatie tot het gehele ensemble te beoordelen

  • bij aanpassingen aan vrijstaande gebouwen moet de hoofdvorm van het gebouw goed herkenbaar blijven

Detaillering

  • de herhalingen in gevelritmiek en dakopbouwen handhaven

  • aanbouwen en opbouwen lijnen aan het bestaande gebouw en belendingen

  • daken beëindigen met een lijst

Materiaal

  • de hoofdmassa is van baksteen (in ieder geval de rijenwoningen), hoogwaardige plaatmaterialen of beton danwel een vergelijkbaar materiaal

  • aanbouwen en bijgebouwen aan rijenwoningen zijn van baksteen of hout

  • het kleurgebruik wijkt niet sterk af van dat van de belendende panden

  • geen plaatmaterialen (behalve als terugliggende panelen zonder zichtbare bevestiging)

Gebied 6

UITHOORN DE LEGMEER

Gebiedsbeschrijving

De Legmeer is een uitbreidingswijk tussen de Zijdelweg en de Amstelveense Tocht. Langs de zuidzijde loopt de ontsluitingsweg Aan de Zoom.

De bebouwing is in meerdere fasen gebouwd. De wijk bestaat uit verschillende stedenbouwkundige eenheden die ieder een eigen soort bebouwing hebben. Langs de entree van de wijk, rondom In het Rond, liggen een aantal bijzondere gebouwen.

Recent zijn hier door de woningbouwvereniging grote aantallen woningen gerenoveerd.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De waarde van het gebied ligt in de ruime stedebouwkundige opzet met groen en rustige wegen. Deze structuur laat enige aanpassingen aan de bebouwing toe en biedt daarmee de ruimte om de woningen te verlevendigen.

Het beleid voor De Legmeer is gericht op behoud van de basiskwaliteit binnen de stedenbouwkundige opzet.

Bouwaanvragen voor wijzigingen aan of bij bestaande bebouwing dienen goed ingepast te worden in het bestaande beeld.

Aanvullend beleid

Voor de Legmeer geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

De Leg meer is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe De Legmeer

Ligging

  • woningen in rijen zijn gericht op de straat aan de voorzijde

  • rooilijnen aan de voorzijde van de rijen behouden

  • de overige gebouwen staan vrij op het maaiveld

Massa en vorm

  • rooilijnen van rechthoekige plattegronden voor de woningbouw behouden

  • de herhalingen in massa handhaven

  • de individuele woning is een herkenbaar deel van het geheel

  • de hoeken krijgen geen bijzondere nadruk in de massa

Detaillering

  • de herhalingen in gevelritmiek en gevelgeleding handhaven

  • benadrukking van herhaling door bijvoorbeeld onderscheid tussen drager en invulling

Materiaal

  • muren zijn van baksteen, beton of andere steenachtige materialen

  • daar waar een scheiding is tussen drager en inbouw invullen met kozijnen of in plaatmateriaal

Gebied 7

UITHOORN MEERWIJK, THAMERDAL NOORD, LEGMEER ZUID

Gebiedsbeschrijving

Meerwijk Oost en West zijn waterrijke uitbreidingsgebieden ten zuiden van de Provinciale weg. Net als het ten noorden van de Boerlagelaan gelegen deel van de wijk Thamerdal en De Legmeer ten zuiden van Aan de Zoom zijn dit wijken van eind jaren tachtig en de jaren negentig, waarin een formele stedenbouwkundige opzet en duidelijk vormgegeven architectuur een eigen sfeer met zich meebrengen. De aaneengeschakelde woningen zijn zorgvuldig vormgegeven en maken deel uit van een compositie op grotere schaal.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De waarde van de wijken Meerwijk, Thamerdal Noord en Legmeer Zuid is gelegen in de samenhang tussen de openbare ruimte en architectuur. Het beleid is gericht op het het bewaken van de kwaliteit van de architectuur binnen de stedenbouwkundige opzet. Gezien de betrekkelijk jonge bebouwing zijn er geen grootschalige ontwikkelingen te verwachten. Bouwaanvragen zullen zich in het algemeen beperken tot kleine wijzigingen aan of bij bestaande bebouwing, die goed ingepast moeten worden in het bestaande beeld.

Aanvullend beleid

Voor deze wijken geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

Meerwijk, Thamerdal Noord en Legmeer Zuid zijn regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe Meerwijk

Bebouwingsprincipe Thamerdal Noord

Ligging

  • woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte

  • rooilijnen aan de voorzijde van de woningen behouden

  • de individuele woning binnen een wijk is een deel van het geheel

  • een (half)open verkaveling is gewenst

Massa

  • woningen hebben een onderbouw van twee tot drie lagen

  • complexen bestaan uit maximaal vier lagen

  • hoeken krijgen geen bijzondere nadruk in de massa

  • op- en aanbouwen als erkers zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa

  • zo min mogelijk gesloten wanden op straatniveau

Detaillering

  • ontwerpaandacht voor alle details

  • herhaling in gevelritmiek en dakopbouwen handhaven

Materiaal

  • gevels van woningen en complexen zijn in hoofdzaak van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen

  • geen signaalkleuren

Gebied 8

UITHOORN BURGEMEESTER KOOTPARK

Gebiedsbeschrijving

Het Burgemeester Kootpark is een moderne, groene woonwijk gelegen tussen de Provincialeweg en De Legmeer.

Centraal in de wijk ligt een omvangrijk bouwblok met een statige uitstraling. Aan de binnenzijde bevinden zich drie hofjes die door middel van smalle straatjes toegankelijk zijn. Om het bouwblok ligt een zogenaamd villaveld met vrijstaande en geschakelde woningen. In de wijk is een contrast aangebracht tussen de besloten pleinen met eenvoudige architectuur en de parkachtige opzet met referenties aan de architectuur van de jaren twintig en dertig. Ook het materiaalgebruik en de detaillering met keramische pannen en baksteen refereren aan genoemde periode.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De wijk is vanwege zijn stedebouwkundige opzet een waardevol gebied. Aan het ontwerp van de gebouwen en openbare ruimte is zorg besteed. Inzet van het beleid is het bewaken van het samenhangende beeld van de bebouwing binnen de stedenbouwkundige opzet. Hierbij wordt vooral gelet op de samenstelling qua compositie en materiaalgebruik. Bouwaanvragen zullen zich in het algemeen beperken tot kleine wijzigingen aan of bij bestaande bebouwing, die zorgvuldig ingepast moeten worden in het bestaande beeld.

Aanvullend beleid

Voor de wijk is een leidraad stedebouwkundige beeldvorming opgesteld, die onder meer een beschrijving van de gewenste architectuur met beschrijving van kleurstelling, dakvorm en bebouwingstypen omvat.

Welstandsregime

De wijk Burgemeester Kootpark is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe Burgemeester Kootpark

Ligging

  • woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte

  • rooilijnen aan de voorzijde van de woningen behouden

  • een (half)open verkaveling is gewenst

Massa

  • woningen hebben een onderbouw vaneen tot twee lagen

  • de individuele woning in een rij is een herkenbaar deel van het geheel, maar blijft deel uitmaken van de totale compositie van de rij of het blok

  • aanbouwen zijn per type van hetzelfde model

  • zo min mogelijk gesloten wanden op straatniveau

Detaillering

  • ontwerpaandacht voor alle details

  • gebouwen aanpassen aan belendingen

  • de herhaling in gevelritmiek en dakopbouw handhaven met aandacht voor de zorgvuldige vormgeving van de kap als onderdeel van de gehele compositie

Materiaal

  • gevels van woningen en complexen zijn in hoofdzaak van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen

  • geen signaalkleuren

Gebied 9

UITHOORN LEGMEER WEST

Gebiedsbeschrijving

Het plangebied Legmeer-West ligt ten westen van de wijk De Legmeer en heeft een oppervlakte van 60 hectare. Door het gebied loopt een geluidsgrens van 30Ke (Schiphol) waardoor slechts een deel van het gebied met woningen kan worden ingericht.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Welstandsbeleid nader te bepalen.

Aanvullend beleid

Voor Legmeer West geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

Welstandsregime nader te bepalen.

