Regeling vervallen per 29-04-2020

Regeling bezwaarschriftencommissie college, burgemeester en leerplichtambtenaar gemeente Uithoorn 2020

Geldend van 14-01-2020 t/m 28-04-2020

Intitulé

Regeling bezwaarschriftencommissie college, burgemeester en leerplichtambtenaar gemeente Uithoorn 2020

Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en de leerplichtambtenaar gemeente Uithoorn;

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de bepalingen in artikel 108, eerste lid van de Gemeentewet besluit vast te stellen de volgende regeling:

Regeling bezwaarschriftencommissie college, burgemeester en leerplichtambtenaar gemeente Uithoorn 2020

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: de commissie van advies voor de bezwaarschriften van de gemeente Uithoorn die is ingesteld op basis van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • c.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

HOOFDSTUK II Behandeling van de bezwaarschriften

Paragraaf 1 De bezwaarschriftencommissie

Artikel 2 Inleidende bepaling

  • 1. Er is een commissie ter advisering van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar.

  • 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen:

    • a.

      besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      besluiten betreffende rechtspositionele zaken.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit tenminste acht leden.

  • 2. De voorzitter en de leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door het college. Het college benoemd de leden tegelijk eveneens als voorzitter.

  • 3. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de gemeente Uithoorn dan wel de overige DUO gemeenten dan wel Duo+ zelf.

Artikel 4 Onderverdeling commissie in kamers

  • 1. De commissie bestaat uit twee kamers, te weten een sociale kamer en een Algemene kamer. De sociale kamer brengt advies uit over bezwaarschriften die aan haar worden voorgelegd over besluiten op het terrein van sociale wetgeving. De Algemene kamer brengt advies uit over alle overige bezwaarschriften die aan de commissie ter advisering worden voorgelegd.

  • 2. Elke kamer bestaat uit tenminste twee leden en een voorzitter.

  • 3. Er is sprake van een roulerend voorzitterschap.

  • 4. De commissie regelt bij ontstentenis onderling de vervanging.

  • 5. Met betrekking tot de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening, voor zover daar niet uitdrukkelijk van wordt afgeweken, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Secretaris

  • 1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar, in dienst van de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+.

  • 2. Het college wijst een genoegzaam aantal secretarissen aan. De secretarissen vervangen elkaar.

  • 3. Alle gedragingen, handelingen en werkzaamheden van de secretaris vallen onder verantwoordelijkheid van de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+.

Artikel 6 Zittingsduur

  • 1. De leden van de commissie worden door het college benoemd voor een periode van 4 jaar.

  • 2. De leden kunnen één keer worden herbenoemd.

  • 3. De leden kunnen op elk moment ontslag nemen.

  • 4. De aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan een lid op elk moment schorsen of ontslaan anders dan op eigen verzoek.

Artikel 7 Presentiegeld / financiële tegemoetkoming

Ter voorbereiding van en voor het bijwonen van een zitting ontvangt de voorzitter, respectievelijk een lid een door het college vast te stellen vergoeding.

Paragraaf 2 Procedure

Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift, met daarbij de overgelegde stukken, wordt binnen 5 werkdagen in handen gesteld van de secretaris van de commissie.

  • 3. Het bezwaarschrift wordt door de secretaris toebedeeld aan een kamer.

  • 4. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat een bezwaarschriftencommissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden

  • 1. De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van de regeling uitgeoefend door de voorzitter van de commissie. De voorzitter kan deze bevoegdheden opdragen aan de secretaris. Het gaat om de volgende bevoegdheden:

    • a.

      artikel 2:1, tweede lid, voor wat betreft het opvragen van een schriftelijke machtiging van de gemachtigde;

    • b.

      artikel 6:6, voor wat betreft het de indiener stellen van een termijn voor het verzuim;

    • c.

      artikel 6:17, voor wat betreft de verzending van de stukken tijdens de behandeling door de commissie;

    • d.

      artikel 7:4, tweede lid, voor wat betreft het ter inzage leggen van stukken;

    • e.

      artikel 7:6, vierde lid, voor wat betreft het achterwege laten van informatie omtrent het verhandelde tijdens het horen.

