Regeling vervallen per 07-03-2017

Standplaatsenbeleid

Geldend van 01-01-1995 t/m 06-03-2017

Intitulé

Standplaatsenbeleid

1 INLEIDING

De beleidsuitgangspunten die op dit moment worden gehanteerd voor de afgifte van een standplaatsvergunning zijn door burgemeester en wethouders van Uithoorn vastgesteld bij besluit van 20 augustus 1984. Sinds die tijd heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die het nodig maken dat het standplaatsenbeleid wordt bijgesteld.

Naast de groei van de bebouwde kom van Uithoorn, waarbij onder andere een nieuw winkelcentrum is gebouwd aan het Amstelplein, heeft zich in de jurisprudentie ook een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan. In de jurisprudentie is bepaald dat een gemeente bij het nemen van een besluit op een aanvraag om standplaatsvergunning, welke niet past binnen het geldende beleid, niet op voorhand negatief kan beslissen. Telkens dient bekeken te worden of er geen bijzondere omstandigheden zijn om van het beleid af te wijken.

Daarnaast is de afgelopen jaren een aantal aanvragen ingediend voor locaties in de gemeente waar geen standplaats is aangewezen. Bovendien is in de praktijk gebleken dat in het huidige beleid een aantal zaken niet geregeld is, zoals het beleid ten aanzien van verzoeken om incidenteel standplaats te mogen innemen.

Om verwarring te voorkomen, wordt hieronder aangegeven wat in dit kader onder een standplaats wordt verstaan.

Met een standplaats wordt hier bedoeld het innemen van standplaats door de ambulante handel in een verplaatsbare verkoopruimte. Het gaat dus niet om een kiosk of een ander bouwwerk dat aard- en nagelvast is en waarvoor een bouwvergunning nodig is.

2 INVENTARISATIE

2.1 HUIDIGE STANDPLAATSEN EN AANVRAGEN ANDERE PLAATSEN

In het al eerder genoemde besluit van 20 augustus 1984 zijn in de gemeente Uithoorn acht plaatsen aangewezen waar standplaats mag worden ingenomen. De plaatsen zijn verdeeld over diverse gedeelten van de gemeente. Het merendeel van de plaatsen is gelegen bij of in de directe nabijheid van winkels. Voor een overzicht van de situering wordt verwezen naar de als bijlage 2 bijgevoegde overzichtskaarten. In Uithoorn zijn standplaatsen aangewezen op de locaties aangegeven met de cijfers 1 tot en met 5. De in De Kwakel aangewezen standplaatsen zijn aangegeven met de cijfers 7 en 8.

Er kan standplaats worden ingenomen van maandag tot en met zaterdag, waarbij per standplaatshouder vergunning verleend wordt voor maximaal twee dagen (of vier dagdelen).

De plaatsen aan de Joost van den Vondellaan en aan de Mgr. Noordmanlaan (De Kwakel) vormen een uitzondering op de beleidsuitgangspunten. Op die plaatsen is sprake van het gedurende de gehele week innemen van standplaats door dezelfde persoon, waarbij het verkooppunt niet wordt verwijderd maar permanent blijft staan. Op de plaats aan de Joost van den Vondellaan worden bloemen verkocht. De plaats aan de Mgr. Noordmanlaan geldt als verkooppunt van patat. Bij de vaststelling van het beleid in 1984 is, gezien de door de desbetreffende standplaatshouders opgebouwde rechten, bepaald dat de situatie wordt gedoogd zolang er geen wijziging plaatsvindt in de persoon van standplaatshouder.

In verband met de geringe bezetting (enkele uren op woensdagmiddag) van de tweede standplaats aan de Joost van den Vondellaan, is hier sinds 1994 geen nieuwe standplaatsvergunning meer voor afgegeven. Alleen de huidige standplaatshouder, Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid heeft nog vergunning gekregen voor de woensdagmiddag.

Naast de bij de beleidsuitgangspunten aangewezen plaatsen dienen in dit kader twee locaties meegenomen te worden waarvoor vanuit de ambulante handel interesse is als standplaats en waarop nog geen beslissing is genomen. Die locaties zijn Amstelplein en Legmeerplein. In eerdere instantie hebben burgemeester en wethouders reeds negatief besloten op aanvragen om vergunning voor het innemen van standplaats op het bedrijventerrein en in de woonkern Meerwijk. Voor een standplaats voor ambulante handel op het bedrijventerrein zien zij geen noodzaak.

Een standplaats in de woonwijken Meerwijk-Oost en Meerwijk-West dient te worden afgewezen, aangezien het vanuit het oogpunt van zowel openbare orde als verkeersveiligheid niet gewenst is om in deze woonwijken, waar de ruimtelijke mogelijkheden beperkt zijn, een standplaats aan te wijzen.

Er geldt nu overigens geen maximumstelsel voor wat betreft de invulling van de plaatsen door de verschillende branches. Dit betekent dat op elke plaats elke branche standplaats kan innemen. Daarbij kan worden aangetekend dat voor het frituren en/of bakken op de standplaats een vergunning op grond van de Wet milieubeheer vereist is.

2.2 MOGELIJKHEDEN TOT REGULERING

In een notitie van 16 juli 1993 aan burgemeester en wethouders is het wettelijk kader uitvoerig uiteengezet, dit ter voorbereiding op het vaststellen van het standplaatsenbeleid. Daarvoor wordt dan ook verwezen naar die notitie, welke is bijgevoegd als bijlage 4.

Artikel 174 van de Algemene plaatselijke verordening Uithoorn 1992 (Apv) (= artikel 5.2.3. van de op korte termijn vast te stellen nieuwe Apv) geldt als basis voor het verlenen van standplaatsvergunningen. Dit artikel is ondergebracht in het hoofdstuk “Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente”. Gezien die plaats kunnen er naast het aspect openbare orde ook andere aspecten betrokken worden bij de besluitvorming met betrekking tot een standplaatsvergunning. In het zesde lid van genoemd artikel is bepaald dat een vergunning geweigerd kan worden:

  • a)

    in het belang van de openbare orde;

  • b)

    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

  • c)

    in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d)

    in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;

  • e)

    wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

  • f)

    vanwege strijd met het bestemmingsplan.

Daarmee is het kader aangegeven waarbinnen een aanvraag om standplaatsvergunning beoordeeld dient te worden.

Naast de Apv kan een aantal andere wettelijke regelingen van toepassing zijn op standplaatsen, waaronder de Wet milieubeheer. Maar de Apv-bepaling is de basis voor het gemeentebestuur om het innemen van standplaats in de gemeente te reguleren. In het standplaatsenbeleid kunnen de plaatsen worden aangewezen en kan worden bepaald waarvoor wel of niet tot het afgeven van een standplaats- vergunning wordt overgegaan.

De mogelijkheden tot sturing en regulering van standplaatsen zijn overigens aanzienlijk beperkt door de jurisprudentie van de afgelopen jaren. Hiervan is in de inleiding al melding gemaakt.

2.3 VERHOUDING PUBLIEKRECHT-PRIVAATRECHT

In aanvulling op hetgeen hierboven is vermeld en hetgeen reeds in de eerder vermelde notitie is geschreven, zal hieronder worden ingegaan op de relatie publiekrecht-privaatrecht.

In de meeste gevallen zal het gaan om het innemen van standplaats op een stuk grond dat eigendom is van de gemeente. Naast de publiekrechtelijke bevoegdheid als vergunningverlenende instantie, staan de gemeente dan in beginsel ook de privaatrechtelijke bevoegdheden als grondeigenaar ter beschikking. Het innemen van standplaats op een particulier stuk grond aan de openbare weg is ook denkbaar. In die situatie staat de gemeente alleen de publiekrechtelijke bevoegdheid ter beschikking.

Er kan onderscheid gemaakt worden in gronden met een openbare bestemming en gronden met een niet-openbare bestemming.

Bij gronden met een openbare bestemming (zogenaamd publiek domein) kan daarnaast onderscheid gemaakt worden in normaal gebruik en bijzonder gebruik. Onder normaal gebruik van publiek domein dient te worden verstaan het gebruik overeenkomstig de openbare bestemming. Normaal gebruik is bijvoorbeeld het parkeren van een auto op een parkeerterrein. Het normaal gebruik van publiek domein dient door de eigenaar te worden geduld en mag niet afhankelijk worden gesteld van een privaatrechtelijke toestemming.

Bijzonder gebruik is gebruik van publiek domein op andere wijze dan overeenkomstig de (primaire) bestemming van dat domein. Als voorbeeld daarvan kan genoemd worden het plaatsen van een tent op een parkeerterrein. Bijzonder gebruik van publiek domein mag afhankelijk gesteld worden van een privaatrechtelijke toestemming van de eigenaar van de grond.

Of er sprake is van normaal dan wel bijzonder gebruik zal in de praktijk overigens niet in alle gevallen even duidelijk zijn.

De overheid (in het kader van de standplaatsen is dat de gemeente) als eigenaar van gronden neemt een andere positie in dan een andere eigenaar. Dit is wel gebleken uit de jurisprudentie van de afgelopen jaren. De gemeente mag haar privaatrechtelijke bevoegdheid als eigenaar van een stuk grond niet gebruiken om te regelen wat via de publiekrechtelijke weg geregeld kan/dient te worden of juist niet geregeld kan of mag worden.