Criteria volgen in planontwikkeling

Gebied 10

DE KWAKEL KERKLAAN

Gebiedsbeschrijving

Het centrum van De Kwakel is het gebied rondom de Kerklaan en te zien als een verbijzondering van het lint langs de Drechtdijk. Individuele gebouwen bepalen het beeld. Ruimtes op de begane grond zijn vaak in gebruik als winkel of bedrijf, daarboven wordt meestal gewoond. Kleinschaligheid is een van de hoofdkenmerken.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De Kerklaan van De Kwakel is het hart van het dorp en heeft een eigen karakter.

Inzet van het beleid is behoud van de basiskwaliteit en de kleinschaligheid in het gebied.

Verwacht wordt dat er aanvragen zullen komen voor aanpassing van winkels en uitbreiding van woningen met dakkapellen en uitbouwen. Schaalvergroting moet daarbij worden voorkomen.

Aanvullend beleid

Voor het centrum van De Kwakel geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

Het centrum van De Kwakel is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe centrum De Kwakel

Ligging

  • gebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de straat

  • rooilijnen aan de voorzijde van de rijen behouden

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond of maken deel uit van de straatwand

Massa en vorm

  • woningen hebben een onderbouw van één of twee lagen en bij voorkeur een kap

  • op- en aanbouwen als erkers zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa

  • zo min mogelijk gesloten wanden op straatniveau

Detaillering

  • renovaties aan- of verbouwingen in stijl aanpassen aan het oude gebouw

  • de horizontale scheiding tussen onderbouw en kap benadrukken

Materiaal

  • gevels zijn in hoofdzaak uitgevoerd in aardgetinte bakstenen

  • hellende daken zijn voorzien van keramische pannen

  • houtwerk is geschilderd: grote vlakken in donkere tinten kleinere elementen gebroken wit

  • het kleurgebruik wijkt niet sterk af van de belendende panden

Gebied 11

DE KWAKEL NOORDMANLAAN

Gebiedsbeschrijving

Aan de oostzijde van het centrum van De Kwakel is in de jaren vijftig een wijk ontwikkeld volgens een duidelijk stedenbouwkundig plan. De geschakelde woningen staan in stroken langs paden met kopse gevels naar de Mgr. Noordmanlaan. De rijen zijn omgeven door ruime tuinen met meestal groene erfafscheidingen en bescheiden bijgebouwen.

De woningen zijn van baksteen met een rood, steil hellend pannendak. Bijzondere elementen worden door afwijkend kleurgebruik benadrukt. De meeste woningen hebben geen dakkapellen. Waar deze wel voorkomen is steeds gekozen voor hetzelfde model. De woningen langs de Mgr. Noordmanlaan hebben een aanbouw, die is meeontworpen als verbijzondering van de kopgevel.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De wijk langs de Noordmanlaan neemt met zijn duidelijk afwijkende vorm een eigen plaats in binnen De Kwakel.

Het beleid is erop gericht deze eigenheid te bewaken en de samenhang te bewaren.

Inzet van het beleid is het bewaken van het samenhangende beeld van de bebouwing binnen de stedenbouwkundige opzet. Hierbij wordt met bijzondere aandacht gekeken naar compositie en materiaalgebruik.

Gezien de opzet van de wijk en de staat van de bebouwing is de verwachte dynamiek laag: er lijken weinig aanpassingen nodig om hier prettig te kunnen wonen.

Aanvullend beleid

Voor de Noordmanlaan geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

De wijk rond de Noordmanlaan is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe Noordmanlaan De Kwakel

Ligging

  • rooilijnen aan de voorzijde van de rijen behouden

  • op de kopse kanten van de rijen zijn uitbouwen mogelijk

  • overige gebouwen staan vrij op het maaiveld

Massa

  • geschakelde woningen zijn een herkenbaar deel van de compositie van de rij

  • de hoeken krijgen geen bijzondere nadruk in de massa

  • overige gebouwen staan op zichzelf, maar zijn aangepast aan de belendingen

Detaillering

  • bij rijenwoningen de herhalingen in gevelritmiek en dakopbouwen handhaven

  • benadrukking van herhaling door bijvoorbeeld onderscheid tussen drager en invulling of eenvormige aanbouwen

  • uitbouwen zijn in eenzelfde stijl en materiaal uitgevoerd als de hoofdmassa

  • overige gebouwen aanpassen aan belendingen

Materiaal

  • muren zijn van baksteen

  • hellende daken van woningen zijn uitgevoerd met pannen en voorzien van een daklijst of boeibord in plaatmateriaal of gelakt hout

  • dakkapellen bij voorkeur realiseren in hout

Gebied 12

DE KWAKEL UITBREIDINGEN

Gebiedsbeschrijving

De Kwakel heeft verschillende uitbreidingswijken die ieder zijn opgebouwd volgens een eigen stedenbouwkundig plan. De bebouwing heeft per stedenbouwkundig plan overeenkomsten. De wijk aan de oostzijde van De Kwakel rondom de Distellaan, De Kwakel achter de Kerk, De Kuil en de Distel- en Hooilaan bestaat vooral uit geschakelde woningen. In de westelijke uitbreidingen zijn naast rijenwoningen ook vrijstaande huizen en twee-onder-één-kapwoningen te vinden.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De kwaliteit van de uitbreidingswijken ligt voor een groot deel in de afwisselende bebouwing en de ruime tuinen.

Het beleid voor de uitbreidingen van De Kwakel is terughoudend en gericht op het bewaken van de huidige kwaliteit, waarbij vooral de samenhang per buurt in het oog dient te worden gehouden.

Grootschalige ontwikkelingen zijn in deze wijken niet te verwachten. Bouwaanvragen zullen zich in het algemeen beperken tot kleine wijzigingen aan of bij bestaande bebouwing, die goed ingepast moeten worden in het bestaande beeld.

Aanvullend beleid

Voor de uitbreidingen geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

De uitbreidingen van De Kwakel zijn regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe uitbreidingen De Kwakel

Ligging

  • woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte

  • rooilijnen aan de voorzijde van de woningen behouden

  • de individuele woning is een deel van het geheel

  • overige gebouwen staan vrij op het maaiveld

Massa en vorm

  • woningen hebben een onderbouw van één of twee lagen met kap of dire lagen met plat dak

  • opbouwen en aanbouwen van woningen zijn in beginsel van hetzelfde model als er in de buurt reeds één staat op een woning van hetzelfde type

  • aanbouwen als erkers en dakkappellen zijn ondergeschikt en toegevoegd en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa

  • zo min mogelijk gesloten wanden op straatniveau

Detaillering

  • accenten en geledingen ten behoeve van het onderscheiden van functies zijn wenselijk

  • zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm) doorbreken

  • detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijke is eenvoudig maar zorgvuldig

Materiaal

  • materialen met structuur zoals steen, hout en panelen of geprofileerde staalplaat

  • kleuren zijn gedekt

  • hellende daken van woningen zijn voorzien van donkere pannen

Gebied 13

DE KWAKEL RONDOM HET FORT

Gebiedsbeschrijving

Rondom het fort staan vrijstaande woningen die oorspronkelijk als recreatiewoningen zijn gebouwd. De woningen hebben een karakteristiek uiterlijk door de vorm en het materiaal van het dak en de lichte kleur van wanden. De woningen zijn omgeven door veel groen. De veelal groene erfafscheidingen versterken dit beeld.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Bebouwing van het park is karakteristiek door de dakvorm, de goothoogte van beide dakvlakken, de nokhoogte en de onderlinge samenhang.

Het groene en open karakter van het complex met zijn kleinschalige woningen dient gehandhaafd te worden.

Veel woningen rondom het Fort worden vergroot. In een aantal gevallen zijn het ingrijpende verbouwingen.

Aanvullend beleid

Voor het gebied rondom het Fort zijn richtlijnen opgesteld. Met name het handhaven van de hoofdvorm en het materiaalgebruik worden hierin gestimuleerd.

