Regeling vervallen per 14-12-2021

Gemeentelijk Rioleringsplan 5, 2013-2017

Geldend van 22-05-2013 t/m 13-12-2021

Intitulé

Gemeentelijk Rioleringsplan 5, 2013-2017

1 Inleiding

Sinds de komst van riolering begin 1900 is de hygiëne van de Nederlandse huishoudens met sprongen vooruit gegaan. Hiernaast is ook het milieu gebaat bij het bestaan van de huidige rioleringszorg. Nog niet zo lang geleden werd al het afvalwater rechtstreeks geloosd op sloten, vijvers, beken of zakputten. Nu wordt het afvalwater gezuiverd voordat het geloosd wordt, omdat het ziektekiemen kan bevatten.

Hemelwater is daarentegen in principe schoon en mag best direct op een sloot geloosd worden of worden geïnfiltreerd in de bodem.

De gemeentelijke watertaken

De zorg voor de riolering is een taak van de gemeente. Onlangs zijn de gemeentelijke watertaken verbreed. Dit houdt in dat de gemeente nu de zorgplicht heeft voor:

  • de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater;

  • een doelmatige inzameling en verwerking van het afvloeiend hemelwater;

  • het treffen van maatregelen in het openbaar gebied teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

De riolering omvat dan ook het geheel van voorzieningen voor stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. Het waterschap zorgt voor de zuivering van het ingezamelde stedelijk afvalwater. De watertaken van de gemeente gaan dan ook verder dan alleen de buis onder de grond. Ook gemalen, drainage, sloten en greppels hebben tot doel het verwerken van (stedelijk afval)water.

De riolering en voorzieningen hebben een belangrijke functie in het dagelijkse leven:

  • ze beschermen de volksgezondheid;

  • ze houden het oppervlaktewater en de bodem schoon;

  • ze zorgen voor droge voeten en voorkomen wateroverlast (schade, verkeersveiligheid).

Naast bovenstaande kernfuncties is het geheel aan voorzieningen een enorm kapitaalgoed. Zo ligt er alleen al ruim 132 kilometer rioolbuis en 62 kilometer aan druk- en persriolering onder de gemeentelijke grond. De totale vervangingswaarde is ingeschat op circa €106 mln. De invulling van de gemeentelijke watertaak kost dan ook veel geld. Volgens de begroting 2011 geeft de gemeente Uithoorn er jaarlijks €2,7 mln aan uit. Dit zijn niet alleen kosten voor het vervangen en verbeteren van voorzieningen, maar ook (personeels)kosten voor zaken als de reiniging en inspectie, het uitvoeren van onderzoeken en het opstellen van plannen e.d. Dit bedrag wordt bekostigd vanuit de rioolheffing, en dus direct door de burgers van de gemeente. Het is daarom van belang dat de rioleringszorg en de watertaken serieus en efficiënt worden aangepakt omdat het anders grote gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid en de lokale lasten.

1.1 Doelstelling GRP

Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten sinds 1995 verplicht een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) op te stellen. Uiterlijk 1 januari 2013 moet elke gemeente beschikken over een verbreed gemeentelijk rioleringsplan. Verbreed wil zeggen dat er, naast de zorgplichten voor het stedelijk afvalwater en het afvloeiend hemelwater, ook invulling wordt gegeven aan de zorgplicht grondwater. Het huidig GRP-4 is opgesteld voor de planperiode 2009–2012 en de gemeente wil vóór 1 april 2013 een nieuw verbreed GRP gereed hebben. In het vervolg wordt gesproken over het GRP-5. Het GRP-5 is een verbreed GRP.

Het GRP-5 geeft inzicht in de omvang, het functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen waarmee de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor het stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP beschrijft de beleidskaders en de activiteiten voor de drie zorgplichten in de gemeente Uithoorn voor de periode 2013- 2017, en geeft de visie op de gemeentelijke watertaken voor de lange termijn. De gemeente stelt zelf de geldigheidsduur vast en heeft gekozen voor een looptijd van 5 jaar.

De gemeenteraad stelt het beleid en de bestuurlijke opdracht vast en is verantwoordelijk voor het vaststellen van het programma en de doelen. Het college bepaalt vervolgens hoe dat wordt bereikt. In het gehele traject staat de vraag "wat merken de burgers ervan?" centraal.

Het GRP-5 sluit aan bij het Coalitieakkoord 2010-2014 “Uithoorn werkt aan de toekomst”. Dat akkoord beperkt zich tot duidelijke hoofdlijnen waarbinnen het college haar taak als dagelijks bestuur kan vervullen. Het GRP-5 geeft de vertaling van deze hoofdlijnen naar de gemeentelijke watertaken.

1.2 Proces en status rapportage

Het GRP moet een breed gedragen beleidsstuk zijn, zowel in de gemeentelijke organisatie als bij de externe partijen (waterschap en provincie) die een belang hebben bij een adequate invulling van de watertaken.

Proces totstandkoming

In het proces is de gemeenteraad vanaf het begin betrokken. De raad is aan de start geïnformeerd over de gemeentelijke watertaken, het belang van het GRP en het proces van totstandkoming. Vervolgens is de raad gevraagd een voorkeur uit te spreken over de ambities en mogelijke beleidskeuzes, voor de uiteindelijke vaststelling van het GRP. Een stuurgroep vanuit de gemeente vormt de schakel tussen de bestuurlijke besluitvorming (college en raad) en de ambtelijke voorbereiding en uitwerking. De ambtelijke projectgroep bestaat uit medewerkers van de gemeente Uithoorn, Waternet/AGV, de provincie Noord-Holland en Oranjewoud.

Status onderhavige versie

Onderhavige revisie 09 van het GRP-5 is het definitieve GRP. Dit GRP is op 28 maart 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Uithoorn.

1.3 Leeswijzer

De indeling van de rapportage volgt de lijn van de onderstaande vraagstellingen. Dit hoofdrapport is geschreven voor de bestuurders, in een bijbehorend uitgebreider document is tevens de detailinformatie opgenomen over de achtergronden voor vaktechnici.

H2: Wat moeten en willen wij?

Bij de invulling van de gemeentelijke watertaken gelden wetten, regels en bestaande afspraken. De taakstellingen en verplichtingen die hieruit voortvloeien zijn deels bepalend voor de invulling van de gemeentelijke ambities. De verplichtingen van de betrokkenen zijn nader toegelicht, en de visie op de gemeentelijke watertaken is geformuleerd.

H3: Hoe hebben wij het gedaan?

Voor de bepaling van ambities is het goed om te weten wat de afgelopen jaren is gebeurd. Hiervoor is een evaluatie van GRP-4 (2009-2012) uitgevoerd, en zijn de uitkomsten van de benchmark riolering 2010 geanalyseerd.

H4: Wat vinden wij belangrijk?

Ondanks de taakstellingen en verplichtingen is er zeker ruimte om te differentiëren of te nuanceren. Daarnaast zijn er op onderdelen ook echt (beleids)keuzes gemaakt. De gemeentelijke ambities voor de drie gemeentelijke zorgplichten zijn uitgewerkt.

H5: Waar staan we nu?

Voor de vertaling van de ambities naar toekomstige projecten is het bepalen van het vertrekpunt zinvol. Het areaal van de gemeente Uithoorn is beschreven, en getoetst is hoe de gemeente er nu voorstaat.

H6: Wat betekent dit?

Na de vaststelling van de ambitie ’zijn de gemeentelijke ambities verder uitgewerkt in benodigde maatregelen en activiteiten met bijbehorende budgetramingen.

H7: Wat hebben we daarvoor nodig?

Vervolgens zijn de gevolgen voor de personele organisatie en de rioolheffing verder geanalyseerd. De consequenties zijn in dit hoofdstuk beschreven.

H8: Wat spreken we af?

Tot slot zijn de conclusies, het advies, de bestuurlijke besluiten en reacties van derden op het GRP-5 weergegeven, en is een doorkijk gemaakt naar de operationalisering van het programma.

2 Wat moeten en willen wij? De context van rioleringszorg

2.1 De watertaken in Nederland

De zorg en verantwoordelijkheid voor het water in de gemeente Uithoorn ligt, naast de gemeente, in de handen van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (met Waternet als uitvoerende instantie), de provincie Noord-Holland, het drinkwaterbedrijf PWN, de perceeleigenaren en de gebruikers van de percelen (bewoners en bedrijven). Het Rijk stelt hiervoor de kaders.

Figuur 2-1: waterkringloop.

De betrokkenen hebben verschillende taakstellingen en verplichtingen. Figuur 2.1 geeft een indicatie van de verdeling van de verantwoordelijkheden. Soms gaat het om resultaatsverplichtingen, in andere gevallen zijn 'slechts' werknormen bepaald. Sommige verplichtingen zijn wettelijke vastgelegd, een aantal verplichtingen is vastgesteld in Europees, landelijk, provinciaal of regionaal beleid.

2.2 Afspraken, taken en verplichtingen

De gemeentelijke watertaken zijn 'verbreed'. In de oude wetgeving kon de zorgplicht strikt genomen alleen door aanleg en aansluiting op de riolering worden ingevuld, en had de gemeente de zorg voor het inzamelen en transporteren van afvalwater.

Artikel 4.22 van de wet milieubeheer stelt dat het hebben van een actueel GRP verplicht is voor alle Nederlandse gemeenten. Sinds de invoering van de Wet gemeentelijke watertaken in 2008 moet het GRP ook ingaan op de zorgplichten voor hemelwater en grondwater.

Het volgende schema toont op hoofdlijnen de taken en verplichtingen van de betrokkenen. In het achtergronddocument zijn de verplichte kaders voor de gemeente gedetailleerd weergegeven.

Bewoners, bedrijven en perceeleigenaren (particulieren)

De perceeleigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel. Dit betekent dat hij zelf verantwoordelijk is voor het op eigen perceel treffen van maatregelen voor de inzameling van stedelijk afvalwater en afwatering van hemel- en grondwater. Zo is hij in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het hemelwater wat op zijn terrein valt. Pas als de perceeleigenaar niet met redelijke inspanning zelf invulling kan geven aan deze zorg ligt er een taak voor de gemeente. Ook de gevolgen van overtollig grondwater of een lage grondwaterstand op het eigen perceel vallen onder de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar. Daarnaast hebben alle bewoners en bedrijven een algemene zorgplicht; zij mogen niets doen waarvan zij kunnen verwachten dat het problemen oplevert voor het riool, de zuivering of het (water)milieu. Gemeente en waterschappen zien toe of de gebruikers en bedrijven zich hier ook aan houden. Het ingezamelde afvalwater dient de perceeleigenaar af te voeren naar de erfgrens. Hier gaat de verantwoordelijkheid over naar de gemeente. Vaak is op de erfgrens een zogenaamd ontstoppingsstuk aangebracht. Hier kan in geval van een verstopping worden nagegaan in welke deel van de riolering de verstopping aanwezig is (particulier of gemeente).