  • 2. De bevoegdheid als bedoeld in artikel 7:10, derde en vierde lid van de wet, voor wat betreft een verdaging van de beslissing op bezwaar, kan door de secretaris worden uitgeoefend, in welk geval daarvan mededeling wordt gedaan aan belanghebbenden en het verwerend bestuursorgaan.

Artikel 10 Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de commissie en de secretaris zijn in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen (laten) inwinnen en hen zo nodig (laten) uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen.

  • 3. Indien kosten zijn verbonden aan het vermelde in lid 1 en 2 is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 11 Hoorzitting

  • 1. De secretaris van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet wat betreft het afzien van het horen van een belanghebbende.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het in het tweede lid genoemde artikel besluit van het horen af te zien vermeldt hij dit gemotiveerd in het advies.

Artikel 12 Uitnodiging zitting

  • 1. De belanghebbenden en het verwerend orgaan worden ten minste tien dagen voor de zitting schriftelijk uitgenodigd door de secretaris.

  • 2. Binnen drie dagen na de verzenddatum van de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de secretaris verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De secretaris is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 13 Quorum

  • 1. De commissie adviseert met drie leden conform artikel 7:13 van de wet

  • 2. Voor het houden van een zitting is vereist, dat een minimaal aantal van 2 commissieleden aanwezig is, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger.

Artikel 14 Niet deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 15 Openbaarheid zitting

  • 1. De hoorzittingen van de Algemene kamer zijn voor iedereen toegankelijk.

  • 2. De commissie kan beslissen dat het horen achter gesloten deuren plaatsvindt. De commissie kan hiertoe ambtshalve beslissen of op verzoek van de bezwaarmaker, van de vertegenwoordiger van het verwerend orgaan of van een eventuele belanghebbende.

  • 3. De hoorzittingen van de Sociale kamer vinden achter gesloten deuren plaats.

Artikel 16 Schriftelijke verslaglegging

  • 1. Het verslag bedoelt in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag vermeldt, in het kort, hetgeen over en weer tot de zaak is betoogd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvindt, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag of aan het advies van de commissie kunnen worden gehecht.

  • 5. In plaats van een afzonderlijk verslag, kan het verslag worden opgenomen in het schriftelijke advies van de commissie.

  • 6. Het (afzonderlijke) verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 17 Nader onderzoek

  • 1. Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek doen/laten verrichten.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op een dergelijk verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze regeling die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Artikel 10 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Raadkamer en advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

    • a.

      De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

    • c.

      Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.

  • 2. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 3. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 19 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1. Het advies wordt, onder medezending of verwerking van het verslag als bedoeld in artikel 16 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift beslist.

  • 2. Indien op grond van artikel 10 vooronderzoek of op grond van artikel 17 nader onderzoek wordt verricht bij een extern (advies)orgaan is uitstel mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

  • 3. Indien de termijn van twaalf weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing op bezwaar, kan de secretaris tijdig de beslissing op bezwaar verdagen.

  • 4. Van een besluit tot verdaging ontvangen de verweerder en de belanghebbende een schriftelijk bericht.

Artikel 20 Jaarverslag.

De commissie brengt jaarlijks voor 1 april aan het college en de burgemeester van de gemeente verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande jaar.

HOOFDSTUK III Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling bezwaarschriftencommissie college, burgemeester en leerplichtambtenaar gemeente Uithoorn 2020 treedt in werking na de dag van bekendmaking.

  • 2. De regeling bezwaarschriftencommissie college burgemeester gemeente Uithoorn 2006 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 22 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bezwaarschriftencommissie gemeente Uithoorn 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2019

de secretaris,

dhr. drs. E.M. Voorhorst

de burgemeester,

dhr. P.J. Heiliegers

 

Aldus vastgesteld op 10 december 2019

de burgemeester,

dhr. P.J. Heiliegers

 

Aldus vastgesteld op 10 december 2019

de leerplichtambtenaar,

mw. A. de Jong

Artikelsgewijze toelichting op de regeling bezwaarschriftencommissie college, burgemeester en leerplichtambtenaar gemeente Uithoorn

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de regeling vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn enkel die begripsbepalingen opgenomen die niet in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn omschreven. Zo ontbreekt bijvoorbeeld een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de regeling voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in deze regeling ook aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan 1. Het college van burgemeester en wethouders, 2. de burgemeester of 3. de leerplichtambtenaar betreffen. De raad valt niet onder deze regeling.

