Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening Lig- en kadegelden 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening Lig- en kadegelden 2010

De raad van de gemeente Uithoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 03 december 2009, nr.RV09.68;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening Lig- en kadegelden 2010

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      ‘vaartuigen' alle soorten van drijvende lichamen, welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/of goederen;

    • b.

      ‘waterverplaatsing' het in kubieke meters uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van het vaartuig bij grootste toegelaten diepgang en die van het ledige vaartuig;

    • c.

      ‘jaar' het kalenderjaar

    • d.

      ‘kwartaal’ het kalender kwartaal

    • e.

      ‘dag’ tijdvak van 24 uur of een gedeelte daarvan, aanvangend om 12.00 uur en eindigend om 12.00 uur (de volgende dag);

    • f.

      ‘heffingsambtenaar’ de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet.

  • 2.

    Gedeelten van een jaar, een kwartaal, een dag, worden voor een geheel gerekend.

Artikel 2 Aard van de heffing

  • 1.

    Ter zake van vaartuigen, welke aan gemeentelijke kaden of steigers aanleggen, wordt onder de naam van 'liggeld' een recht geheven.

  • 2.

    Ter zake van vaartuigen, welke aan gemeentelijke kaden of steigers laden en/of lossen, wordt onder de naam 'kadegeld' een recht geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Het liggeld wordt geheven van de kapitein, de schipper, de reder of de eigenaar van het vaartuig, dan wel hij, die tegen betaling van een naar tijdsduur berekende prijs de bevrachter van het vaartuig is.

  • 2.

    Het kadegeld wordt geheven van degene, die de te laden goederen aanvoert of doet aanvoeren, van de eigenaar van die goederen of van degene, die de te lossen goederen in ontvangst neemt of voor wie die goederen bestemd zijn.

Artikel 4 Maatstaf

  • 1

    De heffingsgrondslag voor de berekening van de rechten is het aantal kubieke meters waterverplaatsing van het vaartuig, bepaald volgens de meetbrief van het vaartuig.

  • 2

    Bij gebreke van een geldige meetbrief of een daarmede gelijk te stellen document, bij weigering om zulk een stuk te tonen of ingeval dit het laadvermogen niet vermeldt, wordt het aantal kubieke meters waterverplaatsing van het vaartuig door de heffingsambtenaar, geschat en worden de rechten naar die schatting geheven.

  • 3

    Indien geen volle scheepslading wordt gelost of geladen, wordt, in afwijking van het bepaalde in de vorige leden, voor de berekening van het kadegeld een zodanig aantal kubieke meters waterverplaatsing in aanmerking genomen als overeenkomt met de mindere of meerdere inzinking van het vaartuig ten gevolge van het lossen of laden, zulks naar het oordeel van de heffingsambtenaar.

Artikel 5 Tarief

De rechten, bedoeld in artikel 2, bedragen voor iedere kubieke meter waterverplaatsing van het vaartuig:

  • a.

    In zoverre het liggeld betreft:

  • € 0,041 per dag met een minimum van € 4,50 per vaartuig per dag of een gedeelte daarvan (12.00 uur – 12.00 uur);

  • b.

    in zoverre het kadegeld betreft:

  • voor de eerste 25.000 m3 in een jaar € 0,32

  • voor de tweede 25.000 m3 in een jaar € 0,15

  • voor de derde 25.000 m3 in een jaar € 0,07

  • voor de overige m3 in een jaar € 0,04

Artikel 6 Wijze van heffing

De rechten worden geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de rechten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 1.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Vrijstellingen

  • 1.

    Het liggeld wordt niet geheven voor vaartuigen, welke ten gevolge van vorst of andere weersomstandigheden gedwongen zijn langer dan veertien dagen te blijven liggen, in zoverre het de langere duur van het verblijf betreft.

  • 2.

    Het lig- en kadegeld wordt niet geheven voor politievaartuigen.

Artikel 9 Meldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige is gehouden onverwijld melding te doen bij de heffingsambtenaar:

    • a.

      zodra met een vaartuig aan een gemeentelijke kade of steiger wordt aangelegd;

    • b.

      voordat met het laden of lossen van een vaartuig aan een gemeentelijke kade of steiger wordt aangevangen.

  • 2.

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a., bepaalde geldt niet ten aanzien van hem, die het liggeld per kwartaal bij vooruitbetaling heeft voldaan.

Artikel 10 Boetebetaling

Onverminderd het bepaalde in artikel 247, eerste lid, van de Gemeentewet, wordt hij, die niet voldoet aan het bepaalde in artikel 9, eerste lid, gestraft met een geldboete van de eerste categorie (wet indeling geldboetecategorieën van 20 april 1988 (Stb. 1988, 172).

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de lig- en kadegelden wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de lig- en kadegelden.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    De “Verordening Lig- en kadegelden 2009” wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, met dien verstande dat indien de bekendmaking vóór 1 januari 2010 plaatsvindt, de verordening niet eerder in werking treed dan de in het derde lid genoemde datum.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening Lig- en kadegelden 2010”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad van Uithoorn van 03 december 2009, nr. 4.2.1
De griffier (plv), De voorzitter (plv),
(mevr. L.W.F. Örsçek-Moolenaar) (mevr. D.J. Zijlstra)