 

 

Gemeente Uithoorn

Vanaf de erfgrens verzorgt de gemeente de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater tot het overnamepunt van het hoogheemraadschap. Voor afvloeiend hemelwater is de gemeente alleen verantwoordelijk voor een doelmatige inzameling en verdere verwerking. Dit houdt in dat de gemeente zorgt voor de afvoer als dit niet redelijkerwijs van de eigenaar gevergd kan worden. De gemeente kan het afvloeiend hemelwater samen met het afvalwater afvoeren naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI); het hemelwater valt dan onder stedelijk afvalwater. Afvloeiend hemelwater kan ook separaat worden ingezameld, en is dan geen stedelijk afvalwater. In dat geval zorgt de gemeente voor de afvoer naar de bodem of het oppervlaktewater, onder de voorwaarden van de waterkwaliteitsbeheerder. Via een stelsel van ondergrondse leidingen, putten en gemalen wordt het van huisaansluitingen en straatkolken afkomstige afval- en (eventueel) hemelwater ingezameld en afgevoerd naar de rioolgemalen. Via een persleiding wordt dit stedelijk afvalwater vervolgens verpompt naar een ander deel van het rioolstelsel of direct naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). In dat laatste geval vormt het rioolgemaal het overnamepunt. Vanaf het overnamepunt is de waterkwaliteitsbeheerder (het hoogheemraadschap) verantwoordelijk voor de verdere afvoer en verwerking van het stedelijk afvalwater. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor de ontwatering (de grondwaterstand) van openbaar gebied. Als onderdeel hiervan onderhoudt de gemeente een deel van de hiervoor noodzakelijke voorzieningen.

 

 

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (Waternet)

Het waterschap zorgt voor schoon water, voldoende water en veiligheid. Waternet heeft de uitvoering van deze taak op zich genomen. Dit betekent dat zij zorg dragen voor de waterkering, de aan- en afvoer van water, het peilbeheer, het zuiveren van afvalwater, het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer en het gedelegeerd vaarwegbeheer.

provincie Fryslân

 

Provincie Noord-Holland

De Provincie Noord-Holland formuleert het overkoepelende beleid voor Ruimtelijke Ordening en Water en is verantwoordelijk voor het diepe grondwaterbeheer en de zwemwaterkwaliteit. Ook is de provincie vaarwegbeheerder van de belangrijke vaarroutes. In Uithoorn valt alleen de Amstel daar onder.

provincie Fryslân

 

PWN Water-leidingbedrijf Noord-Holland

PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland is verantwoordelijk voor het drinkwater in Uithoorn. Het drinkwaterbedrijf wint en zuivert hiervoor het water en verpompt het naar hun klanten.

 

 

Rijk

Het Rijk stelt de wetgeving vast en bepaalt op de beleidsvoorwaarden op hoofdlijnen. In het Nationaal Waterplan zijn de hoofdlijnen van het landelijke beleid voor het waterbeheer bepaalt (onder andere op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water).

2.3 Samenwerken

Afspraken, taken en verplichtingen zijn dus verdeeld over meerdere actoren. Eén van de belangrijkste onderwerpen voor de komende tijd is 'samenwerken'. Dit komt voort uit het landelijke Bestuursakkoord Water, zoals in mei 2011 is ondertekend. Kern van dit bestuursakkoord is dat door regionale samenwerking op het gebied van watertechnologie en innovatie, kwaliteits- en efficiëntieverbeteringen kunnen worden gerealiseerd, en de stijging van de lasten voor de burgers kan worden beperkt.

De essentie is nu samenwerken op basis van afspraken. De watertaken worden gezamenlijk beschouwd vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid. De gemeente en het waterschap stemmen hun waterbeleid op elkaar af en leveren een gezamenlijke inspanning om de waterkwaliteit te verbeteren en om wateroverlast te voorkomen.

Onderzoek naar de mogelijkheden van samenwerking met omliggende gemeenten en het waterschap worden verkend in het platform BOWA (Bestuurlijk Overleg Water Amstel, Gooi en Vecht gebied). De gemeenten en het waterschap hebben eind 2011 een intentieverklaring ondertekend (zie foto) en begin 2013 is een mantelovereenkomst ondertekend. Hierin wordt afgesproken meer samen te gaan werken, met als doel: vergroting van kwaliteit, kostenbesparing en het verminderen van personele kwetsbaarheid. Via businesscases wordt onderzocht op welke vlakken dit in de komende jaren kan gaan plaatsvinden.

2.4 Visie gemeente Uithoorn op de gemeentelijke watertaken

De toekomstvisie van de gemeente is opgebouwd uit een aantal thema’s. In deze toekomstvisie wordt circa 20 jaar vooruitgekeken, tot circa 2030. De thema's komen voort uit het Coalitieakkoord 2010-2014, de "Uitgangsnotitie voor opstellen GRP-5' en uit andere bestaande beleidsplannen van de gemeente en overeenkomsten met het waterschap.

Maatschappelijke doelen

De gemeente Uithoorn wil dat Uithoorn een aantrekkelijke woongemeenschap is en blijft, nu en in de toekomst. Hiervoor zijn, op het vlak van gemeentelijk waterbeheer, de volgende maatschappelijke doelen van belang:

  • het beschermen van de volksgezondheid tegen infectieziekten;

  • het schoon houden van de bodem en het oppervlaktewater;

  • het voorkomen van waterproblemen door hevige regenval;

  • het voorkomen en beperken van structureel nadelige gevolgen van grondwaterstanden.

Effectief en doelmatig

Voor het bereiken van de maatschappelijke doelen streeft de gemeente naar een effectieve en doelmatige invulling van haar zorgplichten. Effectief wil zeggen dat de fysieke maatregelen en inspanningen bijdragen aan het behalen van de maatschappelijke doelen. Doelmatig wil zeggen dat de maatschappelijke baten opwegen tegen de maatschappelijke kosten van fysieke maatregelen en inspanningen.

Zoeken naar samenwerking

Gemeente Uithoorn streeft ernaar om haar kennis en kwaliteit verder te verhogen en tegelijk haar kosten en kwetsbaarheid te beperken. Om dit doel te bereiken streeft zij naar meer samenwerking met andere gemeenten en met het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en haar uitvoeringsorganisatie Waternet. In de toekomst zullen daarom meer taken en inspanningen in samenwerking met anderen worden uitgevoerd, of aan anderen worden uitbesteed.

Afbeelding: zoeken naar samenwerking (formulieren)

Regie voeren

Voor goede samenwerking is een sterke regievoering van belang. De regierol van de gemeente wordt daarom versterkt. Dit verlaagt de afhankelijkheid van adviesbureaus. Door betere aansturing kan ook een betere prijs en kwaliteit van uitbestede (uitvoerende) taken worden bereikt. Het is hiervoor van belang goed te weten wat we hebben en hoe het functioneert.

Helderheid in taken

De wettelijke zorgplichten maken duidelijk dat bewoners en bedrijven ook zelf een rol hebben in de verwerking van overtollig hemelwater en het beperken van grondwateroverlast en –onderlast. Conform het Coalitieakkoord 2010-2014 en de Nota Communicatiebeleid 2012 – 2016 van de gemeente Uithoorn wil de gemeente meehelpen aan het oplossen van problemen in de samenleving, maar voelt zij zich niet als enige daarvoor verantwoordelijk en aansprakelijk. De gemeente faciliteert en stimuleert daarom de bewoners en bedrijven bij het 'zelf doen'. De gemeente geeft de verdeling van verantwoordelijkheden en taken tussen particulier en gemeente helder weer, en bewoners en bedrijven weten waar zij met hun vragen terecht kunnen.

Bij nieuwbouw gelijk goed

In bestaand stedelijk gebied zijn de mogelijkheden voor het oplossen van hemel- en grondwaterproblemen vaak beperkt. In nieuwbouwgebieden zijn er echter volop mogelijkheden om problemen te voorkomen.

Bij nieuwbouw wordt daarom gelijk goed ingericht, en wordt, daar waar doelmatig, aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het waterschap AGV uit het 'Handboek Hemelwater' en de 'Handreiking Stedelijk Grondwater'.

Op basis van het principe ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ van hemelwater wordt indien nodig ook de buitenruimte benut. Het slim ontwerpen van het maaiveld en de straatprofielen kan hier een bijdrage leveren.

Een duurzaam Uithoorn

Het streven is een energieneutrale regio in 2040. Uithoorn zet daarvoor in op vermindering van het eigen energieverbruik, opwekking van duurzame energie, duurzaam inkopen en het uitdragen van duurzaamheid. Focus wordt daarbij gelegd op het investeren in maatregelen met bewezen technologie die rendement opleveren voor samenleving en bedrijfsleven. Naast energiegebruik heeft duurzaamheid ook betrekking op het voorkomen van een onevenredige belasting van het milieu door het scheiden van waterstromen, het voorkomen van verontreinigingen en waar mogelijk hergebruik van grondstoffen.

Financiën op orde

Een sluitende (meerjaren-) begroting is het beginpunt voor een gezonde financiële situatie. Financieel gezond beleid vereist keuzes maken, door te bezien of zaken efficiënter kunnen worden georganiseerd, te beoordelen of zaken tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd (“werk met werk maken”) of kunnen worden uitgesteld in de tijd (“temporiseren”). Voorwaarde bij de uitwerking van het GRP-5 is te blijven voldoen aan de op dat moment geldende financiële kaders.

3 Hoe hebben wij het gedaan? De evaluatie en benchmark

3.1 Evaluatie GRP-4: 2009-2012

In oktober 2011 is de evaluatie van het GRP-4 opgesteld en gerapporteerd. In hoofdstuk 3 van het achtergronddocument is deze rapportage integraal opgenomen. Samengevat zijn de belangrijkste conclusies en bevindingen als volgt:

De rol van het GRP-4

Het accent in het GRP-4 lag op de uitvoering van de maatregelen ter verbetering van het functioneren

van de riolering, de reparatie en vervanging van de vrijvervalriolering en het uitvoeren van diverse onderzoeken, waaronder het opstellen van beleid voor de nieuwe zorgplichten voor hemel- en grondwater. Er is navraag gedaan naar de rol van het GRP-4 binnen de diverse gemeentelijke afdelingen.

Hieruit blijkt dat:

  • a.

    Het GRP-4 een duidelijk beeld gaf wat er van de gemeente wordt verwacht op het gebied van de rioleringszorg. Het heeft gediend als basis voor de berekende rioolheffing.

  • b.

    De doelen van de rioleringszorg zijn te vaag geformuleerd. Daarbij ontbraken geschikte effectindicatoren om de effectiviteit van het beleid te kunnen meten.

  • c.

    De belangrijkste aanbevelingen voor het op te stellen GRP-5 zijn:

    • de betrokkenheid van de diverse gemeentelijke afdelingen, bij het opstellen en het uitvoeren van het GRP-5, moet worden vergroot;

    • de doelen voor de verbrede rioleringszorg moeten helder worden weergegeven;

    • de leesbaarheid van het GRP moet worden verbeterd;

    • er moet een bestuurlijke samenvatting worden opgesteld.

Procedure totstandkoming GRP-4

De procedure voor de totstandkoming van het GRP-4 is volgens alle betrokken partijen naar

tevredenheid verlopen.

Resultaten planperiode GRP-4

Uit het overzicht van voorgenomen maatregelen en onderzoeken uit het GRP-4 (zie het achtergronddocument) blijkt dat alle voorgenomen maatregelen zijn gerealiseerd en een groot deel van de geplande onderzoeken is uitgevoerd. De belangrijkste resultaten zijn:

  • a)

    De gemeente voldoet per 1 januari 2012 aan de basisinspanning en het waterkwaliteitsspoor voor het gemengd stelsel.