Voor standplaatsen betekent dit dat de gemeente, in het geval dat de publiekrechtelijke vergunning voor het innemen van standplaats niet geweigerd kan worden, niet via het weigeren van toestemming als eigenaar alsnog het innemen van standplaats op de desbetreffende grond mag tegengaan. Uiteraard kan het in concrete gevallen zo zijn dat een stuk grond niet beschikbaar is voor het innemen van standplaats omdat het stuk grond al voor andere doeleinden bestemd is, zoals geplande bebouwing.

Het maakt overigens niets uit of er sprake is van grond met een openbare bestemming dan wel grond met een niet-openbare bestemming. In beide gevallen geldt hetgeen in de vorige alinea vermeld is.

Met het bij het standplaatsenbeleid aanwijzen van standplaatsen wordt voor de desbetreffende locaties expliciet aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen het op dat stuk grond innemen van standplaats. Uiteraard is wel een standplaatsvergunning vereist alvorens standplaats mag worden ingenomen.

De gemeente mag als eigenaar van een stuk grond uiteraard wel voorschriften stellen aan het gebruik van de grond, net zo goed als elke andere eigenaar dat mag. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het stellen van de voorwaarde dat het stuk grond dat gebruikt wordt schoon wordt achtergelaten na vertrek.

Ook is het zo dat de gemeente voor het gebruik een adequate vergoeding mag vragen. De enige beperking hierin is dat die vergoeding niet zo hoog mag zijn dat daarmee privaatrechtelijk wordt tegengegaan wat publiekrechtelijk moet worden toegestaan. De gemeente (als eigenaar) behoeft de vergunninghouder niet toe te laten op de standplaats voordat overeenstemming is bereikt over de gebruiksvoorwaarden en de -vergoeding.

Overigens dient te worden opgemerkt dat de publiekrechtelijke vergunning alleen vereist is voor het verkopen van goederen op of aan de weg. Als het een terrein betreft dat niet aan de weg gelegen is, is er geen standplaatsvergunning vereist en speelt ook niet de relatie publiekrecht-privaatrecht.

3 UITGANGSPUNTEN VOOR BELEID

3.1 MAXIMUMSTELSEL

Met het aanwijzen van acht plaatsen is ook bij het huidige beleid al uitgegaan van een maximumstelsel. Zo’n maximumstelsel is gebaseerd op het aspect openbare orde. Het kan als een belang van openbare orde worden beschouwd dat niet een onbeperkt aantal vergunningen wordt afgegeven. De omvang en aard van de gemeente zijn bepalend voor het aantal af te geven standplaatsvergunningen.

Bij overschrijding van dit aantal, of als het een aanvraag betreft voor een plaats die niet is aangewezen als standplaats, kan de vergunning worden geweigerd. Dit laat echter onverlet dat bij iedere aanvraag afzonderlijk moet worden nagegaan of er bijzondere omstandigheden zijn die (moeten) leiden tot het alsnog verlenen van de vergunning. Deze hardheidsclausule is geformuleerd in de jurisprudentie en houdt in dat een gemeentebestuur niet zonder meer kan vasthouden aan het standplaatsenbeleid en op alle daar niet binnen passende aanvragen negatief kan beslissen.

Het maximumstelsel dient ook nu weer als uitgangspunt te gelden. Uitgegaan is van de bij het huidige beleid aangewezen acht plaatsen en daarnaast een nieuwe locatie, te weten Legmeerplein. Zowel de acht huidige plaatsen als de vier gevraagde locaties zijn getoetst aan verschillende criteria om na te gaan of de plaatsen geschikt zijn voor één of meerdere standplaatsen. Die criteria, welke zijn gebaseerd op de in artikel 174 van de Apv genoemde weigeringsgronden, zijn de volgende:

situering : ligging, omgeving, ruimte;

welstand : bescherming uiterlijk aanzien van de omgeving;

verkeer : verkeersvrijheid en -veiligheid;

milieu : milieu-aspecten, zoals stankoverlast en hinder;

bestemming : de voorschriften van het geldende bestemmingsplan.

De resultaten van die toetsing zijn verwoord in bijlage 1. Daarbij is per standplaats een conclusie gegeven over het wel of niet kunnen handhaven van een standplaats dan wel het aanwijzen van een nieuwe plaats.

Voor de duidelijkheid wordt hieronder een toelichting gegeven op de verschillende toetsingscriteria.

situering

Bij de situering van een standplaats dient aan diverse aspecten aandacht te worden besteed. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige inpassing van de plaats in de directe omgeving. Standplaatsen mogen geen belemmering vormen voor de vrije doorgang van passanten.

Daarnaast dient voorkomen te worden dat groenvoorzieningen en/of parkeerplaatsen door een standplaats in het gedrang komen. Ook het aspect van de sociale veiligheid dient in dit verband aandacht te krijgen.

welstand

Het uiterlijk aanzien van de omgeving mag door de standplaats niet onevenredig geschaad worden. Bij winkels dient de standplaats op voldoende afstand van etalages gesitueerd te zijn/worden.

verkeer

Het is van belang dat bij het aanwijzen van een standplaats rekening wordt gehouden met voldoende parkeerruimte voor automobilisten. Het parkeren langs de weg door klanten kan in sommige situaties de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Het uitzicht voor verkeersdeelnemers dient Vrij te worden gehouden. Bovendien moet de doorgang voor voetgangers niet belemmerd worden (zoals ook al opgemerkt bij “situering”).

In de jurisprudentie is bepaald dat voor het weigeren van een standplaatsvergunning op grond van dit criterium uit een rapport van de plaatselijke politie moet blijken dat er inderdaad sprake zal zijn van een verkeersonveilige situatie. Hier dient bij de beslissing op een aanvraag rekening mee te worden gehouden.

milieu

Voor het innemen van standplaats kan de Wet milieubeheer dan wel het Besluit horecabedrijven milieubeheer van toepassing zijn. Voor de meeste gevallen geldt dat voldaan dient te worden aan de voorschriften als vermeld in genoemd besluit. Voor het bakken en/of frituren in een verkoopwagen geldt echter dat een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer vereist is.

Bij de aanwijzing van een standplaats dient ook, voor zover mogelijk, dit aspect te worden meegenomen. Daarbij kan worden opgemerkt dat in het kader van de besluitvorming over een benodigde milieuvergunning zal dienen te worden beoordeeld of hinder dan wel overlast tot een aanvaardbaar minimum beperkt kan worden.

bestemming

De bestemming wordt in het zesde lid van artikel 174 van de Apv genoemd als laatste weigeringsgrond. Deze weigeringsgrond stond niet in het Apv-artikel dat gold bij het vaststellen van de beleidsuitgangspunten in 1984. Dit laat echter onverlet dat ook zonder verwijzing in de Apv de Wet op de ruimtelijke ordening van toepassing is op het uitoefenen van de ambulante handel op standplaatsen. De besluiten op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, vormen namelijk een zelfstandige weigeringsgrond naast de bepalingen in de Apv gebaseerd op de regulerende bevoegdheid van de gemeente ten aanzien van standplaatsen.

Toetsing van een standplaats aan het bestemmingsplan vond voor zover bekend tot op heden niet plaats. Het dient echter zo te zijn dat bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats altijd gelet moet worden op de voorschriften die uit het bestemmingsplan voortvloeien.

Het is zinvol om bij de totstandkoming van bestemmingsplannen hier ook, voor zover mogelijk, rekening mee te houden.

3.2 BRANCHE VERDELING

In het huidige beleid is geen brancheverdeling aangebracht. In het verlengde van bovengenoemd maximumstelsel is het echter mogelijk om een maximum aantal standplaatsen per branche te bepalen. Er dient echter op gewezen te worden dat het maximum per branche uitsluitend als weigeringsgrond gebruikt mag worden als er daadwerkelijk voor een standplaats uit de overige branches zoveel belangstelling bestaat, dat er een keuze gemaakt dient te worden en daardoor een brancheverdeling aannemelijk wordt.

Bovendien laat een brancheverdeling onverlet dat iedere aanvraag op zich afzonderlijk beoordeeld zal moeten worden.

Geconcludeerd moet worden dat een brancheverdeling niet of zeer moeilijk juridisch hanteerbaar is.

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat zich in de gemeente Uithoorn tot nu toe weinig problemen voordoen over de invulling van de standplaatsen door de verschillende branches. Alleen voor de standplaats hoek Pr. Irenelaan/Oranjelaan geldt dat het op drie achtereenvolgende dagen op die plaats innemen van standplaats door visboeren heeft geleid tot klachten van één van de omwonenden. Deze is tegen één van de te verlenen milieuvergunningen in beroep gegaan. Dit beroep is ongegrond verklaard. Voor het overige reguleert het zich tot nu toe vanzelf.

De brancheverdeling mag overigens ingevolge de Vestigingswet Bedrijven en constante jurisprudentie niet gebruikt worden als instrument om de gevestigde winkeliers te beschermen tegen concurrentie.

Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het niet zinvol is om voor de Uithoornse situatie een brancheverdeling vast te leggen in het standplaatsenbeleid.

3.3 WACHTLIJSTEN

Binnen het vast te stellen maximumstelsel dient aan gegadigden voor plaatsen en dagen waarvoor reeds vergunning is verleend, de mogelijkheid geboden te worden om op een wachtlijst geplaatst te worden. Het hanteren van de wachtlijsten dient conform de huidige praktijk te worden voortgezet, dat wil zeggen dat de volgorde van aanmelding op de wachtlijst bepalend is voor het nemen van de beslissing aan wie een vergunning wordt verleend op het moment dat een plaats en/of dag vrijkomt.

3.4 TIJDEN VOOR INNEMEN STANDPLAATS EN GEBRUIKSDUUR VERGUNNING

Tijden in Winkelsluitingswet voor verkoop ambulante handel

Voor de tijden waarop standplaats mag worden ingenomen, dient te worden uitgegaan van de regeling in artikel 7 van de Winkelsluitingswet 1976.

Op dit moment worden voor de standplaatsen de tijden aangehouden welke ook voor een winkel gelden, waarbij de standplaatshouder een kwartier van te voren aanwezig mag zijn en een kwartier na afloop weg moet zijn. Dit is echter niet juist aangezien de Winkelsluitingswet 1976 voor de markthandel, straathandel en handel te water andere tijden toestaat. Artikel 7 van die wet bepaalt namelijk dat de uitoefening van markthandel, straathandel of handel te water op werkdagen mag plaatsvinden tot 19.00, in plaats van 18.30 uur en op zaterdagen tot 18.00 uur. Voor de koopavond geldt ook voor de standplaatsen een eindtijd van 21.00 uur.

Aangezien de Winkelsluitingswet een hogere regeling is dan de Apv dient uitgegaan te worden van hetgeen in de Winkelsluitingswet is bepaald. Dit betekent dat de standplaatsvergunningen aangepast dienen te worden voor wat betreft de tijden dat standplaats mag worden ingenomen.

Voor verkooppunten van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken geldt overigens een afwijkende regeling. In artikel 9 van het Vrijstellingenbesluit Winkelsluitingswet 1976 (besluit van 7 juli 1994) is bepaald dat eerder genoemde tijden niet gelden voor de verkoop van bovengenoemde eetwaren vanaf een standplaats. Voor de verkoop van deze artikelen geldt derhalve geen eindtijd ingevolge de Winkelsluitingswet. Uit oogpunt van openbare orde is het echter gewenst toch een eindtijd te stellen aan dit soort verkoopactiviteiten op een standplaats. Bij geringe eetwaren kan onder andere gedacht worden aan een patatkraam. Een patatkraam kan zodanig publiek aantrekken dat dit overlast kan bezorgen voor omwonenden. Het wordt derhalve gewenst geacht om deze overlast zoveel mogelijk te beperken en voor dit soort standplaatsen de eindtijd te bepalen op 22.30 uur.

Verkoop ambulante handel op koopzondagen

In het kader van het bovenstaande dient ook aandacht geschonken te worden aan de verkoop door de ambulante handel tijdens een zondag waarvoor ontheffing is verleend voor openstelling van de winkels, de zogenaamde koopzondag. De Winkeisluitingswet verzet zich niet tegen het plaatsvinden van verkoopactiviteiten vanaf een standplaats als voor de desbetreffende zondag ontheffing is verleend door burgemeester en wethouders voor openstelling van de winkels. In de praktijk is gebleken dat hier ook behoefte aan is. Het betreft dan met name eetwaren voor directe comsumptie. Bovendien ging het daar tot nu toe meestal om ambulante handelaren die door de week ook op de desbetreffende standplaats staan.

Binnen het maximumstelsel is de zondag niet meegenomen in de dagen waarvoor standplaatsvergunning verkregen kan worden. Aangezien het slechts een beperkt aantal zondagen per jaar betreft, is dit ook niet nodig. In het geval dat de winkelopenstellingstijden drastisch gaan wijzigen, zal dit wel nodig zijn.

Verkoop vanaf een standplaats op koopzondagen dient thans dan ook als incidentele standplaats gezien te worden.

Er zijn geen reden om deze verkoop niet toe te staan. Gezien de ervaringen uit de praktijk wordt het overbodig gevonden om vooraf vast te stellen wie op die dagen mag staan. Op het moment dat een aanvraag hiervoor wordt ingediend, dient bekeken te worden of er redenen zijn om de gevraagde vergunning te weigeren. Uitgangspunt dient echter te zijn dat zoveel mogelijk medewerking hiertoe wordt verleend.

Gebruiksduur

In 1984 is één van de uitgangspunten geweest dat per standplaatshouder vergunning verleend wordt voor maximaal twee dagen of vier dagdelen per week. Voor dit uitgangspunt is gekozen om recht te doen aan het feit dat het gaat om ambulante handel en dus niet om min of meer permanente verkooppunten. Terecht is toen wel bepaald dat in bijzondere gevallen vrijstelling van de beperkte gebruiksduur kan worden verleend. Er kan namelijk niet altijd vastgehouden worden aan het desbetreffende uitgangspunt, zoals bijvoorbeeld in de situatie dat een plaats niet volledig bezet wordt en er ook weinig interesse voor is. Het lijkt dan alleszins redelijk dat een aanvraag om meer dan twee dagen of vier dagdelen op die plaats standplaats in te nemen wordt gehonoreerd. Onder voorbehoud dat wijzigende omstandigheden de uitzonderingspositie in een komend vergunningjaar teniet kunnen doen.

Momenteel wordt een aantal standplaatsen niet volledig dan wel beperkt bezet. Het is dan ook wenselijk om de mogelijkheden per handelaar om in Uithoorn standplaats in te nemen te verruimen. Derhalve wordt voorgesteld om bovengenoemd uitgangspunt te wijzigen in die zin dat het maximum van twee dagen dan wel vier dagdelen geldt per standplaats per handelaar en dus niet meer per week per handelaar.

Naar aanleiding van de verschillen in wettelijk geldende eindtijden dient vooraf vast te staan wat onder een dagdeel verstaan wordt. De grenzen voor een dagdeel kunnen als volgt getrokken worden:

ochtend: 06.00 - 12.30 uur

middag: 12.30 - 19.00 uur

12.30 - 21.00 uur, in geval van koopavond

12.30 - 22.30 uur, voor standplaatsen geringe eetwaren.

3.5 PERSOONSGEBONDENHEID

Bij de huidige beleidsuitgangspunten geldt dat de standplaats dient te worden ingenomen door de houder van de standplaatsvergunning. Hierdoor is duidelijk wie verantwoordelijk is voor de standplaats en dus bij onregelmatigheden kan worden aangesproken. Het persoonsgebonden zijn van een vergunning is overigens ook verwoord in artikel 10 van de Apv waarin is bepaald dat een vergunning of ontheffing persoonsgebonden is, tenzij bij of krachtens deze verordening (=Apv) anders is bepaald. Deze persoonsgebondenheid dient gehandhaafd te blijven bij het nieuwe beleid. Hiermee wordt voorkomen dat vergunningen “verhandelbaar” worden en zo worden onttrokken aan gemeentelijke regulering.

3.6 TARIEVEN

Bij het onderwerp tarieven voor het innemen van standplaats kan een onderscheid worden gemaakt tussen het innemen van standplaats op grond met een openbare bestemming en het innemen van standplaats op grond met een niet-openbare bestemming.

In de huidige situatie zijn alleen standplaatsen aangewezen op gronden met een openbare bestemming en in eigendom van de gemeente. De vergoeding voor het op die plaatsen innemen van standplaats wordt geregeld in de “Verordening standplaatsrecht Uithoorn 1990”.

Bij de vaststelling van de tarieven is onderscheid gemaakt in zogenaamde A-, B- en C-locaties, een onderscheid in economische aantrekkelijkheid van de standplaatsen. De tarieven zijn de laatste jaren gefaseerd verhoogd. Die fasering eindigt in 1994.

Het gebruik van het huidige systeem kan, gezien het goed functioneren ervan, ook na 1994 worden voortgezet. Het wordt echter wel wenselijk geacht dat op korte termijn wordt onderzocht hoe de tariefstructuur en de verschillen in tarieven eventueel kunnen worden aangepast. Bij een aanpassing van de tariefstructuur wordt onder andere aan het invoeren van een onderscheid in economisch belang van de verkoopdagen. Wat betreft de tarieven dient onderzocht te worden of er (nog) grotere verschillen dienen te komen tussen de A-, B- en C-locaties.

Een eventuele aanpassing van de tariefstructuur en -verschillen dient dan per 1 januari 1996 te worden ingevoerd.

Er zijn geen standplaatsen aangewezen op gronden met een niet-openbare bestemming. Het ligt voor de hand om voor het gebruik van dergelijke gronden een vergoeding op privaatrechtelijke basis te vragen. Die vergoeding dient in een concrete situatie te worden bepaald.