Artikel 2 Inleidende bepalingen commissie

Dit artikel spreekt in principe voor zich. Bepalend is dat het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar zich over ingediende bezwaren laat adviseren door de door hen aangewezen (onbevooroordeelde) deskundigen die tezamen de bezwaarschriftencommissie worden genoemd. Met uitzondering van de onder lid 1, a en b in dit artikel genoemde besluiten adviseert de commissie het college, de burgemeester en de leerplichtambtenaar over alle ontvangen bezwaarschiften naar aanleiding van besluiten zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb genomen door deze bestuursorganen.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. De Adviescommissie is een door het college aangewezen groep terzake deskundigen die het bestuursorgaan adviseert over bezwaarschriften. Een voorzitter/lid van de commissie moet worden benoemd, geschorst en ontslagen door het college. De commissie is een onafhankelijke/onbevooroordeelde commissie, dat betekent dat de leden van de commissie geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de gemeente Uithoorn, dan wel de overige DUO gemeenten, dan wel de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+.

Artikel 4 Commissie en Kamers

Gezien de verschillende vakgebieden waarop de besluiten en bezwaren betrekking hebben en het aantal bezwaarschriften is ervoor gekozen om de adviescommissie onder te verdelen in twee kamers:

  • De Sociale Kamer; die belast is met bezwaren n.a.v. besluiten betreffende de sociale zekerheid zoals bijvoorbeeld besluiten op grond van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, Leerlingenvervoer en besluiten genomen door de leerplichtambtenaar.

  • De Algemene Kamer, die belast is met bezwaren n.a.v. alle overige besluiten zoals bijvoorbeeld besluiten n.a.v. een WOB-verzoek, een verzoek om een omgevingsvergunning, een besluit tot handhaving, subsidiebesluiten enz.

Artikel 5 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris van de (advies)commissie wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een adviescommissie beschikt over een ambtelijk secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. De secretaris coördineert de afhandeling van een ingekomen bezwaarschrift. De secretaris verzorgt de ontvangstbevestiging, plant en organiseert de hoorzittingen, nodigt de belanghebbende(n), de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan uit voor de hoorzitting, legt de stukken ter inzage, zorgt voor het verslag en bereidt het advies voor van de commissie. Gezien de omvang van de werkzaamheden en om vervanging te garanderen worden alle medewerkers van het team Juridische Zaken van de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+ benoemd als secretaris van de commissie zodat vervanging te allen tijde gewaarborgd is. In lid 3 is daarom bepaald dat zijn gedragingen, handelingen en werkzaamheden vallen onder de verantwoordelijkheid van de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+.

Artikel 6 Zittingsduur

Het artikel heeft betrekking op de periode van benoeming van de voorzitter en de commissieleden. Deze bepaling spreekt voor de rest voor zich. De voorzitter/leden worden benoemd voor een periode van 4 jaar en kunnen vervolgens 1 keer worden herbenoemd voor 4 jaar. Er is rekening gehouden met de benoemingsperiode van de wethouders die gelijk is aan de zittingstermijn van de gemeenteraad.

Artikel 7 Presentiegeld / financiële tegemoetkoming

De leden van de commissie die een zitting bijwonen ontvangen per zitting een door het college vastgestelde vergoeding ter voorbereiding en voor het bijwonen van een zitting. Zij tekenen hiervoor per zitting een presentielijst.

Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift

In de Awb (artikel 6:5) is bepaald aan welke eisen een bezwaarschrift moet voldoen, alvorens het in behandeling mag/moet worden genomen. Het gaat met name om de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen.

Een bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend. Het is niet mogelijk het bezwaarschrift per e-mail in te dienen. De bezwaarmaker kan wel via DigiD een bezwaarschrift indienen. Op de website van de gemeente Uithoorn wordt bezwaarmaker daarop gewezen.

Toelichting: Op 1 juli 2004 (zie KB van 25 mei 2004) is de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer inwerking getreden. In deze wet wordt voorgeschreven in welke situaties elektronische communicatie is toegestaan, aan welke voorwaarden die communicatie moet voldoen en in welke situaties de elektronische vorm wordt gelijkgesteld aan schriftelijk verkeer.

