Sociaal statuut Uithoorn 2001

Geldend van 01-09-2001 t/m heden

Intitulé

Sociaal statuut Uithoorn 2001

gelet op:

de Organisatieverordening van de gemeente Uithoorn;

artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR);

de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO, met name de artikelen 8:4, 8:4:1, 12:2, 15:1:10);

gezien de instemming van de Ondernemingsraad en het Georganiseerd Overleg, d.d. 7 juni 2001.

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: ‘Sociaal statuut gemeente Uithoorn’.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Definities

In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:

ambtenaar:

de ambtenaar in de zin van de CAR, alsmede de werknemer met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft afgesloten;

werkgever:

de gemeente Uithoorn;

organisatiewijziging:

een belangrijke inkrimping of wijziging van de werkzaamheden van de gemeente (of een onderdeel daarvan) of een belangrijke wijziging van de laatst vastgestelde organisatiestructuur van de gemeente (of een onderdeel daarvan), die niet van tijdelijke aard is en die personele gevolgen heeft. De afweging of sprake is van organisatiewijzigingen in de zin van het sociaal statuut wordt altijd in overleg met de ondernemingsraad gedaan. Bij een wijziging met personele gevolgen voor ten minste twee personen, wordt in ieder geval afgewogen of sprake is een dusdanige organisatiewijziging waarop het sociaal statuut van toepassing is.

privatisering:

organisatiewijziging die het gevolg is van de verzelfstandiging van een deel van de organisatie tot een nieuw (privaatrechtelijke) rechtspersoon of de overdracht van een deel van de organisatie aan een derde (privaatrechtelijke partij);

publiekrechtelijke taakoverheveling:

organisatiewijziging die het gevolg is van de overheveling van een deel van de organisatie naar een ander publiekrechtelijk orgaan;

personele gevolgen:

gevolgen voor de functie of de rechtspositie van de betrokken ambtenaren;

salaris:

het voor de ambtenaar geldende bedrag van de aan de ambtenaar toegekende schaal als bedoeld in artikel 3:1 van de CAR;

salarisperspectief:

de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de functieschaal van de ambtenaar en eventueel schriftelijk vastgelegde extra individuele salarisafspraken;

bezoldiging:

het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen, niet zijnde onkostenvergoedingen;

toelage:

de toelage waarmee het salaris wordt vermeerderd ingevolge hoofdstuk 3 van de ‘Plaatselijke uitvoeringsverordening Uithoorn (6 juli 1995, nr. 18);

functietoelage:

een toelage die aan de ambtenaar wordt toegekend op grond van het uitoefenen van de functie en niet op grond van zijn persoonlijk functioneren;

functie:

het geheel van werkzaamheden dat de ambtenaar volgens zijn functiebeschrijving verricht;

ongewijzigde functie:

een functie die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de functie die de ambtenaar vóór de organisatiewijziging vervulde;

passende functie:

een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal één niveau lager zijn dan de oude functie;

geschikte functie:

een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die de ambtenaar bereid is te vervullen;

CAR:

Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling voor de sector gemeenten;

WW:

Werkloosheidswet;

ondernemingsraad:

de ondernemingsraad zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

adviseurs ondernemingsraad:

de officiële adviseurs van de ondernemingsraad, zoals schriftelijk aan de werkgever doorgegeven.

sociaal plan:

nadere afspraken, gebaseerd op en aanvullend op dit sociaal statuut, met betrekking tot de personele gevolgen van een organisatiewijziging.

Artikel 1:2 Werkingssfeer

Dit sociaal statuut is van toepassing op alle ingrijpende organisatiewijzigingen in de gemeentelijke organisatie, niet zijnde een organisatiewijziging als gevolg van een gemeentelijke herindeling. Plannen tot wijzigingen in de gemeentelijke organisatie worden besproken met de ondernemingsraad, waarin eventuele toepassing van het sociaal statuut afgewogen wordt. Bij een wijziging die personele gevolgen heeft voor ten minste twee ambtenaren, wordt in ieder geval afgewogen of het sociaal statuut van toepassing is.

Artikel 1:3 Bevoegdheid tot het nemen van het besluit tot organisatiewijziging

De gemeenteraad is bevoegd tot het nemen van besluiten over de wijziging van de ambtelijke organisatie die de hoofdstructuur wijzigen. Besluiten tot wijziging van de ambtelijke organisatie op onderdelen is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 1:4 Bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende individuele ambtenaren

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het nemen van besluiten over wijziging van de aanstelling, overplaatsing en ontslag van ambtenaren, tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is bepaald.

Hoofdstuk 2: Procedurele bepalingen

Artikel 2:1 Onderzoek naar organisatiewijzigingen

  • 1.

    Als de werkgever voornemens is de mogelijkheid en wenselijkheid van een organisatiewijziging te onderzoeken, worden de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren hier in een vroeg stadium van op de hoogte gesteld.

  • 2.

    Het tijdstip van kennisgeving is dusdanig, dat de ondernemingsraad zijn mening over het onderzoek kenbaar kan maken.

  • 3.

    De ambtenaren en de ondernemingsraad worden zo veel mogelijk betrokken bij de uitvoering van het onderzoek. Bovendien worden zij, indien mogelijk, tussentijds op de hoogte gehouden van de vorderingen van het onderzoek.

  • 4.