  • b)

    In de jaren 2009 t/m 2011 is in totaal 1,4 ha afgekoppeld. De doelstelling voor het afkoppelen (gemiddeld 1,0 ha per jaar) is daarmee niet gehaald. De doelstelling is in de praktijk niet gemakkelijk te realiseren. De bepaling van de doelmatigheid van het afkoppelen kan, per project, nader worden onderbouwd via het doorlopen van een nog op te stellen protocol.

  • c)

    Uitvoering van reparatie, renovatie en vervanging van vrijvervalriolen en (mini-)gemalen heeft volgens planning plaatsgevonden.

  • d)

    Een groot aantal onderzoeken is uitgevoerd, waaronder: het opstellen van een grondwaterbeheer-plan, de inspectie van de vrijvervalriolen en de inventarisatie van de potentieel af te koppelen dakoppervlakken.

  • e)

    Er is een voorlichtingscampagne gestart voor de bewoners van de gemeente Uithoorn, in de vorm van een Waterkrant. Daarnaast is een digitaal Waterloket geopend.

Financiële en personele middelen GRP-4

Uit de evaluatie van de investeringsuitgaven blijkt dat de beschikbare financiële middelen

volledig zijn benut. Het saldo van de bestemmingsreserve riolering is in de planperiode afgenomen van bijna € 2 miljoen naar circa € 1,4 miljoen (geschatte stand per 1-1-2012). In de planperiode van het GRP-4 (2009 t/m 2012) is het tarief gestegen van € 157,56 in 2009 naar € 186,72 in 2012. Door achtergebleven investeringen is de werkelijke stijging van het tarief iets achtergebleven bij het berekende kostendekkende tarief uit GRP-4.

De voorbereiding, uitvoering en begeleiding van rioleringsprojecten wordt voor een groot deel uitbesteed aan derden. Voor de uitvoering van de drie zorgplichten zijn 3,5 fte beschikbaar. In het GRP-4 was rekening gehouden met een benodigde bezetting van 3,3 fte. De werkelijke bezetting komt vrijwel overeen met de geraamde bezetting uit het GRP-4. Toch wordt in de praktijk de werkdruk als hoog ervaren. Dit werd mede veroorzaakt door het ontbreken van een duidelijke taakafbakening in het rioolbeheer en de achterstand in het gegevensbeheer. Inmiddels is actie ondernomen en de taakafbakening afgestemd. Het gegevensbeheer krijgt de komende planperiode aandacht.

Aan het einde van de planperiode van GRP-4 blijkt de daadwerkelijke ontwikkeling van het aantal heffingseenheden substantieel lager dan de in GRP-4 opgenomen bouwprognose.

3.2 Benchmark Rioleringszorg 2010

De gemeente Uithoorn heeft in 2010 meegedaan aan het landelijk benchmarkonderzoek over de rioleringszorg. De volgende conclusies zijn hieruit getrokken:

  • de rioolheffing per meerpersoonshuishouden is gemiddeld;

  • er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in vervanging en verbetering van het stelsel;

  • de beheerkosten voor de riolering zijn gemiddeld;

  • de gemeente reinigt en inspecteert relatief weinig;

  • de gemeente kende in de afgelopen jaren situaties met wateroverlast en neemt maatregelen om toekomstige wateroverlast tegen te gaan;

  • in vergelijking met andere gemeenten is er sprake van een relatief hoog aantal meldingen. Via het klachtenregistratiesysteem worden meldingen en klachten doorgaans effectief afgehandeld. Een beter inzicht in de aard en omvang van de klachten kan leiden tot doelgerichtere preventie en communicatie.

  • per 1 januari 2010 voldoet de gemeente voor 90% aan de emissieafspraken met de waterbeheerder. Als aanvulling hierop wordt vermeld dat per 1 januari 2012 de gemeente voor 100% voldoet aan de emissieafspraken.

  • de gemeente heeft een relatief hoge formatie voor de binnendienst en een relatief lage formatie voor de buitendienst. De totale bezetting (binnen†en buitendienst tezamen) is echter lager dan gemiddeld.

4 Wat vinden wij belangrijk? Ambitie en (beleids)keuze

Veel taken worden door de gemeente Uithoorn adequaat en doelmatig ingevuld. Dit blijkt uit zowel de evaluatie van het GRP 2009-2012 als de Benchmark Rioleringszorg 2010. De zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater zijn voor de gemeente wettelijke plichten. De gemeente heeft echter bij de invulling van deze zorgplichten de beleidsvrijheid de aanpak te kiezen die zij, gelet op de lokale omstandigheden, het meest wenselijk vindt. Voor een groot aantal zaken voor de rioleringszorg staat het (technisch) normenkader vast, hierover hoeft geen discussie te worden gevoerd. Voor een aantal andere zaken is het ambitieniveau wel te overwegen. Er is dus ruimte voor keuzes. De ambitie stelt een doel en geeft aan welke kwaliteit de gemeente wil bieden aan de bewoners, bedrijven en bezoekers. Elke keuze heeft bijbehorende consequenties, en kosten. Met andere woorden, het gekozen kwaliteitsniveau heeft zijn prijskaartje. Met dit hoofdstuk wordt de visie uitgewerkt in ambities en beleidskeuzes voor de looptijd van GRP-5.

In het proces van het opstellen van het GRP-5 is in het voorjaar van 2012 aan het college en de gemeenteraad gevraagd aan te geven wat zij belangrijk vinden. Volstaat het huidige kwaliteitsniveau? Moet het beter, of kan het wellicht wat minder? Dit hoofdstuk beschrijft de uiteindelijke ambitie. De aan de raad voorgelegde keuzemogelijkheden zijn opgenomen als bijlage in het achtergronddocument.

De raad heeft op 26 april 2012 de ambitiekeuze voor alle drie de zorgplichten vastgesteld op het niveau 'adequaat'. De raad heeft hierbij nadrukkelijk de opdracht meegegeven om bij de uitwerking te blijven voldoen aan de op dat moment geldende financiële kaders. De raad heeft op 8 november 2012 bij het vaststellen van de begroting voor 2013 aanvullend opdracht gegeven om bezuinigingen voor de zorgplichten stedelijk afvalwater en hemelwater door te voeren. Ook deze beleidskeuze is in onderstaande uitwerking verwerkt.

 

4.1 Ambitie en (beleids)keuze stedelijk afvalwater

Artikel 10.33 Wet milieubeheer

De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool. In plaats van een openbaar vuilwaterriool kunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen worden toegepast, indien met die systemen eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt. Op verzoek van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten in het belang van de bescherming van het milieu ontheffing verlenen van de zorgplicht. De ontheffing kan, indien de ontwikkelingen in het gebied waarvoor de ontheffing is verleend daartoe aanleiding geven, door gedeputeerde staten worden ingetrokken.

Onder deze zorgplicht vallen de wettelijke verplichtingen van de gemeente om stedelijk afvalwater in te zamelen, te transporteren en ongewenste lozingen van afvalwater naar oppervlaktewater, bodem en grondwater te voorkomen.

De koers van het GRP-4 was erop gericht de systemen voor de inzameling en transport van het stedelijk afvalwater te laten voldoen aan de wettelijke verplichtingen en de landelijk gebruikelijke kwaliteitsnormen, en deze op niveau te houden. Hierin is een lichte achterstand opgelopen, in zowel het gegevensbeheer als de uitvoering van maatregelen. De vragen zijn nu:

  • -

    gaan we de komende periode deze achterstand inlopen?

  • -

    gaan we nu aanvullende investeringen en inspanningen doen om de rioleringszorg naar een hoger plan te tillen, met als doel een schonere en veiligere leefomgeving?

  • -

    en maken we een bewuste afweging om de kwalitatieve toestand van de riolering op het huidige niveau te houden? Dit levert wellicht een kostenbesparing op, met een bijbehorend risicoprofiel en -sturing.

Professionalisering van beheer

Dit GRP zet in op het vergroten van het inzicht in de toestand en het functioneren van de voorzieningen. Hierdoor ontstaat er beter inzicht in de oorzaak en het ontstaan van klachten, waardoor er sneller en effectiever kan worden geacteerd. Het aantal klachten en meldingen zal hierdoor naar verwachting dalen, richting het landelijke gemiddelde. Met een beter inzicht in het eigen stelsel zal hierdoor naar verwachting op termijn ook, in de planperiode van GRP-6 en daarna, kosten worden bespaard in het beheer en onderhoud.

Het inzicht in de toestand en het functioneren van de voorzieningen wordt vergroot door aanwezige gegevensachterstanden weg te werken. We intensiveren ons gegevensbeheer. Om het beheerbestand actueel te houden, worden nieuwe revisiegegevens zo snel mogelijk in het beheerbestand ingevoerd. Hiernaast is in 2012 gestart met het bemeten van 9 overstorten van gemengde stelsels (waarvan 4 bij een bergbezinkvoorziening). Dit levert extra inzicht in het functioneren van de riolering. Binnen de planperiode wordt de doelmatigheid van het bemeten van alle overstorten in het gemengd stelsel verkend. Binnen de planperiode wordt ook het functioneren van de lamellenfilters voor de afvoer van hemelwater van het industrieterrein geëvalueerd.

Rioolinspecties vormen een belangrijke bron van kennis over de toestand en het functioneren van het vrijverval rioolstelsel. De methodiek in GRP-4 was elke 14 jaar de volledige gemengde en vuilwaterriolering te inspecteren. Voor een professioneel beheer is deze frequentie te laag. Dat tot nu relatief weinig werd geïnspecteerd blijkt ook uit de benchmark rioleringszorg 2010. In dit GRP verhogen we de frequentie van rioolinspecties. Op welke wijze dit concreet wordt ingevuld, wordt in de planperiode van het GRP-5 bepaald. De ervaringen uit de voorgaande rondes worden geëvalueerd (bepaalde riolen zijn gevoeliger voor slibophoping dan andere) en wellicht is het doelmatiger te differentiëren naar leidingfunctie, gebiedstype en jaar van aanleg.

De gemeente inspecteert de riolen met camera's vanuit de leidingen. Vervolgens worden de toestandsaspecten bepaald op basis van de actuele NEN 3399-systematiek [1]. De ernst van de schades wordt volgens de NEN 3398 [2] geclassificeerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen waarschuwingsmaatstaven en ingrijpmaatstaven. Het betreft grenstoestanden waarbij nadere onderzoeken respectievelijk ingrepen moeten worden uitgevoerd. Een ingrijp- of waarschuwingsmaatstaf betekent echter niet dat altijd direct maatregelen genomen moeten worden. Visuele inspectie alleen is onvoldoende om tot maatregelen te kunnen besluiten. De resultaten van deze inspecties worden verwerkt in het rioolbeheersysteem, waardoor de informatie bereikbaar en bewerkbaar is.

In de planperiode stellen we een rioolbeheerplan op, welke we jaarlijks actualiseren. Het rioolbeheerplan bevat de beheervisie en een concretere planning van de maatregelen voor het onderhouden, inspecteren en vervangen van de riolering. In de planperiode wordt een nieuw basisrioleringsplan (BRP) opgesteld, waarmee het theoretisch functioneren van het stelsel (afvoercapaciteit, vuilemissie) wordt getoetst. Dit vormt belangrijke input voor het volgende GRP (GRP-6).