Welstandsregime

Rondom het Fort is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe rondom het fort, De Kwakel

Ligging

  • de meeste kavels grenzen aan het water

  • woningen zijn verschillend gesitueerd

Massa en vorm

  • woningen zijn alle van eenzelfde karakteristiek ontwerp

  • per kavel één hoofdmassa

  • daken hebben een helling van 20 en 70 graden

  • aanbouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebouw of complex

  • profiel van de hoofdvorm handhaven conform het bestemmingsplan

Detaillering

  • de detaillering is eenvoudig en zorgvuldig

  • aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa

Materiaal

  • grote vlakken bestaan in principe uit kleine elementen en zijn grijs

  • de daken zijn van antraciet golfplaat

Gebied 14

BEDRIJVENTERREINEN

Gebiedsbeschrijving

Het grootste bedrijventerrein in Uithoorn ligt in het oosten van de gemeente tussen de Amstel, de busbaan, de wijk Zijdelwaard en de Hollandse dijk. In dit gebied staan hallen en loodsen met kantoren. Een deel hiervan heeft in de loop der tijd al meerdere veranderingen ondergaan. Langs de Thamerweg staat tussen de bedrijven een rij woningen. De bedrijfsgebouwen nabij de Hollandse Dijklangs de Amstel zien er representatiever uit dan het achterliggend industriegebied.

De terreinen hebben een duidelijk herkenbare toegang. Qua architectuur onderscheiden de bedrijven zich sterk van elkaar. De panden hebben een eenvoudige hoofdvorm en zijn gebouwd in verschillende materialen. De maximale hoogte van de gebouwen varieert. Het kleurgebruik is over het algemeen ingetogen met enkele felle details.

Daarnaast is er een aantal kleinere bedrijventerreinen rondom de Provincialeweg en in De Kwakel. De gebouwen staan vrij op de kavel en zijn sterk geleed.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De bedrijventerreinen van Uithoorn zijn eenvoudig en ruim van opzet. De gebouwen zijn functioneel. Het beeld van de bebouwing is afwisselend zonder dat er grote uitschieters te zien zijn. Er zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden.

Het beleid voor de bedrijventerreinen is in ontwikkeling. Kleine veranderingen aan gebouwen en bijgebouwen hebben weinig invloed op de kwaliteit van het gebied.

Er zijn twee soorten ontwikkelingen te verwachten. Een deel van het bedrijventerrein langs de Amstel, tussen de Burgemeester van Meetelenstraat en de Petrus Steenkampweg, zal worden ontwikkeld als woongebied. Het bedrijventerrein tussen de Wiegerbruinlaan, de busbaan en de Anthony Fokkerweg is verouderd. In de toekomst is een kwaliteitsslag in de vorm van een revitalisering te verwachten.

Aanvullend beleid

Plaatsing van zeecontainers bij bedrijven is in de meeste gevallen niet toegestaan.

Welstandsregime

De bedrijventerreinen zijn regulier welstandsgebied. De Amsterdamse Weg is bijzonder welstandsgebied in verband met de toekomstige ontsluiting van het bedrijventerrein na omlegging van de N201.

Bebouwingsprincipe bedrijventerreinen

Ligging

  • bebouwing is georiënteerd op de straat

  • publieke of representatieve functies zijn gericht op de straat

  • bij voorkeur geen blinde wanden langs de straten

  • hoofdbebouwing staat aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie

  • minder aantrekkelijke functies worden zoveel mogelijk aan het oog onttrokken en in ieder geval niet aan de voorzijde gesitueerd

Massa en vorm

  • de hoofdmassa is eenvoudig

  • aanbouwen laten de hoofdmassa intact

  • nieuwe gebouwen zijn alleen hoger dan huidige bebouwing als dit een duidelijke kwaliteitsverbetering is in relatie tot de bestaande gebouwen

Detaillering

  • eenvoudige hoofdvolumes met kleine accenten

  • detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijke is eenvoudig maar zorgvuldig

  • door middel van materialisatie kunnen de verschillende onderdelen van het gebouw geaccentueerd worden, bijvoorbeeld boven- en onderkant of kantoorgedeelte en bedrijfshal

  • zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand (in materiaal, kleur of vorm) doorbreken

  • aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa

Materiaal

  • de kleuren zijn natuurlijk en gedekt

  • grote vlakken bestaan uit kleine 57 elementen of hebben een duidelijke textuur

  • aanbouwen en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa

Gebied 15

WERKEN IN HET GROEN

Gebiedsbeschrijving

Het gebied dat ligt tussen Legmeer-west en de uitbreiding van de bloemenveiling bestaat uit al wat oudere glastuinbouwcomplexen.

De bebouwing staat in zones. De zone die het dichtst bij de weg ligt is bestemd voor bedrijfswoningen. In de tweede zone is plek voor bedrijfsgebouwen en de meest naar achter gelegen zone is voor kassen. Woningen staan Vrij O de kavel. Ze zijn individueel en kunnen in hoge mate van elkaar verschillen.

De verschillende functies van het bedrijfsgebouw zijn duidelijk afleesbaar in de geleding van het gebouw.

Kassen zijn wisselend georiënteerd. Kenmerkend is de grootschalige omvang en de herhaling. Kassen bestaan uit een enkele onderlaag met een flauw hellende kap. Ze zijn volledig van glas.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Het beleid voor dit gebied is gericht op hoogwaardigheid met als belangrijkste thema’s duurzaamheid, water en groen. In dit gebied zal een geleidelijke verschuiving optreden van glastuinbouw naar veilinggebonden en agrogerelateerde bedrijven in een groene omgeving.

Aanvullend beleid

Voor de plaatsing van zeecontainers, waterbassins en warmteopslagtanks bij bedrijven geldt een beleid met plaatsingsvoorwaarden.

Welstandsregime

Het gebied is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe agrarisch bedrijventerrein

Ligging

  • bebouwing is met de voorgevel georiënteerd op de weg

  • publieke of representatieve functies zijn gericht op de straat

  • bij voorkeur geen blinde wanden langs de straten

  • hoofdbebouwing staat aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie

  • de bebouwing en inrichting van de randen van het gebied langs de straten verdient bijzondere aandacht

Massa en vorm

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend

  • aanbouwen laten de hoofdmassa intact

  • nieuwe gebouwen en bedrijfshallen zijn alleen hoger dan huidige bebouwing als dit een duidelijke kwaliteitsverbetering is in relatie tot de bestaande gebouwen

Detaillering

  • detaillering is zorgvuldig en gevarieerd

  • bedrijfsgebouwen als hallen en kassen zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de hoofdmassa

  • zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm) doorbreken

  • aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa

Materiaal

  • de kleuren zijn natuurlijk en gedekt

  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

  • aanbouwen en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa

Kleine plannen

  • waterbassins dienen achter de rooilijn te liggen

  • waterbassins van (geprofileerd) plaatmateriaal tot een hoogte van één meter zijn vergunningsvrij

  • warmteopslagtanks dienen achter de rooilijn te liggen

  • tanks die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg afhankelijk van de omgeving en bestaande bebouwing in donkergroen of grijs uitvoeren

  • storend aanwezige tanks door beplanting zoveel mogelijk aan het zicht onttrekken

Gebied 16

BEDRIJVENTERREINEN VBA-ZUID

Gebiedsbeschrijving

Het bedrijventerrein VBA-zuid grenst aan de Aalsmeerse bloemenveiling. Het gebied wordt gekenmerkt door grootschalige bebouwing van bedrijven die aan de veiling zijn verbonden, waarbij er voor is gekozen te zoeken naar samenhang tussen de verschillende bedrijven in maat, schaal en langs de randen ook in kleur.

Een transportstraat over de wegen als over het terrein verbindt het centrale complex met de bloemenveiling aan de andere kant van de Legmeerdijk.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Het beleid voor de terreinen naast de bloemenveiling is gericht op het bieden van ruimte aan bedrijven, waarbij er voor is gekozen te komen tot een rustige uitstraling van het geheel.

De verwachte ontwikkelingen zijn aanpassingen aan de bestaande en inpassingen van nieuwe bedrijven, waarbij vooral de gebouwen aan de randen zorgvuldig dienen te worden bekeken aangezien zij het gebied representeren.

Aanvullend beleid

Voor VBA-zuid is een bebouwingsleidraad opgesteld, die streeft naar een samenhangend eindbeeld door middel van regieaanwijzingen.