    De schriftelijke eindrapportage van het onderzoek wordt ter kennisneming toegezonden aan de ondernemingsraad en zijn adviseurs.

Artikel 2:2 Extern advies

Indien de werkgever voornemens is om over de wenselijkheid van de organisatiewijziging extern advies aan te vragen, wordt de ondernemingsraad om advies gevraagd over het verstrekken en formuleren van de adviesopdracht, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 2:3 Overleg over de personele gevolgen en maatregelen

  • 1.

    Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt in de ondernemingsraad overleg gevoerd over de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen personele maatregelen.

  • 2.

    Als de ondernemingsraad van mening is dat de organisatiewijziging zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, wordt door de werkgever een sociaal plan opgesteld. De ondernemingsraad moet instemming verlenen aan dit plan.

  • 3.

    De leden van de ondernemingsraad kunnen tussentijds bijeen worden geroepen dan wel schriftelijk worden geraadpleegd, wanneer de omstandigheden een versnelde procedure vereisen.

Artikel 2:4 Advies ondernemingsraad over organisatiewijziging

  • 1.

    Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt de ondernemingsraad schriftelijk om advies gevraagd, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 2.

    De adviesaanvraag bevat een heldere omschrijving van het voorgenomen besluit, de beweegredenen van het besluit, de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen personele maatregelen.

  • 3.

    Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het nog van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

Artikel 2:5 Kennisgeving en uitvoering besluit

  • 1.

    Als er een definitief besluit is genomen tot wijziging van de organisatie, wordt dit besluit zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren. Daarbij wordt tevens ingegaan op de personele gevolgen van het besluit.

  • 2.

    Als in het besluit wordt afgeweken van het advies van de ondernemingsraad, zal deze afwijking duidelijk worden gemotiveerd. De uitvoering van het besluit tot organisatiewijziging wordt in dit geval uitgesteld tot op zijn vroegst een maand nadat de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld, conform artikel 25, zesde lid van de Wet op de ondernemingsraden.artikel 3:3, eerste lid, wordt met de volgende gegevens rekening gehouden:

    • 1.

      de geschiktheid van de ambtenaar voor een functie, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens, beoordelingsgesprekken en eventuele geschiktheidtesten;

    • 2.

      de voorkeur van de ambtenaar voor bepaalde functies;

    • 3.

      de diensttijd van de ambtenaar bij de gemeente Uithoorn;

    • 4.

      de leeftijd van de ambtenaar;

    • 5.

      het type dienstverband van de ambtenaar.

Hoofdstuk 3 Algemene uitgangspunten voor sociaal beleid bij interne organisatie-wijziging

Artikel 3:1 Werkingssfeer hoofdstuk

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op interne organisatiewijzigingen, niet zijnde privatiseringen en publiekrechtelijke taakoverhevelingen.

Artikel 3:2 Werkgelegenheid bij interne organisatiewijziging

De werkgever zal zich tot het uiterste inspannen om te voorkomen dat de bij de organisatiewijziging betrokken ambtenaren onvrijwillig werkloos raken.

Artikel 3:3 Voorkeursvolgorde bij herplaatsing

  • 1.

    De werkgever hanteert, bij het nemen van besluiten ten aanzien van de ambtenaren die betrokken zijn bij de organisatiewijziging, de volgende voorkeursvolgorde:

    • 1.

      de ambtenaar blijft zijn eigen, ongewijzigde functie vervullen;

    • 2.

      de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een passende functie binnen de gemeentelijke organisatie;

    • 3.

      de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie.

  • 2.

    Herplaatsingsbesluiten als bedoeld in het eerste lid onder 2 en 3 worden genomen met inachtneming van de herplaatsingprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 4.

Artikel 3:4 Uitgangspunten herplaatsing

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten als bedoeld in

  • 2.

    De ambtenaar is verplicht om mee te werken aan gesprekken en tests die nodig zijn voor het verzamelen van gegevens als genoemd in het eerste lid onder a. De kosten van eventuele tests zijn voor rekening van de werkgever.

Artikel 3:5 Belangstellingsregistratie

Voordat herplaatsingbesluiten als bedoeld in artikel 3:3, eerste lid onder 2 en 3, worden genomen, wordt de betrokken ambtenaar in de gelegenheid gesteld zijn voorkeur voor maximaal drie functies kenbaar te maken.

Artikel 3:6 Geen passende of geschikte functie

  • 1.

    Indien de werkgever er niet in slaagt om de ambtenaar een passende dan wel geschikte functie aan te bieden binnen de gemeentelijke organisatie, zullen de werkgever en de ambtenaar zich inspannen om gezamenlijk een structurele oplossing te vinden. Onderdeel van deze oplossing kan zijn:

    • 1.

      bijscholing en omscholing;

    • 2.

      tijdelijke tewerkstelling binnen de gemeentelijke organisatie, al dan niet bovenformatief;

    • 3.

      een passende functie binnen de gemeentelijke organisatie, die na de herplaatsingprocedure is ontstaan;

    • 4.

      tijdelijke detachering naar een externe organisatie;

    • 5.

      outplacementbegeleiding;

    • 6.

      een passende functie buiten de gemeentelijke organisatie;

    • 7.

      flankerende maatregelen.

  • 2.

    De kosten van bijscholing, omscholing en outplacementbegeleiding zijn voor rekening van de werkgever.

  • 3.

