Natuur in Beeld, Natuurkaart Uithoorn, 2005

Geldend van 12-10-2006 t/m heden

Intitulé

Natuur in Beeld, Natuurkaart Uithoorn, 2005

Voorwoord

Dit rapport presenteert de nieuwe natuurkaart voor de gemeente Uithoorn. Er wordt een actueel overzicht gegeven van de huidige natuurwaarden die binnen de gemeente aanwezig zijn. Tevens wordt een visie gepresenteerd op de gewenste ontwikkeling ten aanzien van natuur voor de komende jaren, uitmondend in concrete maatregelen.

Tot slot wordt een handleiding geboden voor de toepassing van de Flora- en faunawet bij beheer en ruimtelijke ingrepen. Achterliggende gegevens zijn in een separaat bijlagenrapport opgenomen.

Deze studie is in opdracht van de Gemeente Uithoorn door Bureau Waardenburg uitgevoerd. Het projectteam van Bureau Waardenburg bestond uit:

Martijn Veen projectleider

Wendy van Gijssel medewerker inrichting en beheer

Paul Boddeke flora- en faunadeskundige

Lieuwe Anema GIS-specialist

Het concept werd bij Bureau Waardenburg intern becommentarieerd door Annelies Koopman (specialist Flora- en faunawet) en Martien Meijer (senior ecoloog).

Begeleiding vanuit de Gemeente Uithoorn werd uitgevoerd door mevrouw Caro Hollebeek en Arnoud Janson. Tevens vond een aantal malen overleg plaats met een voor dit project opgestelde klankbordgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van Stichting Landschap Noord-Holland, DWR, IVN, Groengroep Uithoorn en Gemeente Uithoorn. In de klankbordgroep werden ideeën geïnventariseerd over de gewenste invulling van de natuurkaart en de in het gebied aanwezige natuurwaarden, knelpunten en kansen. Wij bedanken opdrachtgever en klankbordgroep voor hun bijdrage aan de totstandkoming van dit rapport. Ook willen wij hierbij de diverse particuliere vrijwilligers bedanken voor hun waardevolle commentaar en aanvullingen.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Een visie op de ecologische structuur binnen de Gemeente Uithoorn is van groot belang om toekomstige ruimteclaims binnen de gemeente te kunnen toetsen vanuit een ecologisch perspectief en om toekomstige plannen ten aanzien van natuurontwikkeling richting te kunnen geven.

De natuurkaart van de Gemeente Uithoorn dateert uit 1994. Deze nota is een gezamenlijk product van de Milieufederatie Noord-Holland en de Groengroep Uithoorn. In de tussentijd is deze natuurkaart achterhaald geraakt door nieuwe ontwikkelingen op het gebied van beheer, ecologische verbindingen en ruimtelijke ordening. Ook hebben veranderingen plaatsgevonden in voorkomende flora en fauna binnen de gemeente. Daarnaast is de regelgeving veranderd door de introductie van de Flora- en faunawet in 2002. Voortaan dient bij ruimtelijke ingrepen strikter dan voorheen rekening te worden gehouden met het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren. De natuurkaart kan hiervoor belangrijke basisinformatie bieden. Een actualisatie van de natuurkaart is in verband hiermee echter noodzakelijk.

De Gemeente Uithoorn heeft aan Bureau Waardenburg gevraagd de natuurkaart te actualiseren. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd.

Er wordt een overzicht gegeven van de bestaande natuurwaarden in Uithoorn en een visie op de gewenste ontwikkeling voor de komende jaren, uitmondend in concrete maatregelen. Tevens wordt een handleiding geboden voor de toepassing van de Flora- en faunawet bij beheer en ruimtelijke ingrepen.

1.2 Natuur voor mensen, mensen voor natuur

Mensen voor natuur

De toenemende stedelijke druk en versnippering heeft geleid tot een verarming van de natuur in ons land. Het opwerpen van barrières gaat onverminderd door, leefgebieden voor planten en dieren worden steeds kleiner en de mogelijkheden tot verplaatsing (migratie en dispersie) nemen af. Vaak gaat dat ten koste van de meer kwetsbare soorten, die vaak juist typerend en uniek zijn. Voor de duurzame instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van natuurwaarden is op nationaal niveau de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen. Deze is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Voor de gemeente Uithoorn is de PEHS van de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland van belang (zie § 3.1). De ecologische structuur van Uithoorn reikt echter verder dan de gebieden en verbindingen die in de PEHS zijn opgenomen. Ook daarbuiten gelegen groengebieden en verbindingen hebben een ecologische betekenis. In ‘Natuur in Beeld’ wordt aandacht besteed aan de natuurwaarden op het gehele grondgebied van de gemeente Uithoorn. Verschillende typen groengebieden worden in beeld gebracht, waarbij kenmerkende, beschermde soorten worden beschreven. Dit biedt tevens de basis op grond waarvan een visie en maatregelen worden uitgewerkt ter versterking van de natuurwaarden.

Natuur voor mensen

Behoud en versterking van (samenhang in) de ecologische structuur van Uithoorn is niet alleen van belang voor de flora en fauna, maar ook voor de mens. Een belangrijke rol van de natuur in de stad is zonder meer de veraangenaming van de woon- en werkomgeving, de verhoging van de leefbaarheid. Het stedelijk groen speelt bovendien een belangrijke rol in de primaire behoefte van de mens naar het kennen en kunnen plaatsen van de eigen leefomgeving. Gebiedseigen groen draagt bij aan de identiteit van een plek: de genius loci.

1.3 Doelstelling en opzet rapport

De Natuurkaart Uithoorn dient een middel te zijn om de binnen de gemeentegrenzen aanwezige natuurwaarden inzichtelijk te maken, te waarborgen en waar mogelijk te versterken. De natuurkaart bestaat allereerst uit een inventarisatiegedeelte, waarin bestaande beleidskaders en natuurwaarden (typen groengebieden en kenmerkende soorten) in kaart worden gebracht. Vervolgens wordt in de natuurkaart de visie verwoord voor de ontwikkeling van ecologische infrastructuur in de komende jaren, met een plantermijn van ca. 15 jaar, waarbij tevens een overzicht wordt gegeven van knelpunten en kansen. De visie wordt tot slot vertaald naar een uitvoeringsprogramma met concrete inrichtings- en beheersmaatregelen.

De natuurkaart schept tevens een kader voor de uitvoering van de Flora- en faunawet, voor zover deze betrekking heeft op beheer en ruimtelijke ingrepen. De natuurkaart geeft daarbij het kader op grotere schaal. In het kader van concrete planvorming zal het nodig blijven om gedetailleerde gebiedsinformatie te verkrijgen, de effecten op beschermde flora en fauna in kaart te brengen en op basis daarvan een ontheffing aan te vragen in het kader van de Flora- en faunawet. Met de nieuwe natuurkaart zullen dergelijke onderzoeken eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd, omdat door middel van de natuurkaart veel gegevens over voorkomende flora, fauna en beschermde soorten beschikbaar zijn gemaakt en op inzichtelijke wijze in kaart gebracht.

Voorliggende rapportage betreft het hoofdrapport. Achterliggende inventarisatiegegevens en gebiedsbeschrijvingen zijn in een separaat bijlagenrapport opgenomen.

2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ligging

De gemeente Uithoorn ligt in het zuiden van de provincie Noord-Holland, nabij plaatsen als Aalsmeer, Amstelveen, Jacobswoude, Nieuwveen en Mijdrecht. Uithoorn ligt tussen de Westeinderplassen en de Vinkeveense Plassen (beide kerngebied binnen de Noord-Hollandse PEHS) en wordt aan de zuidoostzijde begrensd door de rivier de Amstel en aan de zuidwestzijde door de rivier de Drecht. In het noordoosten wordt de gemeente begrensd door de Randweg en de Hollandse Dijk en in het noordwesten door de N231 en de Hoofdtocht. De N201 doorsnijdt de bebouwing van Uithoorn. Deze provinciale weg loopt van Haarlem naar Hilversum via Uithoorn en Mijdrecht. In de toekomst zal de N201 ten noorden van Uithoorn komen te liggen. Verder is nabij het oude centrum het natuurgebied Zijdelmeer aanwezig, een kerngebied van de PEHS. Daarnaast zijn er twee forten in de gemeente aanwezig: Fort De Kwakel en Fort aan de Drecht. Zij vormen een onderdeel van de Stelling van Amsterdam.

Woonwijken

Uithoorn is gelegen in een gebied dat van oorsprong moeras was. De kern Uithoorn is opgebouwd uit een aantal woonwijken: het ‘oude’ dorpscentrum aan de Amstel, Thamerdal (±1960), Zijdelwaard (±1970), De Legmeer (±1975), Meerwijk-Oost (±1985) en Meerwijk- West (±1995). De woonwijken Thamerdal, Zijdelwaard en De Legmeer zijn gebouwd in uitgeveende en daarna drooggelegde veenplassen. De woonwijk Meerwijk is gebouwd op de zogenaamde bovenlanden, het niet-afgegraven moerasveen. In het oude dorpscentrum zijn weinig waterelementen aanwezig. In Thamerdal, Zijdelwaard en De Legmeer zijn watergangen aangelegd voor het drooghouden van de wijken en voor de opvang van water vanuit riooloverstortingen. Bij aanleg van Meerwijk zijn de bestaande hoofdtochten zoveel mogelijk bewaard gebleven. Hierdoor heeft de wijk een waterrijk karakter.

Het landelijke De Kwakel bestaat uit een lintbebouwing van eensgezinshuizen langs enkele polderdijkjes, de wijk De Kuil en een poldergebied met land- en tuinbouw. De naam van het gebied is ontleend aan ‘Kwakel’: een hoge smalle voetbrug, die men voorheen veel in dit gebied kon aantreffen. De Kwakel wordt doorkruist door de Ringvaart.

2.2 Landschap en cultuurhistorie

De aanwezige natuurwaarden in de gemeente Uithoorn worden voor een belangrijk deel bepaald door de landschappelijke ligging en ontstaansgeschiedenis van het gebied. Vandaar dat hier wordt ingegaan op de in het gebied aanwezige landschappelijke eenheden, het ontstaan en de ontwikkeling hiervan, en op de cultuurhistorische waarden die in het gebied aanwezig zijn.

De gemeente Uithoorn bevindt zich op de overgang van droogmakerijen naar het veenweidegebied. Figuur 2.2 geeft hiervan een overzicht. Deze figuur is overgenomen uit het Amstelgroen Gebiedsperspectief.

Het veenweidegebied wordt hierin aangeduid als ‘veenrivierengebied’.

Droogmakerijen

bevinden zich in het noordelijk en noordwestelijk deel van Uithoorn. Het gebied staat onder zeer hoge druk van verstedelijking (glastuinbouw, wonen en werken) met een onduidelijke en rommelige ruimtelijke structuur met in de huidige situatie een lage recreatieve waarde. Linten en tochten vormen aanknopingspunt voor ecologische en recreatieve routes.

Het veenweidegebied

bevindt zich in het zuidelijk en zuidoostelijk deel van Uithoorn. Het gebied kenmerkt zich door een agrarisch karakter, openheid en relatief lage dynamiek. In delen van deze polders is een functieverandering voorgesteld (van agrarisch beheer naar meer natuurlijk beheer). Rivieren, dijken en het (historisch) verkavelingspatroon zijn kenmerkend voor het veenweidegebied en vormen goede aanknopingspunten voor (ecologische) verbindingen.

Uithoornse polder, veenplassen en droogmakerijen

Het veengebied van de Uithoornse Polder bestaat uit onverveend bovenland dat sporen draagt van het oude land ten tijde van de middeleeuwen. Toen de eerste ontginners rond 1100 het gebied introkken, troffen zij een waterrijk veenlandschap aan dat door natuurlijke riviertjes doorsneden werd. Men startte met het ontginnen van de hoger gelegen kleiige oevers van de natuurlijke waterlopen. In de lengte groef men sloten om het gebied af te wateren. Het gebied werd in de loop der tijd opgehoogd en bemest met zogenoemde ‘toemaeck’ (huishoudelijk afval als retourvracht uit Amsterdam aangevoerd met turfschuiten). Het land dat op deze wijze ontstond was geschikt voor veeteelt. De huidige structuur van de Uithoornse Polder is voor een belangrijk deel in deze periode gevormd. Het Zijdelmeer is een restant van het voormalige Legmeer, dat zich uitstrekte van Uithoorn tot Bovenkerk. Het hele gebied rond het Legmeer veranderde door vervening sterk. Het werd een plassengebied met legakkers. De vervening nam met name in de 17e eeuw sterk toe. Om te voldoen aan de steeds groter wordende vraag naar turf werd veengrond onder de waterspiegel tot vrij grote diepte weggebaggerd. Hierdoor ontstonden er in de omgeving diverse veenplassen die een bedreiging voor de bewoners vormden. In 1876 werd begonnen met de droogmaking van de Legmeerplassen en een deel van het Zijdelmeer en ontstonden de droogmakerijen. De droogmakerijen hebben dan ook een veel lagere maaiveldligging (ruim 3 meter lager) dan de zuidelijker gelegen veenpolders.

Forten van de Stelling van Amsterdam

De forten in het gebied vormen onderdelen van de Stelling van Amsterdam. In totaal omvat de Stelling 42 forten die in een wijde cirkel rond de hoofdstad liggen. Het omringde gebied bood ruimte aan legers, bevolking en vee. De vijand kon buiten gehouden worden door rondom de Stelling gebieden onder water te zetten (inundatievelden). De Stelling van Amsterdam is in de praktijk nooit gebruikt. Bij de aanleg van het Fort aan de Drecht is de slappe veenondergrond vervangen door zand en verder is het gebouw onderheid. Ook de afdeklaag van het fort bestaat uit een 0,5 tot 1,0 meter dikke zandlaag, die later deels is verwijderd. De liniedijk (Vuurlijn) loopt in westelijke richting langs de noordzijde van het Natuurgebied Uithoorn naar het Fort De Kwakel en in noordoostelijke richting, langs de Amstel, naar het Fort Waveramstel. Het vormde de grens tussen het inundatiegebied aan de zuidkant (Zuider Legmeerpolder) en de Noorder Legmeerpolder en Thamerpolder. Inundatie vond plaats vanuit de Ringvaart.

2.3 Bodem en grondwater

De bodem in het plangebied bestaat voornamelijk uit zeeklei en veen:

klei in de droogmakerijen en veen in de veenpolders. Het veen komt nog voor in de Uithoornse Polder omdat het van te slechte kwaliteit was om er turf van te maken. Het grondgebruik in de veenweidegebieden bestaat uit grasland en tussengelegen (brede) sloten, kleinschalige glastuinbouw met erfbeplanting (nabij dorp De Kwakel), bebouwing van Uithoorn en De Kwakel en natuur (onder andere het Zijdelmeer). De zeeklei in het gebied betreft de droogmakerijen. In de Zuider Legmeerpolder is de klei iets zaveliger dan in de Noorder Legmeerpolder en komen zandbanen voor. Het grondgebruik op de klei bestaat uit glastuinbouw, akkerbouw (waar de ontwatering voldoende is), grasland en bebouwing (woonwijk De Legmeer).

Grondwater

Door de grote hoogteverschillen in het gebied is er een permanente grondwaterstroming vanuit de hoger gelegen Uithoornse polder (onder andere vanuit het Zijdelmeer) naar de dieper gelegen polders (Noorder Legmeerpolder en Zuider Legmeerpolder). De Noorder en Zuider Legmeerpolders zijn daardoor polders met de meeste kwel. Het wegzijgende water uit de Uithoornse Polder wordt (afhankelijk van de neerslag) aangevuld door het inlaten van water vanuit de Amstel. Deze aanvulling is ook nodig vanwege de verdamping van water en voor de handhaving van een redelijke waterkwaliteit.