Aansluitingen

De gemeente mag zelf kiezen met welke voorzieningen ze haar zorgplicht invult, zowel voor de bebouwde kom als voor het buitengebied. In plaats van een openbaar vuilwaterriool, zijn andere systemen toegestaan, mits een zelfde graad van milieubescherming wordt bereikt.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwbouw) binnen de stedelijke bebouwing legt de gemeente altijd riolering aan. In het buitengebied neemt de gemeente alleen de zorg voor verwijdering van huishoudelijk afvalwater op zich wanneer zij de aanleg van riolering doelmatig acht. Voor het overige deel vraagt de gemeente ontheffing aan bij de provincie. De gemeente kiest hiermee voor een ‘smalle’ zorgplicht. De lozer is dan op grond van het ‘Besluit lozen afvalwater huishoudens’ (Blah) zelf verantwoordelijk voor zijn eigen lozing en dient daarom zelf het initiatief te nemen tot het plaatsen van een zuiveringstechnische voorziening. De lozer dient zijn lozing te melden bij het waterschap; deze zal vervolgens bepalen aan welke randvoorwaarden de zuiveringstechnische voorziening moet voldoen. Bij een besluit tot niet aansluiten door de gemeente informeert de gemeente het waterschap bijtijds.

In het buitengebied zijn bijna 400 percelen op de (druk)riolering aangesloten. In het buitengebied zijn nog enkele lozingsobjecten zoals recreatiewoningen aanwezig waarvan het onbekend is of en hoe ze afvalwater lozen. Samen met Waternet wordt dit verkend en, in het geval er sprake is van lozingen, bepaald of aansluiten op gemeentelijke riolering doelmatig is of dat ontheffing van de zorgplicht wordt aangevraagd.

Bij gerichte vermoedens van foutieve aansluitingen, wordt onderzoek uitgevoerd naar de aard en omvang hiervan. Bij aanleg van een gescheiden rioolstelsel, mogen er geen foutieve aansluitingen ontstaan.

Optimalisatie afvalwaterketen

Daarnaast wordt samen met het waterschap een verbrede optimalisatiestudie (OAS) uitgevoerd. Hierin kijkt de gemeente samen met het waterschap AGV naar de relatie tussen het rioolstelsel, de rioolwaterzuivering en het oppervlaktewatersysteem. Hierbij wordt bekeken hoe de waterkwaliteitsdoelstellingen bereikt kunnen worden. Met de nadruk op doelmatigheid en kostenefficiëntie zal hieruit een optimaal pakket aan maatregelen worden voorgesteld die de eventuele knelpunten en aandachtspunten in het systeem kunnen oplossen. De uit het onderzoek voortvloeiende maatregelen kunnen in de looptijd van GRP-6 worden uitgevoerd.

Technische ontwerprichtlijnen

Voor een juist ontwerp en toetsing van nieuw aan te leggen riolen en ontwateringmiddelen stelt de gemeente in de planperiode van het GRP-5 ‘Technische ontwerprichtlijnen’ op (voor alle drie de zorgplichten). Hierin wordt onder andere ingegaan op de gewenste capaciteit, de wijze van aansluiten en materiaalkeuzen.

Kwaliteitsnormen

Bovenstaande ambities en (beleids)keuze voor het stedelijk afvalwater is in het achtergronddocument verder uitgewerkt door middel van het beschrijven van de gewenste technische kwaliteit en de bijbehorende technische kwaliteitsnormen.

4.2 Ambitie en (beleids)keuze afvloeiend hemelwater

Artikel 3.5 Waterwet

De gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor een doelmatige inzameling en verwerking van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.

De gemeente heeft de zorg voor de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater. Op particulier terrein is primair de eigenaar van het terrein verantwoordelijk voor de afvoer van het hemelwater. De gemeentelijke hemelwaterzorgplicht komt pas om de hoek kijken als de houder van het verzamelde hemelwater zich er, volgens voorschrift van de gemeente, niet op een andere wijze van kan ontdoen. De gemeente is dan verplicht een voorziening aan te bieden waar het hemelwater in geloosd kan worden.

De belangrijke vragen voor het ambitieniveau zijn:

  • -

    gaan we de lijn in afkoppelen verder doorzetten, en zo ja, welke rol neemt de gemeente op zich?

  • -

    hoe goed willen we voorbereid zijn op de komende klimaatverandering?

  • -

    en in welke mate wil de gemeente de particulier stimuleren om haar eigen rol op te pakken?

Afkoppelen verhard oppervlak

Het is wenselijk het hemel- en grondwater zo weinig mogelijk te vermengen met afvalwater. In de wet wordt dit aangeduid met de term ontvlechting. In de gemeente Uithoorn is al sprake van een gedeeltelijke ontvlechting van stedelijk afvalwater en hemelwater, door toepassing van gescheiden rioolstelsels bij nieuwbouw en het afkoppelen van verhard oppervlak van de gemengde stelsels in bestaand stedelijk gebied. Het afkoppelen (ontvlechten) lift in beginsel mee met reguliere rioolvervanging of herinrichting van de openbare ruimte.

Het afkoppelen dient verschillende doelen:

  • 1.

    Het leidt tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater, doordat het aantal overstortingen en de overstortingshoeveelheden vanuit de riolering afnemen.

  • 2.

    Het draagt bij aan een duurzamer rioleringssysteem, doordat er minder hemelwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het vermindert de belasting met hemelwater op het gemengd stelsel om de verwachte gevolgen van de klimaatverandering op te kunnen vangen.

De huidige praktijk van afkoppelen wordt doorgezet in de planperiode van het GRP-5. Dit betekent dat per project de keuze voor wel of niet afkoppelen op doelmatigheid wordt getoetst en verhard oppervlak bij een positief toetsresultaat wordt afgekoppeld. In de planperiode van GRP-4 is in 4 jaar tijd in totaal 1,4 ha afgekoppeld; in deze periode bleek het in de praktijk niet doelmatig om de beoogde 1,0 ha per jaar af te koppelen. De afkoppelambitie uit GRP-4 wordt daarom naar beneden bijgesteld tot 0,5 ha per jaar tot 2030. Het afkoppelen wordt gecombineerd met de vervanging van de vrijvervalriolering en herinrichting van de openbare ruimte. Bij afkoppelprojecten wordt voor het hemelwater de trits vasthouden (op de plek waar het valt) - bergen - afvoeren aangehouden. Infiltratie in de bodem is in het stedelijk gebied slechts beperkt mogelijk, vanwege de geringe ontwateringsdiepte en de slechte grondslag. Een natuurlijke afvoer via de bodem of bovengronds (watergoten) heeft hierbij, waar mogelijk, de voorkeur boven een meer kunstmatige afvoer via een hemelwaterstelsel.

Voor het afkoppelen van verhard oppervlak van woningen wordt de samenwerking gezocht met grotere vastgoedeigenaren, zoals Woningstichting Eigen Haard. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwbouw) wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd.

Aansluitingen

Bij afkoppelen of aanleg van een gescheiden rioolstelsel, mogen er geen foutieve aansluitingen ontstaan. Op dit aspect is reeds nader ingegaan in de voorgaande paragraaf.

Voorkomen van wateroverlast

Er wordt ingezet op het voorkomen van wateroverlast. Een relatief korte periode van ‘water op straat’ of percelen tijdens hevige regenval wordt gezien als hinder, niet als wateroverlast. Door het structureel reinigen van riolen, kolken en wegen, zorgt de gemeente er voor dat de afstroming naar de riolen en in de riolen gewaarborgd wordt. Verstoppingen worden daarmee zo veel mogelijk voorkomen. Aanpak van verstoppingen is een effectieve maatregel voor het voorkomen en verminderen van wateroverlast.

Klimaatverandering

Door de klimaatverandering neemt, naar verwachting, de kans op piekbuien (heftige neerslag in een korte tijd) en de neerslagintensiteit ervan toe. De gemeente anticipeert op klimaatverandering door nu extra onderzoek uit te voeren. Hierdoor ontstaat meer inzicht in de knelpunten voor wateroverlast bij piekbuien. Door een slimmere inrichting en gebruik van de buitenruimte is de kans op wateroverlast en schade te verkleinen. De uit het onderzoek voortvloeiende maatregelen kunnen in de looptijd van GRP-6 worden uitgevoerd. Uithoorn laat zich zo niet door de klimaatverandering verrassen, en is goed op de toekomst voorbereid. Dit resulteert in een prettigere leefomgeving.

Aanvullende waterberging in de openbare ruimte is mogelijk: op straat (tussen de banden), in openbare groenvoorzieningen en in de bodem. Bij renovatieprojecten worden per project de mogelijkheden onderzocht de openbare ruimte zodanig aan te passen dat berging op straat en oppervlakkige afstroming via het wegdek en de berm naar het oppervlaktewater kan plaatsvinden, zonder dat daarbij hinder ontstaat. De volgende figuur geeft de principes weer.

Figuur 4.1: Water bergen in openbaar gebied

Rol particulier

De gemeente heeft er voor gekozen om particulieren in bestaand stedelijk gebied, die lozen op een vrijvervalstelsel, niet te verplichten het hemelwater op het eigen terrein te verwerken. De huidige lozingssituatie wordt gehandhaafd. Er wordt dus geen hemelwaterverordening opgesteld. De redenen voor het niet verplicht stellen van het verwerken van het hemelwater op het eigen terrein, zijn:

  • verwerking van hemelwater op eigen perceel is vaak zeer beperkt of niet mogelijk;

  • het gescheiden aanbieden van afvalwater en hemelwater brengt vaak hoge kosten voor de perceeleigenaar met zich mee, waardoor de maatschappelijke kosten en baten niet in redelijke verhouding tot elkaar staan.

Bij nieuwbouw en renovatie wordt, waar mogelijk, van de particulier geëist het hemelwater wel op eigen terrein te verwerken, in het geval het perceel direct grenst aan oppervlaktewater. De particulier is vervolgens gehouden aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012.

De gemeente wil particulieren stimuleren om medewerking te verlenen aan afkoppelprojecten en, waar mogelijk en zinvol, regenwater voor een deel op eigen terrein te verwerken. Door bijvoorbeeld te stimuleren dat tuinen niet volledig worden verhard of dat groene daken worden gerealiseerd. Bij vragen over een duurzame omgang met hemelwater en/of tuininrichting verstrekt de gemeente informatie. Door afkoppelen en minder verharden wordt het totale watersysteem robuuster en meer duurzaam en neemt de kans op wateroverlast in de gemeente Uithoorn af. De doelen voor het communicatiebeleid worden nader uitgewerkt in een actualisatie van het communicatieplan ‘Water in Uithoorn’ 2010-2012.

Grondslagen rioolheffing

De gemeente kiest ervoor om alle afzonderlijke (delen van) percelen die direct of indirect gebruik maken van de gemeentelijke voorzieningen die vallen onder het GRP-5 te laten bijdragen in de kosten voor aanleg, beheer en onderhoud van deze voorzieningen. Dit betekent dat, in aanvulling op de situatie in 2012, ook garageboxen en parkeerplaatsen worden betrokken in de rioolheffing. Elk perceel dat baat heeft bij de gemeentelijke rioleringszorg betaalt mee. De betreffende objecten worden aangeslagen tegen een bepaald tarief. In de planperiode van het GRP-5 wordt uitgezocht hoe dit exact vorm krijgen, en welke aanpassingen aan de rioolverordening noodzakelijk zijn.