Welstandsregime

Bedrijventerrein VBA-zuid is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe bedrijventerrein VBA-zuid Uithoorn

Ligging

  • bebouwing is georiënteerd op de straat

  • publieke of representatieve functies zijn gericht op de straat

  • geen blinde wanden langs de straten

Massa en vorm

  • de hoofdmassa is eenvoudig

  • aanbouwen laten de hoofdmassa intact

Detaillering

  • eenvoudige hoofdvolumes met kleine accenten

  • detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijke is eenvoudig maar zorgvuldig

  • door middel van materialisatie kunnen de verschillende onderdelen van het gebouw geaccentueerd worden, bijvoorbeeld boven- en onderkant of kantoorgedeelte en bedrijfshal

  • zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm) doorbreken

  • aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa

Materiaal

  • de kleuren zijn natuurlijk en gedekt

  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

  • aanbouwen en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa

Reclame

  • vignet-achtige aanduiding boven in de zijgevel aan de zijde van de laad- en losstraten langs de randen van het gebied

Gebied 17

RECREATIE, SPORTTERREINEN EN PARKEN

Gebiedsbeschrijving

Ten noorden van De Kwakel en in Legmeer-west liggen grootschalige sportcomplexen. Samen met het park ten oosten van Zijdelwaard vormen ze de belangrijkste recreatiegebieden in Uithoorn.

Bebouwing op de sportcomplexen staat vrij op het maaiveld. De gebouwen zijn daardoor in het algemeen rondom zichtbaar. Hetzelfde geldt natuurlijk voor bijgebouwen en opslag.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Sportcomplexen en recreatieterreinen zijn aantrekkelijk groen ogende terreinen, waarbij de gebouwen een ondergeschikte rol spelen. Er zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden.

Het beleid voor de recreatie- en sportterreinen is gericht op het beheer van de open ruimte en behoud van de basiskwaliteit van de bebouwing.

De dynamiek van de gebouwen op sportcomplexen en in parken is beperkt tot kleine aanpassingen.

Aanvullend beleid

Voor deze recreatieterreinen geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

De recreatieterreinen zijn regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe recreatieterreinen

Ligging

  • de voorzijde van de hoofdmassa van grotere gebouwen is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte

  • bijgebouwen staan niet op de voorgrond

  • bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex

  • geen opslag op open terrein

Massa en vorm

  • per kavel één hoofdmassa

  • de hoofdmassa is geleed

  • de gebouwen staan Vrij op het kavel

  • aanbouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebouw of complex

Detaillering

  • de detaillering is gevarieerd

  • de entree krijgt nadruk in de compositie

  • detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijke is eenvoudig en zorgvuldig

  • aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa

Materiaal

  • de kleuren zijn natuurlijk en gedekt

  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

  • aanbouwen en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa

Gebied 18

VOLKSTUINEN KORTE EIND

Gebiedsbeschrijving

Het volkstuinencomplex ligt vlak bij het Fort De Kwakel langs de Ringvaart. Het Korte Eind vormt de toegang tot het gebied, dat wordt doorsneden door een viertal sloten, waarlangs de paden liggen die de volkstuinen ontsluiten. De volkstuinhuisjes bestaan uit één laag afgedekt met een flauw hellend dak en een rechthoekige plattegrond.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

Volkstuinen zijn aantrekkelijk groen ogende terreinen, waarbij de gebouwen een ondergeschikte rol spelen. Er zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden.

Het beleid voor de volkstuinen is gericht op behoud en versterking van het groene karakter van het complex. Huisjes blijven eenvoudig en bestaan uit één laag.

Aanvullend beleid

Voor de volkstuinen geldt geen aanvullend beleid.

Welstandsregime

De volkstuinen zijn regulier welstandsgebied. Het beleid is gericht op beheer van het groene karakter.

Bebouwingsprincipe volkstuinen Uithoorn

Ligging

  • per terrein is er één hoofdmassa

  • gebouwen staan vrij op het maaiveld

  • gebouwen hebben een individuele uitstraling zonder scherpe contrasten met het karakter van de panden in de buurt

Massa en vorm

  • gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm

  • gebouwen hebben één onderlaag en een flauw hellende kap

  • dakkapellen en opbouwen zijn niet toegestaan

  • goothoogtes lijnen aan die van de belendingen

Detaillering

  • detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijke is eenvoudig en zorgvuldig

Materiaal

  • geen signaalkleuren op grote vlakken aanbrengen

Gebied 19

LANDELIJK GEBIED

Gebiedsbeschrijving

Aan de westzijde van de gemeente ligt tegen de rand van Aalsmeer een aantal kassengebieden, waarvan een deel ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen. De bebouwing bestaat hier voor het overgrote deel uit kassen afgewisseld met bedrijfsgebouwen en schuren. Langs de weg staan de bij de bedrijven horende huizen.

Het aandeel grootschalige glastuinbouw neemt in Uithoorn toe. De oude kleinschalige kassen en een deel van de akkers maakt plaats voor grotere complexen. Vooral in het gebied langs de Achter- en Hoofdweg is deze ontwikkeling te zien.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De glastuinbouw in Uithoorn is aan verandering onderhevig. Er ontstaan grootschaliger kassencomplexen op verschillende plekken mogelijk. De inrichting van het gebied is gericht op agrarische productie. Het beleid van de gemeente is deze ontwikkelingen in goede banen te leiden.

Aanvullend beleid

Voor de plaatsing van zeecontainers, waterbassins en warmteopslagtanks bij bedrijven geldt een beleid met plaatsingsvoorwaarden.

Welstandsregime

De glastuinbouwgebieden zijn regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe glastuinbouw Uithoorn

Ligging

  • bebouwing is met de voorgevel georiënteerd op de weg

  • publieke of representatieve functies zijn gericht op de straat

  • bij voorkeur geen blinde wanden langs de straten

  • hoofdbebouwing staat aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie

Massa en vorm

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend

  • woongebouwen staan voor op de kavel

  • bedrijfsgebouwen en kassen liggen achter de woningen

Detaillering

  • detaillering is zorgvuldig en gevarieerd

  • bedrijfsgebouwen en kassen zijn eenvoudig gedetailleerd

  • zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm) doorbreken

  • aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa

Materiaal

  • de kleuren zijn natuurlijk en gedekt

  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

  • aanbouwen en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa

Kleine plannen

  • waterbassins dienen achter de rooilijn te liggen

  • waterbassins van (geprofileerd) plaatmateriaal tot een hoogte van één meter zijn vergunningsvrij

  • warmteopslagtanks dienen achter de rooilijn te liggen

  • tanks die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg afhankelijk van de omgeving en bestaande bebouwing in donkergroen of grijs uitvoeren

  • storend aanwezige tanks door beplanting zoveel mogelijk aan het zicht onttrekken

Gebied 20

VEEN WEIDEGEBIED, AMSTELGROEN

Gebiedsbeschrijving

Het buitengebied van Uithoorn bestaat voor het grootste deel uit open veenweiden met bebouwing in de vorm van boerderijen en vrijstaande huizen langs dijken.

De woningen staan voor op de kavel en meestal evenwijdig aan de verkavelingsrichting. Schuren en bijgebouwen liggen achter de woongebouwen.

De architectuur van de woningen is individueel en afwisselend. De huizen bestaan uit een bakstenen onderbouw van één of twee lagen met kap. Daken zijn verschillend van vorm en wisselend georiënteerd. De detaillering van goten, kozijnen en boeiborden is eenvoudig en verzorgd. Bedrijfsgebouwen zijn eenvoudig met een functionele vormgeving.

De stelling van Amsterdam is een complex van forten, linies, geschutsopstellingen en waterbouwkundige kunstwerken. Binnen de gemeente Uithoorn liggen twee van deze markante verdedigingswerken.

Waardebepaling, beleid en ontwikkeling

De waarde van het buitengebied is vooral gelegen in het groene karakter en de openheid van het landschap, dat goed zichtbaar is vanaf de randen van het gebied. De stelling van Amsterdam die voor een stuk onderdeel vormt van het buitengebied heeft een bijzondere cultuurhistorische waarde.

Het beleid is terughoudend en gericht op beheer van de openheid en behoud van de landschappelijke waarde.