3 Beleidskader

Dit hoofdstuk bevat een analyse van de meest relevante beleidsstukken op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau.

Overige relevante beleidstukken zijn opgenomen in het bijlagenrapport.

3.1 (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur

Voor het duurzaam in stand houden van de ruimtelijke structuur van natuurgebieden in Nederland is op rijksniveau het begrip Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gedefinieerd. Het rijksbeleid ten aanzien van de EHS is verwoord in de nota “natuur voor mensen, mensen voor natuur” (2000) en ruimtelijk vertaald in de Nota Ruimte (PKB deel 3, 2004). De EHS is een samenhangend, landsdekkend netwerk van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones.

Kerngebieden zijn gebieden van minimaal 250 hectare met al bestaande bijzondere ecologische waarden van nationale en/of internationale betekenis. Natuurontwikkelingsgebieden zijn gebieden waar deze waarden ontwikkeld kunnen worden. Verbindingszones zijn gebieden die kern- en natuurontwikkelingsgebieden als het ware aan elkaar knopen. Ze zijn belangrijk om de verspreiding van, en contacten tussen, dieren en planten te verbeteren.

De EHS is nader uitgewerkt en vastgesteld op provinciaal niveau (PEHS). Voor Uithoorn is met name de PEHS van Noord-Holland van belang, gezien de ligging van de gemeente binnen deze provincie.

Daarnaast is in regionaal verband echter ook de PEHS van Utrecht en Zuid-Holland relevant. De PEHS van Noord-Holland sluit hier op aan.

Figuur 3.1 geeft de PEHS weer zoals opgenomen in het Amstelgroen Gebiedsperspectief. Hierin is voor de omgeving van Uithoorn de PEHS van Noord-Holland en Utrecht opgenomen. In het rapport ‘Groene Wegen’ worden de ecologische verbindingszones binnen Noord-Holland nader uitgewerkt.

PEHS: kerngebieden

Hoofddoelstelling voor de PEHS is duurzaam en samenhangend behoud, herstel, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke verscheidenheid. In de omgeving van Uithoorn worden kerngebieden en ecologische verbindingszones onderscheiden (zie figuur 3.1). Binnen Uithoorn vormen het Zijdelmeer en het veenweidegebied kerngebieden. Het veenweidegebied is onder andere van belang voor het voortbestaan van weidevogels. Buiten de gemeentegrenzen vormen onder andere de Westeinderplassen en Vinkeveense plassen kerngebieden. De forten zijn als landschapselementen aangemerkt.

PEHS: verbindingszones

Binnen de gemeente Uithoorn zijn een viertal belangrijke verbindingszones onderscheiden waarvoor tevens beleid is vastgesteld. Het betreft de Amstel, de Drecht (zuidzijde Zuider Legmeerpolder), de Vuurlijn en de toekomstige verbindingszone tussen de Hollandse Dijk en de toekomstige N201.

Figuur 3.1 Ecologische verbindingen en kerngebieden binnen de PEHS Amstel (figuur 3.1: nr. 7)

Ecologische verbindingszone ter hoogte van het oude centrum van Uithoorn en het bedrijventerrein: het betreft een verbindingszone van de PEHS voor planten en dieren met biotooptype ‘veenmoerassen met schraallanden en wateren’. De Amsteloever is een structuurlijn in het landschap die gecombineerd kan worden met wandel-en fietsroutes. Langs de Amsteloever staat boombeplanting met onderbeplanting in clusters. Er dient geen doorgaande beplanting aangeplant te worden.

Volgens de visie dient een beperkt aantal aanlegplekken voor de pleziervaart gemaakt te worden.

De Amstelbrug vormt een ingang van Uithoorn. Onder de brug is geen doorgaande oever aanwezig. Ook is er langs het overige deel van de oever – ter hoogte van het stedelijk gebied – weinig ruimte voor flora en fauna (weinig migratiemogelijkheden) aanwezig. De brug evenwijdig aan de Amstelbrug bestaat uit een metalen constructie waaronder evenmin migratiemogelijkheden voor flora en fauna aanwezig zijn.

Toekomstige verbinding Drecht-Westeinderplassen (figuur 3.1: nr. 3)

Ecologische verbindingszone tussen veenweidegebieden en Westeinderplassen uit rapport ‘Groene Wegen’ (onderdeel Natte As): het deeltraject moet gaan fungeren als een ‘moerasverbinding met kleine en grotere moerasjes (stapstenen), al dan niet met bos- en/of grasstrook.

Het is tevens een gewenste recreatieve zone. Doelsoorten zijn ringslang, heikikker, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Gidssoorten voor dit traject zijn ringslang, heikikker, rugstreeppad, waterspitsmuis, noordse woelmuis, oranjetip, hooibeestje, koevinkje, meervleermuis en geelsprietdikkopje.

Vuurlijn (figuur 3.1: gestippeld)

Ecologische verbindingszone uit streekplan: N201, langs noordzijde van het Zijdelmeer, via Vuurlijn naar Westeinderplassen. Is tevens een gewenste recreatieve zone: de Vuurlijn is een structuurlijn in het landschap die gecombineerd kan worden met wandel- en fietsroutes.

Samen met de Groene Scheg is het streefbeeld van de Vuurlijn een hoogwaardige natte groen inrichting met mogelijkheden voor recreatie. De Vuurlijn is ter hoogte van het Zijdelmeer kort begraasd.

Extensievere begrazing heeft een vergroting van de natuurwaarden tot gevolg. Op de kaart betreffende de PEHS zoals vastgesteld op 2 november 2004 is de Vuurlijn aangewezen als provinciale ecologische verbinding.

Toekomstige verbinding langs toekomstige N201 (figuur 3.1: nr. 1)

Grotendeels op Amstelveens grondgebied gelegen; uitsluitend aan de binnenzijde ligt de verbinding op Uithoorns grondgebied. Ecologische verbindingszone uit rapport ‘Groene Wegen’ (onderdeel Natte As):

het deeltraject moet gaan fungeren als een ‘moerasverbinding met kleine en grotere moerasjes (stapstenen), al dan niet met bos- en/of grasstrook. Het is tevens een gewenste recreatieve zone. Doelsoorten zijn ringslang, heikikker, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Gidssoorten voor dit traject zijn ringslang, heikikker, rugstreeppad, waterspitsmuis, noordse woelmuis, oranjetip, hooibeestje, koevinkje, meervleermuis en geelsprietdikkopje.

Overig provinciaal groenbeleid (zie ook bijlagenrapport)

  • Groene As: ecologische verbindingszone tussen Amstelland en Spaarnwoude.

  • In het noorden grenst een deeltraject van deze groene verbinding aan Uithoorn en overlapt met

  • de toekomstige ecologische verbindingszone tussen de bebouwing van Uithoorn en de nieuw aan te leggen N201.

3.2 (Inter)gemeentelijke visies en plannen

Amstelgroen Gebiedsperspectief

In deze notitie wordt aangegeven waar en hoe in het zoekgebied ten zuiden van Amsterdam 550 ha nieuw recreatief strategisch groen kan worden gesitueerd. Gestreefd wordt naar behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteit en de verschillen in karakteristieken van de deelgebieden.

Er is een netwerk van recreatief groen aangewezen. Dit netwerk bestaat uit grootschalige groengebieden (vlakgroen) en recreatieve verbindingen (lijnen). Gewenst vlakgroen nabij het plangebied is het 85 ha grote groengebied (Strategisch Groenproject) tussen Uithoorn en Aalsmeer (Zuider Legmeerpolder-noord). Het gebied wordt begrensd door de Legmeerdijk, de Vuurlijn, en het huidige tracé van de N201. Doelstelling is het gebied als stedelijk uitloopgebied te laten fungeren (intensieve recreatie) en een geleding tussen Uithoorn en Aalsmeer aan te brengen. Dit vlakgroen tussen Uithoorn en Aalsmeer heeft een relatie met de Stelling van Amsterdam (in de vorm van recreatieve verbindingen: wandel- en fietspaden). Samen met het Zijdelmeer vormt het gebied de zogenaamde ‘groene scheg’. De groene scheg vormt ecologisch gezien een schakel tussen de regionale ecologische kerngebieden Zijdelmeer (water, laagveenmoeras, rietoevers en hooi- en weilanden) en de Westeinderplassen (plas met groot complex rietlanden met plaatselijk voedselarm berkenbroekbos met veenmosplekken). Het gebied is geen veengebied, maar een droogmakerij. Zowel de verbindende functie als de grootte van het gebied geven het een eigenwaarde voor natuur.

Gewenste recreatieve verbindingen in het plangebied zijn de Stelling van Amsterdam (deels bestaand als verbinding), de gewenste oostwest verbinding ten noorden van Uithoorn (compensatiegebied in verband met de verlegging van de N201) en de bestaande noord-zuid verbinding (Amstelzone).

‘Zicht op Groen’

Het gemeentelijk groenbeleidsplan ‘Zicht op Groen’ (zie ook bijlagenrapport) vormt het kader waarbinnen concrete groenplannen kunnen worden opgesteld en geeft inzicht in de middelen die daarvoor noodzakelijk zijn. Het plan geeft richting aan renovaties, herinrichtingen en omvormingen van openbaar groen en geeft aanwijzingen ten aanzien van het gewenste beheer. Tevens wordt ingegaan op de potentiële ecologische infrastructuur binnen de gemeente (zie figuur 3.2).

Binnen de ecologische infrastructuur van Uithoorn vormen de Groenrode Scheg en De Biezenwaard grote eenheden. Regionaal gezien zijn onder andere de verbinding met de Bovenkerkerpolder ten noorden van Uithoorn en Polder Blokland en de Drecht ten zuiden van Uithoorn de belangrijkste aandachtspunten. De Amstel is een belangrijke natte verbinding, die via de Drecht verbonden kan worden met de Westeinderplassen. De belangrijkste onderdelen van de huidige ecologische infrastructuur van Uithoorn zijn de Uithoornse en de Kalslager Polder, het Zijdelmeer (beschermd natuurgebied) en de groenzone tussen Meerwijk-Oost en Meerwijk-West (helofytenzone).

Er is geen duidelijke verbindingszone aanwezig tussen het Zijdelmeer en de Bovenkerkerpolder. Het belangrijkste knelpunt wordt gevormd door de sterke barrièrewerking van de huidige N201.

Figuur 3.2 Potentiële ecologische infrastructuur volgens het plan voor ontwikkeling van het openbaar groen in de gemeente Uithoorn

Beheerplan Natuurgebied Uithoorn 1997-2006

Het natuurgebied Uithoorn is grotendeels in eigendom van de gemeente Uithoorn en in erfpacht bij Stichting Landschap Noord-Holland. In het beheerplan zijn beschreven de bij het Landschap Noord-Holland in beheer zijnde terreinen en enkele particuliere terreinen die mogelijk in de toekomst in beheer bij Landschap Noord-Holland komen. Recreatievormen in het gebied zijn natuurgerichte recreatie en natuureducatie.

Het gebied wordt op de zuidzijde na begrensd door bebouwing. De groenstrook verbindt het noordelijke en zuidelijke deel van het gebied met elkaar. Er zijn vier deelgebieden binnen natuurgebied Uithoorn te onderscheiden, namelijk het Zijdelmeer, het veenweidegebied (Uithoornse Polder), het Fort aan de Drecht en de verbindingsstrook met helofytenfilter. De Uithoornse Polder is kerngebied (laagveen) in de EHS. Het gebied vormt een schakel in de verbinding tussen onder andere de Westeinderplassen en ‘De Venen’.

Het Zijdelmeer (moeras) en de Uithoornse Polder (veenweidegebied) zijn onderdelen van de PEHS.

Het Zijdelmeer bestaat uit open water, oeverland (hooiland, rietland, veenmosrietland), bos, moerasbos en grasland. Het veenweidegebied bestaat uit graslanden en een duidelijk slotenpatroon. Het Fort aan de Drecht vormt een onderdeel van de Stelling van Amsterdam. De groenzone tussen Meerwijk-West en Meerwijk-Oost is 4 ha groot en bestaat uit een helofytenfilter (500 x 50 meter strook) en drie rietlandpercelen langs de zuidzijde van de Boterdijk (ook met natuurbouw ingericht).

Figuur 3.3 Natuurgebied Uithoorn: het Zijdelmeer, de verbindende helofytenzone, veenweidegebied en het Fort aan de Drecht (bron: Beheerplan Natuurgebied Uithoorn Noordhollands Landschap 1997-2006).

Natuurkaart Uithoorn, 1994

Op de (inmiddels achterhaalde) natuurkaart zijn de natuurwaarden binnen de gemeente Uithoorn weergegeven. Daarnaast zijn er kaarten gemaakt waarop de natuurgebieden met beschermde status en de lokale en regionale ecologische verbindingen zijn aangegeven.

Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de kwaliteit en bereikbaarheid van bepaalde natuurgebieden in Uithoorn, zijn ook verspreidingskaarten van indicatorsoorten in de nota opgenomen.

Tenslotte is een inventarisatie gemaakt van (dreigende) knelpunten in de ecologische infrastructuur. Deze nota is het begin van verdere uitwerking van de natuurwaardenkaart van de gemeente Uithoorn.

In deze natuurkaart zijn de volgende natuurtypen met gidssoorten omschreven:

  • Veenweide en grasland: watersnip, kemphaan en patrijs;

  • Bos en ruigte: nachtegaal en egel;

  • Water: laatvlieger, watervleermuis, meervleermuis, aarvederkruid, drijvend fonteinkruid, gele plomp, groot nimfkruid en zwanenbloem;

  • Oever: hermelijn, bunzing, waterspitsmuis, ringslang, beekpunge, dotterbloem, egelboterbloem, kleine watereppe en waterscheerling;

  • Moeras en rietland: waterspitsmuis, ringslang, hakig veenmos, kamvaren, krabbenscheer, ronde zonnedauw, veenpluis, veenreukgras en waternavel.

Overige visies en plannen (zie bijlagenrapport)

Op gemeentelijk niveau zijn verder de volgende visies en plannen relevant:

  • Intergemeentelijke gebiedsvisie, 2000; opgesteld naar aanleiding van (onder andere) het verleggen van de N201 en realisatie van ‘groene’ en ‘blauwe’ verbindingen.

  • Landschapsontwikkelingsplan Uithoorn: visie en uitvoeringsprogramma (per landschapstype) ten aanzien van de ontwikkeling van het landelijk gebied.

  • Leefbaarheidsplan De Kwakel: gericht op het aanpakken van leefbaarheids-knelpunten, wensen en oplossingsrichtingen.

  • Stedelijk Waterplan Uithoorn, betreffende het watersysteem van het stedelijke gebied van Uithoorn, inclusief de uitbreidingsplannen.

  • Nota implementatie natuurwetgeving: visie van de gemeente in relatie tot toepassing van de Flora- en faunawet.

  • Watergebiedsplan Westeramstel, betreffende het watersysteem van de Bovenkerkerpolder, Uithoornse Polder, Noorder Legmeerpolder en Zuider Legmeerpolder.

4 Natuurwaarden

Gebruikmakend van bestaande literatuur, inventarisatiegegevens en atlasgegevens is een inventarisatie gemaakt van aanwezige flora en fauna binnen de gemeente Uithoorn. Van deze soorten is tevens de beschermingsstatus aangegeven conform de Flora- en faunawet.

Vervolgens is binnen de huidige groenstructuur van de gemeente Uithoorn een onderscheid gemaakt in verschillende typen groengebieden, rekening houdend met abiotisch-landschappelijke verschillen en verschillen in vegetatiestructuurtype. Deze indeling in groengebieden is gekoppeld aan de gegevens over voorkomende flora en fauna, zodat per type groengebied op eenvoudige wijze een beeld kan worden verkregen van kenmerkende en beschermde soorten flora en fauna.