    Indien de werkgever na zorgvuldig onderzoek constateert dat geen structurele oplossing als bedoeld in het eerste lid kan worden gevonden, zal de ambtenaar eervol ontslag wegens reorganisatie worden verleend, als bedoeld in artikel 8:4 van de CAR. De bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringsregeling, hoofdstuk 10a, van de CAR is van toepassing, indien recht bestaat op een uitkering krachtens de WW.

  • 4.

    De duur van de onderzoeksperiode om te komen tot een structurele oplossing, zoals bedoeld in het eerste en vorige lid is gerelateerd aan periode waarin men werkzaam is geweest bij de gemeente Uithoorn en is als volgt opgebouwd:

    • Bij

      een dienstverband binnen de gemeente Uithoorn van 0 tot 5 jaar: 6 maanden;

    • Bij

      een dienstverband binnen de gemeente Uithoorn van 5 jaar tot 10 jaar: 12 maanden;

    • Bij

      een dienstverband binnen de gemeente Uithoorn van 10 jaar of langer: 18 maanden.

Artikel 3:7 Verplichting ambtenaar

  • 1.

    De ambtenaar is verplicht, onverminderd het recht op bezwaar en beroep, een passende functie die hem met inachtneming van de herplaatsingprocedure is toegewezen, te aanvaarden.

  • 2.

    Wanneer de ambtenaar na herhaald en zorgvuldig overleg, twee keer een passende functie heeft geweigerd of niet meewerkt aan het vinden van een oplossing als bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, kan het college van burgemeester en wethouders overgaan tot ontslag wegens reorganisatie. Daarbij kan het college van burgemeester en wethouders besluiten tot verval van de bovenwettelijke uitkering.

Artikel 3:8 Salarisgarantie

De ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie met een lager functioneel schaalniveau, behoudt het recht op het salaris en het salarisperspectief, zoals die voor hem golden in de oude functie voor de periode gelijk aan de diensttijd van betrokkene op het moment van de overplaatsing.

Artikel 3:9 Functiegebonden toelagen

  • 1.

    Voor de ambtenaar, die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, vervallen de functiegebonden toelagen.

  • 2.

    Aan de ambtenaar, wiens bezoldiging als gevolg van het vervallen van de functiegebonden toelagen een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende compensatie van maximaal twee jaar toegekend, indien:

    • 1.

      de blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging;

    • 2.

      de ambtenaar deze toelagen gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

    • 3.

      Deze compensatie kent het verloop:

      • 1.

        het eerste halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 100% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

      • 2.

        het tweede halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 75% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

      • 3.

        het derde halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 50% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

      • 4.

        het vierde halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 25% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen.

Artikel 3:10 Persoonsgebonden toelagen

De ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, behoudt recht op zijn persoonsgebonden toelagen.

Artikel 3:11 Studiefaciliteiten

  • 1.

    De ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, behoudt de rechten die hem op grond van de regeling studiefaciliteiten zijn toegekend, indien hij de studie voortzet.

  • 2.

    De ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie en waarbij deze studie niet bijdraagt aan kwaliteitsverbetering van het uitoefenen van de nieuwe functie, kan - in overleg met zijn nieuwe leidinggevende - besluiten te stoppen met zijn studie zonder dat hij gewezen wordt op zijn terugbetalingsverplichtingen die voortvloeien uit de regeling studiefaciliteiten.

Artikel 3:12 Aanvullende scholing

De werkgever onderzoekt of het nodig is de ambtenaar, die is overgeplaatst naar een passende of geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie, bij of om te scholen voor het vervullen van zijn nieuwe functie. De kosten van de scholing zijn voor rekening van de gemeente.

Artikel 3:13 Functie buiten de gemeentelijke organisatie

  • 1.

    Indien de ambtenaar, waarvoor in de herplaatsingprocedure geen passende of geschikte functie is gevonden, een functie accepteert buiten de gemeentelijke organisatie, wordt hem eervol ontslag verleend.

  • 2.

    De ambtenaar die overeenkomstig het eerste lid ontslag wordt verleend, wordt ontheven van eventuele terugbetalingsverplichtingen die voortvloeien uit de regeling studiefaciliteiten, de verhuiskostenregeling en de regeling betaald ouderschapsverlof.

  • 3.

    Indien de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid een functie van ten minste een gelijke betrekkingsomvang accepteert buiten de gemeentelijke organisatie, vult de werkgever het brutosalaris gedurende één jaar aan tot aan het niveau van het brutosalaris dat de ambtenaar genoot direct voorafgaand aan het ontslag. De ambtenaar die een functie accepteert met een kleinere betrekkingsomvang, ontvangt gedurende één jaar een aanvulling van zijn brutosalaris naar rato.

Hoofdstuk 4 Herplaatsingprocedure

Artikel 4:1 Herplaatsingprocedure

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een herplaatsingcommissie in het leven roepen, die als taak heeft om de benodigde gegevens te verzamelen en om het college van burgemeester en wethouders te adviseren over de te nemen herplaatsingbesluiten.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist over de samenstelling van de herplaatsingcommissie, na overleg in de ondernemingsraad.

Artikel 4:2 Advies over herplaatsing

  • 1.

    De herplaatsingcommissie verzamelt alle volgens haar benodigde gegevens en adviseert op basis van deze gegevens het college van burgemeester en wethouders over de herplaatsing van de betrokken ambtenaren.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de ambtenaar schriftelijk over het advies van de herplaatsingcommissie over zijn herplaatsing, respectievelijk over het advies van de commissie om hem vooralsnog geen passende of geschikte functie aan te bieden.