Gezien het feit dat het buitengebied deels in het Groene Hart ligt, is er weinig dynamiek op grote schaal te verwachten. Bouwaanvragen zullen vooral betrekking hebben op aanpassing en uitbreiding van woningen en de plaatsing van bijgebouwen.

Aanvullend beleid

Voor de stelling van Amsterdam is uitgangspunt de bescherming en versterking van de cultuurhistorische waarde.

Welstandsregime

Het buitengebied is regulier welstandsgebied.

Bebouwingsprincipe veenweide gebied Uithoorn

Ligging

  • voorgevel richten op de weg

  • rooilijn wisselend en teruggelegen

Massa en vorm

  • alle gebouwen zijn vrijstaand

  • per kavel één hoofdmassa

  • gebouwen in een laag met kap

  • bijgebouwen liggen op de achtergrond en minimaal drie meter achter de voorgevel van de hoofdmassa

  • kleinere gebouwen hebben een zadeldak

Detaillering

  • de detaillering is eenvoudig maar zorgvuldig met weinig versiering

  • duidelijke scheiding tussen onderbouw en bovenbouw

  • op en aanbouwen toegevoegd en herkenbaar als zelfstandig element

  • ramen, deuren en andere elementen in vlakken zelfstandig en verticaal

Materiaal

  • kleuren zijn gedekt en landelijk met frisse accenten

  • kleuren aanpassen aan de omliggende bebouwing en inpassen in het landschap

  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen (bijvoorbeeld baksteen, houten beschot, dakpannen)

  • boeiborden en andere toevoegingen uitvoeren in geschilderd hout

2.3 WELSTANDSCRITERIA VOOR SPECIFIEKE BOUWWERKEN

Toelichting

In deze paragraaf worden de objectgerichte welstandscriteria genoemd voor de bouwwerken die bijzonder specifiek en beeldbepalend zijn voor Uithoorn.

Bouwwerken

In Uithoorn zijn vooralsnog geen bouwwerken benoemd, waarvoor een beoordelingskader met ‘eigen’ welstandscriteria kan worden opgesteld. In deze paragraaf worden dan ook geen objectgerichte welstandscriteria genoemd.

Welstandsregimes

In theorie zijn voor de specifieke bouwwerken vier welstandsregimes mogelijk:

  • door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen monumenten,

  • de bijzondere welstandsobjecten waarbij extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is.

  • de reguliere welstandsobjecten waarbij de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd,

  • de welstandsvrije objecten.

Monumenten: het hoogste kwaliteitsniveau vereist

Uithoorn kent een aantal monumenten. Deze aangewezen monumenten zijn erkend als bouwwerken van groot algemeen belang en genieten een wettelijke bescherming. Alle ingrepen aan monumenten zijn bouwvergunningplichtig, dus ook de zaken die elders vergunningsvrij zijn. De welstsandsbeoordeling is gericht op het op hoog kwaliteitsniveau handhaven, herstellen en vertrekken van de historische karakteristieken van de gevel en de samenhang van het monument met zijn omgeving. Het is niet noodzakelijk gebleken om voor alle monumenten expliciete welstandscriteria op te stellen omdat de algemene, gebiedsgerichte- en objectgerichte welstandscriteria kunnen worden gebruikt.

Het aanwijzen van welstandsvrije bouwwerken of objecten wordt in Uithoorn niet wenselijk geacht.

2.4 WELSTANDSCRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE KLEINE BOUWPLANNEN

TOELICHTING

In deze paragraaf worden de welstandscriteria gegeven voor de ambtelijke toets (sneltoets) van enkele veel voorkomende kleine bouwplannen. In tegenstelling tot alle eerder beschreven relatieve welstandscriteria gaat het in deze paragraaf om vrijwel absolute, objectieve criteria die de planindiener vooraf maximale duidelijkheid geven.

Ambtelijke toetsingscriteria zijn gegeven voor:

  • aan- en uitbouwen,

  • bijgebouwen en overkappingen,

  • dakkapellen,

  • dakramen,

  • kozijn- en/of gevelwijzigingen,

  • erfafscheidingen

  • reclames.

Bouwvergunningen

De genoemde bouwwerken zijn binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat betekent dat een deel van deze plannen (met name aan de achterzijde van woningen) niet preventief, dus vooraf, wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrIj bouwwerk achteraf ingrijpen als dit in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Daarom wordt aanbevolen ook bij vergunningsvrije bouwwerken kennis te nemen van de sneltoetscriteria. Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de sneltoetscriteria zijn uiteraard nooit excessief.

Indien een bouwwerk dat valt onder de bovengenoemde categorieën niet vergunningsvrij is moet een bouwvergunning worden aangevraagd. In dat geval treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert wordt het bouwplan door een door burgemeester en wethouders gemandateerde ambtenaar getoetst aan de sneltoetscriteria. Voldoet het plan aan deze criteria dan geeft deze ambtenaar namens burgemeester en wethouders het positieve welstandsoordeel. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie (dan wel een namens haar gemandateerd lid) voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

Voor- en achterkant benadering

In het verlengde van de systematiek van het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken, SB 2002, 410 wordt bij de sneltoetscriteria onderscheid gemaakt in de voor- en de achterkant van een bouwwerk.

Onder voorkant wordt verstaan:

  • de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw;

  • de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.

Onder achterkant wordt in dit verband verstaan:

  • de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw;

  • de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.

Het begrip ‘weg’ wordt nader verklaard in de Wegenverkeerswet. Bij het begrip ‘openbaar groen’ moet worden uitgegaan van het geen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. ‘Gekeerd naar de weg of het openbaar groen’ impliceert dat tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen een directe feitelijke relatie is. Die relatie is er niet wanneer zich tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen andere begrenzende elementen aanwezig zijn, zoals het erf van de buren, bos, (bij)gebouwen of water. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een sloot als scheidend element de zijkant gekeerd naar de weg of het openbaar groen een achterkant wordt in plaats van een voorkant.

Opbouw van de teksten

Per type bouwwerk komen de volgende punten aan de orde:

  • een korte beschrijving van wat precies wordt bedoeld en waar de gemeente vanuit welstandsoogpunt naar streeft,

  • een overzicht van het bouwvergunningenregime voor het betreffende bouwwerk,

  • de sneltoetscriteria.

De opgenomen overzichten van het vergunningsvrije bouwen zijn overgenomen uit het ‘Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken’.

Aan deze teksten kunnen geen rechten worden ontleend.

AAN- EN UITBOUWEN

Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw die strekt tot het vergroten van het woongenot. Een aanbouw is een toevoeging van een nieuwe ruimte en een uitbouw is een vergroting van een bestaande ruimte. Aan- en uitbouwen worden in grote hoeveelheden gerealiseerd. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. Daarom streeft de gemeente in gebieden met een eenvormige bouwstijl naar een herhaling van uniforme exemplaren die passen bij het karakter van de gebouwen en de straat. Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw.

Bij een vergunningplichtige aan- of uitbouw treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een aan- of uitbouw die volgens het bestemmingsplan is toegestaan en waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

AAN- EN UITBOUWEN

Sneltoetscriteria achterkant

Een aan- of uitbouw aan de achterkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurde aan- of uitbouw (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • gebouwd aan:

    • a)

      de oorspronkelijke achtergevel, of

    • b)

      een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf,

  • niet hoger dan:

    • a)

      4 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein

    • b)

      0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en

    • c)

      de woning of het woongebouw,

  • niet breder dan de oorspronkelijke gevel,

  • minder dan 3.00 m diep, gemeten vanaf de oorspronkelijke gevel,

  • zij- of achtererf voor niet meer dan 50% bebouwd,

  • rechthoekige of afgeronde hoofdvorm,

  • gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw,

  • vorm en richting van het dak afgestemd op het hoofdgebouw: plat dak of vanuit het hoofdgebouw afgeleide kapvorm (richting en helling),

  • niet meer dan 0.10 m overstek*,

  • geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw,

  • materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw,

  • de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor aan- en uitbouwen in het gebiedsgerichte beoordelingskader

  • geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld uitbouw aan uitbouw of bijgebouw).

* tenzij de architectuur van het pand een andere maatvoering vereist.