De verschillende typen groengebieden zijn op kaart gepresenteerd in figuur 4.1 en op staalkaarten beschreven. Achterliggende gegevens zijn per type groengebied beschreven in het bijlagenrapport en op kaarten die zijn opgenomen in de kaartenbijlage van dit rapport.

4.1 Gegevens

Natuurloketgegevens

Van alle voor het plangebied van belang zijnde kilometerhokken is bij het Natuurloket bekeken of plant- en diersoorten goed of niet zijn onderzocht. De Natuurloket tabellen en een toelichting zijn in bijlage 1 van het bijlagenrapport weergegeven. In de gemeente Uithoorn zijn volgens de Natuurloketgegevens waarnemingen gedaan van Flora- en faunawet soorten (FF-soorten), Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten (HR/VR-soorten) en van Rode Lijstsoorten (RL-soorten). De FFsoorten betreffen vaatplanten, zoogdieren, broedvogels, watervogels, amfibieën, dagvlinders en reptielen. De HR/VR-soorten betreffen mossen, zoogdieren, amfibieën, libellen, dagvlinders. De RL-soorten betreffen vaatplanten, paddenstoelen, broedvogels, korstmossen, sprinkhanen, libellen, dagvlinders en reptielen.

Alle soorten zijn over het algemeen niet tot matig onderzocht, behalve de vaatplanten, deze zijn overal goed onderzocht. Er is besloten geen gegevens bij het Natuurloket op te vragen omdat er geen totaalbeeld verkregen kan worden van het voorkomen van de diverse soorten.

Het voorkomen van de soorten is echter met behulp van de atlassen, overige literatuur en deskundigenoordeel per deelgebied goed in te schatten.

Atlasgegevens en overige literatuur

In diverse atlassen en overige literatuur is het voorkomen van dier- en plantensoorten in het plangebied uitgezocht. De resultaten zijn weergegeven in een tabel en teksten in bijlage 2 van het bijlagenrapport.

In de hiernavolgende beschrijving van de groenstructuur van Uithoorn zijn de inventarisatie-gegevens van flora en fauna uit de literatuur verwerkt. Het voorkomen van flora en fauna is per deelgebied ingeschat en beschreven (met daarbij de beschermingsstatus van elke soort). Naast de reguliere atlassen is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:

  • flora- en fauna- inventarisatiegegevens van de Provincie Noord-Holland, in beheer bij Landschap Noord-Holland;

  • flora- inventarisatiegegevens DWR;

  • natuurtoetsen en quickscans zoals uitgevoerd voor diverse locaties binnen de gemeente;

  • zoogdiergegevens VZZ/NOZOS;

  • visstandgegevens Amsterdamse Hengelsport Vereniging;

  • visstandbemonstering Zijdelmeer;

  • persoonlijke waarnemingen Groengroep Uithoorn.

Literatuur die in het eindstadium van het project werd gemeld door dhr. T. Pick (Groengroep Uithoorn), maar niet in deze rapportage zijn betrokken:

  • vegetatiekundig onderzoek rond het Zijdelmeer vanaf 1974 tot 1991, deels in opdracht van de gemeente (aangevuld door plaatselijke werkgroep);

  • provinciale milieu-inventarisatie 1981, 1982 en 1989 betreffende waterplanten;

  • waterplantenonderzoek Uithoornse Polder 1978 t/m 2000, met nadruk op groot nimfkruid door dhr. T. Pick;

  • de inventarisaties van de vogelwerkgroep op het terrein van het Landschap Noord-Holland ten zuiden van de Molenvaart.

Veldwerk

Om een globale indruk te krijgen van de (potentiële) natuurwaarden is het plangebied op 8 december 2004 en 13 januari 2005 door medewerkers van Bureau Waardenburg bezocht. Op 8 december 2004 is het gehele plangebied bekeken met de nadruk op het stedelijk gebied van Uithoorn, De Kwakel, de glastuinbouwgebieden en het Zijdelmeer.

Op 13 januari 2005 is samen met medewerkers van het Landschap Noord-Holland en de gemeente Uithoorn een bezoek gebracht aan de gebieden die in beheer zijn bij het Landschap Noord-Holland (Zijdelmeer, veenweidegebied, helofytenzone in Meerwijk en het fort aan de Drecht). De resultaten van deze oriënterende veldbezoeken zijn verwerkt in de beschrijving van de afzonderlijke deelgebieden.

4.2 Deelgebieden

Op basis van de bestaande natuurkaart van Uithoorn, relevante (beleids)gegevens en veldbezoeken is de huidige groenstructuur van de gemeente Uithoorn in kaart gebracht. Daarbij is een onderscheid gemaakt in verschillende typen groengebieden. Deze verdeling is tot stand gekomen op basis van verschillen in natuurwaarde, abiotischlandschappelijke ondergrond en structuur. Er is gekozen voor een indeling in deelgebieden omdat het voorkomen van de diverse natuurtypen duidelijk samenhangt met de aanwezige landschapstypen, de bodem, de waterhuishouding en het grondgebruik.

De indeling in deelgebieden wordt op kaart gepresenteerd in figuur 4.1. In het hiernavolgende wordt per deelgebied op staalkaarten een beschrijving gegeven van de belangrijkste kenmerken en voorkomende beschermde (Flora- en faunawet) en bedreigde (Rode Lijst) soorten. Een meer uitgebreide beschrijving per deelgebied is opgenomen in het bijlagenrapport. Hierin wordt per natuurtype ingegaan op algemene kenmerken en kenmerkende flora en fauna. Tevens wordt een beschrijving gegeven van beschermde en bedreigde soorten. De indeling in groengebieden is gebaseerd op de bestaande situatie ten aanzien van het groen.

De natuur in Uithoorn is in tien verschillende typen groengebieden onderverdeeld. Deze deelgebieden worden op kaart in figuur 4.1 weergegeven en hierna op staalkaarten beschreven:

  • 1.

    Veenweidegebied

  • 2.

    Zijdelmeer en directe omgeving

  • 3.

    Forten

  • 4.

    Biezenwaard

  • 5.

    Stadsgroen

  • 6.

    Kleinschalig stadsgroen

  • 7.

    Grootschalige glastuinbouw

  • 8.

    Kleinschalige glastuinbouw, erfbeplanting en ander groen

  • 9.

    Grootschalige akkers

  • 10.

    Bedrijventerrein

Ecologische verbindingszones en groene assen worden behandeld in § 4.3. Voor de ligging van deze verbindingen wordt verwezen naar figuur 4.1.

Beschermde soorten in de gemeente Uithoorn

Op de staalkaarten wordt per deelgebied een overzicht gegeven van voorkomende beschermde (Flora- en faunawet) en bedreigde (Rode Lijst) soorten. Voor de beschermde soorten wordt daarbij een driedeling gehanteerd: FF1, FF2 of FF3. Dit correspondeert met de drie categorieën van beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet:

  • FF1.

    Algemene beschermde soorten;

  • FF2.

    Bedreigde beschermde soorten;

  • FF3.

    Strikt beschermde soorten.

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar § 7.1.

4.3 Groene verbindingen

Naast groengebieden zijn er binnen de gemeente in de huidige situatie ook een aantal groene verbindingen aanwezig. De natuurwaarden van deze verbindingen worden in dit hoofdstuk beschreven.

Het betreft verbindingen die reeds aanwezig zijn en mogelijk versterkt (dienen te) worden in de toekomst. Er wordt grofweg een onderscheid gemaakt in een tweetal typen verbindingen:

  • 1.

    Ecologische (moeras)verbindingszones op regionale schaal.

  • Dit zijn de belangrijkste verbindingszones die binnen de gemeente gelegen zijn. Voor deze verbindingszones is tevens beleid vastgesteld (zie § 3.1). Het betreft:

    • a.

      Amstel

    • b.

      Drecht

    • c.

      Vuurlijn

    • d.

      Toekomstige verbindingszone tussen Hollandse Dijk en toekomstige N201 (nog niet aanwezig, dus niet hieronder beschreven)

    • e.

      Toekomstige verbindingszone Legmeer-West (geplande aanleg: 2005; nog niet aanwezig, dus niet hieronder beschreven).

  • 2.

    Groene linten op lokale schaal. Deze verbindingen zijn op regionaal niveau van ondergeschikt belang. Er is geen beleid vastgesteld voor deze verbindingen. Het betreft:

    • f.

      Huidige N201

    • g.

      Zijdelweg

    • h.

      Busbaan

    • i.

      Boterdijk / Drechtdijk

    • j.

      N231

    • k.

      Randweg-Oost / Hollandsedijk

In deze paragraaf worden de huidige natuurwaarden beschreven van de aanwezige groene verbindingen. Het beleid ten aanzien van de verbindingen A t/m D is beschreven in § 3.1.

A. Amstel en B. Drecht

De Amstel en de Drecht zijn beiden van oorsprong veenriviertjes.

Beiden zijn inmiddels sterk gekanaliseerd. De oevers zijn grotendeels voorzien van beschoeiing en er is maar een smal strookje land dat het water scheidt van de weg die langs de Amstel voert. Hier en daar zijn wat rietkragen aanwezig. Gezien de overeenkomstige natuurwaarden worden de beide verbindingen hier gezamenlijk behandeld.

Ecologische karakteristiek

Met name voor vis vormen de rivieren een belangrijk biotoop en verbindingszone. Veel polders lozen hun water op de Drecht en de Amstel, en op die manier is er contact tussen de vis en macrofaunapopulatie van de rivieren en die van de polders. Vooral voor de iets grotere vis en grote vis vormen veel gemalen echter een onoverbrugbare barrière. Het komt regelmatig voor dat vissen die willen migreren (zoals bijvoorbeeld paling) worden verhakseld in de gemalen.

Behalve voor vis hebben de rivieren een betekenis als habitat voor enkele algemene watervogelsoorten als wilde eend, meerkoet, fuut en knobbelzwaan. In de rietkragen zijn niet-kritische rietvogels te vinden als kleine karekiet, smient en rietgors.

De vegetatie van de Amstel kent niet veel bijzondere soorten, het water zelf is te troebel voor veel waterplanten. Langs de oevers komen op enkele plaatsen zwanenbloem en dotterbloem voor.

Verder op de oever is hoofdzakelijk een grasberm aanwezig met kruiden als witte dovenetel en fluitekruid. In deze grasberm staan op veel plaatsen bomen en struiken. Op het sluizencomplex, op de plaats waar de Amstel de Drecht ontmoet, groeien tongvaren en steenbreekvaren. Voor amfibieën hebben de rivieren niet al te veel betekenis, het water is te groot en bevat te veel vis. Op een aantal plaatsen zijn waardevolle boezemlandjes aanwezig. De rietoevers kunnen betekenis hebben voor de dwergmuis en wellicht ook de kritische waterspitsmuis. De grasbermen vormen geschikt habitat voor de veldmuis. Verder zijn in lage dichtheden de bosspitsmuis, huisspitsmuis, egel, mol, aardmuis, woelrat, haas, hermelijn, bunzing, wezel, en de onbeschermde soorten bruine rat en muskusrat te verwachten. Tot slot hebben de rivieren een belangrijke betekenis als foerageergebied en trekzone voor de meervleermuis. Ook de laatvlieger, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis zijn te verwachten, maar vooral langs beplantingen. Dit geldt ook voor het Drijflandje in de Amstel, Rode Paal (grenspaal) op de grens van de Hollandse dijk / Amsteldijk Noord. Voor libellen en vlinders heeft de Amstel weinig betekenis.

C. Vuurlijn

De Vuurlijn maakt onderdeel uit van de Stelling van Amsterdam, een historische verdedigingslinie (zie § 2.2). De Vuurlijn bestaat uit een grazige dijk met langsliggend inundatiekanaal. In de dekking van de dijk is een weg gelegen.

Vuurlijn en inundatiesluis.

Ecologische karakteristiek

De Vuurlijn is voornamelijk begroeid met algemene grassoorten en kruiden. Beschermde of bedreigde soorten flora worden niet verwacht.

Vanwege de geringe afmetingen en de ligging van de weg naast de dijk heeft de Vuurlijn waarschijnlijk weinig betekenis voor broedvogels.

Er is alleen mogelijke betekenis voor algemene watervogelsoorten als wilde eend en meerkoet. De Vuurlijn biedt foerageerterrein voor de torenvalk. De Vuurlijn is als dijk bij uitstek geschikt voor de veldmuis. Ook voor de mol is de dijk geschikt. Langs de oevers van sloten zijn bruine rat, woelrat en muskusrat te verwachten. Op meer begroeide delen: bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, egel en wezel. De Vuurlijn kan een migratie- en foerageerroute vormen voor vleermuissoorten (zoals laatvlieger en gewone dwergvleermuis).

Naar verwachting heeft de Vuurlijn nauwelijks betekenis voor amfibieën, door gebrek aan dekking en moeras. De sloten naast de Vuurlijn kunnen wel geschikt zijn. Hetzelfde geldt voor vissen.

Groene linten op lokale schaal

Gezien de overeenkomstige natuurwaarden van de groene verbindingen F t/m K (het zijn alle wegbermen), worden deze hier gezamenlijk beschreven. Een ecologische verbindingszone is een gebied dat voor veel diersoorten een veilige zone vormt om van het ene naar het andere groene gebied te komen en deels ook zelf geschikt is als leefgebied voor dier- en plantensoorten. De verbindingszones F t/m J betreffen wegbermen langs wegen. Enerzijds vormen de wegbermen verbindingen voor bijvoorbeeld vogelsoorten, kleine zoogdieren en vlinders. Anderzijds vormen de wegen in veel gevallen ook een obstakel in de verbinding. Aangezien het merendeel van de verbindingen in een kaal en/of verstedelijkt landschap gelegen is dat weinig (doorlopend) groen bevat (bebouwing, grootschalige akkers), hebben de wegbermen wel degelijk natuurwaarde en een betekenis als ecologische verbinding.

De N201 met boombeplanting en langsliggende groenzones; één van de groene linten op lokale schaal.

Flora

In de bermstrook die direct aan de weg grenst, zijn vaak zouttolerante soorten aanwezig als Deens Lepelblad, hertshoornweegbree en kweek, aangezien deze soorten het afspoelende strooizout kunnen verdragen. Verderop in de wegberm staan meestal soorten die grazige voedselrijke situaties indiceren. Op kleibodem kunnen aantrekkelijke combinaties worden aangetroffen van wilde chichorei, rode klaver en pastinaak. In wegbermen met een opgebrachte zandbodem zijn ook wat meer voedselarme situaties met even bloemrijke soorten mogelijk zoals bijvoorbeeld gewone veldbies, vlasbekje, duizendblad, biggenkruid en schapezuring. In uitzonderlijke gevallen kunnen zelfs bijzondere orchideeën als de bijenorchis in opgebrachte zandlichamen van wegbermen worden gevonden, maar deze soort is uit Uithoorn niet bekend. Vooral daar waar bomen en struiken zijn aangeplant, is in iets schaduwrijkere grasbermen bloeiend fluitekruid te vinden. Op enkele plaatsen komt vogelmelk voor in de wegberm (N201 en N231), in ruige delen van wegbermen valt de grote kaardebol te verwachten. Struiken en bomen langs de wegen zijn meestal aangeplant en er worden langs de verschillende wegen diverse soorten gebruikt.

Vogels

Zelfs boom- en struikrijke wegbermen worden door de meeste broedvogels nauwelijks gebruikt, vanwege verstoring door verkeer.