Daarnaast worden nu de kosten voor kolkenzuigen en straatvegen voor 50% toegerekend aan de rioolheffing. In de voorgaande planperiode werden deze kosten nog voor 100% aan de afvalstoffenheffing toegerekend.

Kwaliteitsnormen

Bovenstaande ambities en (beleids)keuze voor het afvloeiend hemelwater is in het achtergronddocument verder uitgewerkt door middel van het beschrijven van de gewenste technische kwaliteit en de bijbehorende technische kwaliteitsnormen.

4.3 Ambitie en (beleids)keuze grondwater

Artikel 3.6 Waterwet

De gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort.

De gemeentelijke watertaken zijn verbreed met de grondwaterzorgplicht. De gemeente is hiermee aanspreekbaar voor grondwateroverlast, maar niet verantwoordelijk en aansprakelijk voor de grondwaterstand. In eerste instantie zijn vanuit de Waterwet particulieren zelf verantwoordelijk geworden voor de ontwatering van hun eigen perceel (zie hoofdstuk 2). Pas wanneer het grondwater in openbaar gebied leidt tot "structurele" problemen voor de "aan de grond gegeven bestemming" treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking, voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap en provincie behoort.

De gemeente legt zelf de kaders vast voor de begrippen "structureel nadelige gevolgen", "bestemming van de gronden" en "doelmatig", en geeft aan wat de burgers van de gemeenten mogen verwachten.

Op de zandgronden van de Veluwe is de problematiek anders dan voor de zeeklei in Friesland. Ook de gemeente Uithoorn heeft specifieke kenmerken. Uit het Grondwaterbeheerplan 2010 volgt reeds: “…het wonen in een gebied als Uithoorn betekent daardoor dat moet worden omgegaan met hoge grondwaterstanden…".

De belangrijkste vragen voor het ambitieniveau zijn:

  • -

    hoeveel inzicht hebben we nodig in de begrippen "structureel nadelige gevolgen", "bestemming van de gronden" en "doelmatig" om onze rol goed op te pakken?

  • -

    hoe actief wil de gemeente haar rol oppakken?

  • -

    zijn de bewoners en bedrijven zich voldoende bewust van de specifieke grondwatersituatie in Uithoorn? Is de verdeling van de verantwoordelijkheden helder gecommuniceerd?

In grote delen van Uithoorn bestaat de bodem uit klei en/of veen, waar water moeilijk doorheen kan stromen. Hierdoor is er snel sprake van een matige tot slechte ontwatering. Het wonen in een gebied als Uithoorn betekent dat daardoor moet worden omgegaan met relatief hoge grondwaterstanden. Ook grondwaterstanden met een ontwateringsdiepte van minder dan 50 cm moeten in Uithoorn worden geaccepteerd.

Grondwater is een natuurlijk verschijnsel dat we zoveel mogelijk op een natuurlijke manier willen laten functioneren. In het stedelijk gebied komen situaties voor waarbij de aan de grond gegeven bestemming en de aanwezigheid van grondwater elkaar hinderen. Het beleid is erop gericht om op doelmatige wijze bestaande hinder weg te nemen en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nieuwe hinder te voorkomen met als resultaat een duurzaam functionerend grondwatersysteem én een duurzaam gebruik.

Structurele grondwateroverlast

De gemeente Uithoorn stelt vast in hoeverre geringe ontwateringsdieptes leiden tot structurele grondwateroverlast. Vanwege de specifieke situatie van Uithoorn, zoals geschetst in het Integrale Grondwaterbeheerplan, wordt dit per omstandigheid beoordeeld. Het is dus altijd maatwerk. Hierbij hanteert de gemeente in principe de volgende overwegingen:

  • Ervaren perceeleigenaren overlast in de vorm van grondwater in de kruipruimte, vochtige woonvertrekken op de begane grond en/of een drassige tuin?

  • Wordt de leefbaarheid of de constructie van een gebouw, zoals een houten vloer, aantoonbaar door de geringe ontwateringsdiepte aangetast?

  • Betreft de overlast meerdere woningen in een bouwblok?

  • Voldoet het gebruik van het perceel aan de aan het gebied gegeven bestemming?

  • Is de grondwaterstand voor een lange tijd beduidend hoger dan het oppervlaktewaterpeil, rekening houdende met een natuurlijke opbolling [3] welke nodig is voor grondwater(af)stroming?

  • Wat is de aanleghoogte en de huidige maaiveldhoogte van het gebied? Welke grondwaterstanden dienen op de betreffende locatie, van oorsprong, te worden getolereerd?

  • Welke werkzaamheden hebben er de afgelopen jaren plaatsgevonden in de openbare buitenruimte?

  • Welke maatregelen heeft de perceeleigenaar zelf getroffen op eigen perceel?

  • Is er sprake van een extreme situatie, zoals extreme regenval?

Structurele grondwateronderlast

Naast een hoge grondwaterstand kan ook een lage grondwaterstand aanleiding zijn voor klachten. Door een lage grondwaterstand kunnen houten paalfunderingen aanrotten en kan er ook schade ontstaan aan bomen en planten. Ook voor het vaststellen van structurele grondwateronderlast geldt dat de gemeente dit vanwege de specifieke situatie in Uithoorn per omstandigheid beoordeelt. Ook dit is dus altijd maatwerk. Hiervoor gelden vergelijkbare overwegingen als voor het vaststellen van de grondwateroverlast.

Doelmatige maatregelen

In hoeverre de gemeente maatregelen in de openbare ruimte doelmatig acht, wordt ook per omstandigheid beoordeeld. Doordat de grondwatersituatie per wijk en zelfs per straat afwijkend kan zijn, kan er geen uniforme uitspraak worden gedaan ten aanzien van de te treffen maatregelen. Voor het bepalen van de doelmatigheid van grondwatermaatregelen hanteert de gemeente in principe de volgende overwegingen:

  • Wat is de ernst van de grondwateroverlast? Wat is de omvang en de duur van de waterproblemen, het aantal klachten binnen een gebied en de mate van de ervaren overlast?

  • Is het nodig een detailanalyse uit te voeren op wijk/straat/blokniveau?

  • Wat zijn de kosten van mogelijke maatregelen?

  • Welke (schadelijke) gevolgen heeft het toepassen van de maatregel, wat zijn de risico’s? De aanleg van drainage kan bijvoorbeeld leiden tot ongewenste zettingen en zakkingen.

  • Dragen de inspanningen daadwerkelijk bij aan de realisatie van het beoogde doel en staan de kosten hiermee in verhouding?

  • Wat is de meest haalbare oplossing voor het aanpakken van de problematiek?

  • Welke werkzaamheden in de buitenruimte staan er in de komende jaren voor dit gebied in de planning, en kan het aanpakken van de grondwaterproblematiek hierin worden meegenomen? Denk hierbij aan rioolvervanging en/of wegreconstructies. Aanleg van ontwateringsmiddelen gebeurt in principe pas op het moment dat er ook andere werkzaamheden worden uitgevoerd.

  • Welke maatregelen kan de perceeleigenaar zelf treffen op eigen perceel?

Uit onderzoek blijkt dat de mogelijkheden voor (doelmatige) maatregelen om de grondwaterstand in het openbaar gebied te verlagen beperkt mogelijk zijn. In de meeste gevallen komt dit neer op de aanleg van drainage. De bodem in Uithoorn is echter veen- en kleihoudend. Verlaging van de grondwaterstand heeft bij een dergelijke grondslag vaak zetting tot gevolg. Aanleg van drainage en de instelling van het drainagepeil dient om deze reden zorgvuldig te worden uitgevoerd. De situatie is per wijk en zelfs per straat afwijkend waardoor geen uniforme uitspraak gedaan kan worden ten aanzien van de doelmatigheid van te treffen maatregelen tegen grondwateroverlast.

Uit onderzoek blijkt dat de mogelijkheden voor het beperken van de huidige ervaren grondwater-onderlast in het Oude Dorp (Centrum) zeer beperkt zijn. Voor dergelijke gebieden zijn op openbaar terrein geen doelmatige maatregelen mogelijk. In deze gebieden moet de grondwaterstand omhoog gebracht worden. Gelet op de geohydrologische situatie is dat alleen mogelijk door de aanleg van infiltratiesloten. Dit is technisch mogelijk maar niet doelmatig en is bovendien niet in te passen in de omgeving. Het infiltreren van afgekoppeld hemelwater is geen doelmatige oplossing.

Ruimtelijke ontwikkelingen

Het bouwen van grote ondergrondse constructies (parkeergages, damwanden, e.d.) mag in de omgeving geen nadelige effecten hebben op de grondwaterstand en –stroming. Dit is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer, bijvoorbeeld een projectontwikkelaar of particulier. De gemeente neemt bij dergelijke trajecten een toetsende rol op zich, voorafgaand aan de vergunningverlening. Voorkómen is beter dan genezen. Bij de planuitwerking van grote ondergrondse constructies kan de gemeente daarom eisen dat door middel van een geohydrologisch onderzoek wordt aangetoond dat er geen sprake is van nadelige effecten van het ondergrondse bouwwerk op de grondwaterstand en –stroming in de omgeving en dat er geen nieuwe grondwaterproblemen ontstaan. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de uitvoeringsfase. Deze toetsing is gerelateerd aan de watertoets, waarin Waternet een adviserende rol heeft. Met deze insteek is de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van grondwaterproblemen nadrukkelijk bij de initiatiefnemer neergelegd.

Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen hanteert de gemeente als richtlijn dat, wanneer wordt gebouwd zonder kruipruimten, een grondwaterstand van 0,5 m beneden maaiveld niet vaker dan 1 keer per 2 jaar wordt overschreden en niet langer dan 5 dagen achtereen. In ons zettingsgevoelig gebied gaat de voorkeur uit naar kruipruimteloos bouwen. Wanneer bij inrichting van het gebied mét kruipruimten wordt gebouwd, geldt als richtlijn dat een grondwaterstand van 0,9 m beneden maaiveld [4] niet vaker dan 1 keer per 2 jaar wordt overschreden en niet langer dan 5 dagen achtereen. Om de toename van kwel [5] te voorkomen danwel te beperken, dienen bestaande slecht doorlatende lagen in de bodem intact te blijven.

Om aan bovenstaande richtlijnen te voldoen, heeft in eerste instantie een natuurlijke afwatering via de bodem en het oppervlaktewater de voorkeur (aanleg van open water en eventueel integraal ophogen). Wanneer dit onvoldoende mogelijk is en/of onvoldoende effectief is, is grondverbetering (verbeteren van waterdoorlatendheid) de eerstvolgende te overwegen optie en daarna een aanpassing van bouwwijze of gebruik. Pas in zeer uitzonderlijke situaties is de aanleg van robuuste ontwateringmiddelen met een minimaal beheer en onderhoud toegestaan (drainage). Bij het ontwerp en de aanleg van eventuele drainage geldt als uitgangspunt dat er vrij (onder vrij verval) kan worden geloosd op het oppervlaktewater; het drainagesysteem mag het grondwaterpeil niet onder het oppervlaktewaterpeil brengen. Het verlagen van het oppervlaktewaterpeil is over het algemeen niet wenselijk.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt per project bekeken hoe en in welke mate kan worden voldaan aan deze richtlijnen; dit is altijd maatwerk.