Met name de regel dat een bestuursorgaan verkeer via de elektronische weg moet toestaan en dus ook kan uitsluiten, wordt steeds meer als verouderd ervaren. De regering wil in het kader van Digitaal 2017 komen tot de implementatie van het wetsvoorstel modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer. De Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer wijzigt het onderdeel van de Awb dat betrekking heeft op het elektronisch bestuurlijk verkeer. De Awb bevat de algemene regels voor de verhouding tussen de overheid en individuele burgers en bedrijven.

In de huidige Awb is elektronische communicatie tussen burger en overheid vooralsnog alléén toegestaan als beide partijen hier zichtbaar voor open staan.

De modernisering van de wet geeft burgers en bedrijven het recht op elektronisch berichtenverkeer met bestuursorganen. Een bestuursorgaan wordt verplicht voor ieder type aan het bestuursorgaan gericht formeel bericht een elektronische wijze van verzenden aan te wijzen. (Artikel 2:15, eerste lid) Het “recht” op elektronisch verzenden van formele berichten door burgers geldt alleen als dat bericht wordt verzonden op de wijze die het bestuursorgaan heeft aangewezen. (Artikel 2:15, derde lid).

De voerengenoemde wet zal zeer waarschijnlijk ingaan op 1 januari 2021.

Hieronder wordt beknopt aangegeven aan welke minimumeisen een bezwaar moet voldoen. En welke onderwerpen/procedure in de Awb na ontvangst van een bezwaar aan de orde komen:

  • a.

    Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5): naam en adres, de datum waarop het bezwaarschrift is geschreven, een omschrijving en de datum van het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt (of een kopie van het besluit of publicatie), de reden(en) van het bezwaar en een handtekening.

  • b.

    De indieningtermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):

    • 1.

      De indieningtermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).

    • 2.

      De indieningtermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).

    • 3.

      De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).

    • 4.

      Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).

    • 5.

      Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

  • c.

    De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):

    • 1.

      Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij zal worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).

    • 2.

      Doorzendplicht (artikel 6:15).

Ontvangstbevestiging: Na ontvangst van een bezwaar wordt door de een ontvangstbevestiging gegenereerd en verzonden. Als een bezwaarschrift niet voldoet aan de vereisten genoemd van artikel 6:5 Awb, opgesomd onder a of het bezwaarschrift te laat is ontvangen wordt de bezwaarmaker in de ontvangstbevestiging direct in de gelegenheid gesteld zijn verzuim te herstellen en/of toe te lichten waarom hij pas zo laat zijn bezwaren kenbaar maakt.

Als blijkt dat een bezwaarschrift niet binnen 6 weken na datum bekendmaking van het bestreden besluit is ontvangen is het raadzaam de envelop, waarin het bezwaarschift is verzonden/ontvangen te bewaren. De datum van de poststempel kan van belang zijn ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb).

Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven als het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend.

De in artikel 7:13, tweede lid Awb bepaalde melding, dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot twaalf weken met een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10).

Artikel 9 Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 vierde lid Awb beslist de adviescommissie over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid (geen ter inzage legging van stukken vanwege geheimhouding om gewichtige redenen), en 7:5, tweede lid (afzien van horen in het openbaar).

De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt:

Artikel 2:1, tweede lid luidt als volgt:

Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Toelichting:

Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de commissie is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:6 luidt als volgt:

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Toelichting:

De termijn waarbinnen het verzuim kan worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. In de verordening is geen vaste termijn daarvoor opgenomen omdat het niet mogelijk is in algemene zin, voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan).

De indiener moet een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen, maar het moet niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.

Ten slotte wordt gewezen op artikel 7:10 van de Awb, waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17 luidt als volgt:

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

Toelichting:

Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de secretaris. Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).

Artikel 7:4, tweede lid luidt als volgt:

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Toelichting:

Het inzagerecht is als één van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).

Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).

Artikel 7:6, vierde lid luidt als volgt:

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].

Toelichting:

Gerefereerd wordt aan het derde lid van artikel 7:6 dat luit als volgt: “Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.”

Artikel 7:10, derde lid luidt als volgt:

Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.