Slechts niet-kritische soorten als winterkoning, ekster en zwarte kraai kunnen er in lage dichtheden tot broeden komen. Met name de beplante wegbermen vormen een geschikte migratieroute voor vogels. Voor muizenetende soorten als de torenvalk, buizerd en de kerkuil vormen wegbermen een belangrijke voedselbron. De kerkuil is nog niet bekend uit de gemeente Uithoorn, maar neemt in Noord- Holland aanzienlijk toe. Met name kerkuilen worden regelmatig als verkeersslachtoffer langs wegen gevonden.

Zoogdieren

Grasbermen vormen vaak een belangrijk leefgebied voor de veldmuis en de mol. Daar waar bomen en struiken staan zijn ook soorten als bosspitsmuis, huisspitsmuis en bosmuis te vinden. Ook egel, konijn, wezel, hermelijn en bunzing maken gebruik van bredere bosschagerijke wegbermen. Ook de vos kan gebruik maken van wegbermen.

Kruisende wegen vormen echter een belangrijke belemmering voor zoogdieren.

Voor veel vleermuissoorten vormen wegen en de bomen langs die wegen een belangrijke migratieroute. Hoewel ze enige last kunnen ondervinden van het verkeer, belet het vleermuissoorten als de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger niet om langs wegen te foerageren. Ook meervleermuis kan van bosschages langs wegen gebruik maken om bij geschikte wateren te komen.

Amfibieën en reptielen

Bosrijke wegbermen kunnen leefgebied vormen voor gewone pad, kleine watersalamander en bruine kikker. In geschikte bermsloten kan de groene kikker worden aangetroffen. Verspreiding van amfibieën via wegbermen vindt slechts bij toeval plaats. Incidenteel wordt ook de ringslang in wegbermen aangetroffen.

Wegen vormen een obstakel voor amfibieën en reptielen. In de periode dat padden hun eieren afzetten worden vaak talrijke dieren doodgereden op plekken in de omgeving van de eiafzetwateren.

Libellen en vlinders

Voor libellen vormen wegbermen meestal maar een marginaal habitat. Voor enkele algemene soorten kunnen bosschages langs de wegberm een foerageerbiotoop vormen voor volwassen dieren. Voor vlinders kunnen wegbermen een niet onbelangrijk leefgebied vormen. In grasbermen zijn soorten te verwachten als bruin zandoogje, kleine vuurvlinder en hooibeestje. In de meer bosrijke gebieden soorten als gehakkelde aurelia, citroenvlinder en boomblauwtje.

Voor vlinders kunnen wegbermen ook een belangrijke migratieroute vormen.

5 Ontwikkelingsvisie

Op grond van de gebiedsinventarisatie is een visie opgesteld op de gewenste ontwikkeling van de ecologische structuur binnen de gemeente Uithoorn. Deze visie wordt in dit hoofdstuk gepresenteerd. Er wordt allereerst een samenvattend overzicht gegeven van de huidige ecologische structuur. Daarna wordt ingegaan op aanwezige knelpunten en kansen. De visie richt zich op een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de huidige structuur en het opheffen van belangrijke knelpunten. Tevens vormden de uitkomsten van de bespreking met de klankbordgroep een belangrijke basis voor de formulering van kansen en knelpunten. Door middel van doelsoorten wordt per type groengebied een streefbeeld aangegeven voor de toekomst.

5.1 Ecologische structuur

De natuurwaarden voor Uithoorn liggen historisch gezien met name in de onafgegraven bovenlanden: de Uithoornse polder met daarin het veenweidegebied en het Zijdelmeer met directe aangrenzende veengebieden (onder andere het Land van Haak). Daarnaast vormen de forten aan de Drecht en bij de Kwakel (onderdelen van de Stelling van Amsterdam) belangrijke elementen in de ecologische structuur.

Voornoemde gebieden zijn dan ook als kerngebieden in de nieuwe natuurkaart opgenomen. De gebieden maken grotendeels onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur en zijn grotendeels in beheer bij het Landschap Noord-Holland. Ook de Biezenwaard is een belangrijk gebied in de groenstructuur van Uithoorn. Daarnaast dragen het parkgroen, kleinschalig stadsgroen en het (kleinschalige) glastuinbouwgebied bij aan de ecologische structuur van de gemeente Uithoorn. Deze structuur is samenvattend op kaart weergegeven in figuur 5.1.

Belangrijke verbindingen zijn de Amstel, langs de zuidgrens van de gemeente, en de Drecht, aan de westzijde van het gebied. De Vuurlijn, centraal gelegen in de gemeente, vormt (tezamen met het plangebied voor Amstelgroen; de ‘groene scheg’) een belangrijke verbinding tussen de kerngebieden Zijdelmeer en Westeinderplassen. In regionaal verband vormt de Groene As, aan de oostzijde van Uithoorn, een belangrijke verbinding tussen Amstelland en Spaarnwoude.

Een deel van deze groene verbinding overlapt met de toekomstige ecologische verbindingszone tussen de bebouwing van Uithoorn en de nieuw aan te leggen N201. Daarnaast is ook de geplande verbinding langs Legmeer-West (te realiseren in 2005) een belangrijke noord-zuid verbinding. De groenzone tussen Meerwijk-Oost en Meerwijk-West (de helofytenzone) vormt een belangrijke verbinding tussen de Uithoornse polder en het Zijdelmeer.

Figuur 5.1 Ecologische structuur gemeente Uithoorn

Groene glazenmaker

De Provincie Noord-Holland heeft net als andere provincies in navolging van de landelijke Rode Lijsten, lijsten opgesteld van diersoorten die op provinciale schaal worden bedreigd. In het ‘Onderzoeksprogramma Faunabeleid, kansen voor de groene glazenmaker, een bedreigde libellensoort’ is onderzoek naar de groene glazenmaker gedaan. Populaties van de groene glazenmaker komen tegenwoordig alleen voor in de Vechtstreek en zijn na 1990 alleen nog bekend uit de gemeente Kortenhoef en Naarden. De grootste populatie van Noord- Holland is te vinden in het Hol. In het Naardermeer/bij Amstelveen zijn enkele exemplaren gezien. De totale omvang van de soort bestaat in Noord-Holland ongeveer uit 75 tot 150 individuen. Na 1990 is de soort in Noord-Holland op negen vindplaatsen gevonden, echter niet in de gemeente Uithoorn. Recent echter werden in een terrein met krabbenscheersloten van het Landschap Noord-Holland ten westen van Fort aan de Drecht enkele exemplaren van de groene glazenmaker aangetroffen (med. Peter de Jong, Landschap Noord- Holland), wat wijst op een succesvol herstel van het gewenste habitattype. Er zijn hier dan ook goede potenties aanwezig voor een verdere terugkeer van de groene glazenmaker. Voor het bestaan van de groene glazenmaker is de aanwezigheid van krabbenscheer van groot belang. Buiten de Vechtstreek liggen vooral in en om Uithoorn wateren die geschikt zijn voor krabbenscheervelden. Zo groeide krabbenscheer tot in de jaren tachtig in de Kalslagerpolder, maar is daar nu geheel verdwenen. Ook aan de zuid- en westkant van Uithoorn zelf kwam krabbenscheer vroeger voor. In de Uithoornse Polder kwam de soort van oudsher waarschijnlijk maar spaarzaam voor, in enkele jaren echter talrijker. In de jaren ’70, ’80 en ’90 waren ten zuiden van de Boterdijk nog exemplaren te vinden. In de ringvaart te De Kwakel was zelfs een heel veld aanwezig (med. Tom Pick). Door bestrijding van waterplanten in het groeiseizoen is de natuurlijke Uithoornse populatie krabbenscheer inmiddels echter verdwenen. Vanwege het oorspronkelijke voorkomen van de plant, is krabbenscheer door de Groengroep Uithoorn op diverse plaatsen succesvol uitgezet. Aan de opbloei van krabbenscheer heeft mogelijk mede bijgedragen de verzoeting van het voorheen brakke water (med. Tom Pick). Daardoor is momenteel in één sloot, gelegen op een terrein van Landschap Noord-Holland ten noorden van de Boterdijk, een veld met een redelijke dichtheid van krabbenscheerplanten aanwezig. Even ten noorden daarvan is in een hooiland een sloot gegraven, dat voor krabbenscheer potentieel geschikt is. De overige plekken met uitgezette krabbenscheer zijn bij, of zelfs tussen, de bebouwing van de wijk ‘Meerwijk’ gelegen. Bij geschikt beheer van deze plaatsen bieden deze goede kansen voor de groene glazenmaker. Het aantal krabbenscheervelden kan in Uithoorn verder toenemen door vermindering van de schoningsfrequentie va sloten. Voor minder schonen komen in aanmerking drie wateren in een gebied van het Noord-Hollands Landschap ten noorden van de Boterdijk (waarvan één heldere sloot die aan de Boterdijk zelf grenst). Hetzelfde geldt voor enkele sloten ten westen van het Fort aan de Drecht. Verder is het mogelijk in de wijk “Meerwijk’ in Uithoord-Zuid in een vaart bij de straat ‘Eems’ (tegen het Zijdelmeer aan) een krabbenscheerveld te laten ontstaan. In de Kalslagerpolder kan de waterkwaliteit sterk worden verbeterd door twee sloten af te sluiten van de ringvaart. De ringvaart bevat Drechtwater. Krabbenscheer is in deze twee sloten sinds 1989 afwezig. Na afsluiting kan in deze sloten krabbenscheer weer opnieuw uitgezet worden. Om de kans op definitieve vestiging te vergroten, verdient het aanbeveling het agrarisch gebruik van de aangrenzende percelen te extensiveren.

5.2 Streefbeelden en doelsoorten

Door middel van doelsoorten is per type groengebied een streefbeeld voor de toekomst aangegeven waar in beheer en inrichting op kan worden ingespeeld. De doelsoorten die per type groengebied worden onderscheiden zijn opgenomen op de staalkaarten in hoofdstuk 4. Een samenvattend overzicht hiervan is opgenomen in figuur 5.2. De doelsoorten staan voor een scala aan planten en dieren die (in potentie) deel uitmaken van de levensgemeenschappen binnen de beschreven typen groengebieden. In de keuze van deze doelsoorten is rekening gehouden met reeds aanwezige soorten en met geformuleerde doelsoorten in gemeentelijke en provinciale plannen. Door verder beheer en inrichting binnen de verschillende typen groengebieden af te stemmen op de eisen die de verschillende doelsoorten aan hun omgeving stellen, kan een verhoging van de ecologische waarde van het groen binnen de gemeente Uithoorn worden bewerkstelligd.

5.3 Analyse knelpunten

Waterkwaliteit (W)

Belangrijk aandachtspunt is de waterkwaliteit in het gebied. Aan de westzijde van de Uithoornse Polder wordt rivierwater vanuit de Amstel ingelaten, door het veengebied geleid om uiteindelijk te eindigen in het Zijdelmeer. Niet voor niets wordt het Zijdelmeer ook wel het afvoerputje van de Uithoornse Polder genoemd. Een verbetering van de waterkwaliteit is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Verontreinigde lozingen dienen te worden tegengegaan, en plaatselijk kan worden gekozen voor geïsoleerde watersystemen, om verontreiniging met rivierwater tegen te gaan [1]. De aanleg van het helofytenfilter heeft de slechte waterkwaliteit van het Zijdelmeer niet kunnen verbeteren. Het helofytenfilter functioneert slecht, hoofdzakelijk vanwege de ligging op veengrond. Ook komt de rietontwikkeling in het gebied slecht op gang, vanwege het niet natuurlijke peilbeheer en de slechte waterkwaliteit. Wel heeft de betreffende groenzone een belangrijke functie als ecologische verbinding tussen het Zijdelmeer en de Uithoornse Polder. Dit dient in stand te worden gehouden en te worden geoptimaliseerd.

De slechte waterkwaliteit heeft geleid tot een achteruitgang in natuurwaarden binnen de gemeente. In de rietlanden rondom het Zijdelmeer zijn zeldzame orchideeën verdwenen en uitsluitend algemene soorten overgebleven. Ook het verdwijnen van krabbenscheer, en daarmee van de groene glazenmaker, is mogelijk (mede) te wijten aan de slechte waterkwaliteit. Hoopgevend is echter de terugkeer van deze soorten in het veenweidegebied even ten westen van het Fort aan de Drecht, waar het Landschap Noord-Holland sinds enkele jaren werkt aan een herstelproject ten behoeve van krabbenscheer en groene glazenmaker. Dit veenweidegebied was tot voor kort ingericht voor weidevogelbeheer. Voor het project is subsidie verkregen in het kader van soortenbescherming bij de provincie Noord-Holland en bij het Ministerie van LNV. Door het omleiden van gebiedsvreemd water is een verbetering van de waterkwaliteit bewerkstelligd. Door het uitzetten van krabbenscheer, het graven van extra sloten, gecombineerd met een subtiel, fijnmazig beheer, is de groene glazenmaker hier inmiddels teruggekeerd (zij het in kleine aantallen). Dit geeft aan dat in het gebied belangrijke potenties liggen voor de terugkeer van deze soort.

Figuur 5.2 Samenvattend overzicht van doelsoorten voor de gemeente Uithoorn

Peilbeheer (P)

Een ander belangrijk aandachtspunt is het waterpeilbeheer. Van oorsprong was een natuurlijke peilfluctuatie in het gebied aanwezig: een hoog winterpeil en een laag zomerpeil. Ten behoeve van de landbouw is nu sprake van een vast waterpeil: gedurende het gehele jaar hetzelfde peil. Ook dit heeft geleid tot een achteruitgang in natuurwaarden. Voorbeeld hiervan is de achteruitgang van de rietkraag langs het Zijdelmeer. Door het vaste waterpeil is het riet niet in staat om uit te breiden of zich te verjongen, terwijl de oeverafslag zorgt voor erosie van de rietkraag. De achteruitgang in waterriet heeft onder meer belangrijke negatieve gevolgen voor moerasvogels.

Het vaste waterpeil is vermoedelijk ook een belangrijke reden voor de beperkte rietontwikkeling in het helofytenfilter ten zuiden van het Zijdelmeer. In het veenweidegebied zorgt het vaste peil voor een beperkte ontwikkeling van oevervegetatie. Overigens zijn hier beperkte kansen voor omvorming naar een natuurlijk peilbeheer, aangezien het gebied vrijwel volledig in pacht is uitgegeven en er slechts in beperkte mate aankoopgelden beschikbaar zijn.

Versnippering (V)

Een samenhangend netwerk van groengebieden en verbindingen is van groot belang om de verspreiding van, en contacten tussen, dieren en planten te kunnen waarborgen. Het tegengaan van versnippering binnen de ecologische structuur van Uithoorn is dan ook belangrijk. De realisatie van ecologische verbindingszones, zoals langs de Drecht, langs de Amstel en langs de Hollandse dijk vanaf de Amstel is vanuit dit oogpunt van belang. Ook knelpunten op deze routes dienen te worden aangepakt. De knelpunten betreffen onderdelen of elementen die conflicteren met de continuïteit van de ecologische structuur, zoals wegen en waterlopen. De inrichting van de ecologische verbindingszones dient te worden afgestemd op de eisen van de relevante doelsoorten. Door middel van faunapassages dienen knelpunten in het functioneren van de ecologische structuur te worden opgelost. Daarbij verdient met name de versnippering van de belangrijkste groengebieden en doorgaande verbindingen aandacht.

Voor Uithoorn kunnen de volgende knelpunten worden aangemerkt:

  • Door aanwezigheid van stedelijk gebied bij de Amstelbrug is sprake van een doodlopende ecologische verbinding (vanuit het Zijdelmeer).

  • Nog aan te leggen en bestaande infrastructurele werken dienen te worden voorzien van faunapassages. Specifieke knelpunten in Uithoorn:

  • De bestaande N201 (onder meer kruispunt Zijdelweg);

  • De N231, ten westen van de Kwakel;

  • De dijk langs de ringvaart vanaf De Kwakel richting Vrouwenakker;

  • Vrouwenakkerse brug.