Rol van de gemeente

De rol die de gemeente op zich neemt wordt helder gecommuniceerd. De bewoners en bedrijven moeten weten waar ze aan toe zijn. Perceeleigenaren worden gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid voor het beperken van grondwateroverlast en –onderlast op het eigen terrein. Meldingen van perceeleigenaren worden afgehandeld met het verstrekken van informatie en eventueel aanvullend onderzoek, tenzij duidelijk is dat grond- of hemelwater geen enkele rol speelt (waterloket Uithoorn). De meeste meldingen kunnen op basis van bestaande kennis direct worden afgehandeld, voor complexere meldingen weten we welke informatie aanvullend nodig is en hoe deze te verkrijgen is. Indien nodig en doelmatig treft de gemeente (op termijn) maatregelen in de openbare ruimte. Om duidelijkheid te verschaffen over de juiste wijze van afhandeling van meldingen over grondwateroverlast en -onderlast, voor zowel de gemeentelijke organisatie als de bewoner, wordt gedurende de planperiode hiervoor een helder protocol opgesteld.

Monitoring

De gemeente monitoort op een aantal plaatsen in Uithoorn de grondwaterstand via een grondwatermeetnet. In de planperiode van GRP-5 wordt de grondwatersituatie in Uithoorn, gekoppeld aan meldingen, metingen en potentiële overlastlocaties, verder in beeld gebracht. Op basis van deze opgedane kennis en ervaring zal aan het einde van de planperiode bovenstaande overwegingen en het protocol worden geëvalueerd, en bij voldoende aanleiding worden bijgesteld.

Kwaliteitsnormen

Bovenstaande ambities en (beleids)keuze voor het grondwater is in het achtergronddocument verder uitgewerkt door middel van het beschrijven van de gewenste technische kwaliteit en de bijbehorende technische kwaliteitsnormen.

5 Waar staan wij nu? De toetsing van de huidige situatie

Om invulling te geven aan haar watertaken beheert de gemeente een aanzienlijk areaal aan riolen, drukleidingen, grote en kleine gemalen, drainage en overige voorzieningen. Dit hoofdstuk geeft een beeld van de omvang van dit areaal, de toestand van de objecten (hoe ligt het erbij?), het functioneren (doet het systeem wat het moet doen?) en de ervaringen van de gebruikers en beheerders (een analyse van waarnemingen en meldingen). Hiervoor is de huidige situatie getoetst aan de kwaliteitskaders voor de ambities en (beleids)keuzes uit hoofdstuk 4.

5.1 Het areaal

De analyse van de aanwezige riolering is voor een groot deel gebaseerd op het rioolbeheerbestand van de gemeente, zoals beschikbaar in januari 2012. In totaal ligt er circa 132 km vrijverval-riolering en ca. 62 km druk- en persriool in de grond. De volgende grafiek geeft de verdeling naar aanlegperiode van de vrijvervalstelsels weer, voor de druk- en persriolen is het jaar van aanleg grotendeels onbekend.

Figuur 5-1: aanlegperiode vrijvervalstelsels.

Hiernaast beheert de gemeente nog een groot aantal objecten zoals 42 gemalen, 4 bergbezinkbassins, 474 pompunits en bijna 10.000 straatkolken. In het achtergrondendocument is hiervan het overzicht opgenomen.

De toestand van de riolen wordt beoordeeld door de binnenzijde met een camera te inspecteren. Van slechts 50% van de vrijvervalriolen is de kwalitatieve toestand in beeld. Een nuancering hierbij is dat van de oudste riolen (aangelegd voor 1960) dit percentage op 82% ligt. In de volgende figuur en tabel is het totaalbeeld van de technische staat van de riolering weergegeven, waarbij is aangegeven of de waarschuwings- of ingrijpmaatstaf wordt overschreden. Conclusie is dat bij een aanzienlijk deel van de riolering maatstaven worden overschreden. Van de 65 km vrijverval riolering met gekoppelde inspectiegegevens verkeert circa 14 km riolering door slijtage (aantasting van de buizen) en schades (scheuren en verzakkingen) en slechte ligging (ophoping vuil) in een slechte staat. Het risico is aanwezig dat op (korte) termijn:

  • Deze riolen instorten;

  • Afvalwater stil blijft staan, met stankoverlast als gevolg;

  • Afvalwater uit de buis loopt, met bodemverontreiniging als gevolg;

  • Grondwater de buis inloopt.

Een belangrijke kanttekening is dat ingrijpmaatstaven niet direct betekenen dat het riool moet worden vervangen. De daadwerkelijk aanpak van de schade is altijd maatwerk. Belangrijke aanname voor nu is dat in de planperiode 70% van de riolen met bekende ingrijpmaatstaven worden vervangen.

 

Stabiliteit

Waterdichtheid

Afstroming

geen inspectie

50%

50%

50%

goed

19%

33%

15%

waarschuwingsmaatstaf

20%

10%

33%

ingrijpmaatstaf

11%

7%

3%

Tabel 5-1: overzicht kwalitatieve toestand

5.2 Resumé van de toetsing

Om de huidige situatie in Uithoorn te kunnen beoordelen heeft een uitgebreide toetsing aan de kwaliteitskaders behorende bij het adequate ambitieniveau plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn samengevat in onderstaande tabel.

Tabel 5-2: resumé van de toetsing.

Het beeld dat uit de toetsing ontstaat is dat op een aantal gebieden het inzicht onvoldoende is om een goed oordeel voor de betreffende kwaliteitsnorm te kunnen vormen. Voor de grondwaterzorgplicht is hiervoor de reden helder; deze zorgplicht is voor de gemeente nieuw sinds de verbreding van de watertaken. Aan de overige facetten wordt in de planperiode van het GRP-5 de nodige aandacht besteedt, om invulling te geven aan het adequate niveau voor de gemeentelijke rioleringszorg.

6 Wat betekent dit? De opgave

De gemeenteraad heeft ervoor gekozen de gemeentelijke watertaken op een adequaat niveau in te willen vullen voor de komende planperiode. Maar wat betekent dit nu? Welke acties en activiteiten gaat de gemeente daarvoor ondernemen? Om het beoogde kwaliteitsniveau te realiseren c.q. handhaven zal de gemeente reguliere beheer- en onderhoudsmaatregelen uit moeten voeren, en, zoals blijkt uit het voorgaande hoofdstuk, voor een aantal facetten het inzicht moeten vergroten. Daarnaast zijn ook eenmalige vervangings- en verbeteringsmaatregelen nodig.

In hoofdstuk vier zijn hiervoor de belangrijke keuzes en prioriteiten voor de komende planperiode beschreven. Hoofdstuk vijf beschrijft de resultaten van de toetsing van de huidige situatie van Uithoorn aan de bijbehorende technische kwaliteitsnormen uit hoofdstuk vier. In dit hoofdstuk zes zijn de benodigde activiteiten die hier uit voortvloeien kort en bondig opgesomd. In het achtergronden-document zijn deze activiteiten nader uitgewerkt en op kosten gezet.

Onderstaande alinea's beschrijven in het kort de activiteiten. De indeling is op basis van de NPR 3220 [6] ingestoken, dus ingedeeld naar de thema’s aanleg, onderzoek, beheer, vervanging en verbetering. Veel taken worden door de gemeente Uithoorn adequaat en doelmatig ingevuld. In bijlage 3 van het achtergronddocument is een activiteitenlijst in meer detail opgenomen, waarin per activiteit de jaarlijkse budgetten voor de planperiode 2013-2017 zijn weergegeven.

6.1 Aanleg

De kosten voor de nieuwe aanleg van riolering bij nieuwbouw of inbreidingslocaties wordt gedekt vanuit de grondexploitatie. Bij nieuwe aanleg heeft de gemeente een meer toetsende rol. Hiervoor wordt een Technisch Normenkader opgesteld en in de organisatie geïmplementeerd, en controleert de gemeente de initiatiefnemers van ontwikkelingen. De personele inzet voor de toetsende rol is ondergebracht in het thema ‘beheer – regulier’. De jaarlijkse uitbreiding omvat naar verwachting circa 150 woningen per jaar, wat overeenkomt met een uitbreiding van het areaal met circa 2,7 km riolering.

6.2 Onderzoek

Vanuit de nulmeting wacht de gemeente een behoorlijke onderzoeksinspanning voor het op orde brengen en houden van de benodigde gegevens en het verkrijgen van de juiste informatie en kennis. Op veel aspecten ontbreekt op dit moment het inzicht om een toetsing uit te voeren. De inspanning richt zich met name op de monitoringstrajecten van de gemengde riolen en het grondwater, en het op orde brengen van de gegevens om later het functioneren van de rioolstelsels te toetsen. Het totale onderzoeksbudget is geraamd op €106.000 voor 2013.

6.3 Beheer - regulier

Onder het reguliere beheer vallen activiteiten zoals het reinigen en inspecteren van de riolen. Bij een adequaat niveau past een intensiever regime van reinigen en inspecteren (momenteel is dit 1x per 14 jaar) en het wegwerken van gegevensachterstanden. Hierbij hoort ook een meer planmatige aanpak met het opstellen en jaarlijks actualiseren van een rioolbeheerplan waarin het reguliere beheer van alle objecten (voor stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater) wordt beschreven. Dit vergt meer personele capaciteit, hier is in het volgende hoofdstuk aandacht aan besteed.

Een andere belangrijke kostenpost is het beheer en onderhoud van de gemalen, pompunits en drukriolering in het buitengebied. Voor de aansturing wordt gebruik gemaakt van het telemetriesysteem. Daarnaast zijn er kosten voor het straatvegen en het kolkenzuigen, welke vanaf nu voor 50% aan de rioleringszorg worden toegeschreven. Dit betreft een totaalbedrag van ongeveer €50.000,-. Het totale budget voor het reguliere beheer is begroot op €899.169 voor 2013.

6.4 Beheer - vervanging

Onder deze noemer vallen de investeringen voor het vervangen van oude objecten die slecht functioneren, waarbij het functioneren van het systeem niet wordt aangepast. Voor de gemeente Uithoorn bestaat het grootste deel hiervan uit de vrijvervalriolen waarvoor op basis van inspecties is geconcludeerd dat er ingrijpmaatstaven aanwezig zijn. Overigens leiden niet alle ingrijpmaatstaven tot daadwerkelijke rioolvervanging, ook een kleine reparatie of lokale oplossingen zijn mogelijk.

Vooralsnog is de aanname dat 70% van de slechte riolen daadwerkelijk wordt vervangen. Met deze aanname komt het investeringsniveau op het beoogde niveau van het GRP-4. Dit is tevens een percentage dat volgt uit expertise van Oranjewoud; het blijft echter een inschatting. Door de intensivering van het inspectieregime en het uitvoeren van maatregeltoetsen wordt in 2013 en 2014 dit percentage beter onderbouwd. Indien blijkt dat het sterk afwijkt, is het zinvol de koers van dit GRP te herijken.

Na de planperiode (vanaf 2017) zijn de vervangingsinvesteringen gebaseerd op de leeftijd en de aannames voor de levensduur (50 jaar voor de infrastructuur, 15 jaar voor de elektro-mechanische onderdelen). De pieken hierin zijn afgevlakt door uit gaan van 7-jarige gemiddelden. Onderstaande grafiek geeft het beeld voor de planperiode en de lange termijn weer. Door het verder professionaliseren van ons gegevensbeheer verwachten we dat de piek na de planperiode van dit GRP in werkelijkheid verder zal afvlakken.