Artikel 4:3 Bedenkingen tegen het voorstel

  • 1.

    Indien de ambtenaar bedenkingen heeft tegen het advies van de commissie over zijn herplaatsing, respectievelijk tegen het advies van de commissie om hem vooralsnog geen passende of geschikte functie aan te bieden, kan hij deze binnen twee weken schriftelijk indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De ambtenaar kan verzoeken om mondeling te worden gehoord door (een vertegenwoordiging van) het college van burgemeester en wethouders. De ambtenaar die hiertoe een verzoek indient, zal binnen twee weken worden gehoord. Van de hoorzitting wordt schriftelijk verslag opgemaakt.

Artikel 4:4 Herplaatsingsbesluiten

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt het besluit tot herplaatsing van de betrokken ambtenaar. De ambtenaar wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van dit besluit. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar zijn ingediend.

  • 2.

    De ambtenaar voor wie in de herplaatsingprocedure geen passende of geschikte functie is gevonden, wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk van dit besluit in kennis gesteld. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar zijn ingediend.

Artikel 4:5 Bezwaren

  • 1.

    Een bezwaarschrift tegen besluiten als bedoeld in artikel 4:4 van dit statuut, wordt door het college van burgemeester en wethouders in handen gesteld van de bezwarencommissie als bedoeld in artikel 4:6 van deze regeling.

  • 2.

    De bezwarencommissie hoort degene die het bezwaarschrift heeft ingediend.

Artikel 4:6 Bezwarencommissie

  • 1.

    Er is een onafhankelijke bezwarencommissie, bestaande uit een voorzitter en twee leden. Zij dienen geen deel uit te maken van en niet werkzaam te zijn onder verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn. Tevens wordt een plaatsvervangend voorzitter en worden twee plaatsvervangende leden aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter en de leden alsmede hun plaatsvervangers worden door burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen.

  • 3.

    De bezwarencommissie wordt bijgestaan door een secretaris. De secretaris neemt deel aan de besprekingen en hoorzittingen van de bezwarencommissie. De secretaris heeft géén stemrecht. De secretaris wordt aangewezen door het hoofd van de afdeling personeel en organisatie.

  • 4.

    De bezwarencommissie kan een vertegenwoordiger van de herplaatsingcommissie uitnodigen voor de hoorzitting.

  • 5.

    De bezwarencommissie nodigt een vertegenwoordiger namens het college van burgemeester en wethouders uit voor de hoorzitting en wordt in de gelegenheid gesteld een toelichting op het standpunt van het college van burgemeester en wethouders te geven.

  • 6.

    De bezwarencommissie adviseert het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken. Indien de bezwarencommissie niet binnen vier weken kan adviseren, deelt zij dit zo snel mogelijk mede aan het college van burgemeester en wethouders. De verdaging duurt maximaal twee weken. Van de verdaging doet het college van burgemeester en wethouders mededeling aan degene die het bezwaar heeft ingediend.

Hoofdstuk 5 Privatisering en taakoverheveling

Artikel 5:1 Werkingssfeer hoofdstuk

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op privatiseringen en publiekrechtelijke taakoverhevelingen.

Artikel 5:2 Werkgelegenheid

  • 1.

    De werkgever zal zich tot het uiterste inspannen om ervoor te zorgen dat de werkgelegenheid van de bij de privatisering of overheveling van taken betrokken ambtenaren behouden blijft.

  • 2.

    De werkgever treedt met de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie in overleg over de overname van de ambtenaren van het desbetreffende organisatieonderdeel. Gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Voordat de werkgever een besluit neemt over de overgang van een ambtenaar naar de betrokken privaatrechtelijke instantie, biedt hij de betrokkene de gelegenheid om zijn belangstelling kenbaar te maken voor passende functies die op dat moment vacant zijn of op korte termijn vacant worden in de gemeentelijke organisatie. De ambtenaar zal als interne kandidaat in de selectieprocedure worden betrokken.

Artikel 5:3 Geen passende of geschikte functie

  • 1.

    Indien de werkgever er niet in slaagt om de ambtenaar onder te brengen bij de nieuwe werkgever dan wel een passende functie aan te bieden binnen de gemeentelijke organisatie, zullen de werkgever en de ambtenaar zich inspannen om gezamenlijk een structurele oplossing te vinden. Onderdeel van deze oplossing kan zijn:

    • Bijscholing en omscholing;

    • Tijdelijke tewerkstelling binnen gemeentelijke organisatie, al dan niet bovenformatief;

    • Een geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie;

    • Een na de plaatsingsprocedure vrijgekomen passende functie binnen de gemeentelijke organisatie;

    • Tijdelijke detachering naar een externe organisatie;

    • Outplacementbegeleiding;

    • Een passende functie buiten de gemeentelijke organisatie;

    • Flankerende maatregelen, die erop gericht zijn financiële nadelen voor betrokkene van een mogelijke oplossing weg te nemen.

  • 2.

    De kosten van bijscholing, omscholing en outplacementbegeleiding zijn voor rekening van de werkgever.

  • 3.