3.7 VOORWAARDEN VOOR VERGUNNINGVERLENING

De afdeling Algemene en Juridische Zaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft desgevraagd meegedeeld dat controle op het wel of niet beschikken over de vereiste inschrijving als ambulante handelaar in wezen geen taak van de gemeente is. Het niet bezitten van die inschrijving zou niet door het gemeentebestuur gehanteerd mogen worden als grond om een gevraagde standplaatsvergunning te weigeren. Dit laat echter onverlet dat voorkomen moet worden dat meegewerkt wordt aan een onwettige situatie. Bij de besluitvorming over het wel of niet verlenen van een standplaatsvergunning dient dan ook, zoals tot nu toe gebruikelijk, controle op de inschrijving plaats te vinden. Als het nodig is, zullen eventueel voorkomende situaties onder inschakeling van (wel) bevoegde instanties “uitgevochten” moeten worden. De bescherming van de burger/consument is hiermee gediend.

3.8 INCIDENTELE STANDPLAATSEN

Naast de standplaatsen als hierboven bedoeld, bestaat er ook behoefte aan incidentele standplaatsen. In de Uithoornse situatie betreft het dan het innemen van standplaats voor de verkoop van oliebollen of voor de verkoop van kerstbomen, het innemen van standplaats met een koek- en zopietent, het innemen van standplaats met een demonstratiewagen of het innemen van een standplaats voor een ideëel doel ter ondersteuning van manifestaties of voor verkiezingen.

oliebollen

Bij winkelcentrum Zijdelwaard staat op het trottoir nabij de doorgang naar de De Merodelaan in maart en in september-oktober telkens vier weken een oliebollenverkoper. Hij mag standplaats innemen op vrijdag en zaterdag in genoemde perioden. Voor de herinrichting van het plein stond deze verkoper bij de koffieshop op het Zijdelwaardplein. Door de herinrichting is deze plaats komen te vervallen en is besloten om hem, gezien de opgebouwde rechten, in uitzondering op het beleid vergunning te geven voor het innemen van standplaats op eerder genoemd trottoir.

De vraag kan gesteld worden of die plaats dan niet ook op andere tijden door andere standplaatshouders kan worden ingenomen. Van het parkeerterrein waaraan het desbetreffende trottoir is gelegen, wordt veel gebruik gemaakt. Het op die plaats creëren van een standplaats waar het gehele jaar door standplaats mag worden ingenomen, is uit oogpunt van verkeersveiligheid niet gewenst. Bij de herinrichting van het parkeerterrein is bewust één standplaats gecreëerd, zodanig dat er zo min mogelijk overlast voor de gebruikers van het parkeerterrein zal zijn.

koek- en zopietenten

Daarnaast worden elk jaar drie tot vier aanvragen ingediend voor het innemen van standplaats met een koek- en zopietent tijdens een vorstperiode. De gevraagde vergunningen zijn tot nu toe altijd verleend. Het aanwijzen van de exacte plaats wordt overgelaten aan de voorzitter van de ijsclub indien het het Zijdelmeer betreft.

Het gaat hier om een traditie welke al jaren bestaat, uiteraard niet alleen in Uithoorn. Het aantal dagen dat er ijs ligt is de laatste jaren bovendien zeer beperkt geweest. Het wordt dan ook niet wenselijk geacht om deze vorm van innemen van standplaats strak te reguleren. Enige ordening is echter wel gewenst om verstoring van de openbare orde te voorkomen en de veiligheid op het ijs te waarborgen. Dit betekent dat in de vergunning dient te worden opgenomen dat op voldoende afstand van een andere vergunninghouder standplaats moet worden ingenomen, waarbij een afstand van ten minste 500 meter wordt aangehouden.

ideële standplaatsen

Onder ideële standplaatsen wordt hier verstaan het innemen van standplaats door algemeen bekend zijnde instellingen welke zich richten op de verwezenlijking van een algemeen ondersteunde of aanvaarde overtuiging of ideaal, zoals Amnesty International, Het Rode Kruis en Leger des Heils.

Met betrekking tot deze standplaatsen voor ideële doeleinden kan worden opgemerkt dat het moeilijk is hiervoor een goede regeling te treffen. De plaats waar men voor dat soort doeleinden standplaats wil innemen, is vaak afhankelijk van de doelgroep en de relatie met andere activiteiten. Bovendien is het aantal aanvragen voor dit soort standplaatsen in de gemeente Uithoorn beperkt. Het is dan ook beter om hiervoor geen aparte regeling te treffen in het beleid. Als er ruimte is en de plaats is aanvaardbaar voor de instelling kunnen deze standplaatsen incidenteel worden uitgegeven. Zonodig dient toestemming van de eigenaar te worden verkregen.

Onder dit soort standplaatsen dienen ook de manifestaties van de openbare bibliotheek, de wereldwinkel en dergelijke te worden gerekend.

FNV-servicebus

Eén keer per maand staat op vrijdagavond op het plein voor het gemeentehuis een servicebus van de FNV. In die bus kunnen leden en niet-leden terecht met problemen en informatie over arbeidsverhouding, belastingzaken, sociale verzekeringen, uitkeringen en dergelijke. Er is voldoende ruimte aanwezig voor het innemen van standplaats zonder het verkeer te hinderen. Op vrijdagavond vindt er overigens, een enkele uitzondering daar gelaten, geen activiteit plaats in het gemeentehuis. De bus vormt dan ook geen obstakel in die zin.

Er geldt wel als voorwaarde bij het innemen van de standplaats dat de parkeerplaatsen voor invaliden vrij dienen te blijven, aan welke voorwaarde de FNV zich ook houdt.

oliebollenactie

Een elk jaar terugkerende standplaats is die voor de oliebollenactie van de Hervormde gemeente. Daartoe mag elk jaar rond de jaarwisseling standplaats worden ingenomen bij de ingang van winkelcentrum Zijdelwaard en bij winkelcentrum Amstelplein.

Gezien de reeds jaren bestaande situatie en de korte duur ervan, te weten alleen op 30 en 31 december, dient dit onder het nieuwe beleid toegelaten te worden. Voor het overige dient het innemen van standplaats bij de ingang van winkelcentrum Zijdelwaard te worden vermeden aangezien de ruimte er te beperkt is, mede gelet op de functie van de ingang als belangrijkste toegang voor het winkelend publiek.

verkiezingen

Rond de tijd dat er verkiezingen plaatsvinden willen de politieke partijen zich extra presenteren aan de bevolking. Daartoe hebben de partijen die aan de verkiezingen deelnemen in het verleden standplaats ingenomen bij winkelcentrum Zijdelwaard en in het Oude Dorp. In 1994 zijn er weer verkiezingen geweest en hebben de partijen evenals voorgaande keren standplaats ingenomen op verschillende locaties in de gemeente.

Gezien het karakter ervan dient zoveel mogelijk medewerking te worden verleend aan het innemen van standplaats door politieke partijen in de periode vlak v66r verkiezingen.

overige incidentele standplaatsen

Naast bovengenoemde incidentele standplaatsen, kunnen er uiteraard ook andere aanvragen komen om incidenteel standplaats te mogen innemen, bijvoorbeeld met kerstbomen of met een demonstratiewagen. Ook hiervoor geldt dat elke aanvraag apart beoordeeld dient te worden en niet op voorhand kan worden afgewezen als deze niet past binnen het standplaatsenbeleid.

Als de aanvraag wordt ingediend voor een bij het beleid aangewezen plaats welke nog vrij is, is er alleen reden om de vergunning te weigeren indien er sprake zal zijn van verstoring van de openbare orde, van overlast, van aantasting van het uiterlijk aanzien van de omgeving of het in gevaar komen van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse.

Bij een aanvraag voor een locatie waar geen standplaats is aangewezen dient een volledige toetsing plaats te vinden. Dat wil zeggen dat naast de hierboven genoemde weigeringsgronden ook de voorschriften uit het bestemmingsplan een weigeringsgrond zijn waaraan getoetst dient te worden.

Als de verkoop door ambulante handel niet in het bestemmingsplan is verboden, kunnen wederom alleen de overige weigeringsgronden gehanteerd worden.

De gemeente mag in dit verband haar privaatrechtelijke positie als eigenaar van een stuk grond niet gebruiken om te regelen wat via de publiekrechtelijke weg geregeld dient te worden. Uiteraard geldt hier ook wat in 2.3 is vermeld bij de bespreking van de verhouding publiekrecht-privaatrecht. Voor deze standplaatsen dient dan ook gebruik gemaakt te worden van de Apv.

Uiteraard is het ook mogelijk dat iemand (incidenteel) standplaats wil innemen voor de verkoop van goederen op een particulier terrein. Hiervoor is een vergunning op grond van de Apv vereist als het gaat om een terrein dat aan de (openbare) weg gelegen is. De verkoop van goederen op een particulier terrein dat niet direct gelegen is aan de (openbare) weg valt niet onder het innemen van standplaats als bedoeld in de Apv.

Geconcludeerd dient te worden dat elke aanvraag om vergunning voor het incidenteel innemen van standplaats, welke aanvraag niet past binnen het beleid, volgens de regeling van artikel 174 van de Apv beoordeeld dient te worden en alleen toetsing aan de daarin vermelde weigeringsgronden mag plaatsvinden.