AAN- EN UITBOUWEN

Sneltoetscriteria voorkant

Een aan- of uitbouw aan de voorkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurde aan- of uitbouw (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • gebouwd aan:

    • a)

      de oorspronkelijke voorgevel, of

    • b)

      een naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 3 m van het voorerf,

  • niet hoger dan:

    • a)

      3,25 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein

    • b)

      0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en

    • c)

      de woning of het woongebouw,

  • breedte:

    • a)

      niet breder dan 75 % van de breedte van de oorspronkelijke gevel,

    • b)

      de aan- of uitbouw blijft met zijn zijden binnen de oorspronkelijke gevel,

  • diepte:

    • a)

      aan de zijgevel minder dan 2.00 m diep

    • b)

      aan de voorgevel minder dan 1.00 m diep,

  • zij- of achtererf voor niet meer dan 50% bebouwd,

  • rechthoekige of afgeronde hoofdvorm,

  • aan de voorgevel vormgegeven als een erker met kozijnen en met een gemetselde opbouw van maximaal 0.75 m gemeten vanuit het aansluitend terrein*),

  • gevelgeleding en kapvorm afgestemd op het hoofdgebouw,

  • vorm en richting van het dak afgestemd op het hoofdgebouw: plat dak of vanuit het hoofdgebouw afgeleide kapvorm (richting en helling),

  • niet meer dan 0.10 m overstek*,

  • kap eventueel doorgetrokken boven de entree,

  • geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw,

  • materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw,

  • de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor aan- en uitbouwen in het gebiedsgerichte beoordelingskader,

  • geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld uitbouw aan uitbouw of bijgebouw).

* tenzij de architectuur van het pand een andere maatvoering vereist.

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN

Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. Het bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Het heeft geen directe verbinding met het hoofdgebouw.

Een overkapping is een grondgebonden overkapping van één bouwlaag. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport. Een belangrijk kenmerk is de transparantie, overkappingen worden niet dichtgezet.

De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van bijgebouwen en overkappingen: gevels en dakvlakken in donkere gedekte kleuren, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen en overkappingen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw.

Bij een vergunningplichtig bijgebouw of overkapping treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een bijgebouw of overkapping dat volgens het bestemmingsplan is toegestaan en waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN

Sneltoetscriteria achterkant

Een bijgebouw of overkapping aan de achterkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurd bijgebouw of overkapping (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • gebouwd op:

    • a)

      het achtererf, of

    • b)

      een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf,

  • niet hoger dan 3.25 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein,

  • zij- of achtererf voor niet meer dan 50% bebouwd,

  • duidelijke rechthoekig en geen opvallende details,

  • hoogte boeiboord niet meer dan 0.25 m*)

  • licht hellend of plat dak

  • niet meer dan 0.10 m overstek*),

  • materiaal gevels in beginsel afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout,

  • kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten,

  • materiaal en kleur kap afgestemd op het hoofdgebouw, betonnen dakpannen, keramische pannen, hout of riet,

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor bijgebouwen of overkappingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

* tenzij de architectuur van het hoofdgebouw een andere maatvoering vereist

BLJGEBOUWEN EN OVERKAPPNGEN

Sneltoetscriteria voorkant

Een bijgebouw of overkapping aan de voorkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurd bijgebouw of overkapping (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • gebouwd op:

    • a)

      het voorerf op meer dan 1.50 m van de weg of het openbaar groen, of

    • b)

      een naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 3 m van het voorerf en op meer dan 1.50 m van de weg of openbaar groen,

  • niet hoger dan 3.25 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein,

  • voor- of zijerf voor niet meer dan 50% bebouwd,

  • hoogte boeiboord niet meer dan 0.25 m*)

  • duidelijk rechthoekig en geen opvallende details,

  • licht hellend of plat dak

  • niet meer dan 0.10 m overstek*),

  • materiaal gevels in beginsel afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout,

  • kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten,

  • materiaal en kleur kap afgestemd op het hoofdgebouw, betonnen dakpannen, keramische pannen, hout of riet,

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor bijgebouwen of overkappingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

* tenzij de architectuur van het hoofdgebouw een andere maatvoering vereist

DAKKAPELLEN

Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar (woon)oppervlak te vergroten. Voor dakkapellen worden zeer veel aanvragen ingediend. Tegelijkertijd zijn ze als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het plaatsen van een dakkapel mag nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak, moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven en moeten schoorstenen worden gerespecteerd. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bijna altijd heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een dakkapel op een woning, die volgens het bestemmingsplan is toegestaan en waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd.

Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria. Van zo’n bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij een complexe samengestelde dakvorm (mansardekap, schildkap, e.d.) of bij het plaatsen van een dakkapel op een ander gebouw dan een woning.

DAKKAPELLEN

Sneltoetscriteria achterkant

Een dakkapel aan de achterkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurde dakkapel (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,

  • bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,

  • zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, of van de hoekkepers (in geval van piramide- of schilddak)

  • hoogte: bovendorpel niet meer dan 2.50 m gemeten vanaf de betreffende verdiepingsvloer,

  • breedte: bij voorkeur niet meer dan 70 % van de breedte van het betreffende dakvlak (midden bouwmuur tot midden bouwmuur)

  • bij voorkeur niet meer dan 50 % van het betreffende dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen etc.,

  • bij meerdere dakkapellen regelmatige rangschikking op een horizontale lijn met een minimale tussenruimte van 0.50 m,

  • plat afgedekt,

  • overstek niet meer dan 0.10 m*,

  • boeiboord niet meer dan 0.25 m*,

  • materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw,

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor dakkapellen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

* tenzij de architectuur van het pand een andere maatvoering vereist.

DAKKAPELLEN

Sneltoetscriteria voorkant

Een dakkapel aan de voorkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurde dakkapel (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,

  • bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,

  • zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, of van de hoekkepers (in geval van piramide- of schilddak)

  • hoogte:

    • a)

      bovendorpel niet meer dan 2.50 m gemeten vanaf de betreffende verdiepingsvloer,

    • b)

      voorvlak verticaal gemeten maximaal 1.50 m vanaf de voet van de dakkapel,

  • breedte niet meer dan 50 % van de breedte van het betreffende dakvlak (midden bouwmuur tot midden bouwmuur)

  • niet meer dan 50 % van het betreffende dakvlak gebruikt voor dakkapellen, dakramen, zonnepanelen etc.,

  • bij meerdere dakkapellen regelmatige rangschikking op een horizontale lijn met een minimale tussenruimte van 0.50 m,

  • plat afgedekt,

  • overstek niet meer dan 0.10 m*,

  • boeiboord niet meer dan 0.25 m*,

  • materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw,

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor dakkapellen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

* tenzij de architectuur van het pand een andere maatvoering vereist.

KOZIJN- EN GEVELWIJZIGINGEN

Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel in de buitenmuur van een gebouw. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en de straatwand moeten ook de gevelwijzigingen zorgvuldig worden ontworpen. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele gevelwijzigingen.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een gevelwijziging waarvoor een bouwvergunning moet worden aangevraagd.

Voldoet het plan aan deze criteria dan kan de gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

KOZLJN- EN GEVELWLJZIGING

Sneltoetscriteria

Een gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurde gevelwijziging (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • in voorgevel wijziging als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detaillering zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel,

  • indien er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele gevelwijziging niet worden verstoord,

  • kleur- en materiaalgebruik afgestemd op de oorspronkelijke gevel,

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor gevelwijzigingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

ERFAFSCHEIDINGEN

Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen.

Erfafscheidingen aan de Openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Vooral in nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt, omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan de woongebieden. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling, daarom gaat de eerste voorkeur altijd uit naar een erfafscheiding van haagplanten zoals liguster of haagbeuken of volledig te begroeien gazen hekwerken.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een erfafscheiding waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd.

Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

ERFAFSCHEIDINGEN

Sneltoetscriteria

Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • identiek aan een eerder voor de betreffende straat of het betreffende bouwblok goedgekeurde erfafscheiding (een zogenaamd ‘herhalingsplan’),

of

  • niet hoger dan 1 m, of

  • niet hoger dan 2.00 m en gebouwd meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn,

  • materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal,

  • geen toepassing van beton, kunststof, plaatstaal, rietmatten of houten vlechtschermen,

  • kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, geen opvallend kleurgebruik,

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

RECLAME

Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame-uitingen ongewenst.