    Indien de werkgever na zorgvuldig onderzoek constateert dat geen structurele oplossing als bedoeld in het eerste lid kan worden gevonden, zal de ambtenaar eervol ontslag wegens reorganisatie worden verleend, als bedoeld in artikel 8:4 van de CAR. De bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringsregeling, hoofdstuk 10a van de CAR/UWO is van toepassing, indien recht bestaat op een uitkering krachtens de WW.

Artikel 5:4 Sociaal plan

  • 1.

    Als de ondernemingsraad van mening is dat de privatisering of taakoverheveling zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, wordt door de werkgever een sociaal plan opgesteld. Dit plan regelt de overplaatsingsprocedure (inclusief de ontslag- en aanstellingsprocedure van het over te plaatsen personeel) en bevat rechtspositionele bepalingen. Over dit sociaal plan moet overeenstemming worden bereikt in de ondernemingsraad.

  • 2.

    Er worden geen definitieve besluiten genomen ten aanzien van ambtenaren voordat er overeenstemming is over het sociaal plan.

Artikel 5:5 Rechtspositievergelijking

  • 1.

    Indien de betrokken ambtenaren overgaan naar een privaatrechtelijke of een andere publiekrechtelijke werkgever waarvoor een afwijkende rechtspositieregeling of CAO geldt, maakt de werkgever een vergelijking tussen de pakketten van arbeidsvoorwaarden die van toepassing zijn op de gemeentelijke werkgever en de nieuwe werkgever.

  • 2.

    Indien uit de vergelijking blijkt dat het totaalpakket van arbeidsvoorwaarden (bestaande uit in ieder geval salaris, uitkeringen en toelagen, (pre)pensioen, vakantie, ziektekostenregeling en werkloosheidsuitkering) bij de nieuwe werkgever minder is dan het totaalpakket bij de gemeentelijke werkgever, worden in het sociaal plan nadere afspraken gemaakt over afbouw, behoud of compensatie van aanspraken.

  • 3.

    Het sociaal plan bevat in ieder geval de volgende garanties:

    • 1.

      netto-nettogarantie van het salaris en het salarisperspectief;

    • 2.

      ambtenaren die een vaste aanstelling hebben, krijgen bij de nieuwe werkgever een vaste aanstelling dan wel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 6:1 Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin toepassing van het sociaal statuut zou leiden tot een onbillijke situatie voor een ambtenaar, kan het college van burgemeester en wethouders van het statuut afwijken in een voor de ambtenaar gunstige zin.

  • 2.

    In gevallen waarin het sociaal statuut niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 6:2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: ‘Sociaal statuut Uithoorn 2001’.

Artikel 6:3 Inwerkingtreding

Dit sociaal statuut treedt in werking met ingang van 1 september 2001.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad van Uithoorn van 30 augustus 2001, nr. 8
de secretaris,de voorzitter,
(mr. G. Roodhart)(mevr. H.L. Groen)

Toelichting sociaal statuut

A. Algemeen

A1. Wanneer sociaal statuut toepassen?

Een organisatiewijziging kent verschillenden fasen.

  • 1.

    Oriënterende fase: In deze fase wordt de noodzaak tot organisatiewijziging onderzocht. Middels analyse en inventarisatie worden knelpunten geconstateerd. Resultaat: besluit tot organisatiewijziging. Doelstellingen worden verwoord.

  • 2.

    Voorbereidingsfase: In deze fase worden alternatieven onderzocht en de consequenties aangegeven. Met name de rechtspositionele aspecten dienen te worden onderzocht. Indien blijkt dat de personele gevolgen nihil of zeer beperkt zijn, dan is het sociaal statuut niet van toepassing. De afweging om het sociaal statuut van toepassing te verklaren dient in een zeer vroeg stadium genomen te worden. Ter inschatting van geringheid: zodra twee of meer personen gevolgen ondervinden van de reorganisatie, is het sociaal statuut van toepassing.

  • Na deze afweging gaat de voorbereiding verder, zoals het opstellen van een reorganisatieplan, waarin aandacht bestaat voor de formatie, de implementatie en een tijdpad wordt gegeven. Het conceptreorganisatieplan en indien nodig het sociaal plan worden ter advisering aan de Ondernemingsraad voorgelegd.

  • 3.De

    besluitvormingsfase: Hierin wordt definitief het reorganisatieplan vastgesteld.

  • 4.Invoeringsfase:

    In deze fase worden besluiten als gevolg van het reorganisatieplan gerealiseerd met inachtneming van het sociaal statuut dan wel sociaal plan. Dit zijn bijvoorbeeld besluiten over herplaatsing, functiewijzigingen en dergelijke. Eventueel wordt ten behoeve van deze besluitvormingsprocedure een herplaatsingcommissie ingesteld.

  • 5.Evaluatiefase:

    In deze fase worden evaluatiegesprekken gevoerd, doelstellingen eventueel getoetst, of wordt een functiewaarderingsronde gehouden.

A2. Rechtspositionele aspecten

Dit sociaal statuut biedt een aantal rechtspositionele instrumenten. De CAR/UWO geeft ook twee instrumenten die bij een reorganisatie van toepassing zijn. Artikel 15:1:10 van de UWO geeft de mogelijkheid om een medewerker over te plaatsen naar een andere functie. Voordat hiertoe wordt besloten, moet de medewerker worden gehoord. De medewerker is verplicht een functie te accepteren als deze passend is. Hierbij moet rekening worden gehouden met de persoonlijkheid, de omstandigheden en de vooruitzichten van de medewerker. Eenzelfde functieniveau wordt niet per sé als passend beschouwd. Een functie op lager niveau is toegestaan als geen andere passende functies aanwezig zijn en een bepaalde salarisgarantie is gegeven.