3.9 ELEKTRICITEITS VOORZIENING BIJ STANDPLAATSEN

Nu met het vaststellen van een nieuw beleid wordt getracht het huidige beleid daar waar nodig te verbeteren, is het verstandig om ook een beslissing te nemen over het ten behoeve van de aangewezen standplaatsen plaatsen van elektriciteitsvoorzieningen.

Het beleid bij standplaatsen dient erop gericht te zijn zoveel mogelijk een volwaardige standplaats aan te bieden aan belangstellenden. Onderdeel hiervan is de aanwezigheid van een elektriciteitskast bij een standplaats. Van de huidige plaatsen heeft alleen de plaats bij winkelcentrum Zijdelwaard zo’n voorziening. Voor de andere plaatsen dienen de standplaatshouders bij winkeliers of omwonenden aan te kloppen voor stroom. Dit kan in een aantal gevallen een gevaarlijke situatie opleveren voor de verkeersdeelnemers omdat de stroomkabel over de weg gelegd wordt. Daarnaast kan zich het probleem voordoen dat een winkelier of omwonende op vakantie is en de standplaatshouder alsnog zonder stroom zit. Met name voor de standplaats bij het dorpshuis in De Kwakel geldt dat het moeilijk is voor de standplaatshouder om iemand te vinden in de directe omgeving van de standplaats die bereid is gebruik te laten maken van de stroomvoorziening.

Daar staat echter tegenover dat met het plaatsen van dergelijke stroomvoorzieningen een behoorlijk bedrag gemoeid is.

Het exacte bedrag dat gemoeid zal zijn met het aanbrengen van een elektriciteitskast hangt voor een groot deel af van de situatie ter plaatse. In dit stadium kan dan ook geen exact kostenplaatje hiervan gegeven worden. Met het destijds aanbrengen van een elektriciteitskast bij de standplaats bij winkelcentrum Zijdelwaard was een bedrag van f 6.000,- (mcl. b.t.w.) gemoeid. Dit bedrag kan enkel als indicatie voor de kosten worden gehanteerd. De kosten kunnen hoger uitvallen dan die f 6.000,-.

Als alle plaatsen, zowel bestaande als nieuw aan te wijzen plaatsen, voorzien worden van een stroomkast, dient rekening te worden gehouden met een investering van minstens f 42.000,-.

Aangezien een aantal standplaatsen geen volledige, dan wel een beperkte bezetting kent, wordt het niet zinvol geacht om voor alle standplaatsen die investering te plegen. Voor 1995 is besloten eenmalig een bedrag van f 15.000,- op te nemen voor het aanbrengen van stroomkasten bij standplaatsen. Alleen de meest in trek zijnde standplaats(en) dienen voorzien te worden van een stroomvoorziening. Voor het overige dient de situatie voorlopig te blijven zoals die is en dienen de ontwikkelingen in de toekomst te worden afgewacht.

Zoals al eerder vermeld, eindigt met ingang van 1995 de gefaseerde verhoging van de tarieven voor het standplaatsrecht. Opgemerkt is daarbij ook dat een eventuele grotere verhoging van de tarieven onderzocht dient te worden. Daarbij kan rekening worden gehouden met de aanwezigheid van een elektriciteitskast waardoor een standplaats aantrekkelijker is.

4 VOORGESTELD BELEID

4.1 HET BELEID

Aan de hand van het vorenstaande en gezien de conclusies bij de toetsing van de verschillende locaties aan eerder genoemde criteria, waarvan de resultaten zijn terug te vinden in bijlage 1, wordt het volgende beleid voorgesteld:

  • a.

    er wordt een maximumstelsel gehanteerd, inhoudende dat:

    • -

      het totaal aantal locaties in de gemeente waar standplaats kan worden ingenomen acht is, waarbij als uitbreiding op de in 1984 aangewezen plaatsen een standplaats wordt aangewezen op het Legmeerplein;

    • -

      voor alle plaatsen voor maandag tot en met zaterdag vergunningen kunnen worden verstrekt;

  • b.

    de bestaande standplaatsen met een permanent karakter worden als zodanig gehandhaafd tot de standplaatshouder ermee stopt;

  • c.

    er wordt geen maximumstelsel gehanteerd voor wat betreft de brancheverdeling;

  • d.

    het huidige tarievensysteem wordt ook na 1994 gehanteerd, met jaarlijkse beoordeling van de tarieven in het kader van het voorstel “beleid eigen heffingen”;

  • op

    korte termijn, doch in ieder geval v66r 1 januari 1996 zal onderzocht worden of de tariefstructuur en de tariefverschillen aanpassing behoeven. Een eventuele aanpassing zal dan per 1 januari 1996 worden ingevoerd;

  • e.

    bij de uitvoering van het beleid zullen de uitgangspunten als vermeld in paragraaf 4.2 worden gehanteerd;

  • f.

    voor 1995 wordt een eenmalig bedrag van / 15.000,- besteed voor het aanbrengen van een stroomvoorziening op één of meer standplaatsen, waarbij de keuze bepaald zal worden aan de hand van de bezetting van de standplaatsen.

a. In 1984 zijn acht standplaatsen aangewezen, verspreid over zeven locaties. De conclusie uit de toetsing van de destijds aangewezen locaties is dat al die locaties gehandhaafd kunnen blijven als standplaats. In de wijk Zijdelwaard, bij het winkelcentrum en de nabijheid daarvan, zijn daarmee vijf plaatsen aangewezen. Hierdoor kan zich een concentratie van aan dergelijke standplaatsen mogelijk verbonden vormen van hinder of overlast voordoen. Aangezien de tweede plaats aan de Joost van den Vondellaan weinig wordt gebruikt (alleen op woensdagmiddag door een informatiewagen van Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid) is het gezien genoemde concentratie beter om deze plaats niet meer uit te geven. Voor 1994 is hier dan ook geen vergunning meer voor afgegeven, uitgezonderd dan de eerder genoemde zorgverzekeraar. Aangezien het bij laatstgenoemde gaat om een informatiewagen, dus zonder dat er verkoopactiviteiten plaatsvinden, kan hiervoor een zelfde regeling getroffen worden als voor andere identieke standplaatshouders, zoals eerder in deze notitie vermeld. Daarmee is op die locatie geen sprake van een standplaats voor de ambulante handel waar de gehele week standplaats kan worden ingenomen.

Daarnaast dient als uitbreiding een standplaats op het Legmeerplein te worden aangewezen, op of bij het parkeerterrein van het winkelcentrum. De exacte locatie dient nog ingevuld te worden. De voorkeur gaat echter uit naar het reserveren van één of meer parkeerplaatsen voor het innemen van standplaats. Een standplaats op het binnenplein van het winkelcentrum zelf is praktisch niet mogelijk aangezien dit niet te bereiken is met een wagen.

Een standplaats op het trottoir bij de flats is niet raadzaam gezien de hinder die dat kan opleveren voor de bewoners van de flats.

Voor het overige kunnen de bij besluit van 20 augustus 1984 aangewezen standplaatsen gehandhaafd worden.

Verplaatsing van de standplaats hoek Pr. Irenelaan/Oranjelaan naar een plaats naast het voormalig raadhuis aan het Marktplein is gezien het Plan van aanpak dorpscentrum niet gewenst. In dat plan wordt gestreefd naar een verbetering van het beeld van de Amsteloever. Uit een oogpunt van het uiterlijk aanzien past een standplaats daar dan ook niet.

De invulling van de desbetreffende plaats door een visverkoper heeft geleid tot klachten van één van de omwonenden. Het door hem bij de Raad van State aangespannen beroep tegen de voor de zaterdag verleende vergunning ingevolge de Hinderwet is ongegrond verklaard. De desbetreffende vergunning is derhalve van kracht gebleven. De praktijk heeft overigens ook uitgewezen dat hinder en/of overlast door het innemen van standplaats op de desbetreffende plaats met een verkoopwagen waarin gebakken of gefrituurd wordt vooraf beperkt kan worden door een milieuvergunning. Verplaatsing van de standplaats wordt dan ook niet nodig geacht. Door de afdeling bouw- en milieuzaken wordt erop toegezien dat de standplaatshouder zich ook daadwerkelijk houdt aan de in de milieuvergunning gestelde voorwaarden.

Voor het Amstelplein dient te worden besloten dat daar geen standplaats wordt aangewezen. Het gebied Amstelplein wordt als één geheel gezien met het Oude Dorp. In het kader van het maximumstelsel wordt één standplaats binnen dit gebied als maximaal haalbaar gezien. Er is weinig ruimte voor het creëren van een tweede standplaats. Het Amstelplein zelf is overigens bij de totstandkoming ervan duidelijk bestemd als verblijfsplein, waarop bij gelegenheid activiteiten plaats kunnen vinden. Het op het plein creëren van een standplaats past niet binnen die functie van het plein.

Bij de verdere invulling van de Schans en in het kader van het Plan van aanpak dorpscentrum zal bekeken worden in hoeverre er ruimte is of komt voor het creëren van een standplaats.

Op dit moment is er echter geen aanleiding voor het aanwijzen van een standplaats op het Amstelplein.