Tabel 5 2: resumé van de toetsing

Het totale investeringsbudget voor de vervangingen is €2.531.832 voor 2013. Dit budget komt niet direct ten laste van de begroting, maar wordt verrekend over een langere termijn met afschrijving en rente.

6.5 Beheer - verbetering

Onder deze noemer vallen de investeringen voor het vervangen van de objecten waarbij het functioneren van het systeem wel wordt aangepast, bijvoorbeeld voor de vermindering van de vuilemissie of voor de aanpak van overlast. Voor de planperiode 2013 - 2017 is voor de volgende aspecten budget opgenomen.

  • het afkoppelen van 0,5 ha verhard oppervlak per jaar, gedurende de planperiode 2013-2017 (in totaal €500.000,-, oftewel €100.000,- per jaar).

  • maatregelen voor de aanpak van grondwateroverlast (jaarlijks €30.000,-).

  • afhankelijk van de verkenning met Waternet dienen mogelijkerwijs lozingsopbjecten te worden aangesloten op de gemeentelijke riolering (vooralsnog is rekening gehouden met een investering van €50.000 in 2013 en €50.000 in 2014).

Ook de lasten van deze investeringen worden verrekend over een langere termijn met afschrijving en rente. In de planperiode van dit GRP wordt in vergelijking met de planperiode van GRP-4 minder geïnvesteerd in verbetering van het bestaande rioolsysteem.

6.6 Facilitair

Tot slot is het thema facilitair. Onder deze noemer zijn ondergebracht de inningskosten voor de rioolheffing, abonnementskosten en de kosten voor stroom en telefonie. De inning van de rioolheffing gebeurt in 2013 en opvolgende jaren vanuit Amstelveen. Het totale budget voor dit thema is begroot op €199.962 voor 2013.

7 Wat hebben we daarvoor nodig? Organisatie en financiën

"Financieel gezond " is een belangrijk thema in de toekomstvisie van de gemeente Uithoorn. De opgave zoals geschetst heeft consequenties voor de hoogte van de rioolheffing en de personele organisatie. Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten en conclusies voor beide aspecten.

Voorwaarde bij de uitwerking van het GRP-5 is te blijven voldoen aan de op dat moment geldende financiële kaders.

7.1 Uitwerking van de personele middelen

Deze paragraaf geeft het beeld van de personele middelen. Hoeveel fte is momenteel aanwezig, en hoeveel is er nodig voor het uitvoeren van de strategie? Onderstaande tabel geeft een overzicht van de geraamde en de aanwezige personele inzet.

Tabel 7-1: calculatie personele inzet.

Uitganspunt 1550 productieve uren per jaar.

 

raming GRP 2009-2012

aanwezig 2012

raming 2013 e.v.

Binnendienst

3,0 fte

3,1 fte

3,8 fte

Buitendienst

0,3 fte

0,4 fte

0,4 fte

Totaal

3,3 fte

3,5 fte

4,2 fte

NB: bovenstaande waarden zijn in lijn met de kentallen uit de Leidraad Riolering, module D2000.

Huidige situatie

De voorbereiding, uitvoering en begeleiding van rioleringsprojecten wordt voor een groot deel uitbesteed aan derden. Voor de rioleringszorg zijn in totaal 3,5 fte beschikbaar. In het GRP-4 was rekening gehouden met een benodigde bezetting van 3,3 fte. De werkelijke bezetting komt vrijwel overeen met de geraamde bezetting uit het GRP-4. Toch wordt in de praktijk de werkdruk als hoog ervaren.

Tabel 7-2: calculatie personele inzet.

ANALYSE HUIDIG Exploitatie 2009-2012

 

 

afdelingsnaam

tariefgroep

inzet uren/jaar

binnen/buiten

advies & ondersteuning

83

1483

binnendienst

Beheer

60

419

buitendienst

projecten

83

3309

binnendienst

wijkzaken

60

200

buitendienst

 

 

 

 

TOTAAL BINNENDIENST

 

3,09

fte

TOTAAL BUITENDIENST

 

0,40

fte

Ontwikkelingen 2013-2017

De volgende tabellen geven het beeld van de benodigde personele middelen, op basis van aannames voor de personele inzet per activiteit. De insteek hierbij is dat de gemeente veel werkzaamheden door externe partijen laat uitvoeren. Uitzondering hierop is de intensiveringsslag in het gegevensbeheer en het beoordelen van de inspecties (de maatregeltoets). De kennis hiervoor wil de gemeente graag zelf in huis halen en houden. Hiervoor is een uitbreiding van 0,4 fte noodzakelijk. Daarnaast wordt verwacht dat de samenwerking via het platform BOWA zal leiden tot een vermindering van de personele kwetsbaarheid en een verdere versterking van de kwaliteit.

Voor de vervangings- en verbeteringsprojecten geldt dat het benodigde budget voor vervanging en verbetering van riolering is verhoogd. Daarnaast is ook het percentage voor voorbereiding, toezicht en advies verhoogd van 15% naar 20%, zoals reeds is vastgesteld in de financiële uitgangspunten bij dit GRP-5. Dit leidt tot een stijging van de bijbehorende personeelskosten. De gemeente kiest ervoor om, net als in de planperiode van GRP-4, de personeelskosten voor de uitvoeringskosten (10%) voor 100% buiten de deur te blijven zetten. De personeelskosten voor voorbereiding, toezicht en advies worden, net als in de planperiode van GRP-4, voor 60% verzorgd door externe partijen; voor de gemeente wordt een percentage aangehouden van 40%. Dit resulteert in een toename van 0,3 fte voor de vervangings- en verbeteringsprojecten.

De totale benodigde omvang van de gemeentelijke organisatie voor de rioleringszorg neemt hierdoor toe met 0,7 fte. De wijze van invulling van de uitbreiding van de personele bezetting wordt nog nader bepaald.

Tabel 7-2: personele inzet planperiode GRP-5.

Overzicht binnendienst

2013

2014

2015

2016

2017

AANLEG (personeel niet onder rioleringszorg

-

-

-

-

-

ONDERZOEK (personeel onder regulier)

-

-

-

-

-

BEHEER - REGULIER

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

BEHEER - VERVANGING

1,4

1,4

1,4

1,4

1,4

BEHEER - VERBETERING

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

FACILITAIR (incasso en perceptie, niet als uren)

-

-

-

-

-

Totaal

3,8

3,8

3,8

3,8

3,8

Overzicht buitendienst

2013

2014

2015

2016

2017

AANLEG

-

-

-

-

-

ONDERZOEK

-

-

-

-

-

BEHEER - REGULIER

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

BEHEER - VERVANGING

-

-

-

-

-

BEHEER - VERBETERING

-

-

-

-

-

FACILITAIR

-

-

-

 

-

Totaal

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

De benodigde personele inzet voor de nieuwe, eerste aanleg van riolering, zoals bij uitbreidingswijken, komt niet ten laste van de rioolheffing en is niet opgenomen in de calculaties van het GRP-5. De benodigde menskracht komt wel ten laste van de personele organisatie, maar wordt gedekt vanuit de grondexploitatie.

7.2 Kostendekking

Huidige situatie

Uit de evaluatie van de investeringsuitgaven blijkt dat de beschikbare financiële middelen

volledig zijn benut. Het saldo van de bestemmingsreserve riolering is in de planperiode afgenomen van bijna € 2 miljoen naar circa € 1,4 miljoen (de stand per 1-1-2012), en loopt naar verwachting verder terug naar €1,1 miljoen per 1-1-2013.

Verordening rioolheffing 2012

Artikel 2 lid 1: Belastingplicht

De belasting wordt geheven met:

  • a.

    een vast bedrag voor de eerste vijfhonderd (500) kubieke meters afgevoerd afvalwater, respectievelijk voor een gedeelte daarvan indien minder dan vijfhonderd (500) kubieke meters wordt afgevoerd;

  • b.

    een variabel bedrag voor de hoeveelheid afvalwater die boven vijfhonderd (500) kubieke meters wordt afgevoerd;

  • c.

    een vast bedrag voor de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde de structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 5: Tarieven

  • a)

    Het vaste bedrag als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a en c, bedraagt per eigendom per jaar € 186,72;

  • b)

    Het variabele bedrag als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, bedraagt per eigendom per jaar per kubieke meter afvalwater € 1,07.

Heffingseenheden

Het aantal heffingseenheden voor 2013 is aangehouden op 13.651. Tot en met 2017 is voorzien in een areaaluitbreiding met in totaal 750 woningen (150 woningen per jaar). Vakantiewoningen worden aangeslagen voor half tarief (92 stuks). Dit is als correctie van 46 eenheden in mindering gebracht op het aantal heffingseenheden.

Voor de variabele heffingsgrondslag is een jaarlijks vast bedrag opgenomen van €125.000,-.

Met ingang van 1 januari 2014 worden ook afzonderlijke (delen van) percelen die alleen hemel- en/of grondwater (direct of indirect) voor verwerking aan de gemeente aanbieden (voornamelijk garageboxen en mogelijk ook parkeerplaatsen) aangeslagen voor de rioolheffing. Deze uitbreiding van het aantal heffingseenheden en het tarief wordt in 2013 verder uitgewerkt en voorbereid. Voor nu is de aanname gedaan dat de opbrengsten hiervan vanaf 2014 jaarlijks €75.000,- bedragen. Hiernaast is rekening gehouden met frictiekosten, zoals de behandeling van bezwaarschriften. Deze kosten, €2.500,- in 2013 en €5.000,- in 2014 en 2015, komen ten laste van de algemene middelen.

Uitgangspunten

Het beleid van de gemeente is dat de lasten voor de rioleringszorg voor 100% gedekt worden door de rioolheffing, met een sluitende begroting voor een gezonde financiële situatie. De lasten worden gevormd door de exploitatielasten, personeellasten en de berekende rente en afschrijving van de uitgevoerde én de komende investeringen (de kapitaallasten).

Jaarlijks beschouwt de gemeente de balans, inclusief mutaties op de reserve riolering. Met de vaststelling van de financiële uitgangspunten is besloten dat bij de berekening van de rioolheffing in deze planperiode weer wordt uitgegaan van de begrote exploitatie- en kapitaallasten in het betreffende jaar. Eventuele tekorten of overschotten worden bij de jaarrekening geëgaliseerd met de reserve riolering.

De kosten van de nieuwe taken van de brede rioolheffing (nieuwe hemel- en grondwatermaatregelen) worden in 2013 en 2014 geheel ten laste van de thans beschikbare reserve riolering gebracht. De benodigde budgetten die nu voorliggen zijn nu nog niet geïndexeerd; dit gebeurt steeds in het jaar waarin het tarief voor de rioolheffing voor het opvolgende jaar wordt bepaald. Een uitgebreider overzicht van de uitgangspunten voor het kostendekkingsplan van dit GRP is verwerkt in het Achtergronddocument.