Artikel 8:4 van de CAR geeft de mogelijkheid tot reorganisatieontslag. Wanneer méér dan één persoon ontslagen wordt op deze grond, geldt artikel 8:4:1 van de UWO. Dit artikel geeft een nadere invulling. Zo moet altijd eerst uitgebreid onderzocht zijn of geen andere passende functies kunnen worden aangeboden. Ook wordt een ontslagrangorde gegeven.

In het sociaal statuut staan deze twee instrumenten uit de CAR/UWO ook opgenomen en worden nader ingekaderd. Het reorganisatieontslag kan pas in beeld komen als alle andere instrumenten géén structurele oplossing bieden.

A3. Inspraak

Inspraak is van groot belang om draagkracht te creëren voor een reorganisatie. Bovendien kan de kennis van de medewerker van belang zijn voor inschatting van de consequenties van de reorganisatie. De inspraak van met name de direct betrokkene vindt dan ook in vroeg stadium plaats. Dit kan op verschillende manieren en op diverse tijdstippen. Van belang is dat het op zodanige momenten geschiedt dat ook daadwerkelijk invloed mogelijk is.

Vanzelfsprekend vindt ook inspraak plaats middels de Ondernemingsraad. Op grond van artikel 25 Wet op de Ondernemingsraden (WOR) heeft de Ondernemingsraad adviesrecht over de insteek van de reorganisatie. In feite bestaat geen adviesrecht over het besluit óver de reorganisatie, maar wel over de wijze waarop en met welke gevolgen deze plaatsvindt. De Ondernemingsraad moet dus volgens de wet worden geraadpleegd over het conceptreorganisatieplan voordat deze ter besluitvorming aan het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden. In de adviesaanvraag moet in ieder geval ingegaan worden op de beweegredenen van het besluit, de personele gevolgen en de voorgenomen maatregelen ter uitvoering van het besluit. Overigens zal de Ondernemingsraad veelal in eerder stadium worden benaderd. In fase 1, de oriëntatiefase dient het college de Ondernemingsraad op de hoogte te brengen van het voorgenomen besluit. Ook kunnen hier alvast afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de Ondernemingsraad bij de procedure wordt betrokken.

Normaal gesproken wordt ook het Georganiseerd Overleg betrokken bij reorganisatie. In onze gemeente is het Georganiseerd Overleg ‘slapende’ en heeft het zijn bevoegdheden overgedragen aan de Ondernemingsraad. Vandaar dat de nauwe samenwerking met de Ondernemingsraad van belang is. Hierbij dient met name aandacht te bestaan voor de communicatie met de vakbondsbestuurders. Zij zijn vooral deskundig ten opzichte van de rechtspositionele gevolgen van een reorganisatie.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:1 Definities

Organisatiewijziging: Deze definitie sluit aan bij artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden. De toevoeging ‘belangrijk’ kan tot discussie leiden. Het gaat er om dat de inkrimping, wijziging van de werkzaamheden of een wijziging van de organisatiestructuur een dusdanig grote impact heeft, dat het sociaal statuut van toepassing moet worden verklaard. Deze afweging geschiedt altijd in overleg met de ondernemingsraad en vindt in ieder geval plaats als dit personele gevolgen heeft voor ten minste twee ambtenaren. Dus de combinatie van de ingrijpendheid van de organisatiewijziging en de ingrijpendheid van de personele gevolgen, is van belang. Het is dus denkbaar dat een organisatiewijziging waarbij uiteindelijk één persoon betrokken is, toch als ingrijpend wordt beschouwd. Maar het kan ook zo zijn dat sprake is van een wijziging die betrekking heeft op meerdere personen, maar in feite niet als ingrijpend hoeft te worden beschouwd.

Publiekrechtelijke taakoverheveling: Bij publiekrechtelijke taakoverheveling moet gedacht worden aan het verplaatsen van taken naar een gemeenschappelijke regeling, de provincie of een ander publiekrechtelijk orgaan.

Artikel 1:2 Werkingssfeer

Herindelingoperaties worden van de werkingssfeer van het sociaal statuut uitgezonderd. Bij herindeling is immers sprake van een bijzondere situatie waarin twee of meer gemeentelijke organisaties fuseren tot één nieuwe organisatie. Voor een dergelijke complexe reorganisatie moet een apart sociaal plan worden opgesteld in overleg met de andere werkgever(s) en de vakorganisaties in het bijzonder georganiseerd overleg (BGO).

Artikel 1:3 Bevoegdheid tot het nemen van het besluit tot organisatiewijziging

De Gemeentewet(artikel 159) verplicht gemeenten een organisatieverordening vast te stellen, waarin de hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie wordt vastgelegd. Deze verordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het nader invullen van de hoofdstructuur – de inrichting van de onderdelen van de hoofdstructuur – is eveneens voorbehouden aan de gemeenteraad, maar kan worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. Bij een organisatieverandering zal bekeken moeten worden of de organisatieverordening moet worden aangepast aan de nieuwe structuur.