Het in 1984 vastgestelde uitgangspunt dat op alle plaatsen van maandag tot en met zaterdag standplaats kan worden ingenomen kan gehandhaafd blijven. Daarmee wordt een maximaal aantal vergunningen verstrekt aangezien er geen dag wordt uitgesloten.

Het geheel van acht aangewezen standplaatsen en het voor maandag tot en met zaterdag afgeven van vergunningen kan voor de gemeente Uithoorn als een aanvaardbaar maximumstelsel worden gezien.

b. Daarnaast dient evenals in 1984 vastgehouden te worden aan het uitgangspunt dat permanente standplaatsen niet gewenst zijn. Voor de permanente plaatsen welke in 1984 al bestonden dient derhalve onverkort van kracht te blijven wat ook al bij het besluit in 1984 is vastgesteld, namelijk dat het permanente karakter vervalt bij beëindiging van de activiteiten van de huidige standplaatshouders.

Bij de standplaats aan de Arthur van Schendellaan is sinds medio 1994 geen sprake meer van een permanent karakter. Daarmee is het aantal permanente standplaatsen dan ook van drie teruggebracht naar twee, te weten aan de Joost van den Vondellaan en aan de Mgr. Noordmanlaan.

De standplaats aan de Joost van den Vondellaan kan in principe gehandhaafd blijven op het moment dat het permanente karakter vervalt. Hierboven onder a. is al aangegeven dat de tweede plaats daar niet meer als zodanig aangewezen dient te worden bij het nieuwe beleid.

Ten aanzien van de plaats aan de Mgr. Noordmanlaan dient te worden besloten om deze op te heffen zodra de persoon die op die plaats momenteel zijn bedrijf uitoefent, de heer J. Kok, ermee stopt. In de huidige situatie wordt de ambulante standplaats in De Kwakel, op nog geen honderd meter afstand van de plaats aan de Mgr. Noordmanlaan gelegen, slechts één dag in de week ingenomen. Voor het overige bestaat er weinig behoefte bij ambulante handelaren om in De Kwakel standplaats in te nemen. Het wordt dan ook niet zinvol geacht om in de kern van De Kwakel twee standplaatsen te handhaven.

c. Gezien de beperkte toepassingsmogelijkheid ervan dient besloten te worden om geen maximumstelsel in te voeren voor wat betreft de brancheverdeling over de verschillende standplaatsen.

d. Zoals eerder vermeld dient voor de heffing van standplaatsrecht voor het innemen van standplaats op gronden met een openbare bestemming te worden vastgehouden aan de structuur van het huidige tarievensysteem als vastgesteld in de “Verordening standplaatsrecht 1990”. De gefaseerde verhoging van de daarin vermelde tarieven eindigt in 1994. Voorgesteld wordt om de tarieven vanaf 1995 in ieder geval jaarlijks te beoordelen in het kader van het voorstel “beleid eigen heffingen”.

Voor gronden met een niet-openbare bestemming kan een privaatrechtelijke vergoeding gevraagd worden, welke vergoeding van geval tot geval dient te worden overeengekomen.

In paragraaf 3.6 is reeds opgemerkt dat op korte termijn bezien dient te worden of de tariefstructuur en de verschillen in tarieven aanpassing behoeven. Een eventuele aanpassing dient dan ingevoerd te worden per 1 januari 1996.

e. Voor de uitvoering van het standplaatsenbeleid dienen de uitgangspunten als vermeld in de volgende paragraaf te worden gehanteerd.

f. Het aanbrengen van een stroomvoorziening maakt een standplaats in de regel aantrekkelijker. Aangezien niet alle standplaatsen in Uithoorn een volledige bezetting kennen, en sommige plaatsen zelfs een lage bezetting, is tijdens het conciaaf in september 1994 besloten om voor 1995 eenmalig een bedrag van f 15.000,- beschikbaar te stellen voor het aanbrengen van een stroomvoorziening op de meest in trek zijnde standplaats(en).

4.2 UITGANGSPUNTEN UITVOERING BELEID

Bij de uitvoering van het beleid dienen naast het in paragraaf 4.1 onder a. tot en met d. verwoorde de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:

  • -

    per standplaatshouder wordt vergunning verleend voor maximaal twee dagen/vier dagdelen per standplaats per week. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders, indien dit naar hun oordeel nodig is, vrijstelling van de beperkte gebruiksduur verlenen;

  • -

    de vergunning is persoonsgebonden;

  • -

    voor de tijden waarop standplaats mag worden ingenomen wordt uitgegaan van artikel 7 van de Winkelsluitingswet 1976 en artikel 9 van het Vrijstellingenbesluit Winkelsluitingswet 1976 (voor eet- en drinkwaren die direct geconsumeerd worden). Afwijking hiervan is per geval mogelijk binnen de bepaling van genoemde wet. Dit houdt ook in dat het innemen van standplaats op een koopzondag mogelijk moet zijn;

  • -

    voor het innemen van de standplaats wordt aan de standplaatshouder standplaatsrecht in rekening gebracht voor de uren dat er standplaats g worden ingenomen en afhankelijk van het aantal vierkante meters dat wordt ingenomen, met een minimum van 25 vierkante meters;

  • -

    daarnaast wordt voor het gebruik van een aanwezige gemeentelijke stroomvoorziening het daarvoor gestelde tarief per uur dat standplaats worden ingenomen in rekening gebracht;

  • -

    voor incidentele of tijdelijke standplaatsen wordt uitgegaan van de volgende standpunten:

  • -

    als uitzondering op het beleid wordt, zolang de huidige standplaatshouder daar gebruik van wenst te maken, voor de perioden maart en september-oktober van elk jaar vergunning verleend voor het innemen van standplaats op het trottoir nabij de doorgang naar de De Merodelaan voor de verkoop van oliebollen. Voor het overige wordt het innemen van standplaats op die locatie niet toegestaan;

  • -

    aanvragen voor het innemen van standplaats voor kerstbomen dienen afzonderlijk te worden beoordeeld aan de hand van de beleidsuitgangspunten;

  • -

    voor het innemen van standplaats met een koek- en zopietent tijdens een vorstperiode worden naast het vereiste van een vergunning geen nadere regelen gesteld;

  • -

    voor ideële standplaatsen wordt geen aparte regeling getroffen.

  • Onder ideële standplaatsen wordt hier verstaan het innemen van standplaats door algemeen bekend zijnde instellingen welke zich richten op de verwezenlijking van een algemeen ondersteunde of aanvaarde overtuiging of ideaal;

  • -

    het innemen van standplaats bij de hoofdingang van winkelcentrum Zijdelwaard wordt zoveel mogelijk beperkt; naast de jaarlijkse oliebollenaktie van de Hervormde gemeente op 30 en 31 december van elk jaar en het plaatsen van verkiezingskramen in de periode v66r de verkiezingen, wordt slechts in zeer incidentele gevallen vergunning verleend voor het innemen van standplaats aldaar;

  • -

    bij een aanvraag om vergunning voor het mogen innemen van standplaats op een plaats waar geen standplaats is aangewezen, zal een volledige toetsing plaatsvinden aan alle in het Apv-artikel genoemde gronden en zal voor zover van belang advies gevraagd worden aan de politie;

  • -

    er wordt voor alle standplaatsen een wachtlijst bijgehouden van geïnteresseerden;

de datum van aanmelding is bepalend voor de plaats op de wachtlijst. Indien een plaats en/of dag vrijkomt, komt de eerst vermelde persoon op de wachtlijst in principe het eerst in aanmerking.

BIJLAGE 1: toetsing locaties aan criteria

Arthur van Schendellaan

situering

de standplaats is gelegen aan de ventweg van de Arthur van Schendellaan. Het trottoir tegenover de winkelgalerij en naast de aanwezige parkeerplaatsen wordt ingenomen door de standplaats. De ruimte rondom de plaats is voldoende.

welstand

de plaats is niet gelegen tegen of dichtbij de gevels van de aanwezige winkels.

Ook de woonbebouwing ligt op enige afstand van de plaats. Het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt niet onevenredig geschaad door de standplaats en vanuit welstandsoogpunt bestaan er dan ook geen bezwaren tegen de plaats.

verkeer

aangezien de plaats is gelegen op een trottoir dat geen directe functie heeft voor de voetgangers, wordt de doorgang van voetgangers niet belemmerd. Door de aanwezigheid van een ventweg langs de Arthur van Schendellaan, bedoeld voor bezoekers van de winkelgalerij, ondervindt het doorgaand verkeer op de Arthur van Schendellaan geen hinder van de standplaats. Ook het parkeren van voertuigen in de nabijheid van de standplaats levert geen problemen op, aangezien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

milieu

het innemen van standplaats alhier met een verkoopwagen waarin gebakken en/of gefrituurd hoeft geen probleem te vormen. Middels het voldoen van de verkoopwagen aan de voorschriften uit het Besluit horecabedrijven milieubeheer dan wel via het voor de specifieke situatie verlenen van een milieuvergunning (alleen bij visverkopers) kan eventuele hinder of overlast tot een aanvaardbaar minimum beperkt worden.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

de huidige plaats is geschikt voor het innemen van standplaats.