Toelichting:

Wanneer het bestuursorgaan niet binnen de wettelijke termijn (12 weken) kan beslissen mag het bestuursorgaan, op grond van dit artikel, de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen. Verder uitstel is mogelijk voor zover alle belanghebbenden daarmee instemmen of wanneer de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen worden geschaad.

Artikel 10 Vooronderzoek

De voorzitter van de commissie draagt zorg dat al het noodzakelijke wordt gedaan, om de behandeling van het bezwaar genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente of de Bedrijfsvoeringsorganistatie Duo+, hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen, als extern.

Zo moet het voor hem/haar mogelijk zijn om met de bezwaarmaker in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem/haar bij kennelijke niet-ontvankelijkheid, in overweging te geven, het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden vóórdat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Het blijft ter beoordeling van het bestuursorgaan welke gegevens dat zullen zijn.

Uit de aard van het advies van de commissie vloeit voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen als gegevens worden achtergehouden.

Artikel 11 Hoorzitting

Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 5 van deze regeling. Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien.

Artikel 7:3 luidt als volgt:

Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:

  • a.

    het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is,

  • c.

    de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,

  • d.

    de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of

  • e.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.”

Over c. en d.

Het college mag van de bezwaarmaker in redelijkheid verlangen dat hij aangeeft of hij gebruik wil maken van het horen. Het college kan een bezwaarmaker in de gelegenheid stellen om dit binnen een redelijke termijn kenbaar te maken. Als de bezwaarmaker vervolgens niet binnen de gestelde termijn reageert, mag het college ervan uitgaan dat hij geen prijs stelt op een hoorzitting (artikel 7:3 onderdeel d Awb). Bezwaarmaker hoeft dan in principe ook niet te worden uitgenodigd.

Over e.

Het ligt voor de hand dat als het verwerend orgaan aan het bezwaar van belanghebbende volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:19 Awb waarin is bepaald dat het bezwaar van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de regeling toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing [wel of niet horen] is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaar heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, als van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 12 Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ter zitting ook laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken. Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

Gekozen is voor een termijn van zestien dagen, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, met uitzondering van, onder voorbehoud van verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft niet altijd te worden verleend. Een bezwaarmaker dient tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel wordt niet automatisch gehonoreerd. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient in de regel beperkt te blijven tot een éénmalig uitstel omdat de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.

De toelichting op dit artikel van deze regeling is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 (het indienen van nadere stukken) en 7:8 (het horen van meegebrachte getuigen) van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen. Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen

Artikel 7:4 Awb luidt als volgt:

  • 1.

    Tot tien dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • 3.

    Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

  • 4.

    Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

  • 5.

    Voor zover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

  • 6.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

  • 7.

    Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

  • 8.

    Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.”

Artikel 7:8 luidt als volgt:

Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

Artikel 13 Quorum

Dit artikel spreekt voor zich. Het gaat om het aantal leden, dat op grond van deze regeling minimaal aanwezig moet zijn ter zitting, om te kunnen horen. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 3).

Artikel 14 Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.

Artikel 2:4 luidt als volgt:

  • 1.

    Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.

  • 2.

    Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

Artikel 15 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige regeling is bepaald dat de Sociale Kamer met gesloten deuren hoort omdat er ter zitting met name bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde kunnen komen.

De hoorzitting van de Algemeen Kamer vindt in principe in het openbaar plaats tenzij de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet en de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn om met gesloten deuren te horen.

Horen kinderen/jeugdigen: Op grond van de Awb moet het college iedere belanghebbende in de gelegenheid stellen te worden gehoord, voordat op bezwaar wordt beslist. Dit kan betekenen dat bij bezwaar tegen een jeugdhulpbesluit ook minderjarige kinderen moeten worden gehoord. Zij kunnen immers als belanghebbenden worden aangemerkt. Het hoorrecht van kinderen is expliciet vastgelegd in het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).

In artikel 12 van het IVRK is opgenomen dat elk kind het recht heeft om een eigen mening te vormen en deze vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen. In artikel 12 IVRK wordt voor het horen van kinderen geen leeftijdsgrens genoemd. Dat betekent dus dat ook heel jonge kinderen in principe het recht hebben om gehoord te worden.