Artikel 1:4 Bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende individuele ambtenaren

In dit artikel wordt bepaald dat in principe de bevoegdheid tot het nemen van besluiten ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Dit kan echter voor sommige zaken anders geregeld zijn. Zo is bij raadsbesluit bepaald dat aanstellingen, overplaatsingen en dergelijke gemandateerd zijn aan het hoofd van de afdeling personeel en organisatie. Een ander voorbeeld: krachtens de Gemeentewet wordt bijvoorbeeld de gemeentesecretaris door de raad aangesteld.

Artikel 3:1 Werkingssfeer hoofdstuk

Een ‘interne’ organisatiewijziging is een organisatieverandering waar geen andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke werkgevers bij betrokken zijn.

Artikel 3:2 Werkgelegenheid bij organisatiewijziging

Dit artikel legt de werkgever een inspanningsverplichting op, om ervoor te zorgen dat in de reorganisatie niemand onvrijwillig werkloos raakt. Deze inspanningsverplichting sluit niet uit dat voor betrokkenen een baan wordt gezocht buiten de organisatie. Ook reorganisatieontslag wordt niet uitgesloten, maar is pas een optie als alle mogelijke inspanningen nergens toe hebben geleid.

Artikel 3:3 Voorkeursvolgorde bij herplaatsing

Deze voorkeursvolgorde moet als volgt worden geïnterpreteerd.

Indien mogelijk blijft de ambtenaar na de reorganisatie dezelfde (vrijwel ongewijzigde) functie vervullen. Er zijn echter twee gevallen te noemen waarin dit niet (voor alle ambtenaren) mogelijk blijkt te zijn.

  • 1.

    De functie die de ambtenaar bekleedde, bestaat niet meer in de nieuwe organisatie. De ambtenaar wordt overgeplaatst naar een andere, passende functie binnen de gemeentelijke organisatie.

  • 2.

    Voor de functie, die de ambtenaar bekleedde, zijn in de nieuwe organisatie meer kandidaten dan formatieplaatsen (bijvoorbeeld als gevolg van een inkrimping). De ambtenaar wordt óf geplaatst in zijn oude functie, óf in een andere, passende functie.

Pas als na zorgvuldig onderzoek blijkt dat niet voor alle herplaatsingkandidaten een passende functie kan worden gevonden, wordt het onderzoek uitgebreid naar functies die niet passend, maar wel geschikt zijn.

Artikel 3:4 Uitgangspunten herplaatsing

De manier waarop de gegevens als bedoeld in het eerste lid van dit artikel tegen elkaar zullen worden afgewogen door de herplaatsingcommissie, zal bij elke zich voordoende reorganisatie apart ingevuld moeten worden. Bij de ene reorganisatie zal de geschiktheid in combinatie met de voorkeur van de ambtenaar het doorslaggevend plaatsingscriterium moeten zijn, terwijl bij de andere reorganisatie het criterium diensttijd beter op zijn plaats is. Bovendien is denkbaar dat voor verschillende functiegroepen verschillende plaatsingscriteria de doorslag zullen geven (bijvoorbeeld: ‘geschiktheid’ voor de leidinggevende functies, ‘diensttijd’ voor de overige functies).

Artikel 3:6 Geen passende of geschikte functie

Dit artikel gaat in op de situatie als er géén passende of geschikte functie kan worden aangeboden. Deze conclusie mag niet snel worden aangenomen. Indien echter na zorgvuldig onderzoek blijkt dat een ambtenaar niet op een passende of geschikte functie kan worden geplaatst, dienen de mogelijkheden van dit artikel onder de loep genomen te worden. Het eerste lid noemt verschillende oplossingen. Het betreft hierbij een willekeurige lijst. Andere oplossingen zijn ook zeer zeker mogelijk. Van belang is dat een adequate en redelijke oplossing wordt gevonden. Enerzijds dient de gemeente zich in te spannen om met een goed plan te komen met als doel om de ambtenaar op een behoorlijke wijze aan een andere functie te helpen. Anderzijds dient de ambtenaar zelf ook inspanning te leveren en bij te dragen aan een geschikte oplossing. De door hem aangedragen ‘wensen’ dienen echter wel reëel te zijn en direct bij te dragen aan de oplossing.

In het eerste lid wordt gesproken over ‘flankerende maatregelen’. Te denken valt bijvoorbeeld aan mobiliteitsbevorderende maatregelen, zoals een mobiliteitspremie of een vergoeding van de reiskosten woon-werkverkeer of verhuiskosten voor iemand die een baan aanvaardt bij een andere werkgever.

De werkgever moet zich inspannen om een structurele oplossing te vinden. De werknemer moet zijn actieve medewerking verlenen. Het vinden van deze oplossingen dient binnen een bepaalde tijd te geschieden. Dit tijdpad bouwt zich trapsgewijs op. Hoe langer de werknemer in dienst, hoe meer tijd voor het vinden van een oplossing wordt gegund. De werknemer moet rekening houden met de WW, omdat hij zijn rechten op een uitkering kan verspelen als hij onvoldoende meewerkt aan het vinden van passend werk.

Artikel 3:7 Verplichting ambtenaar

In het tweede lid wordt gesteld dat het college van burgemeester en wethouders kan besluiten tot (geheel of gedeeltelijk) verval van de bovenwettelijke uitkering. Het college kan zich daarbij baseren op artikel 3:6, eerste lid van dit statuut en artikel 11:26, derde lid, van de CAR. De werknemer moet ook actief meewerken aan het vinden van een passende oplossing. Bij het weigeren van passend werk, verspeelt hij op grond van de WW zijn rechten op een uitkering en daarmee ook de bovenwettelijke uitkering van hoofdstuk 10a CAR. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om melding te maken van een inactieve houding.

