Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening heffing en invordering van rioolheffing

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening heffing en invordering van rioolheffing

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende zaak of een onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

e. woning: een onroerende zaak als bedoeld in artikel 220a Gemeentewet met dien verstande dat daartoe ook die gedeelten van een onroerende zaak behoren die als perceel kunnen worden aangemerkt en waarvan de waarde ingevolge artikel 220e Gemeentewet buiten de heffingsmaatstaf van de onroerende-zaakbelastingen worden gelaten.

f. niet-woning: elke onroerende zaak of zelfstandig gedeelte daarvan die niet als woning is aan te merken als voornoemd.

g. Waterverbruik: het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede

b. de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

c. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

De belasting wordt geheven:

a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeelt het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

1. Het eigenarendeel van de rioolheffing wordt geheven naar een vast bedrag per perceel dat niet in hoofdzaak tot woning dient (Eigenarendeel niet-woning). Garageboxen en soortgelijke opslagruimten worden daarbij als niet-woning aangemerkt.

2. Ten aanzien van een perceel, dan wel een zelfstandig gedeelte daarvan, dat niet in hoofdzaak tot woning dient wordt het gebruikersdeel van de rioolheffing geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd (Gebruikersdeel niet-woning).

3. Ten aanzien van een perceel, dan wel een zelfstandig gedeelte daarvan, dat in hoofdzaak tot woning dient wordt de rioolheffing geheven naar het aantal feitelijke gebruikers aan het begin van het belastingjaar van het perceel (Gebruikersdeel woning).

4. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

5. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

Artikel 6 Belastingtarieven

Eigenarendeel niet-woning

1. De belasting als bedoeld in artikel 5, eerste lid bedraagt per perceel €  72,45

Gebruikersdeel niet-woning

2. De belasting als bedoeld in artikel 5, tweede lid bedraagt voor een perceel met een waterverbruik:

a. van 0 m³ tot en met 300 m³:

€ 269,60

b. van 301 m³ tot en met 1000 m³:

€ 613,75

c. van 1001 m³ tot en met 2000 m³:

€ 1.225,95

d. van 2001 m³ tot en met 5000 m³:

€ 1.838,70

e. van 5001 m³ tot en met 10000 m³:

€ 2.452,95

f. van 10001 m³ en meer:

€ 3.373,05

Gebruikersdeel woning

3. De belasting als bedoeld in artikel 5, derde lid bedraagt indien het perceel in gebruik is bij een huishouden:

met een omvang tot en met 3 personen:

€ 282,90

met een omvang van meer dan 3 personen:

€ 318,45

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening die op het aanslagbiljet vermeld is.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na het opleggen van de aanslag nog maanden in het belastingjaar overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De ‘Verordening rioolheffing’ van 10 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 november 2017,

De raad van de gemeente Urk,

De griffier, de voorzitter,