Joost van den Vondellaan

situering

de twee standplaatsen hier zijn gesitueerd op het brede trottoir voor de winkelgalerij. Eén van de twee plaatsen is permanent en wordt ingenomen door een bloemenverkooppunt. Dit verkooppunt is zo ver mogelijk naar de straatkant geplaatst zodat er voldoende ruimte overblijft als doorgang voor voetgangers tussen de standplaats en de winkelgalerij. Voor de andere plaats, welke overigens weinig tot niet wordt benut, geldt voor de opstelling hetzelfde.

welstand

de standplaats is weliswaar dicht bij de winkelgalerij gelegen, maar niet zodanig dat dit het uiterlijk aanzien van de omgeving onevenredig schaadt. Het trottoir ter plaatse is dermate ruim dat de standplaats geen storende factor vormt.

verkeer

zoals hierboven al vermeld is het trottoir ter plaatse breed. Het voetgangers- verkeer ondervindt dan ook geen hinder van de standplaats. Ook het parkeren van voertuigen in de nabijheid van de standplaats heeft tot nu toe geen problemen opgeleverd. De straat is geen druk bereden doorgaande route, doch een wijkontsluitingsweg.

milieu

gezien de ligging dicht bij de winkelgalerij, met daarboven woningen, kan het innemen van standplaats waarin gefrituurd en/of gebakken wordt hinder of overlast geven. Uiteraard geldt ook hier dat dit op voorhand niet hoeft te betekenen dat dat soort standplaats in de toekomst daar niet mogelijk is. In het kader van de besluitvorming over een benodigde milieuvergunning zal dienen te worden beoordeeld of hinder dan wel overlast tot een aanvaardbaar minimum beperkt kan worden.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

het trottoir ter plaatse is dermate breed dat twee stand-plaatsen op deze locatie geen problemen biedt. De tweede plaats (ambulant) wordt echter alleen één middag per week ingenomen door een informatiewagen van Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid. Gezien het beperkte gebruik van de tweede standplaats en de aanwezigheid van meerdere standplaatsen in een klein gebied rond winkelcentrum Zijdelwaard, wordt het zinvol geacht om deze tweede plaats op te heffen, uitgezonderd voor eerder genoemde zorgverzekeraar. Voor de ambulante handel blijft er voldoende gelegenheid om elders in dat gebied standplaats in te nemen.

Bij het stoppen van de huidige (permanente) standplaatshouder (eerste plaats) dient het permanente karakter van de standplaats aldaar te worden opgeheven.

Zijdelwaardplein

situering

op het parkeerterrein van winkelcentrum Zijdelwaard, achter Het Hoge Heem

nabij de Wiegerbruinlaan, is bij de reconstructie enkele jaren geleden een gedeelte gereserveerd voor een standplaats. Er is toen naast het looppad, dat geschikt is voor het berijden met winkelwagentjes, een trottoir gemaakt speciaal bestemd voor het innemen van standplaats met een verkoopwagen. Voor het overige is het parkeerterrein bestemd voor parkeren. Bij de standplaats is ook een stroomvoorziening aangebracht door de gemeente, waardoor de standplaatshouders geen stroomkabels over de weg hoeven te leggen van het winkelcentrum naar de standplaats.

welstand

er is geen bebouwing in de omgeving van de plaats aanwezig. Vanuit welstandsoogpunt bestaat er geen bezwaar tegen deze plaats.

verkeer

het verkeer ondervindt geen hinder van de standplaats. Alle aanwezige parkeerplaatsen zijn beschikbaar voor het parkeren van voertuigen. Er is overigens een ruim aanbod van parkeerruimtes. De plaats is ook niet gelegen in de doorgang van de voetgangers, maar zoals gezegd ernaast.

milieu

de plaats is niet gelegen in de directe nabijheid van woningen zodat er op voorhand gezegd kan worden dat er geen bezwaar bestaat tegen het innemen van standplaats waar gefrituurd en/of gebakken wordt.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

de huidige locatie is zonder meer geschikt voor het innemen van standplaats.

Potgieterplein

situering

de standplaats is gesitueerd op het ruime, als parkeerterrein ingerichte plein – voor het kerkgebouw De Burght. De woonbebouwing ligt op enige tot ruime afstand van de standplaats. In de direkte nabijheid liggen geen winkels. Wel ligt op ongeveer 250 meter het winkelcentrum Zijdelwaard.

welstand

de standplaats ligt op enige afstand van de woningen, op het overigens ruime plein. Vanuit welstandsoogpunt bestaan er geen bezwaren tegen de standplaats.

verkeer

het verkeer ondervindt in geen enkel opzicht hinder van deze plaats. De mogelijkheid tot parkeren ter plaatse blijft meer dan voldoende aanwezig. De parkeerplaats wordt overdag overigens weinig gebruikt.

milieu

klachten over hinder of overlast afkomstig van een verkoopwagen waarin gebakken en/of gefrituurd wordt, hebben zich hier tot nog toe niet voorgedaan.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

deze plaats is zonder meer geschikt voor het innemen van standplaats.

hoek Pr.Irenelaan/Oranjelaan

situering

deze standplaats is gesitueerd op een trottoir op de hoek van de Irenelaan en de Oranjelaan. In de Oranjelaan is alleen sprake van woningbouw. In de Irenelaan aan de kant van de standplaats is een beddenspeciaalzaak gevestigd en tegenover de standplaats is een supermarkt gevestigd.

welstand

de standplaats is gelegen voor een hoge blinde gevel van de beddenspeciaalzaak. Vanuit welstandsoogpunt bestaat geen bezwaar tegen de standplaats.

verkeer

het voetgangersverkeer kan last hebben van de standplaats als de opstelling zoals gewenst niet wordt aangehouden. Het is namelijk de bedoeling dat achter de verkoopplaats voldoende ruimte overblijft voor de voetgangers, ook een kinderwagen moet er langs kunnen. Eventuele kabels van stroomvoorzieningen dienen zoveel mogelijk bovenover te worden geleid.

milieu

de invulling van deze standplaats door verkopers van vis heeft geleid tot meerdere klachten van omwonenden. Op dit moment staat er op vrijdag en zaterdag een verkoper van vis. Een bij de Raad van State gevoerde beroepsprocedure tegen de Hinderwetvergunning voor de zaterdag is verloren door de appellant. De door het college verleende milieuvergunning (destijds nog Hinderwetvergunning genaamd), waarmee getracht is de mogelijke hinder of overlast tot een aanvaardbaar minimum te beperken, is niet vernietigd.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

vanuit milieu-oogpunt is deze locatie minder aanvaardbaar voor het innemen van standplaats waarin gefrituurd en/of gebakken wordt.

Verplaatsing naar een locatie aan het Marktplein, naast het voormalig raadhuis, is bekeken. Zie de volgende bladzijde voor de toetsing van de alternatieve plaats aan de criteria.

Conclusie uit de toetsing is dat een standplaats op de locatie Marktplein niet geschikt is.

Handhaving van de huidige plaats wordt dan ook als het meest haalbare gezien.

alternatieve locatie in Oude Dorp: Marktplein (naast voormalig raadhuis)

situering

de voorgestelde plaats is gelegen op het trottoir tussen het voormalig raadhuis en de parkeerplaatsen langs de Amstel. Op het trottoir staan bomen.

welstand

in het Plan van aanpak dorpscentrum is n van de uitgangspunten het verbeteren van het beeld van de Amsteloever. In het kader daarvan wordt onder meer getracht om de bloemenboot te integreren in het beeld. Het creëren van een standplaats op bovengenoemde locatie is gezien dat uitgangspunt niet gewenst.

verkeer

het trottoir ter plaatse wordt niet in grote mate gebruikt. De ruimte die vrij gehouden kan worden, is dan ook voldoende voor het voetgangersverkeer dat van dit trottoir gebruik maakt. Voorheen, toen de keet van de marktmeester er stond, was er sprake van eenzelfde situatie.

Het parkeren van voertuigen in de nabijheid van de verkoopplaats biedt geen problemen. Er zijn voldoende parkeerplaatsen aanwezig.

Bovendien kan bij de opstelling van de verkoopruimte rekening worden gehouden met het niet in gevaar brengen van de veiligheid van het doorgaand verkeer Dorpsstraat-Marktplein.

milieu

deze plaats zal vanuit milieu-oogpunt minder bezwaren opleveren dan de huidige plaats op de hoek Pr. Irenelaan/Oranjelaan.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie:

het aanwijzen van een standplaats op deze locatie is vanuit verkeers- en milieu-oogpunt geen probleem. Een standplaats daar past echter niet in het streven om het beeld van de Amsteloever te verbeteren, welk streven een uitgangspunt vormt van het Plan van aanpak dorpscentrum.