In een nadere analyse dienen de knelpunten binnen de ecologische structuur van Uithoorn in beeld te worden gebracht. Een eenvoudige analyse van doorgaande groene verbindingen met kruisende verkeersinfrastructuur kan hiervoor als basis dienen. Na een prioritering kunnen hiervoor vervolgens oplossingsrichtingen worden gezocht.

Inrichting en beheer (I)

  • Langs het Zijdelmeer is afbraak van riet gaande. Om dit tegen te gaan wordt het wenselijk om op een aantal plaatsen wilgentenen beschoeiing aan te brengen. Ook kan worden gedacht aan maatregelen gericht op herstel en uitbreiding van rietvegetaties langs het Zijdelmeer. Verantwoordelijke instantie: DWR / Landschap Noord-Holland (LNH).

  • Ook langs de Amstel en de Drecht is slechts spaarzaam riet aanwezig. Voor flora en fauna is de ontwikkeling van rietzones van belang. Verantwoordelijke instantie: Gemeente Uithoorn.

  • Langs de Amstel zijn een aantal oeverlandjes gepland en zijn een beperkt aantal aanlegplekken voor de pleziervaart beschikbaar. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de huidige en potentiële natuurwaarden (zoals vleermuizen) en de functie als ecologische verbindingszone.

  • Verantwoordelijke instantie: Gemeente Uithoorn.

  • Verdroging van relatief natte vegetatietypen (lage waterstanden) en de matige waterkwaliteit van het Zijdelmeer, waardoor het gebied verruigt. Verantwoordelijke instantie: DWR / LNH.

  • Spoordijk waarop een busbaan naar Aalsmeer (inclusief busstations) gepland zijn, waardoor het functioneren als verbindingszone kan worden verminderd. Verantwoordelijke instantie: Gemeente Uithoorn.

  • Potentiële aantasting van groengebieden door nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Verantwoordelijke instantie:

  • Gemeente Uithoorn.

  • Maaibeheer (van bijvoorbeeld de busbaan en de Watsonweg), dat onvoldoende is afgestemd op de aanwezige en potentiële natuurwaarden. Ook is de ondergroei in plantsoenen slecht ontwikkeld. Verantwoordelijke instantie:

  • Gemeente Uithoorn.

  • Voorgestelde verdichting in het stedelijk gebied (Nota Ruimte), omdat het verlies aan groen tot gevolg kan hebben.

Verstoring (S)

  • De aanwezigheid van Schiphol heeft verstoring tot gevolg vanwege geluidsoverlast.

  • Het kassengebied heeft een verstorende werking, vanwege verlichting (verstoring dag/nachtritme van organismen) en bestrijdingsmiddelen. Vanwege de hoge natuurwaarde van het aangrenzende veenweidegebied dient uitbreiding van glastuinbouw nadrukkelijk te worden voorkomen.

  • Broedgebieden van vogels dienen (met name in het veenweidegebied) voor recreanten te worden afgesloten in het broedseizoen, ten behoeve van de rust. Nieuwe recreatieve voorzieningen zoals fiets- en wandelpaden dienen met zorg te worden ingepast, rekening houdend met aanwezige natuurwaarden.

5.4 Analyse kansen

Belangrijke kansen liggen in het versterken van de natuurwaarden van de huidige groengebieden en bestaande verbindingen, door gewijzigd beheer en herinrichting. Daarbij wordt met name gedacht aan optimalisatie van het veenweidegebied en het Zijdelmeer, kerngebieden in het kader van de EHS. Daarnaast heeft de gemeente voor de forten een bijzondere verantwoordelijkheid. Ook kunnen nieuwe gebieden worden verworven en afgestemd op de eisen van relevante doelsoorten en ecologische verbindingen worden gerealiseerd om het netwerk van groengebieden in de gemeente Uithoorn te versterken. Daarbij verdienen met name de belangrijkste verbindingen prioriteit: de Amstel, de Drecht en de Vuurlijn/Ringvaart. Het ontsnipperen van verkeersinfrastructuur voor fauna is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Binnen de huidige groenstructuur van Uithoorn zijn belangrijke kansen aanwezig door middel van een aanpassing van het (maai)beheer. Aanvullend hierop zijn de volgende specifieke kansen van belang:

Inrichting en beheer (I)

  • Veenweidegebied: de Kalslagerpolder, Uithoornse polder en de Biezenwaard bieden kansen voor natuurontwikkeling. De Uithoornse polder staat steeds meer onder druk van intensieve veehouderij. Het gebied is echter nog altijd zeer waardevol voor weidevogels. Ook heeft het gebied een belangrijke functie als winteropvanggebied. De veehouderij wordt hier steeds minder rendabel. Door de bestemming aan te passen kan het gebied aankoopwaardig worden voor het Landschap Noord-Holland, waarbij de inrichting meer nadrukkelijk op te ontwikkelen natuurwaarden (krabbenscheer, groene glazenmaker, weidevogels) kan worden afgestemd.

  • Overwogen kan worden om de functie van het helofytenfilter, gelegen in de zone tussen Meerwijk-West en Meerwijk-Oost, te wijzigen waarbij de inrichting van de zone wordt geoptimaliseerd als ecologische verbinding. Het helofytenfilter functioneert slecht en diverse onderzoeken hebben nog altijd geen zicht kunnen geven op een verbetering van het systeem.

  • Het gebied De Banken (in westelijk deel veenweidegebied) is volgens het bestemmingsplan aangewezen als reservaatsgebied. Dit biedt belangrijke kansen voor natuurontwikkeling.

  • Ontwikkeling van het groengebied Amstelgroen langs de Vuurlijn. Dit gebied krijgt een functie voor recreatie, waterberging en natuur. Het kan de functie van de Vuurlijn als provinciale ecologische verbinding versterken.

  • Nieuwbouwlocaties zoals Legmeer-West en Vinckenbuurt, omdat hier maatregelen voor natuur genomen kunnen worden. Voorbeeld is de verbindingszone langs Legmeer-West. Beheer hiervan dient afgestemd te worden op te ontwikkelen natuurwaarden.

  • De aanleg van de nieuwe N201. Er kan worden aangesloten op geplande faunapassages onder de N201. Tevens is voor de aanleg van de N201 natuurcompensatiegebied gepland, in de aangrenzende gemeente.

  • Aanleg van het Egeltjesbos achter de Rozenlaan in De Kwakel. Dit is een zoekgebied voor waterberging, met kansen voor natuur.

  • Het inrichten van natuurvriendelijke oevers langs sloten en watergangen, ten behoeve van flora en fauna.

Proces (P)

  • Het verzorgen van deskundige voorlichting ten aanzien van natuur en milieu, zodat onnodige verstoring van natuur wordt tegengegaan; in samenhang hiermee kunnen regels worden opgesteld om natuur en milieu te beschermen en deze structureel op naleving te controleren en te sanctioneren bij overtreding.

  • Stimuleringsmaatregelen voor natuur, zoals gierzwaluwpannen en extra maatregelen om bijvoorbeeld egels en vleermuizen te helpen.

5.5 Samenvattende visie

De visie richt zich op behoud en versterking van de ecologische structuur en daaraan verbonden natuurwaarden binnen de gemeente Uithoorn. Richtinggevend daarvoor zijn allereerst de doelsoorten die per type groengebied zijn aangewezen (zie staalkaarten in hoofdstuk 4). Door beheer en inrichting af te stemmen op deze doelsoorten, die staan voor een scala aan representatieve soorten, wordt een algehele versterking van natuurwaarden binnen de gemeente Uithoorn bewerkstelligd.

Aanvullend hierop worden voor de Uithoornse natuur een reeks knelpunten en kansen onderscheiden, met name op het vlak van waterkwaliteit, peilbeheer, versnippering, verstoring, inrichting, beheer en proces (communicatie). Door deze knelpunten en kansen gericht aan te pakken wordt een impuls gegeven aan de verdere ontwikkeling van natuurwaarden binnen de gemeente Uithoorn.

Hierop aansluitende maatregelen worden nader uitgewerkt in het volgende hoofdstuk.

Een samenvattend overzicht van de knelpunten en kansen is weergegeven in figuur 5.3.

Figuur 5.3 Samenvattend overzicht van knelpunten en kansen binnen de ecologische structuur van de gemeente Uithoorn.

6 Uitvoeringsprogramma

In dit hoofdstuk wordt de visie vertaald naar concrete inrichtingsen/ of beheersmaatregelen. De maatregelen zijn gebaseerd op de visie en de analyse van kansen en knelpunten. Ook wordt aangesloten bij het recent opgestelde landschapsontwikkelingsplan voor de gemeente.

Hierin worden reeds diverse maatregelen ter versterking van natuurwaarden voorgesteld.

6.1 Maatregelen landschapsontwikkelingsplan

In het uitvoeringsprogramma van het Landschapsontwikkelingsplan staan de projecten benoemd die noodzakelijk zijn om de geformuleerde landschapsvisie te realiseren. Een groot deel van deze maatregelen is van belang met het oog op te versterken natuurwaarden binnen de gemeente Uithoorn. Voorbeelden zijn:

  • Amstel Groen (project 1.1): realisatie van een recreatief gebied onderdeel uitmakend van een strategisch netwerk van groenprojecten;

  • Ecologische verbindingszone ‘Uithoornse Polder’ (project 1.4): realisatie van verbindingszone tussen het veenweidegebied van de gemeente Ronde Venen en de noordelijk gelegen polders rondom Amstelveen;

  • Aanleg faunapassages (project 1.4a): ter hoogte van de toekomstige N201, de huidige N201, de Randweg en de Boterdijk;

  • Subsidieregelingen weidevogels (project 1.4b): diverse maatregelen;

  • Aanleg wegbeplanting en aangepast bermbeheer huidige N201 (project 1.6) en N231 (project 1.7);

  • Natuurontwikkeling oeverlanden Amstelijk-Zuid (project 1.10) en aanpassing beplanting Amsteldijk Zuid (project 1.9);

  • Stimuleren agrarisch natuurbeheer (project 2.3);

  • Waterbuffers (project 3.1): onderzoek naar mogelijkheden voor waterberging, mogelijk te combineren met ecologische inrichting;

  • Inrichtingsplan kleiwinning (project 3.2): combinatie van water, natuur en recreatief medegebruik;

  • Stimuleren agrarisch waterbeheer (project 3.3): onderzoek naar mogelijkheden tijdelijk opzetten waterpeil.

Voor een nadere beschrijving van deze projecten wordt verwezen naar het Landschapsontwikkelingsplan (Nieuwland Advies, 2004).

6.2 Waterbeheer en waterkwaliteit (W)

W1. Maatregelen waterkwaliteit

Een verbetering van de waterkwaliteit is een belangrijk aandachtspunt voor de gemeente Uithoorn. Verontreinigde lozingen dienen te worden tegengegaan. Plaatselijk kan worden gekozen voor geïsoleerde watersystemen, om verontreiniging met rivierwater te voorkomen.

In het project Sanering ongezuiverde afvalwaterlozingen in het buitengebied, uitvoering 2005-2006 wordt een groot aantal verontreinigde lozingen opgeheven. Een nadere analyse van knelpunten en oplossingsrichtingen kan inzicht geven in mogelijke aanvullende maatregelen.

W2. Aanpassen waterpeilbeheer, rietontwikkeling

Er dient onderzocht te worden of plaatselijk het instellen van een natuurlijker waterpeil mogelijk is (hoger winterpeil, laag zomerpeil).

Op deze wijze wordt verdroging tegengegaan, kan oevervegetatie beter tot ontwikkeling komen en krijgt riet de kans om zich uit te breiden en zich te verjongen. Met name voor het Zijdelmeer en het veenweidegebied is deze maatregel van belang. Om verdere afbraak van rietzones tegen te gaan wordt voorgesteld om langs de oever van het Zijdelmeer op een aantal plaatsen wilgentenen beschoeiing aan te brengen. Bij dit project spelen met name DWR en het Landschap Noord-Holland een belangrijke rol.

6.3 Versterking ecologische structuur (E)

E1. Realisatie moerasverbindingen

Het beleid van de Gemeente Uithoorn richt zich op een versterking van de binnen de gemeente aanwezige ecologische verbindingszones.

Bij de moerasverbindingen (zoals Amstel, Drecht en Vuurlijn; deze laatste is overigens tevens een droge verbinding) dient het te gaan om open, bij voorkeur tamelijk helder water met natuurlijke oevers en een kruidenrijke moerasvegetatie, die overgaat in een structuurrijke, plaatselijk ruige grazige vegetatie met hier en daar wat opslag. Verder dienen plaatselijk stapstenen ontwikkeld te worden. Daarbij gaat het om natte kruidenrijke moeras- en graslandvegetaties, open plasjes, plaatselijk opslag en ruigte en eventueel ruimte voor bosvorming.

Binnen de gemeente dient prioriteit te worden gegeven aan de belangrijkste verbindingen, zoals de Vuurlijn en de Amstel. Door het plaatselijk (her)inrichten van natuurvriendelijke oevers kan een versterking van rietzones langs de oevers worden bewerkstelligd, waarvan diverse soorten (onder meer moerasvogels) profiteren (zie figuur 6.1).

Figuur 6.1 Enkele voorbeelden van natuurvriendelijke oeverprofielen (bron: De Boer & Van Eekelen, 2003).

Voor de Amstel staat voor 2006 t/m 2008 het project

Natuurontwikkeling oeverlanden Amsteldijk-Zuid gepland (project 1.10 uit het LOP). Voor de Vuurlijn kan wellicht een koppeling worden gelegd met het provinciale project ‘Aan de slag op de Stelling’ (projecten 1.5 en 4.1 uit het LOP).

E2. Versterking droge verbindingen

De busbaan en de wegbermen binnen de gemeente Uithoorn, begroeid met ruigte en struweel, bos- en mantelvegetatie en grasland, hebben een betekenis als ecologische verbindingszone. Door gericht beheer kan deze ecologische functie van de busbaan en de wegbermen verder worden versterkt. Allereerst zijn er mogelijkheden ten aanzien van het maaibeheer, door dit beter af te stemmen op te ontwikkelen natuurwaarden. Er dient bij voorkeur een verschralend beheer te worden ingesteld, gericht op het afvoeren van voedingsstoffen.

Meest effectief is een hooilandbeheer (maaien en afvoeren), waarbij één of enkele keren per jaar de vegetatie wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Streefbeeld is natuurlijk, bloemrijk grasland, met potenties voor diverse fauna (o.a. zoogdieren, vlinders).

Ook kunnen in de droge ecologische verbindingen geleidelijke overgangen worden nagestreefd tussen hoge en lage typen begroeiingen, met zoom- en mantelvegetaties (zie figuur 6.2 en § 6.2). Ook bij de inrichting van het groengebied Amstelgroen kan hier aandacht aan worden besteed; de beplanting van de huidige N201 gaat hier in de toekomst onderdeel van uitmaken. Hierdoor ontstaan potenties voor diverse diersoorten. Ook ontstaat er foerageergebied voor vleermuizen zoals de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis.

Figuur 6.2 Voorbeelduitwerking zoombeheer (bron: Landschapsbeheer Nederland, 1998).

E3. Realisatie faunapassages

Op diverse plaatsen binnen de gemeente Uithoorn zijn barrières in de ecologische structuur aanwezig. Daarbij gaat het met name om kruisingen met verkeersinfrastructuur. Een aantal belangrijke faunaknelpunten binnen Uithoorn zijn reeds op een rij gezet in § 5.3 en op kaart weergegeven in figuur 5.3. Alvorens een samenhangend pakket van maatregelen op te stellen ter verbetering van de ecologische infrastructuur van Uithoorn, is een nadere analyse van knelpunten gewenst. Op basis van een prioritering kunnen hiervoor vervolgens oplossingsrichtingen worden gezocht. De ecologische structuur zoals gepresenteerd in figuur 5.1 en de eerste analyse van knelpunten zoals opgenomen in figuur 5.3 kunnen daarbij als uitgangspunt worden genomen. Mogelijk kan het opheffen van faunaknelpunten worden gecombineerd met andere lopende projecten, zoals woningbouw en de realisatie van de nieuwe provinciale weg.