Voor het plaatsen van een op de grond staande reclamezuil is minimaal een lichte bouwvergunning vereist. Voor de overige reclame-uitingen moet een vergunning worden aangevraagd in het kader van de gemeentelijke APV. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningprocedure.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een reclame-uiting waarvoor een vergunning wordt aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

RECLAME

Sneltoetscriteria

Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel voldoet ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan, de gevel,

  • geen reclame aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming of bouwlagen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie,

  • geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte ernstig belemmeren,

  • geen reclame-uitingen op het dak (horizonvervuiling),

  • in voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel,

  • in voorgevel samenhang en ritmiek van de straatwand niet verstoren,

  • reclame integreren in de architectuur en beperken tot het hoogst noodzakelijke,

  • geen mechanisch bewegende delen,

  • geen lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of knipperend licht,

  • geen daglichtreflecterende reclame,

  • maximaal één reclame-uiting per gevel,

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor reclame-uitingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader,

  • geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden respectievelijk worden verkocht.

2.5 WELSTANDSCRITERIA VOOR (HER-)ONTWIKKELINGSPROJECTEN

Toelichting

De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.

Procedure

Zodra zo’n (her)ontwikkelingsproject aan de orde is zal de gemeenteraad de welstandscriteria daarvoor vast moeten stellen, als aanvulling op de welstandsnota.

Het opstellen van deze welstandscriteria wordt voortaan een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld door de stedenbouwkundige of de supervisor, in overleg met de welstandscommissie. Tegelijk kunnen afspraken over de werkwijze bij eventuele planbegeleiding en bij de welstandsbeoordeling worden vastgelegd.

Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

De welstandscriteria voor de grote (her-)ontwikkelingsprojecten moeten zijn vastgesteld voordat de planvorming van de eerste bouwplannen start en worden bekend gemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers in het gebied.

Projecten

De hier beschreven procedure zal naar het zich laat aanzien worden gevolgd voor ontwikkelingen als het terrein Wahlen, Park Krayenhoff, de Vinckebuurt en de herontwikkelingen van locaties in het Dorpscentrum.

ARTIKEL B

Overgangsbepaling

Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van toepassing, zoals deze luidden vóór de vaststelling van de onderhavige beleidsregels, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast [hoofdstuk IX slot en overgangsbepalingen van de Woningwet en artikel 3 van de Wet van 18 oktober tot wijziging naar aanleiding van enerzijds de evaluatie van die wet en anderzijds het project Marktwerking, Deregulering en de Wetgevingskwaliteit (bouwvergunningsprocedure en welstandstoezicht)].

BIJLAGE 1 Begrippenlijst

Aanbouwen: grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw

Achterkant: de achtergevel, het achtererf en het dakviak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde niet direct grenst aan de weg of openbaar groen.

Afdak: dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen

Band: horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen

Bedrijfsbebouwing: gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter

Beschermd dorps- of stadsgezicht: gebied dat vanwege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet

Beschot: afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen

Bestemmingsplan: door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd

Bestrating: verharding zoals straatstenen of tegels

Bijgebouw: gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage

Blinde muur of gevel: gevel of muur zonder raam, deur of andere opening

Borstwering: lage dichte muur tot borsthoogte

Boeibord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal

Boerderij: gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis waaronder de stolp, kop-hals-romp en andere typen.

Bouwblok: een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt

Bouwlaag: verdieping van een gebouw

Bovenbouw: het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels

Buitengebied: buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk gebied genoemd

Bungalow: meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd

Buurtschap: verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom

Carport: afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning

Dak: afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht

Dakhelling: de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak

Dakkapel: uitbouw op een hellend dakvlak

Dakopbouw: een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert

Dakraam: raam in een hellend dak

Deelplan: een stedenbouwkundig plan, waarin een stuk van een wijk of stad gedetailleerd is uitgewerkt

Detail: ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam

Drager en invulling: de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)

Ensemble: architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden

Erf: onbebouwd stuk grond behorende bij een boerderij of huis

Erker: kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas

Flat: groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen

Galerij: gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen

Geleding: verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen

Gepotdekseld: gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan

Gevel: buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)

Gootklos: in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot

Groengebied: gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden

Hoogbouw: gebouwen van meer dan vier lagen

Individueel: gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw

Industriebebouwing: gebouwen met een industriële bestemming

Industriegebied: gebied bestemd voor de vestiging van industrie

Kavel: grondstuk, kadastrale eenheid

Kern: centrum van een dorp of stad

Klossen: uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten

Kop: in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw

Laag: zie bouwlaag

Laagbouw: gebouwen van één of twee lagen

Lak: afwerklaag van schilderwerk

Landelijk gebied: zie buitengebied

Latei: draagbalk boven gevelopening

Lessenaarsdak: dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak

Lichtkoepel: raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel

Lijst: een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel

Lint: langgerekte weg met daarlangs bebouwing

Luifel: een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur

Maaiveld: bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht

Mansardekap: dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat

Massa: volume van een gebouw of bouwdeel

Metselverband: het zichtbare patroon van metselwerk

Middelhoogbouw: gebouwen van drie of vier lagen

Middenstijl: vertikaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Nok: horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

Onderbouw: het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak

Ondergeschikt: voert niet de boventoon

Ontsluiting: de toegang tot een terrein of een gebouw

Oriëntatie: de richting van een gebouw

Overstek: bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel

Paneel: rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting

Plaatmateriaal: bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)

Planmatige bebouwing: groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan

Plint: een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw

Portiek: gemeenschappelijk trappenhuis

Pyramidedak: dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan in een punt ontmoeten

Renovatie: vernieuwing van een gebouw

Rijtjeshuis: huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen

Rollaag: horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand

Rooilijn: lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden

Sanering: herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw

Schilddak: dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken

Schuur: bijgebouw ten behoeve van opslag

Situering: de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving

Stads- en dorpsvernieuwing: maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen

Textuur: de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk)

Uitbouw: aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw

toegankelijk is

Voorgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk

Voorkant: de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde direct grenst aan de weg of openbaar groen

Windveer: plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen

Zadeldak: dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen

Zijgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk

BIJLAGE 2 Straatnamenregister met gebiedsaanduiding (ter indicatie)