7.3 Ontwikkeling rioolheffing

Ontwikkeling rioolheffing 2008-2012

De lasten worden volledig gedekt vanuit de rioolheffing. Een geringe opbrengst volgt nog vanuit de verfijningsregeling riolering, of uit mogelijke subsidies van derden. De huidige rioolheffing (€186,72 voor 2012) is gebaseerd op een dekkingspercentage van 100% met gebruikmaking van de reserve.

De stijging van de rioolheffing is achtergebleven bij de voorgestelde koers uit het GRP-4. Dit komt voort uit een wijziging in 2009 in de toerekening van de kapitaallasten van de rioleringsinvesteringen en uit tussentijds gerealiseerde besparingen.

Onderstaande tabel toont de verschillen. Voor het jaar 2012 is de rioolheffing ruim €17 lager dan beoogd.

Tabel 7-1: ontwikkeling rioolheffing

jaar

Beoogde koers rioolheffing GRP-4

werkelijk tarief

2008

 

€ 134,52

2009

€ 157,56

€ 157,56

2010

€ 172,44

€ 166,68

2011

€ 188,76

€ 174,84

2012

€ 204,48

€ 186,72

Ontwikkeling rioolheffing 2013-2017

Gezien de situatie in de gemeente, en het beperkte inzicht in de kwaliteitstoestand van de riolering, wordt het weinig zinvol geacht een lange doorkijk te maken voor de ontwikkeling van de rioolheffing. De onzekerheden zijn dermate groot dat risico’s voor de lange termijn niet goed in te schatten zijn. De volgende tabel geeft de ontwikkeling van de rioolheffing en de reserve riolering weer.

Tabel 7-2: ontwikkeling rioolheffing en rioleringsreserve

jaar

GRP 2013-2017 optimale benutting middelen

 

rioolheffing

mutatie in €

mutatie in %

stand reserve einde jaar

2013

€ 199,68

€ 12,96

+7%

€ 888.154

2014

€ 199,68

€ 0,00

0%

€ 633.469

2015

€ 211,66

€ 11,98

+6%

€ 360.679

2016

€ 224,36

€ 12,70

+6%

€ 177.355

2017

€ 237,82

€ 13,46

+6%

€ 78.318

In de bovenstaande tabel is te zien dat de reserve wordt ingezet. Enerzijds voor het bekostigen van de nieuwe taken behorend bij de nieuwe taken voor de zorgplichten hemelwater en grondwater. Deze budgetten zijn begroot op €56.380,- in 2013 en €56.188,- in 2014. Anderzijds is een benutting van de reserve gebaseerd op een ingroei in de heffing. Hierbij wordt verwezen naar eerdere besluiten van de raad. Omdat de raad heeft aangegeven dat het totaal van de lokale heffingen OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing in 2014 met niet meer dan de inflatie mag stijgen, wordt voor 2014 een stijging van de rioolheffing voorgesteld van 0% (excl. inflatie).

In de planperiode wordt de reserve niet volledig benut. In theorie is een verdere ingroei mogelijk en kan voor sec de planperiode worden volstaan met een iets lagere stijging van de rioolheffing. In de eerste jaren na de planperiode van GRP-5 zullen de kosten voor rente en afschrijving echter blijven oplopen. De stijging van de lasten zal zich naar verwachting doorzetten. Om een al te sterke stijging van de rioolheffing na de planperiode van GRP-5 te voorkomen, is het wenselijk hier een deel van de reserve riolering voor beschikbaar te houden. Hiervan uitgaande is in de planperiode van GRP-5 voorzien in een stijging van de rioolheffing van 6% per jaar (exclusief inflatie) in de jaren 2015 – 2017.

Het daadwerkelijke tarief van de heffing wordt pas definitief vastgesteld bij het opstellen van de begroting. Onder andere het jaarlijks op te stellen operationeel jaarplan kan aanleiding geven tot het bijstellen van de koers.

Ontwikkeling riooluitgaven op de lange termijn 2013-2055

De volgende grafiek geeft een beeld van de componenten waaruit de lasten zijn gevormd, voor de lange termijn (2013 – 2055). Onderscheid is gemaakt in de kapitaallasten van de investeringen uit het verleden (tot en met 2012) en de nieuwe kapitaallasten van de investeringen daarna. Voor het benodigde investeringsvolume met bijbehorende lasten binnen de planperiode van GRP-5 is uitgegaan van de beschikbare inspectieresultaten. Voor het benodigde investeringsvolume met bijbehorende lasten na de planperiode van GRP-5 is uitgegaan van de theoretische technische levensduur van de riolering.

Gezien de leeftijdsopbouw van de riolering is een forse stijging van de uitgaven na de planperiode van GRP-5 te verwachten (zie figuur 7.2). De kosten en daarmee de rioolheffing zouden op basis van de theoretische levensduur van de riolering na de planperiode van GRP-5 fors stijgen. De prognoses voor deze langere termijn zijn nu echter nog erg onzeker. Wel is de verwachting dat door nu in te zetten op het verder professionaliseren van het gegevensbeheer hierdoor de te verwachten vervangingspiek na de planperiode van GRP-5 kan worden afgevlakt, en dat daarmee ook de stijging van de lasten kan worden afgevlakt. De verwachting is dat hierdoor de stijging van de rioolheffing in de jaren 2018 t/m 2026 kan worden beperkt tot jaarlijks 4% (excl. inflatie) en dat daarmee alle kosten in deze jaren kunnen worden gedekt. Het negatief worden van de reserve, zoals nu uit de kostendekkingsberekening uit bijlage 6 van het achtergronddocument naar voren komt, zou dan niet optreden doordat naar verwachting de investeringskosten in de praktijk gelijkmatiger over de jaren worden verdeeld.

Figuur 7-1: ontwikkeling lasten lange termijn

Conclusie

De conclusie is dat de in het GRP-4 voorgenomen strategie voor de tariefontwikkeling moet worden bijgesteld. Dit komt deels voort uit nieuwe taken voor de nieuwe zorgplichten, deels uit het verder professionaliseren van het gegevensbeheer en deels uit een realistischere wijze van prognosticeren van de kosten binnen de planperiode van GRP-5 en grotendeels uit het bijstellen van het aantal heffingseenheden. Na de planperiode zullen de lasten verder oplopen. Om pieken in de stijging van de rioolheffing en het totaal van de lokale heffingen te voorkomen, wordt voorgesteld de rioolheffing in de jaren 2015 – 2017 jaarlijks met 6% te laten stijgen en de reserve riolering te gebruiken voor een ingroei in de heffing. Het tarief van de heffing wordt pas definitief vastgesteld bij het opstellen van de begroting.

8 Wat spreken wij af? Adviezen en besluiten

8.1 Ambtelijk advies

Het GRP-5 geeft inzicht in de omvang, het functioneren en de kwaliteitstoestand van de voorzieningen waarmee de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor het stedelijk afval-, hemel- en grondwater. Het GRP-5 beschrijft de beleidskaders, de strategie end e activiteiten voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater in de gemeente Uithoorn voor de periode 2013-2017, en geeft een visie op de gemeentelijke watertaken voor de lange termijn.

De ambtelijke voorbereiding en uitwerking is verzorgd door de projectgroep, bestaande uit medewerkers van de gemeente Uithoorn, Waternet, de provincie Noord-Holland en Oranjewoud.

Het ontwerp GRP-5 schetst het proces en geeft de taken en verplichtingen van de gemeente weer. Het GRP-4 (2008-2012) is geëvalueerd en leerpunten hieruit zijn benoemd. De huidige situatie is in beeld gebracht en getoetst aan de kwaliteitskaders.

De prioriteiten en de strategie voor de komende planperiode 2013 -2017 zijn geformuleerd, als uitwerking van de ambitieniveau die de gemeenteraad in het voorjaar van 2012 heeft vastgesteld en de keuzes die de raad in het najaar van 2012 heeft gemaakt bij het vaststellen van de begroting 2013. Deze besluiten zijn richtinggevend geweest. De raad heeft hierbij uitdrukkelijk de opdracht meegeven om bij de uitwerking te blijven voldoen aan de op dat moment geldende financiële kaders van de raad. Door voor alle drie de zorgplichten in te zetten op het ambitieniveau ‘adequaat’, blijven de (financiële) risico’s beperkt en hanteerbaar en wordt invulling gegeven aan de wens van een ‘financieel gezond Uithoorn’.

Activiteiten zijn in dit GRP-5 benoemd. De verdere uitwerking, evaluatie en monitoring van de voortgang vindt plaats in het jaarlijks op te stellen Rioolbeheerplan en Operationeel Jaarplan. Verder vindt periodiek overleg plaats met AGV, conform het ‘Handboek Stedelijk Afvalwater’ en de afspraken binnen het BOWA.

De consequenties voor de rioolheffing zijn in beeld gebracht. Het advies is de huidige koers voor de tariefsontwikkeling te herzien, en in de jaren 2015 – 2017 een geleidelijke stijging met 6% door te voeren.

8.2 Reacties inspraakprocedure

Het ontwerp-GRP-5 is in december 2012 overhandigd aan het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De Provincie Noord-Holland heeft aangegeven dat op grond van de eind 2012 aangenomen Wet revitalisering generiek toezicht het Ontwerp-GRP niet maar aan haar hoeft te worden voorgelegd.

Na vaststelling van het GRP door de gemeenteraad wordt het plan ter inzage gelegd aan bewoners van de gemeente Uithoorn. Dit wordt kenbaar gemaakt door publicaties in de lokale media en op de website van de gemeente.

8.3 Bestuurlijke besluiten

Collegebesluit

Het college van B&W heeft op 5 februari 2013 besloten het ontwerp-GRP ter vaststelling voor te leggen aan de gemeenteraad en de gemeenteraad voor te stellen de werkelijke vaststelling van de rioolheffing te betrekken bij het opstellen van de begroting (paragraaf lokale heffingen) voor het desbetreffende jaar.

Raadsbesluit

De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 maart 2013, nr. RV13.13, en gelet op de verplichtingen in de Wet milieubeheer en de Waterwet en de hier uit voort- vloeiende beleidsvrijheid voor de invulling van de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater, besloten:

  • 1.

    Het Ontwerp Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP-5) vast te stellen.

  • 2.

    De werkelijke vaststelling van de rioolheffing te betrekken bij het opstellen van de begroting (paragraaf lokale heffingen).

Figuren, tabellen en illustraties bij GRP 5

GRP-5 Uithoorn 2013-2017, Achtergronddocument tot pag. 52

GRP-5 Uithoorn 2013-2017, Achtergronddocument pag. 52-105

Voetnoten

[1]

NEderlandse Norm (NEN) 3399: Buitenriolering - Classificatiesysteem bij visuele inspectie van objecten.

[2]

NEderlandse Norm (NEN) 3398: Buitenriolering - Onderzoek en toestandsbeoordeling van objecten.

[3]

Het hoogteverschil tussen het peil in de ontwateringmiddelen en de grondwaterstand daartussen in een afvoersituatie.

[4]

De vereiste grondwaterstand van 0,9 m beneden maaiveld bij kruipruimten is opgebouwd uit een vloerpeil van 0,1 m boven maaiveld, een 0,2 m dikke begane grondvloer, een 0,5 m hoge kruipruimte en 0,3 m voor capillaire opstijging.

[5]

Kwel is grondwater dat onder druk uit de grond komt. De druk komt voort uit hoogteverschillen in (grond)waterspiegels.

[6]

Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) 3220: ‘Buitenriolering, beheer’.