Legmeerplein:

situering

de plaats kan hier gesitueerd worden op of nabij het parkeerterrein. Er is

voldoende ruimte om hier een plaats aan te wijzen. In de directe nabijheid ligt het winkelcentrum De Legmeer. Dit winkelcentrum heeft een buurtfunctie.

welstand

aangezien de plaats gesitueerd kan worden op afstand van de woningen en eventueel tegen de blinde gevels van het winkelcentrum, bestaan er vanuit welstandsoogpunt geen bezwaren tegen een plaats hier.

verkeer

het verkeer hoeft geen hinder te ondervinden van de plaats. Wellicht zullen enkele parkeerplaatsen onttrokken worden maar dit hoeft niet te leiden tot een verkeersonveilige situatie.

milieu

als de plaats gesitueerd wordt bij één van de flats kan het innemen van standplaats waarin gefrituurd en/of gebakken wordt hinder of overlast geven. Of die hinder of overlast via voorwaarden in de benodigde milieuvergunning kan worden beperkt tot een aanvaardbaar minimum is hier maar de vraag. Uit milieu-oogpunt verdient dan ook een plaats op de parkeerplaatsen de voorkeur, tenzij de standplaats niet bestemd wordt voor frituren en bakken.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

hier kan een standplaats voor de ambulante handel worden aangewezen.

Kerklaan De Kwakel

situering

door de reconstructiewerkzaamheden in 1991/1992 in de dorpskern van De Kwakel is de oorspronkelijke standplaats komen te vervallen. Als tijdelijke oplossing is een standplaats ingericht bij het parkeerterrein naast het dorpshuis. De plaats is gelegen naast de toegang tot het parkeerterrein.

Er zijn onderhandelingen gevoerd met het kerkbestuur van de R.K. parochie in De Kwakel om een stuk grond af te staan voor het creëren van een standplaats nabij het parkeerterrein bij het kerkgebouw. Het kerkbestuur is echter niet genegen een deel van zijn grond af te staan aan de gemeente. Het creëren van een standplaats op ongeveer dezelfde plaats als voorheen is dan ook niet mogelijk.

welstand

vanuit welstandsoogpunt bestaan er geen bezwaren tegen de plaats bij het dorpshuis.

verkeer

aangezien de plaats op enige afstand van het doorgaand verkeer is gelegen, is er geen sprake van een verkeersonveilige situatie. Ook voetgangers ondervinden geen overlast van de plaats.

milieu

de plaats is weliswaar in het centrum van het dorp gelegen maar heeft tot nu toe niet geleid tot stankoverlast voor de omwonenden.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

deze plaats is geschikt voor het innemen van standplaats. Er zijn geen bezwaren tegen het aanwijzen van deze plaats als definitieve standplaats, in plaats van tijdelijke plaats.

Mgr. Noordmanlaan

situering nabij de hoek van de Mgr. Noordmanlaan met de Drechtdijk is op voorheen braakliggend stuk grond een standplaats aangewezen. In de loop van de jaren heeft die plaats een permanent karakter gekregen als patatkraam. Achter de patatkraam worden momenteel huizen gebouwd in het plan Zijerveld. In het kader daarvan zal deze plaats wellicht verplaats moeten worden aangezien op die plaats de entree naar de nieuwe woningen gepland is. Dit is echter vooralsnog niet aan de orde.

De Mgr. Noordmanlaan is overigens geen doorgaande weg.

welstand

vanuit welstandsoogpunt bestaan er in de huidige situatie geen bezwaren.

verkeer

aangezien de plaats gesitueerd is op een voorheen braakliggend stukje terrein wordt de doorgang voor het verkeer niet belemmerd.

milieu

de inrichting voldoet aan de eisen om te zorgen dat er geen stankoverlast plaatsvindt. Vanuit milieu-oogpunt bestaan er dan ook geen bezwaren.

bestemming

het uitoefenen van de ambulante handel op die plaats is niet in het bestemmingsplan verboden.

Conclusie

enerzijds bestaan er bezwaren tegen het permanente karakter van de plaats, hetgeen onder het huidige beleid en het voorgestelde beleid niet gewenst is. Bij beëindiging van zijn bedrijf van de huidige standplaatshouder dient het permanente karakter dan ook aan deze plaats te worden ontnomen. Aangezien twee niet-permanente standplaatsen in De Kwakel op zo’n korte afstand niet zinvol is, mede gezien de geringe interesse voor een standplaats in De Kwakel, dient de plaats aan de Mgr. Noordmanlaan dan komen te vervallen. Daar komt, zoals eerder al genoemd, bij dat op de desbetreffende locatie de entree gepland is voor de nieuwbouwlocatie Zijerveld. De plaats dient op termijn dan ook te verdwijnen op de huidige locatie.

BIJLAGE 2 : overzicht verspreiding standplaatsen over gemeente

  • 13.

    de verkoopwagen dient te voldoen aan de bij de milieuvergunning gestelde voorwaarden;

  • 14.

    de vergunninghouder is verplicht de vergunning op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van bepalingen van de Algemene plaatselijke verordening Uithoorn ter inzage te geven aan deze ambtenaar;

voorts wordt gewezen op de op grond van Warenwet in acht te nemen voorschriften, te weten:

  • 1.

    de vergunninghouder mag geen waren verkopen, welke ondeugdelijk van samenstelling zijn, of welke in ondeugdelijke toestand verkeren;

  • 2.

    de vergunninghouder mag geen waren verkopen, welke bij gebruik overeenkomstig de bestemming schadelijk zijn of kunnen zijn voor het leven of de gezondheid;

  • 3.

    a. de vergunninghouder mag geen waren verkopen, welke niet voldoen aan de eisen of ten aanzien waarvan niet is of wordt voldaan aan de eisen, gesteld krachtens de Warenwet, Stbl. 1935, nr.793, met uitzondering van artikel 16 van deze wet;

    • b.

      de vergunninghouder mag met betrekking tot waren niet iets doen of nalaten in strijd met de voorschriften, gegeven krachtens de Warenwet, Stbl. 1935, nr. 793, met uitzondering van artikel 16 van deze wet.

Uithoorn, , nr.

Burgemeester en wethouders van Uithoorn,

namens dezen,

het hoofd van de afdeling algemene

en bestuurszaken van de bestuursdienst,

(W.J. van Aken)

Leges f 14,50

exemplaar naar:

  • -

    belanghebbende

afschrift naar:

  • -

    gemeentewinkel

  • -

    politie

  • -

    cdt. brandweer

  • -

    milieu- en parkeerwachters

  • -

    V&I

  • -

    FA

  • -

    BED

nr.

Burgemeester en wethouders van Uithoorn;

gezien de aanvraag van om vergunning als bedoeld in artikel 174, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening Uithoorn voor het innemen van een standplaats met een verkoopwagen voor op;

gelet op artikel 174 van de Algemene plaatselijke verordening Uithoorn;

besluiten:

aan voornoemd, de gevraagde vergunning te verlenen, zulks onder de navolgende voorwaarden:

  • 1.

    de vergunning is geldig van 1 januari tot en met 31 december 19..;

  • 2.

    de vergunninghouder mag zijn standplaats innemen op ;

  • 3.

    de verkoopactiviteiten mogen plaatsvinden van tot uur;

  • 4.

    de vergunninghouder mag uiterlijk 15 minuten voor het tijdstip waarop hij met de verkoopactiviteiten mag beginnen op de standplaats aanwezig zijn en dient uiterlijk 15 minuten na afloop van de onder 3. aangegeven tijd de standplaats te hebben ontruimd;

  • 5.

    de vergunninghouder dient aanwijzingen door of namens de directeur van de sector ruimtelijk beheer, de commandant van de brandweer en/of de wijkteamchef politie Uithoorn stipt en onverwijld op te volgen;

  • 6.

    de vergunninghouder is verplicht tijdens uren dat er verkoopactiviteiten plaatsvinden, in de verkoopwagen persoonlijk aanwezig te zijn;

  • 7.

    de vergunninghouder is verplicht te zorgen dat:

    • a.

      op en rond de standplaats ten behoeve van het publiek bakken aanwezig zijn, waarin afval kan worden geworpen;

    • b.

      afval, afkomstig van de door hem verkochte artikelen en liggende in de nabijheid van zijn standplaats wordt verwijderd;

  • 8.

    de vergunninghouder is verplicht de schade, die hij door het gebruik van de vergunning aan eigendommen van de gemeente toebrengt, te vergoeden en voorts de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen teneinde te voorkomen, dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van het gebruik van deze vergunning schade lijden;

  • 9.

    de vergunninghouder is ingevolge de ‘Verordening standplaatsrecht Uithoorn 1990” voor het hebben van een vergunning tot het innemen van een verkoopplaats een recht verschuldigd;

  • 10.

    het recht is verschuldigd bij aanvang van de onder 1. genoemde periode en wordt bepaald naar rato van het aantal onder 3. bepaalde uren en het aantal vierkante meters, te weten , dat door de standplaatshouder wordt ingenomen, waarbij kan worden opgemerkt dat tot en met 25 m2 een zelfde tarief wordt berekend;

  • 11.

    indien de vergunninghouder geen gebruik meer maakt van zijn standplaats, dient hij dit terstond schriftelijk aan burgemeester en wethouders te berichten;

  • 12.

    indien van de vergunning gedurende een aaneengesloten periode van drie weken geen gebruik wordt gemaakt, wordt behoudens bijzondere omstandigheden de vergunning ingetrokken;

BIJLAGE 3: concept standplaatsvergunning (in huidige situatie)

BIJLAGE 4 : kopie algemene notitie d.d. 16-7-1993

Bijlagen