Om versnippering te voorkomen of op te heffen kunnen de volgende maatregelen worden genomen (voorkoming of opheffing van barrières):

  • Aanleg van faunatunnels. Daarbij dient:

    • -

      de lengte-/breedteverhouding van de tunnel of overkruising zodanig te zijn dat in ieder geval die soorten waarvoor de passage bedoeld is, er ook effectief gebruik van durven te maken;

    • -

      aan weerszijden van een passageplaats een geleiding aangebracht te worden, bijvoorbeeld in de vorm van rasters. Het type raster (maaswijdte, hoogte, etc.) is afhankelijk van doelsoorten.

    • Ook via (speciaal aangelegde) landschapselementen (beplanting, schermen, aarden wallen, greppels, houtsingels, etc.) kunnen dieren naar de passageplaatsen geleid worden;

    • -

      de locatie van de passage daar gekozen te worden waar nu al sprake is van een migratieroute of waar een migratieroute zal zijn na opheffing van de barrière.

  • Inrichten van bestaande onderdoorgangen of overkruisingen voor medegebruik door dieren. Hierbij kan gedacht worden aan het aanbrengen van loopstroken en/of loopplanken onder bruggen en in natte duikers, het aanleggen van stobbenwallen onder viaducten en het realiseren van onverharde loopstroken voor fauna onder en op viaducten (zie figuur 6.3).

  • Het treffen van snelheidsbeperkende maatregelen, bijvoorbeeld het aanbrengen van verkeersdrempels en wegversmallingen, of zelfs het geheel afsluiten van wegen voor gemotoriseerd verkeer.

  • Het aanbrengen van uittree-plaatsen voor de fauna langs water met een oeverbeschoeiing (met name bij sluizen, gemalen, bruggen en duikers); zie figuur 6.4 en 6.5.

E4. Opstellen inrichtingsplan zone helofytenfilter

Voor de zone tussen Meerwijk-West en Meerwijk-Oost, destijds ingericht als helofytenfilter, dient herinrichting te worden overwogen.

Wanneer daartoe wordt besloten, dient het inrichtingsplan (mede) te worden afgestemd op de functie van het gebied als ecologische verbinding tussen Zijdelmeer en Uithoornse polder. Daarbij zijn onder meer de terreineisen van relevante doelsoorten van belang. Op basis van ecologisch streefbeeld en doelsoorten kan een inrichtingsplan voor het gebied worden opgesteld, dat tevens is afgestemd op recreatief medegebruik van deze zone. Een mogelijke invulling is de realisatie van open water en rietmoeras (ten behoeve van moerasvogels, vissen, amfibieën, ringslang, etc.) met een natuurlijke peilfluctuatie, eventueel in combinatie met waterberging. Bij waterberging dient zorgvuldig te worden gekeken naar de randvoorwaarden vanuit ecologie.

E5. Agrarisch natuurbeheer

Er zijn verschillende manieren waarop weidevogels gestimuleerd kunnen worden: door het sluiten van beheerovereenkomsten, door andere vormen van extensievere agrarische bedrijfsvoering te stimuleren, door (tijdelijke) vernatting van de graslanden (bijvoorbeeld door vooral in het voorjaar water langer vast te houden of tijdelijke peilopzetting). In dit verband kunnen agrariërs actief benaderd worden om beheerovereenkomsten uit de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer af te sluiten (zie project 1.4b uit het LOP) en door het leveren van groene diensten (zie project 2.3 uit het LOP). Ook zijn in overleg met agrariërs wellicht maatregelen mogelijk gericht op de ontwikkeling van krabbenscheervegetaties ten behoeve van groene glazenmaker en zwarte stern, en overige maatregelen ter versterking van de natuurwaarden in het veenweidegebied (zie figuur 6.7).

Figuur 6.7 Voorbeelduitwerking libellen-vriendelijk oeverbeheer (bron: Landschapsbeheer Nederland, 1998).

E6. Natuurontwikkeling veenweidegebied

Door de bestemming aan te passen kunnen (delen van) de veenweidegebieden aankoopwaardig worden voor het Landschap Noord-Holland. Dit biedt kansen voor natuurontwikkeling, gericht op relevante doelsoorten: krabbenscheer, groene glazenmaker, weidevogels en moerasvogels. Door gebieden aan te kopen is de duurzame realisatie van natuurgebied op lange termijn gewaarborgd. Met name in het gebied De Banken (in het westelijk deel van het veenweidegebied) zijn hiervoor goede mogelijkheden; dit gebied is in het bestemmingsplan reeds aangewezen als reservaat.

E7. Nieuwe groengebieden

Binnen de gemeente Uithoorn kunnen nieuwe groengebieden worden ontwikkeld, ter versterking van het ecologisch netwerk. Concrete locaties in de gemeente Uithoorn waar uitbreiding van natuurlijk groen mogelijk is zijn het groengebied Amstelgroen (aansluitend op de Vuurlijn), nieuwbouwlocaties zoals Legmeer-West en het Egeltjesbos (nabij De Kwakel). Door optimalisatie van inrichtings- en beheersmaatregelen kan een belangrijke versterking plaatsvinden van natuurwaarden in de gemeente Uithoorn. Voor nieuwe, natuurlijke groengebieden zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • Er dient zoveel mogelijk te worden gestreefd naar zo groot mogelijke, aaneengesloten gebieden; op deze wijze kunnen dieren en planten zich het best verspreiden en ontstaan er aaneengesloten leefgebieden. Vanuit dezelfde gedachte dient het gebied bij voorkeur aan te sluiten op de ecologische structuur van Uithoorn, zoals geschetst in figuur 5.1.

  • Het groen dient zorgvuldig te worden ingepast in haar omgeving, passend bij het karakter van de omliggende gebruiksfuncties (woonwijk, bedrijventerrein, etc). Ook dient het ecologische ambitieniveau zorgvuldig te worden afgestemd op het te verwachten (recreatieve) gebruik.

  • Het nieuwe groen dient positief door de bewoners gewaardeerd te worden. Is dit niet het geval dan wordt het doel gemist om door middel van natuurbeleving een waarderende houding ten opzichte van de natuur te stimuleren. In hoeverre het positief gewaardeerd wordt hangt onder andere af van de voorlichting richting de bewoners. Door voorlichting te geven over de achterliggende visie, de doeltypen en aandachtssoorten, ecologische processen èn het daarbij gewenste beheer kan getracht worden om meer begrip te creëren voor een ecologische groeninrichting.

E8. Natuurvriendelijke oevers stedelijk gebied

Realisatie van natuurvriendelijke oevers langs bestaande watergangen binnen het kleinschalige stadsgroen. In de periode tussen 2006 en 2011 zijn projecten gepland om bestaande watergangen in het stedelijk gebied om te vormen tot natuurvriendelijke oevers. Hierbij kan een verhoging van de natuurwaarde en de waterberging worden gerealiseerd.

6.4 Communicatie met inwoners Uithoorn (C)

C1. Communicatie natuurkaart

Binnen de gemeente wordt op veel verschillende terreinen gewerkt aan de verbetering van de natuurwaarden in Uithoorn. Het vaststellen van de Natuurkaart is een goed moment om al deze maatregelen voor het voetlicht te zetten met het inrichten van een tentoonstelling en het houden van een voorlichtingsbijeenkomst over de betekenis van de natuurkaart en alle vervolgacties.

C2. Communicatie met inwoners Uithoorn

De gemeente Uithoorn en daarmee ook de gemeentelijke diensten en het gemeentelijke beleid zijn er in de eerste plaats ten dienste van de inwoners van Uithoorn. De inwoners zijn de toetssteen voor het “product” dat de gemeente levert. In dit geval is dat de kwaliteit en de inrichting en het beheer van het openbaar groen. Klachten, wensen, ideeën moeten gehoord en serieus beantwoord worden. De wijze van communicatie tussen publiek en gemeente is hierbij van groot belang. Doelstelling van de communicatie moet zijn:

  • -

    het uitdragen van het gemeentelijke groenbeleid;

  • -

    het bevorderen van een wederzijds begrip voor elkaars standpunten en wensen inzake inrichting en beheer van het groen.

Om dit te verwezenlijken staan de gemeente diverse middelen en mogelijkheden ter beschikking:

  • -

    In het algemeen verspreiding van informatie in/op algemene gemakkelijk toegankelijke media zoals de plaatselijke kranten en nieuwsbrieven, folder, een website, etc.

  • -

    Regelmatige terugkoppeling met betrokken belangengroepen, zoals de Groengroep Uithoorn en de Milieufederatie Noord- Holland. Ook stimuleren dat belangengroepen zelf ideeën aandragen en/of meedenken hoe inrichting en beheer dient plaats te vinden.

  • -

    Onderricht aan gemeentepersoneel/uitvoerders, mede met als doel dat zij weten waarom ze bepaalde werkzaamheden uitvoeren en hoe ze deze werkzaamheden moeten uitvoeren en dat deze mensen ook rechtstreekse vragen van bewoners en belangstellenden kunnen beantwoorden.

  • -

    Het houden van excursies voor, en het bezoeken van voorlichtingsdagen, etc. door medewerkers gemeente en inwoners van de gemeente.

  • -

    Het opzetten van een “monitoringsprogramma” i.s.m. de natuurverenigingen waarbij waarnemingen verzameld worden, gepresenteerd worden (krant, website) en verwerkt worden in de beheerplanning.

6.5 Stimuleringsmaatregelen doelsoorten (D)

In hoofdstuk 4 wordt op staalkaarten per type groengebied een doelsoort aangegeven waar in beheer en inrichting op kan worden ingespeeld. Dit wordt nader toegelicht in § 5.2. Met relatief beperkte middelen kunnen voor de benoemde doelsoorten betere kansen worden gecreëerd. Dit levert niet alleen een bijdrage aan een vergroting van natuurwaarden binnen de gemeente Uithoorn, de projecten bieden tevens kansen een breed publiek te betrekken bij de natuur in Uithoorn. Hieronder worden stimuleringsmaatregelen benoemd ten aanzien van de geformuleerde doelsoorten voor de gemeente Uithoorn. Voor een nadere toelichting op habitateisen en te realiseren inrichting wordt verwezen naar de staalkaarten in hoofdstuk 4.

D1. Maatregelen krabbescheer en groene glazenmaker

Het veenweidegebied van de gemeente Uithoorn is bij uitstek geschikt voor de verdere ontwikkeling van krabbescheersloten en de daaraan gebonden groene glazenmaker. Aansluitend op het succesvolle herstel van krabbescheer en de recente terugkeer van de groene glazenmaker in een terrein van het Landschap Noord-Holland, kan in samenwerking met het LNH worden nagedacht over aanvullende maatregelen in het aangrenzende veenweidegebied (zie ook maatregel E5 en E6). Van belang daarbij is een verbetering van de waterkwaliteit (maatregel W1), vermindering van de schoningsfrequentie, uitzetting van krabbescheer en extensivering van agrarisch gebruik van aangrenzende percelen.

D2. Plan Ringslang

Rondom het Zijdelmeer kunnen diverse kleinschalige maatregelen worden getroffen ter verbetering van het habitat van de ringslang. Te denken valt aan het realiseren van broedhopen, het optimaliseren van de oevers van het Zijdelmeer (maatregel W2) en moerasverbindingen in het gebied (maatregel E1) en de inrichting van het helofytenfilter (maatregel E4). Dit project kan in nader overleg met het Landschap Noord-Holland worden uitgewerkt.

D3. Startnotitie verblijfplaatsen Meervleermuizen

Er dient onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden, aard en financiering van verblijfplaatsen voor meervleermuizen in of nabij de forten, als aanvulling voor de huidige kraamkolonie en het vele geschikte foerageergebied binnen de gemeente.

D4. Plan van aanpak IJsvogel

In dit op te stellen uitvoeringsplan worden maatregelen benoemd om binnen het reguliere beheer van de Biezenwaard kansen te creëren voor de ijsvogel. Daarbij gaat het met name om het creëren van steile, kale oevers waar ze hun hol in kunnen uitgraven. Daarnaast is de aanwezigheid van helder water en overhangende takken van belang.

D6. Kleinschalige maatregelen Bunzing

Binnen de gemeente Uithoorn is voor de toekomst op diverse plaatsen nieuw parkgroen gepland. De inrichting met kleinschalige landschapselementen kan mede worden afgestemd op de eisen van de bunzing.

D7. Egeltjesproject

Om een meer ecologisch beheer van particulier groen te stimuleren kan in het kader van buurtbeheer een egeltjesproject worden gestart waarbij bewoners informatie kunnen verkrijgen om de leefomgeving voor egels in hun eigen tuin te verbeteren. Dit kan tevens een aanknopingspunt zijn om bewoners verder te informeren over natuurvriendelijke inrichting en beheer van particulier groen. Ook kinderen kunnen bij dit project worden betrokken met het bouwen van egelwoningen.

D8. Stimuleringsplan Steenuil

Mogelijk kan in samenwerking met LTO Noord een stimuleringsproject worden gestart voor het plaatsen van nestkasten in het kleinschalige glastuinbouwgebied. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan behoud van bestaande nestplaatsen van de steenuil, zoals knotbomen en oude schuren.

D9. Stimulering Snoekenhabitat

Binnen het grootschalige glastuinbouwgebied komen met name de watergangen in aanmerking voor een versterking van natuurwaarden.

Door verbetering van de waterkwaliteit kunnen betere kansen ontstaan voor de Snoek. Daarbij dient het te gaan om de ontwikkeling van helder water met een rijke waterplantenvegetatie. Voor deze maatregel kan mogelijk worden aangehaakt bij het project 3.1 uit het LOP (zie § 6.1). Daarnaast zijn er sterke relaties met de projecten W1, W2 en E1.

7 Handleiding toepassing Flora- en faunawet

Om in de toekomst bij ruimtelijke ingrepen goed rekening te kunnen houden met de Flora- en faunawet, is hiervoor een handleiding gemaakt. Daarbij wordt ingegaan op het wettelijk kader en de te volgen procedures bij een ruimtelijke ingreep. Deze rapportage vormt hierbij een belangrijk hulpmiddel, aangezien het inzicht geeft in de aard en waarde van de aanwezige groengebieden, en op de aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren.

Voorliggende rapportage biedt belangrijke gegevens op basis waarvan een toetsing van ruimtelijke projecten plaats kan vinden. Dit rapport beschrijft echter slechts een momentopname. Bij daadwerkelijke toetsing van ruimtelijke ingrepen dient actualisatie van de gegevens plaats te vinden; de natuurkaart biedt slechts een eerste houvast. Het beschrijft de te verwachten flora en fauna op gebiedsniveau, op basis van bestaande veldinventarisatiegegevens, literatuur en deskundigenoordeel.

Bij toetsing van concrete ruimtelijke maatregelen dient te allen tijde een verkennende veldinventarisatie op de betreffende locatie plaats te vinden, om na te gaan welke specifieke natuurwaarden op die betreffende locatie actueel zijn.

7.1 Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wetgeving. De belangrijkste Europese wetgevingselementen zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Soortenbescherming en gebiedsbescherming staan grotendeels los van elkaar en hebben ieder hun eigen werking. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet (2002), de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998, die na behandeling in de Eerste Kamer in 2005 van kracht zal worden. In het kader van de soortenbescherming wordt een onderscheid gemaakt tussen verbodsbepalingen, waarvan vrijstelling of ontheffing kan worden verkregen, en de zorgplicht, die te allen tijde geldt.

Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn

De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn van kracht in alle Europese lidstaten. Beide hebben twee beschermingsstrategieën: het beschermen van leefgebieden en het beschermen van specifieke soorten en habitats. In (de directe omgeving van) de gemeente Uithoorn zijn geen Vogel- en/of Habitatrichtlijngebieden aanwezig.

Flora- en faunawet

De bescherming van dier- en plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora- en faunawet geregeld. Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel verbodsbepalingen als een zorgplicht.

De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij principe'. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Voor verschillende categorieën soorten en verschillende activiteiten zijn vrijstellingen of ontheffingen van deze verbodsbepalingen mogelijk. Hiervoor gelden verschillende voorwaarden (zie onder).

Naast de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt de zorgplicht ten aanzien van alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving (zie kader). De zorgplicht geldt altijd, voor iedereen en in alle gevallen.

Algemene Maatregel van Bestuur

De Minister van LNV heeft door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur de regelgeving rond de Flora- en faunawet aangepast, zodat de werking van de wet eenvoudiger wordt. Het belangrijkste gevolg is dat de procedures bij ruimtelijke ingrepen en bij bestendig gebruik en beheer aanzienlijk eenvoudiger worden, aangezien voor de meest algemene soorten er een vrijstelling van de verbodsbepalingen komt (voor onder meer ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer). De interpretatie van een aantal artikelen is, onder meer door het ontbreken van jurisprudentie, nog niet op alle punten geheel helder.

Bij het toepassen van de Flora- en faunawet wordt voortaan een onderscheid gemaakt in drie categorieën van beschermde soorten:

  • FF1.

    De algemene beschermde soorten waarvoor ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig gebruik en beheer een vrijstelling zonder nadere voorwaarden geldt. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend voor het verjagen, verontrusten, verstoren en onopzettelijk doden van deze groep soorten, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. De zorgplicht blijft van kracht.

  • FF2.

    De bedreigde beschermde soorten: voor een aantal soorten planten en dieren geldt een strikter beschermingsregime. Omdat ze in Nederland als bedreigd worden beschouwd.

  • Vrijstelling geldt als op basis van een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

  • FF3.

    De strikt beschermde soorten: alle vogelsoorten alsmede planten diersoorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen als bedreigde soorten (genoemd in Bijlage 1 van het betreffende besluit).

  • Voor verstoring (met wezenlijke invloed) van deze soorten kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen.

  • Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling ten aanzien van de verbodsbepalingen in artikelen 8, 9, 11 en 12, mits men werkt op basis van een door de minister goed gekeurde gedragscode.

  • Voor het overtreden van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk.

  • Ontheffing kan alleen worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is, er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang en er geen afbreuk worden gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Een compensatieplan, waarin wordt aangegeven hoe schade aan een soort wordt voorkomen, dan wel wordt gecompenseerd, is doorgaans vereist.

Daarnaast is er een kleine categorie van zeldzame soorten die op Bijlage II van de Habitatrichtlijn voorkomen, maar niet beschermd zijn op grond van de Flora- en faunawet. Derhalve bestaat er geen noodzaak of mogelijkheid ontheffing aan te vragen voor ingrepen die deze soorten kunnen beïnvloeden. Deze soorten zijn (strikt) beschermd in de Speciale Beschermingszones, die ten behoeve van deze soorten zijn ingesteld. Voor het plegen van ingrepen in zulke gebieden geldt altijd het afwegingskader van de Habitatrichtlijn.

Dergelijke gebieden komen echter niet voor in (de directe omgeving van) de gemeente Uithoorn.

Binnen de gemeente Uithoorn komen beschermde soorten van alle drie de bovengenoemde categorieën (FF1, FF2 en FF3) voor. Op de staalkaarten, zoals opgenomen in hoofdstuk 4, wordt per deelgebied aangegeven om welke soorten het gaat.

Verbodsbepalingen volgens de Flora- en faunawet

 

 

Verboden handelingen met betrekking tot beschermde planten:

Artikel 8:

Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten.

Artikel 13:

Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van planten.

 

 

Verboden handelingen met betrekking tot beschermde dieren:

Artikel 9:

Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren.

 

Het met het oog van bovenstaande doelen opsporen van dieren.

Artikel 10:

Het opzettelijk verontrusten van dieren.

Artikel 11:

Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren;

Artikel 13:

Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van dieren.

Zorgplicht volgens de Flora- en faunawet

Artikel 2:

1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

 

2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. In (de directe omgeving van) de gemeente Uithoorn zijn geen gebieden aanwezig die vallen onder de Natuurbeschermingswet.

7.2 Te volgen procedures bij ruimtelijke ingrepen

Uitvoeren Quick scan beschermde flora en fauna

De eerste stap bij het toetsen van een ruimtelijke ingreep aan de natuurwetgeving is veelal het laten uitvoeren van een quick scan. Een quick scan betreft een beoordeling van de huidige aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren in het plangebied en de directe omgeving. Daarnaast worden de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten beoordeeld. De resultaten van de quick scan kunnen dienst doen bij de onderbouwing van de ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet.

Tevens wordt nagegaan of de ingreep plaatsvindt binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke ingrepen zijn in deze gebieden niet toegestaan, tenzij die ingreep een aantoonbaar zwaarwegend maatschappelijk belang dient en aan dit belang niet redelijkerwijs elders of op andere wijze tegemoet kan worden gekomen. Wanneer na de maatschap74 pelijke afweging een ruimtelijke ingreep wordt toegestaan in de EHS, is de initiatiefnemer van de ingreep verplicht het compensatiebeginsel toe te passen, dat onderdeel uitmaakt van het Structuurschema Groene Ruimte (SGR).

Een beoordeling in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of Natuurbeschermingswet is binnen de gemeente Uithoorn niet nodig, aangezien er in (de directe omgeving van) de gemeente Uithoorn geen gebieden aanwezig zijn die vallen onder deze wet- en regelgeving.

  • Gebruik staalkaarten:

  • Voorliggende rapportage biedt belangrijke basisgegevens op grond waarvan actuele natuurwaarden in kaart kunnen worden gebracht bij toetsing van ruimtelijke projecten.

  • Daartoe dient allereerst te worden bekeken in welk deelgebied het projectgebied ligt (zie figuur 4.1). Per deelgebied wordt op de staalkaarten (zie hoofdstuk 4) een overzicht gegeven van de (mogelijk) voorkomende beschermde flora en fauna volgens de Flora- en faunawet. Door gebruik te maken van de staalkaarten is in één oogopslag duidelijk met welke beschermde soorten rekening moet worden gehouden in het kader van de ingreep.

  • Aanvullend bronnenonderzoek

  • (gericht op meer recente gegevens, voorzover beschikbaar) kan een meer actuele en gedetailleerde inschatting geven van mogelijk voorkomende natuurwaarden op de betreffende locatie, aanvullend op datgene wat reeds in de Natuurkaart is opgenomen. Het bronnenonderzoek kan onder meer uitgevoerd worden door bij het Natuurloket na te gaan voor welke soortgroepen goede verspreidingsinformatie beschikbaar is. Het Natuurloket (www.natuurloket.nl) vermeldt per km2 of er gegevens van beschermde soortgroepen bekend zijn. De onderliggende gegevens over soorten en vindplaatsen kunnen apart worden opgevraagd. De gegevens van het Natuurloket van 2005 voor Uithoorn zijn te vinden in het Bijlagenrapport behorend bij onderliggend rapport. Deze gegevens kunnen op het moment van de ingreep echter verouderd zijn; er dient dus altijd uitgegaan te worden van de meest recente gegevens. Op basis van de staalkaarten in dit rapport, Natuurloketgegevens, verspreidingsatlassen en eventuele aanvullende recente gegevens, kan een lijst opgesteld worden van beschermde soorten die mogelijk in het plangebied voorkomen. Tevens dient nagegaan te worden of er beschermde gebieden in de nabijheid liggen.

  • Terreinbezoek:

  • door het plangebied éénmaal te laten bezoeken door een deskundig ecoloog, wordt zoveel mogelijk concrete informatie verzameld die inzicht kan geven in het huidige voorkomen van beschermde soorten. De onder de vorige punten genoemde lijsten vormen hierbij een referentie. Het veldonderzoek richt zich zowel op directe waarnemingen en sporen als terreinkenmerken, die relevant zijn voor het voorkomen van deze soorten. Gepoogd moet worden om alle terreindelen te bezoeken en te beoordelen, om zodoende ook plaatselijke waarden die niet uit deze natuurkaart kunnen worden afgeleid (zoals het voorkomen van monumentale bomen, kolonies vleermuizen en vogels, etc.) niet te missen.

Rapportage quick scan

De rapportage dient aan te sluiten op het aanvraagformulier voor ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet en dient de volgende onderdelen te omvatten:

  • Een beoordeling van het huidige voorkomen van beschermde soorten op basis van de Natuurkaart, aanvullend bronnenonderzoek en het terreinbezoek.

  • Een beoordeling van de te verwachten effecten van de voorgenomen ingrepen op beschermde soorten.

  • Een lijst van soorten waarvoor een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig is.

  • Indien sprake is van strikt beschermde soorten kan het nodig zijn om een beschrijving van het maatschappelijk belang van het project en van de uitvoering van alternatievenonderzoek te geven en een Project- en compensatieplan op te stellen. Voorzover van toepassing dient in de rapportage tevens uitspraak gedaan te worden over:

  • Advies over de noodzaak mitigerende of compenserende maatregelen te treffen.

  • Aanbevelingen over eenvoudige mitigerende maatregelen om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten te voorkomen of te verzachten.

  • Aanbevelingen over uit te voeren nader onderzoek, indien kennisleemten blijken te bestaan die door de quick scan niet konden worden opgevuld (bijvoorbeeld nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen).

Afbakening quick scan

Een quick scan betreft een momentopname op basis van best professional judgement. Een quick scan betreft geen complete veldinventarisatie.

Een veldinventarisatie omvat verscheidene opnamerondes in het veld die seizoensgebonden zijn en volgens een standaardmethode worden uitgevoerd. Dit betekent dat een quick scan niet in alle gevallen uitsluitsel kan geven over het al dan niet voorkomen van beschermde soorten.

Op basis van de quick scan kan worden aanbevolen om:

  • de basisgegevens van het Natuurloket op te vragen;

  • een aanvullende inventarisatie naar een aantal beschermde soorten uit te voeren;

  • een Project- en compensatieplan op te stellen.

Project- en compensatieplan

Indien binnen het plangebied strikt beschermde soorten voorkomen (beschermde soorten die tevens op de Rode lijst van de betreffende soortgroep staan en soorten die staan vermeld op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn), kan voor het verkrijgen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet een Project- en compensatieplan noodzakelijk zijn. Hierin worden de effecten van de ingreep ten aanzien van deze strikt beschermde soorten in detail beschreven en worden compenserende en mitigerende maatregelen concreet uitgewerkt.

Meer informatie

Door het Ministerie van LNV is een brochure opgesteld met een handleiding hoe om te gaan met de Flora- en faunawet na het inwerking treden van de AMvB van 23 februari 2005 (zie § 7.1). Er wordt ingegaan op de belangrijkste procedures, de gedragscode en er worden enkele relevante begrippen en uitgangspunten van de Flora- en faunawet toegelicht. In bijlage 2 is het stappenplan opgenomen dat onderdeel uitmaakt van deze brochure.

8 Literatuur

Amer Adviseurs b.v. ruimtelijke ordening, 2001. Leefbaarheidsplan De Kwakel, gemeente Uithoorn. Profielschets, toekomstvisie en leefbaarheidsplan. Provincie Noord-Holland i.s.m. NPI.

ANWB, 2004. Topografische Atlas Noord-Holland. Schaal 1:25.000.

B&D Natuuradvies, 2003. Natuureffectrapportage Groenzone Kootpark. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

B&D Natuuradvies, 2003. Natuureffectrapportage Legmeer-West. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

B&D Natuuradvies, 2004. Natuureffectrapportage begraafplaats Uithoorn 2004. in opdracht van de gemeente Uithoorn.

B&D Natuuradvies, 2004. Natuureffectrapportage Flatwijk Europarei. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

Boer, E.J.F. de & R. van Eekelen, 2003. Natuur in de Stad. Uitwerking van het natuurbeleid in Leidschendam en Voorburg.Bureau Waardenburg rapportnr. 02-025, Culemborg.

CUR / IKC-NBLF, 1996. Werkgids Natuurtechniek, Uitvoering van grondwerk. CUR / IKC-NBLF, Gouda / Wageningen. Dienst Waterbeheer en Riolering, 2004. Watergebiedsplan Westeramstel.

DWR, 2000. Waterbeheersplan AGV, 2000-2004. Water in de levende omgeving. Samenvatting, kaarten en factsheets.

DWR, 2003. Nota ecologische doelstellingen voor oppervlaktewateren. In het beheersgebied van Amstel, Gooi en Vecht. Vastgesteld door het algemeen Bestuur van AGV op 20 februari 2003.

Cyber adviseurs voor buitenruimte en organisatie, 1999. ‘Zicht op Groen’. Plan voor ontwikkeling van het openbaar groen in de gemeente Uithoorn.

Gemeente Uithoorn, xxxx. Gemeentelijk Verkeers Veiligheids Plan.

Gemeente Uithoorn, xxxx. Nota implementatie natuurwetgeving.

Goderie, R. & K. Vertegaal, 2000. Evaluatie De Groene As. In opdracht van Stuurgroep Groene As.

Grontmij Advies & Techniek bv, 2002. Vleermuizen Amsteldijk-Zuid. Definitief. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

Grontmij Advies & Techniek bv, 2003. Natuurtoets Amsteldijk-Zuid.

Definitief. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

Grontmij Advies & Techniek bv, 2003. Natuurtoets IBM-terrein Uithoorn. Concept. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

Grontmij Advies & Techniek bv, 2003. Quick scan natuurwaarden bouwplan Admiraal de Ruyterlaan Uithoorn. Definitief. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

Grontmij Nederland, 2004. Stedelijk Waterplan Uithoorn. Eindconcept.

In opdracht van gemeente Uithoorn en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.

Grontmij Noord-Holland / Twynstra Gudde, 2000. Intergemeentelijke Gebiedsvisie. Haarlemmermeer, Aalsmeer, Amstelveen, Uithoorn en de Ronde Venen. Samenvattende Visie. Status: definitief, versie 2. In opdracht van Stuurgroep Glas & Land.

Hanekamp, G., 1997. Poelen. Uitgave Landschapsbeheer Nederland. Utrecht.

Hermy, M. & G. de Blust (red.), 1997. Punten en lijnen in het landschap. Stichting Leefmilieu.

Kwaadsteniet, P.I.M. de, 1990. Natuurlijke oevers in beweging. Stichting LONL, Utrecht.

Landschapsbeheer Nederland, 1998. Handboek Agrarisch Natuurbeheer.

Ministerie van LNV, 2005. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Brochure.

Nieuwland Advies, 2004. Landschapsvisie en Uitvoeringsprogramma.

Landschapsontwikkelingsplan Uithoorn. In opdracht van de gemeente Uithoorn.

Noordhollands Landschap, 1999. Beheerplan Natuurgebied Uithoorn

Noordhollands Landschap 1997-2006. In opdracht van het Noordhollands Landschap.

Oord, J.G., 1995. Handreiking maatregelen voor de fauna langs weg en water. Rapportnr. P-DWW-95-710. RWS-DWW, Delft.

Petrus, R., 1994. Natuurkaart van Uithoorn. Een studie naar de natuurwaarden en ecologische infrastructuur van de gemeente Uithoorn. Opgesteld door de Milieufederatie Noord-Holland & de Groengroep Uithoorn.