Artikel 3:9 Functiegebonden toelagen

Functiegebonden toelagen (bijvoorbeeld de vergoeding voor onregelmatige diensten, de piketvergoeding, de wachtdienstvergoeding, en dergelijke) komen te vervallen als de ambtenaar na herplaatsing een functie gaat vervullen, waaraan deze toelagen niet zijn verbonden. Om een al te plotselinge inkomensachteruitgang te voorkomen, geldt een afbouwregeling. Vervallen toelagen worden alleen afgebouwd, indien en voor zover het verdwijnen van de toelagen een verlaging van de bezoldiging betekent. Het is immers denkbaar dat bij de overgang van functie A naar B de ene toelage komt te vervallen, maar een andere toelage daarvoor in de plaats komt. Alleen de daling van de totale bezoldiging (salaris plus toelagen) wordt dan afgebouwd.

Artikel 3:10 Persoonsgebonden toelage

Een voorbeeld van een persoonsgebonden toelage is een toelage die de ambtenaar in het verleden op grond van artikel 3:7:8 van de UWO is toegekend. Het betreft hier een toelage die wordt toegekend indien iemand aan het einde van zijn schaal beland is, maar vanwege zijn buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver een toelage verdient. De ambtenaar houdt recht op deze toelage. Ook als een andere functie wordt aangenomen, bestaat recht op deze toelage.

Artikel 3:11 Studiefaciliteiten

Dit artikel regelt dat men bij overplaatsing kan besluiten te stoppen met de studie zonder dat dit gevolgen heeft voor de terugbetalingsverplichting. Hiervan kan alleen sprake zijn als de studie in het geheel niet bijdraagt aan kwaliteitsverbetering van de nieuwe functie. Het volgen van een opleiding wordt als een investering gezien, waardoor men zich ontwikkelt en waardoor men zich kan ontplooien. Deze doelstelling leidt ertoe dat de studie eigenlijk altijd een bijdrage levert aan kwaliteitsverbetering van de organisatie. Het beëindigen van een opleiding zonder terugbetalingsverplichting zal niet snel worden geanimeerd. Hiervan kan in feite alleen sprake zijn in het geval men de studie volgt als gevolg van een dienstopdracht.

Artikel 4:3 Bedenkingen tegen voorstel

Op grond van artikel 4:8 en artikel 4:9 van de Algemene wet bestuursrecht moet de ambtenaar de mogelijkheid krijgen om – naar keuze schriftelijk of mondeling - zijn bedenkingen te uiten voordat het definitieve besluit wordt genomen. Overigens geldt voor de verdere procedure de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht. Zo kan de ambtenaar op grond van de Algemene wet bestuursrecht in bezwaar en beroep gaan tegen beslissingen die op grond van het sociaal statuut worden genomen.

Artikel 4:6 Bezwarencommissie

Het betreft hier een bezwarencommissie zoals bedoeld in de Algemene wet bestuurswet. Het is van belang dat de onafhankelijkheid van deze commissie voorop staat, zodat geheel objectief een herbeoordeling plaatsvindt. Deze commissie bestaat uit leden die niet werkzaam zijn bij of ten behoeve van de gemeente Uithoorn. Ook detacheringconstructies of iets dergelijks worden niet acceptabel geacht. Men moet zo objectief mogelijk kunnen oordelen. Het is overigens wel zo dat de bezwarencommissie een vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders of een vertegenwoordiger van de herplaatsingcommissie kan uitnodigen. Deze vertegenwoordigers kunnen hun besluit dan wel advies dan mondeling toelichten aan de bezwarencommissie. De bezwarencommissie ten behoeve van de besluiten in het kader van deze regeling, kan wel een algemene commissie van bezwaar en beroep zijn.

Artikel 5:2 Werkgelegenheid

De werkgever treedt met de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie in overleg over de overname van de ambtenaren van het desbetreffende organisatieonderdeel. In dit overleg zal in ieder geval aan de orde komen of het personeel geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen en de wijze van inpassing. Bovendien zullen (de financiële aspecten van) de arbeidsvoorwaarden van het over te nemen personeel aan bod komen.

Artikel 8:4:1, eerste lid, van de UWO verplicht om, voordat tot ontslag wegen reorganisatie (hier: privatisering of taakoverheveling) kan worden overgegaan, door middel van zorgvuldig onderzoek te bezien of het mogelijk is de desbetreffende ambtenaar passende werkzaamheden binnen de gemeente te laten verrichten.

Artikel 5:5 Rechtspositievergelijking

In het derde lid wordt gesteld dat in het sociaal plan een netto-nettogarantie moet worden opgenomen. Dit betekent dat het brutosalaris bij de nieuwe werkgever zodanig moet zijn, dat het salaris na aftrek van belasting en premies minstens even hoog moet zijn als het nettosalaris bij de gemeente vóór de overplaatsing. Er is hier gekozen voor een netto-nettoconstructie, omdat het bruto-nettotraject in de marktsector niet gelijk is aan het bruto-nettotraject in de overheidssector.

bijlagen

Gerelateerde artikelen uit de car-uwo