In artikel 12 IVRK wordt wel als voorwaarden gesteld dat een kind alleen in de gelegenheid gesteld moet worden om gehoord te worden als hij in staat is om zijn eigen mening te vormen. Als het kind daartoe niet in staat is, geldt het hoorrecht dus niet. Een soort gelijke bepaling is ook opgenomen in artikel 8:21 Awb. In de praktijk wordt ervan uit gegaan dat kinderen van 12 jaar of ouder in staat zijn om een eigen mening te vormen.

Verder vraagt het horen van kinderen extra gesprekstechnieken en vaardigheden van de commissie. Het is niet van zelfsprekend dat de jeugdige weet waar hij zijn mening over moet geven of wat daarvan de consequenties zijn. Het is belangrijk dat de commissie hier extra aandacht voor heeft. Ook kan zich - in het bijzonder bij echtscheidingsstrijd - een situatie voordoen waarbij een kind de mening van één van de ouders overneemt. Het is van belang dat de bezwaarcommissie hierop bedacht is en, door de juiste vragen te stellen, probeert om de eigen mening van de jeugdige te achterhalen.

In dit kader zal - zoals ook gebruikelijk is in familiezaken bij de rechtbank - de jeugdige apart worden gehoord. Bijvoorbeeld voorafgaand aan het horen van de overige belanghebbenden. In het kader van hoor en wederhoor zal de bezwaarcommissie de overige belanghebbenden dan wel op de hoogte stellen van hetgeen de jeugdige heeft verklaard. Een korte en zakelijke weergave is voldoende.

Voor jeugdigen zal een aparte uitnodigingsbrief in begrijpelijke taal worden opgesteld die aansluit bij het niveau van de jeugdige. Gelet op het feit dat bij jeugdhulpbesluiten de belangen van minderjarige jeugdigen betrokken zijn, is het ook aan te bevelen om het horen niet zoals gebruikelijk in het openbaar, maar achter gesloten deuren te laten plaatsvinden.

Artikel 16 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Het is toegelaten dat, in plaats van een afzonderlijk verslag, uit de beslissing op bezwaar blijkt van hetgeen tijdens de hoorzitting is verhandeld.

In het artikel is opgenomen wat in het verslag moeten worden vermeld en dat, als een afzonderlijk verslag wordt gemaakt, het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Is het verslag verwerkt in het schriftelijke advies van de commissie is ondertekening van het verslag niet essentieel, gezien het feit dat het advies ondertekend wordt door de voorzitter en de secretaris.

De commissie maakt van de hoorzitting een geluidsopname ten behoeve van het schriftelijk verslag. Deze geluidsopnamen vervangt niet de schriftelijke verslaglegging. De geluidsopname, wordt uiterlijk 10 weken nadat de beslissing op bezwaar is verzonden verwijderd.

De voorzitter maakt aan het begin van de hoorzitting melding van de geluidsopname en dat deze op gegeven moment definitief weer verwijderd wordt.

Artikel 17 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Deze kunnen aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.

In artikel 7:9 Awb is bepaald dat, als het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan ervoor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.

Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 18 Raadkamer en advies

De commissie beraadslaagt na een hoorzitting altijd achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. Van een minderheidsstandpunt wordt in het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.

Artikel 19 Uitbrengen advies

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb wordt het advies van de commissie schriftelijk uitgebracht en bevat het een verslag van het horen.

Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift. Het advies wordt door de voorzitter van de adviescommissie en de secretaris die ter zitting aanwezig was ondertekend.

Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb twaalf weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de secretaris van de commissie dat, indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald hij tijdig, namens het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaar verdaagt.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is.

Artikel 20 Jaarverslag

Door de commissie wordt jaarlijks een jaarverslag gemaakt. Met dit jaarverslag geeft de commissie een cijfermatig overzicht van de door haar verrichte werkzaamheden. (Hoeveel bezwaarschriften zijn voorgelegd aan de commissie. Hoeveel bezwaren zijn ontvankelijk. Hoeveel bezwaren zijn gerond, enz.) Daarnaast worden door de commissie ook conclusies en aanbevelingen gegeven met de intentie om een bijdrage te leveren aan de verbetering van een gemeentelijke besluitvorming. De commissie kan desgevraagd ook haar bevindingen vermelden aangaande het gemeentelijk beleid.

Artikel 21 Inwerkingtreding

In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en de inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

Artikel 22 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling bezwaarschriftencommissie gemeente Uithoorn 2020.