Provincie Noord-Holland, 2002. AmstelGroen Gebiedsperspectief.

Eindconcept september 2002 i.o.v. Stuurgroep AmstelGroen.

Provincie Noord-Holland, 1999. Groene Wegen. Een leidraad voor inrichting en beheer van ecologische verbindingszones in Noord-Holland.

Provincie Noord-Holland, 1997. Onderzoeksprogramma Faunabeleid: Kansen voor de groene glazenmaker, een bedreigde libellensoort.

Provincie Noord-Holland, 2002. Rekening houden met Habitatrichtlijnsoorten in Noord-Holland.

Provincie Noord-Holland, 1999. Samen werken aan groene wegen in het Noord-hollandse landschap. Realisatie ecologische verbindingszones in Noord-Holland.

Provincie Noord-Holland, 2003. Streekplan Noord-Holland Zuid. Vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland op 17 februari 2003, nr. 29.

Veen, S.M. & J.M. Reitsma, 2001. Amersfoortse STEK. Stedelijke Ecologie in Kaart: de ecologische structuur van Amersfoort op stadsniveau. Bureau Waardenburg rapportnummer 01-024. I.o.v. Gemeente Amersfoort.

Witteveen+Bos, 2003. Visstandbemonstering Zijdelmeer. December 2002. In opdracht van Dienst Waterbeheer en Riolering.

9 Verklarende woordenlijst

Abiotische factoren

De niet-levende factoren die het voorkomen van soorten of levensgemeenschappen beïnvloeden zoals bodem, water, lucht, licht, temperatuur, etc.

Barrière

Onderbreking in een verbindingsroute waardoor doortrekken onmogelijk of zeer moeilijk is. Een element, bijvoorbeeld een weg, welke de verspreiding of trekroute van plant of dier bemoeilijkt.

Biotoop

Woongebied van een groep van organismen; ruimtelijke eenheid met een karakteristieke homogeniteit, beschouwd vanuit de daarin levende organismen. Leefgebied van planten en dieren als levensgemeenschap. Beplantingen, spontane opslag, grasbermen, poelen, plasjes, slootjes en watergangen met hun water- en oeverbegroeiingen vormen biotopen voor diverse planten- en diersoorten en zijn van belang voor het voorkomen van deze planten en dieren in het gebied.

Compensatiegebied

Gebied waar compensatie van natuurwaarden gepland is c.q. uitgevoerd is, in verband met het verlies van natuurwaarden op een andere locatie.

Doelsoort/gidssoort

Soort waarop inrichting en beheer worden afgestemd. Inrichting en/of beheer worden afgestemd op de eisen van deze soort, met het oog op behoud en/of vestiging van de soort.

DWR

Dienst Waterbeheer en Riolering

Ecologie

Wetenschap die de relaties tussen plant en dier onderling en in hun relatie tot hun omgeving bestudeert.

Ecologische verbinding

Een samenhangend geheel van landschapselementen welke door met name dieren aangewend worden om zich langs te verplaatsen en verspreiden.

EHS

Ecologische Hoofdstructuur: een samenhangend, landsdekkend netwerk van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.

Faunavoorzieningen

Voorzieningen die het dierslachtoffers in het verkeer moeten verkleinen en/of het voor dieren mogelijk maakt een weg veilig te kruisen.

GIS

Geografische Informatie Systemen Helofyten Planten zoals riet, lisdodde, russen en biezen die meestal groeien op de overgang van water naar land (van ondiep water tot zeer vochtige gronden).

IVN

Instituut Voor Natuurbeschermingseducatie

Ministerie van LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit NOZOS Noord-Hollandse Zoogdierstudiegroep PEHS Provinciale Ecologische Hoofdstructuur Rode Lijst Lijst met verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige dier- en plantensoorten, waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed voor de instandhouding.

Toemaeck

Huishoudelijk afval uit stedelijk gebied, waarmee in vroegere tijden landbouwgebied werd opgehoogd en bemest. Gebieden met ‘toemaeck’ zijn vaak chemisch vervuild (lood, cadmium, etc.) maar hebben tevens een hoge archeologische (verwachtings)waarde.

Vegetatie

Het (natuurlijk) plantendek. Het is de ruimtelijke massa van plantenindividuen in samenhang met de groeiplaats en spontaan (uit zichzelf) gerangschikt. Gelijk te stellen aan begroeiing.

Vegetatietype

Indeling van vegetaties op basis van hun floristische samenstelling. Bijvoorbeeld: eikenberkenbos, kamgrasweide.

VZZ

Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming

 

 

Bijlage 1. Kaartenbijlage

Bijlage 2. Stappenplan Flora- en faunawet

Bron: Ministerie van LNV, 2005

Bijlage 3. Richtlijnen voor inrichting en beheer

Hieronder worden een aantal richtlijnen gegeven voor een ecologische uitvoering van inrichting en beheer binnen de ecologische structuur van Uithoorn. Overigens kunnen deze richtlijnen ook in het overige groen worden toegepast.

  • Richting, vorm en type begroeiing etc. van het element dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de aanwezige landschapsstructuur.

  • Werk in de eerste plaats toe naar aaneengesloten groenstructuren. De groenstructuur binnen de bestaande stedelijke omgeving ligt grotendeels vast; dit punt kan met name ingebracht worden bij de aansluiting van het stedelijke groen op het buitengebied en bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke gebieden, zoals Legmeer-west. Binnen de bestaande stedelijke groenstructuren kan men vooral kijken in hoeverre de begroeiingstypen op elkaar aansluiten.

  • Zorg voor voldoende structuurvariatie in de begroeiingen, gelaagdheid en leeftijdsvariatie binnen boselementen en singels.

  • Tijdens de aanlegfase kan hier een begin mee worden gemaakt door verschillende plantafstanden te gebruiken, plantmateriaal van verschillende grootte (ouderdom) te gebruiken en soorten niet gelijkelijk door elkaar te mengen. Het beheer dient vervolgens gefaseerd in tijd en plaats uitgevoerd te worden.

  • Creëer natuurlijke overgangen tussen hoge en lage typen begroeiingen:

  • bos -> mantel -> zoom -> gras (zie figuur 1). Tijdens de aanleg is dit mogelijk door bijvoorbeeld in de rand van voorziene boselementen alleen struiken aan te planten. Bij het beheer kan hierop worden ingespeeld door boomvormers uit de rand van boselementen te verwijderen en stroken langs de boselementen niet vaker dan 1 keer per 3 jaar te maaien.

  • Zorg voor zo lang mogelijke overgangszones tussen verschillende milieutypen / begroeiingstypen. Dit kan bij uitstek in de ontwerpfase ingebracht worden. Voorkom te veel rechtlijnige ontwerpen.

  • Grillige overgangszones bieden veel meer verschillen op klein niveau (microhabitats) en bieden daardoor meer mogelijkheden voor de flora en fauna.

  • Figuur 1 Een natuurlijke overgang tussen hoge en lage vegetaties

  • (bron: De Boer & Van Eekelen, 2003).

  • Instelling van een verschralend maaibeheer voor bermen en grasvelden. Het beheer is hierbij gericht op de afvoer van de plantaardige productie en daarmee voedingsstoffen. Vaak zal dit ook een extensivering van het beheer inhouden. De twee belangrijkste beheermethoden zijn maaien + afvoeren en beweiden.

  • Meest effectief is het beheer van maaien + afvoeren (hooilandbeheer), waarbij één of enkele keren per jaar de vegetatie wordt gemaaid en het maaisel afgevoerd. Bij beweiding is de termijn waarop verschraling plaatsvindt veel groter. Een deel van de opgenomen plantaardige productie wordt namelijk omgezet in mest welke direct weer beschikbaar komt voor de plantengroei.

  • Op locaties waar op grote schaal honden worden uitgelaten, zijn de kansen voor een verschralingsbeheer beperkt.

  • Maak brede overgangszones tussen water en land (natuurvriendelijke oevers); zie figuur 6.1. Zowel boven als onder water moeten flauwe taluds worden gerealiseerd. De afwerking mag enigszins grillig zijn en met kleine hoogteverschillen. Ook hier geldt dat kleine verschillen leiden tot meer mogelijkheden voor flora en fauna. De water- en oevervegetaties die hierdoor tot ontwikkeling komen dragen bij aan een natuurlijke verbetering van de waterkwaliteit. Tevens ontstaan er paaiplaatsen voor vis en is oeverbeschoeiing overbodig.

  • Beperk de hoeveelheid beplanting direct langs de waterkant ter vermindering van de beschaduwing van het water. Dit biedt daardoor betere kansen op de ontwikkeling van ecosystemen in het water. Ook wordt bladval in het water en daardoor de vorming van slib op de waterbodem minder.

  • Bagger tijdig watergangen en vijvers om te voorkomen dat slibophoping op de waterbodem de waterkwaliteit nadelig beïnvloedt. Dit dient bij voorkeur in het najaar te gebeuren.

  • Bagger dient te worden afgevoerd, niet op de kant gezet.

  • Ter versterking van de ecologische waarden kunnen op grazige terreinen poelen worden gerealiseerd. Door variatie aan te brengen in de ligging, grootte, diepte en vormgeving van de poelen wordt de ecologische waarde van de poelen vergroot. Veel poelorganismen leven op de overgang van droog naar nat en zijn dus gebaat bij een zo lang mogelijke, grillige oever. Voor de vormgeving wordt niet uitgegaan van strikte taluds, aangezien variatie in de oever aanwezig moet zijn. Met name voor de noordoevers worden zo flauw mogelijke taluds gehanteerd, gezien de expositie ten opzichte van de zon. Een afwisseling van vlakke en meer steile oevergedeelten draagt bij tot de ontwikkeling van een gevarieerde plantengroei, met goede beschutting voor de diverse poelorganismen. Een principe-profiel van de te realiseren poelen is opgenomen in figuur 2.

  • Periodiek onderhoud is nodig om dichtslibbing van de poelen te voorkomen. De omgeving van de poelen bestaat uit korte gras- of ruderale vegetatie. Hoge struiken of bomen dienen te ontbreken in de directe omgeving van de poelen, met name aan de zuidzijde, om voldoende bezonning te waarborgen. Aangezien soorten als zwarte els en wilg zich al snel spontaan zullen vestigen, dient de poel door een nauwgezet beheer open gehouden te worden. Op enige afstand van de poelen bieden struiken, struweel, bosjes en houtwallen goede nest-, schuil- en foerageermogelijkheden voor insecten, vogels en zoogdieren. De beplantingen zijn van groot belang voor dieren die een deel van hun levenscyclus in het water doorbrengen. Amfibieën vinden er vermolmde stronken om hun winterslaap in door te brengen (Hermy & De Blust, 1997 en Hanekamp, 1997).

  • FIGUUR 2 Principe-profiel poel (bron: Landschapsbeheer Nederland, 1998).

  • Tijdens de aanleg kunnen voor het uitvoeren van grondwerkzaamheden de volgende regels in acht worden genomen (CUR / IKC-NBLF, 1996):

    • -

      Achteruit werken. Eenmaal vergraven en afgewerkte terreindelen niet meer berijden.

    • -

      Voorkom grondverdichting. Dit kan door onder niet te natte omstandigheden te werken, niet te zwaar materieel te gebruiken en gebruik te maken van speciale rijbanen (tijdelijk zandlichaam, rijplaten) voor de aan en afvoer van materiaal en machines.

    • -

      Juiste afstelling van (graaf)machines. Let op de stand van de graafbak, zorg dat het mes van de bak de grond aansnijdt en niet afschraapt of dicht drukt.

    • -

      Gebruik een graafbak met een glad mes en geen graafbak met tanden. Zorg dat er weinig of geen losse grond achterblijft.

    • -

      Het grondwerk richten op verschraling. Het terrein nooit afwerken met teelt- of zwarte aarde.

    • -

      Het materiaal niet opslaan in depots, maar bij voorkeur meteen afvoeren.

    • -

      Zorg voor ervaren personeel en/of een juiste begeleiding van het werk.

  • Zwerfvuil wordt in eerste instantie als een visueel probleem ervaren. Een woonomgeving dient er “netjes” uit te zien. Netjes is in dit verband een relatief begrip maar zwerfvuil hoort niet thuis in het groen. Bepaalde delen van groenvoorzieningen zijn meer gevoelig voor zwerfvuil dan andere. In ruigere begroeiingstypen, in (vooral de randen van) beplantingselementen en in open wateren kan zich makkelijk zwerfvuil ophopen. Papier, plastic en ander materiaal waait er in en blijft er liggen of in de vegetatie hangen. Vaak verlaagt dit voor passerende mensen de drempel om nog meer rommel achter te laten. Daarbij verhoogt het de negatieve associaties die mensen hebben met ruige begroeiing.

  • In de tweede plaats is het ook een milieutechnisch probleem door milieuvreemde stoffen (mogelijk giftige stoffen), die er in kunnen zitten en die het planten- en dierenleven nadelig kunnen beïnvloeden.

  • Voorkomen van het achterlaten van zwerfvuil en het tijdig opruimen van zwerfvuil is derhalve belangrijk voor het slagen en de acceptatie van een meer ecologisch groenbeheer.

  • Bij het instellen van een meer ecologisch beheer dienen de specialisten van de buitendienst hierin te worden opgeleid. Een goede methode hiervoor is het geven van cursussen in ecologisch groenbeheer. Tevens dient het beheer per groeneenheid in een plan te worden vastgelegd.

04-370 Bijlagenrapport 2

Bijlage 1 kaartje 1 Vegetatie

Bijlage 1 kaartje 1 Vegetatie 2

Bijlage 1 kaartje 2 Vogels buitengebied

Bijlage 1 kaartje 2 Vogels buitengebied Rode lijstsoorten

Bijlage 1 kaartje 3 Zoogdieren

Bijlage 1 kaartje 4 Muizen

Bijlage 2 Stappenplan Flora en Faunawet

Bijlage 3 Figuur 1 Een natuurlijke overgang tussen hoge en lage vegetaties

Bijlage 3 Figuur 2 Principe-profiel poel

Figuren 6.3 tot en met 6.7

Figuur 2.1 Kaart met toponiemen

Figuur 2.2 Landschapstypen in de omgeving van Uithoorn

Figuur 2.3 Bodemkaart Gemeente Uithoorn

Figuur 3.1 Ecologische verbindingen en kerngebieden binnen de PEHS

Figuur 3.2 Potentiele ecologische infrastructuur volgens het plan voor ontwikkeling van het openbaar groen in de gemeente Uithoorn

Figuur 3.3 Natuurgebied Uithoorn

Figuur 4.1 Typen groengebieden binnen de gemeente Uithoorn. Ook de verschillende ecologische verbindingen zijn in de kaart opgenomen.

Figuur 5.1 Ecologische structuur gemeente Uithoorn

Figuur 5.2 Samenvattend overzicht van doelsoorten voor de gemeente Uithoorn

Figuur 5.3 Samenvattend overzicht van knelpunten en kansen binnen de ecologische structuur van de gemeente Uithoorn.

Figuur 6.1 Enkele voorbeelden van natuurvriendelijke oeverprofielen

Figuur 6.2 Voorbeelduitwerking zoombeheer (bron, Landschapsbeheer

Illustratie bij 5.3 Analyse knelpunten (Verkeersinfrastructuur zoals de brug over de Amstel)

Illustraties bij 4.3 Groene verbindingen

Factsheet 1

Factsheets 2 pag 1-4

Factsheets 2 pag 5-8

Factsheets 2 pag 9-12

Voetnoot

[1]

Dit is reeds opgenomen in de plannen dit water niet op openbaar water te lozen maar op de riolering of in opvangtanks (binnen het project ‘Sanering ongezuiverde afvalwaterlozingen buitengebied Gemeente Uithoorn’).