A

Aalberselaan 4

Achterberglaan 5

Achterom 2

Achterweg 19

Alexanderpoort, Willem 4

Ambachtweg 14

Amelanchier 14/15

Amsteldijk Noord 2/3/14

Amsteldijk Zuid (Uithoorn) 7/20

Amsteldijk Zuid (De Kwakel) 20

Amstelplein 1

Amstelstraat 2

Amsterdamseweg 14

Andriessenweg, Hendrik F. 8/14

Anjerlaan 12

Arienslaan, alfons 5

Azuurmees 7

B

Baan, Langs de 6

Banken 19

Beatrixlaan, Prinses 4

Bedrijvenweg 14

Beellaan 7

Beetslaan, Nicolaas 5

Begonialaan 12

Bergend 7

Bernhardlaan, Prins 4

Bertram 6

Betula 16

Bezworen Kerf 19

Bieslook 6

Bijvoet 6

Bilderdammerlaan 20

Bilderdijkhof 5

Bldendijklaan 5

Blamanlaan, Anna 5

Blauwe Gans 7

Blomstraat 2

Boerlagelaan 4/7

Bosmanweg, Henr. 8

Boterbloem 6

Boterdijk (Uithoorn) 3

Boterdijk (De Kwakel) 3

Boutenslaan 5

Braaklaan, Ter 5

Brandgans 7

Brederolaan 5

Briandflat 5

Bromelialaan 12

C

Camprertlaan, Jan 5

Canadese Gans 7

Catslaan, Jacob 5

Christinalaan, Prinses 4/7

Chrysantenlaan 12

Churchillflat 5

Clausstraat, Prins 4

Colijnlaan 4

Collenlaan, A 5

Cotoneaster 16

Coudenhoveflat 5

Couperuslaan 5

Cramerpad, Anna 8

Cyclamenlaan 12

D

Deyssellaan, Van 5

Distellaan 12

Doormanlaan, Karel 14

Doorsteek 19

Dorpsstraat 1/2

Drechtdijk 14/19

Dreeslaan 4

Dwarsweg 19

Dwerggans 7

E

Ebro 7

Eedenlaan, van 5

Eems 7

Eendracht 7

Eerbeeklaan, van 5

Eger 7

Eidereend 7

Elbe 7

Elsschotlaan 5

Elzenlaan 20

Emmalaan 4

Enschedeeweg, J. 14/17

Euphraat 7

Europarei 5

F

Fender 7

Fermoor 7

Feschweg, Willem 8

Flevomeer 7

Flottielje 7

Fokkermast 7

Fokkerweg, Anthony 14

Fort, Het (De Kwakel) 12

Fort, Het (Ter Aar) 19

Franklaan, A 5

Fraxinus 16

Frees 7

Fregat 7

Fresialaan 12

G

Gaastmeer 7

Galenlaan, Jan van 4

Ganzendiep 7

Gasperiflat, De 5

Geertruidahoeve 7

Geberalaan 12

Gerbrandylaan 7

Gezellelaan, Guido 5

Ghentlaan, Admiraal van 4

Ginkgo 16

Glanskopmees 7

Gooimeer 7

Gorterhof, Herman 5

Goudlijster 7

Gouwzee 7

Graslaan 12

Grauwe Gans 7

Grebbe 7

Grevelingen 7

Grift 7

Groene boord 7

Grootlaan, Hugo de 5

H

Halfweg 19

Harlekijneend 7

Hedera 15/16

Heijermanslaan 5

Hendriklaan, Prins 4

Hoefblad, Klein 6

Hollandse Dijk 17

Hoofdweg 19

Hooftlaan, P.C. 5

Hooilaan 12

Hortensialaan 12

Huygenslaan, Const. 5

Hydrangea 16

I

Iepenlaan 19/20

Iet Stantsweg 8

Ijsbaan 3

Industrieweg 14

Irene brug, Prinses 2

Irenelaan, Prinses 1/4

Irenepad 2

Irislaan 12

J

Jaagpad 5

Jonglaan, A.M. de 5

Jozeflaan, Sint 11

Julianalaan, Koningin 20

K

Kaag 1/2

Kalslagerweg 19

Kant, Aan de 6

Karveel 1

Kerklaan 10

Klaproos 6

Klipper 1

Klooslaan, Willem 5

Kloosterhof 20

Klucht, Op de 6

Knautia 6

Koekoeksblom 6

Kofschip 1

Kogge 1

Kolgans 7

Koolmees 7

Kootlaan, Burgemeester 8

Korenbloem 6

Korte Boterdijk 1/3

Korte Eind,het 19

Korte Polderweg 7

Krakeend 7

Krodde 6

Kuifmees 7

Kuyperlaan 4

Kwakelsepad 11

L

Lange Eind, Het 19

Langendijklaan, Pieter 5

Legmeerdijk 19/20

Legmeerplein 6

Leopoldlaan 5

Lijster, Grote 7

Lindenplein, Cort van der 7

Luikenlaan, Jan 5

M

Madelief 6

Magnolia 16

Manlaan, H. d. 5

Margrietlaan, Prinses 4

Marijnelaan 7

Marktplein 2

Marsmanlaan 5

Meerlaan 7

Meerwijk, Laan van 1/7

Meetelenstraat, Burgemeester van 7

Melde 6

Merodelaan, De 5

Midden, In het 6

Mijnsherenweg 19

Molenlaan 14

Molenvliet, Aan de 1/7

Monnetflat 5

Multatulilaan 5

Muur 6

N

Nijhofflaan 5

Nijlgans 7

Nijverheidsweg 14

Nolenslaan 4

Noorddammerweg 9/15/17

Noordmanlaan, Monseigneur 11

Noordzuidroute 19

Noorse Lijster 7

O

Obrechtweg, Jacob 8

Oldenbarneveldlaan, Johan van 4

Ondernemingsweg 14

Oranjelaan 4

Orchideelaan 12

P

Perronlaan, Du 5

Philipsweg, Anton 14/17

Pimpelmees 7

Platanus 16

Plesmanhof 4

Plesmanlaan 4

Poelweg 19/20

Polderweg 7/20

Potgieterlaan 5

Potgieterplein 5

Prinsenhofje 1

Provinciale weg 1/2/3/4/7/8/9/14/15/16/17/20

Prunus 16

R

Raadhuisstraat Noord 1

Raai 6

Randhoornweg 9/17

Reigersbek 6

Renneshof, Catharina van 8

Riet 6

Rietgans 7

Ringdijk 11/12/17/19/20

Rode Klaver 6

Rodenbachlaan 5

Roland Holstlaan 5

Romeflat 5

Rond, In het 6

Roodhalsgans 7

Rosmarijn 6

Rotgans 7

Rozenlaan 12/17/19

Ruit 6

Ruwe bies 6

Ruys de Beerenbroucklaan 7

Ruyterlaan, Admiraal de 4

S

Savornin Lohmanlaan, Dr. 4

Schaepmanlaan 4

Schaferhof, D. 8

Schans 1

Schendellaan, A. v. 5

Schermerhornlaan 7

Schoolstraat 2

Schumanflat 5

Seringenlaan 12

Seumerenlaan, J.A. van 2/14

Slauerhofflaan 5

Sneeuwgans 7

Spoor, Aan het 7

Sportlaan 8/14

Staartmees 7

Staringlaan 5

Stationstraat 2/4

Steenkampweg, Petrus 2/3/7

Steenwijkerveld 19

Storkweg, C.T. 14

Straatsburgflat 5

Swarthlaan, Helene 5

Sweellinckweg, J.P. 8

T

Tafeleend 7

Talmalaan 4

Tesselschadelaan 5

Thamerhorn 7

Thamerlaan 4

Thamerweg 3/14

Thorbeckelaan 4

Timmermanslaan, Felix 5

Treublaan 4

Troelstralaan 4

Tromplaan, Admiraal 4

U

Uyllaan, Den 7

V

Valeriuslaan 5

Veldekepad, H. v. 8

Verweylaan, Albert 5

Visserlaan, De 2

Vondellaan, Joost van den 5

Vrouwenakkerse Brug 3/20

Vuurlijn (De Kwakel) 12/14/17/19/20

Vuurlijn (Ter Aar)

W

Wagenaarweg, J.N. 14

Watsonweg 8/14

Wederik 7

Weegbree 7

Wiegerbruinlaan

Wielen, Grote 7

Wikke 7

Wilgenhof 11

Wilhelminakade 2

Willaertweg, A. 8

Witkopeend 7

Wittlaan, Johan de 4

Z

Zanglijster 7

Zegge 6

Zevenblad 6

Zijdelrij 5

Zijdeveld 3

Zijdelwaardplein 5

Zijdelweg 5/6/7/14

Zilverschoon 6

Zonnedauw 6

Zoom, Aan de 6/7

Zwarte Mees 7

Zweershof, B. 8

COLOFON

De welstandsnota Uithoorn werd opgesteld in opdracht van de gemeente Uithoorn door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland in samenwerking met Architectenwerk Twan Jütte.

Begeleiding:

  • G.K. Verbruggen, wethouder gemeente Uithoorn, voorzitter werkgroep Welstandsnota Uithoorn’

  • B. Kramer, afdeling Ruimte en Maatschappij gemeente Uithoorn

  • W.M. van de Lagemaat en LJ. Bosschers, afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving gemeente Uithoorn

  • R. Baltussen en A. Vermeulen, welstandscommissie voor Noord-Holland Zuid

Samenstelling:

  • José van Campen, Stichting Welstandszorg Noord-Holland

  • Marjolein de Jong, Architectenwerk Twan Jütte

  • Twan Jûtte, Architectenwerk Twan Jütte

Uitgave:

Gemeente Uithoorn, 2004

Copyrights:

opdrachtgever en samenstellers

Welstandsbeleidskaart.pdf (versie geldig sinds: 29-02-2012; PDF-bestand; grootte: 199.21 kB)

AAN- EN UITBOUWEN, BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN, DAKKAPELLEN.pdf (versie geldig sinds: 29-02-2012; PDF-bestand; grootte: 427.71 kB)